5-144

5-144

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 13 MAART 2014 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de terugbetalingen van de zorgkosten van chronische patiënten» (nr. 5-1355)

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - In de media was er de voorbije week enige commotie over de effecten van de terugbetalingsregeling voor het zogenaamde miniforfait.

Tijdens een recente studiedag over chronisch zieken die regelmatig in het ziekenhuis behandeld worden op basis van het miniforfait, bleek dat vele patiënten hun kosten kunnen beperken dankzij de terugbetalingen van bijkomende hospitalisatieverzekeringen die via de ziekenfondsen worden verstrekt. Patiënten- en armoedeverenigingen stelden onomwonden dat niet de privéverzekeraars de beste garanties bieden, maar dat voor mensen in een precaire financiële toestand - mensen met kleine inkomens, uitkeringsgerechtigden - de verzekeringen bij het ziekenfonds de beste premies en de beste terugbetalingsvoorwaarden hebben. Ervaring van mensen in armoede leert wat de effectiviteit is van de drie systemen die wij hanteren.

Het minst goede is de maximumfactuur, omdat patiënten zelf de factuur moeten voorfinancieren. Het systeem is dus goed voor patiënten met een meer dan modaal inkomen. Het is minder efficiënt voor mensen met een handicap of met een ziekte-uitkering.

Het OMNIO-systeem, dat vanaf dit jaar `verhoogde tegemoetkoming' heet, presteert zeer goed. De kritiek hier is dat het statuut een ruimere toegang, die verandert met de index, en een afbouwregeling zou moeten hebben, zodat mensen die nu net buiten de boot vallen nog een deel van de voorwaarden kunnen genieten.

Ten slotte is er de derdebetalersregeling. Wij vinden net als de patiënten- en de armoedeverenigingen dat dit systeem veralgemeend moet worden. Wij hebben hierover in het parlement al lang wetsvoorstellen liggen.

Ik ga nu verder in op de effecten van het miniforfait. De logica voor de aanrekening van een ligdag voor een ambulante behandeling is begrijpelijk, maar de aanrekening van een ligdag voor het toedienen van intraveneuze medicatie of voor sommige andere beeldvorming was voor vele patiënten dan weer onbegrijpelijk en onaanvaardbaar.

Ik heb uit de media en uit een persmededeling van het RIZIV begrepen dat de overeenkomstencommissie een paar dagen geleden een uitweg heeft gevonden voor iets dat blijkbaar verkeerd begrepen werd.

Kan de minister toelichting geven bij de uitkomst van het overleg in de overeenkomstencommissie en hoe zal dit resultaat worden bekendgemaakt aan de patiënten, de ziekenfondsen en de verzekeringsmaatschappijen?

Geldt de correcte interpretatie met terugwerkende kracht, zodat mensen ook tussen 1 januari 2014 en vandaag het miniforfait kunnen genieten? Hoe worden de situaties `infuus' en `spoed' op de patiëntenfacturen toegepast, zodat aan chronische patiënten - zoals voorheen - geen extra toeslagen of bijkomende kosten voor verstrekkingen worden aangerekend?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Vóór 1 januari 2014 rekenden ziekenhuizen aan de verplichte ziekteverzekering een miniforfait aan voor de vergoeding van verpleegkundigen die toezicht houden op bepaalde behandelingen. Dit forfait kon worden aangerekend omdat hierover afspraken werden gemaakt in een overeenkomst tussen de ziekenhuizen en de ziekenfondsen. Sommige hospitalisatieverzekeringen beschouwden de prestaties waarvoor een miniforfait werd aangerekend, als prestaties van het dagziekenhuis en ze betaalden de remgelden en supplementen terug die aan de patiënt gefactureerd werden.

Op 1 januari 2014 is een nieuwe nationale overeenkomst tussen de ziekenhuizen en de ziekenfondsen in werking getreden. In deze nieuwe overeenkomst is geen miniforfait meer opgenomen. Het budget voor de miniforfaits is vanaf die datum overgedragen naar het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en werd bovendien verminderd van 63 miljoen tot 53 miljoen euro, dus het niveau van 2012.

De transfer van de miniforfaits heeft echter een ongewenst neveneffect: sommige hospitalisatieverzekeringen erkennen de behandelingen niet meer als een verblijf in het dagziekenhuis en betalen bijgevolg de remgelden en de supplementen niet meer terug. Het was geenszins de bedoeling dat de overdracht van het budget van de miniforfaits gevolgen zou hebben voor de patiënt. De Algemene Raad van het RIZIV was al sinds 3 maart op de hoogte van dit probleem, dus ruim vóór het in de pers kwam.

De overeenkomstencommissie, met vertegenwoordigers van de ziekenhuizen en de verzekeringsinstellingen, heeft op 10 maart voorstellen van oplossing uitgewerkt.

Ten eerste, een aanpassing van het model van de patiëntenfactuur. Op de plaats waar vroeger het miniforfait gefactureerd werd, komt de vermelding "Dringende verzorging in een ziekenhuisbed of toediening van een geneesmiddel of bloed/labiel bloedproduct via een intraveneus infuus". Dat komt overeen met de prestaties die vroeger via het miniforfait vergoed werden. De verstrekkingen worden dus opnieuw expliciet op de factuur vermeld in de rubriek van het dagziekenhuis.

Ten tweede, een aanpassing van de verordening inzake de derdebetalersregeling. Er wordt bepaald dat voor de verstrekkingen die worden geleverd naar aanleiding van een dringende verzorging of infuus, verder de verplichting van de derde betalende geldt. Een ziekenhuis is dan ook verplicht hiervoor een patiëntenfactuur af te geven.

Ten derde, een model van brief waarmee de ziekenhuizen de patiënten die reeds een factuur ontvingen voor verstrekkingen tussen 1 januari en 28 februari, kunnen informeren dat het nog steeds om een verstrekking van het dagziekenhuis gaat. De patiënten kunnen deze brief vervolgens overhandigen aan hun verzekeraar.

Vanaf 1 maart 2014 treedt de gewijzigde patiëntenfactuur in werking. De ziekenfondsen kunnen deze situatie aan hun leden bevestigen op basis van de ziekenhuisfactuur die ze inmiddels hebben ontvangen.

Ten vierde, een wijzigingsclausule aan de nationale overeenkomst die bepaalt dat ziekenhuizen voor verstrekkingen van het vroegere miniforfait geen andere kosten mogen aanrekenen dan deze die toegelaten waren in de situatie voorafgaand aan de transfer naar het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.

Deze maatregelen bieden de nodige garanties opdat de patiënten verder kunnen genieten van de voordelen van de aanvullende verzekering.

Sta me toe op te merken dat ik niet bevoegd ben voor de hospitalisatieverzekeringen, maar ik zal mijn collega van Economie over dit dossier informeren.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - Mijn vraag werd ingegeven door de ongerustheid van armoede- en patiëntenverenigingen. De maatregelen troffen immers chronisch zieken, mensen die zwak staan in onze samenleving.

Het stemt me tevreden dat de overeenkomstencommissie heeft bereikt dat in de praktijk niets zal veranderen aan het miniforfait en dat de zwakkeren in onze samenleving niet de dupe zullen zijn.

Als ik het goed begrepen heb, gaat de gewijzigde situatie in op 1 maart 2014.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Inderdaad, maar met terugwerking tot 1 januari 2014.