5-279COM

5-279COM

Commission des Finances et des Affaires économiques

Annales

MARDI 4 FÉVRIER 2014 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d'État à la Politique scientifique sur «les bévues des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique» (no 5-4314)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Vorige herfst liep er een exclusieve en prestigieuze tentoonstelling in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) over de erfgenamen van Rogier van der Weyden, een monument onder de Vlaamse Primitieven. De voorbereiding van de tentoonstelling duurde vier jaar en er werd één miljoen euro aan creatiekosten besteed en een half miljoen aan transportkosten. Gerenommeerde buitenlandse musea zoals het Prado, het Louvre, de National Gallery in Washington en het Metropolitan Museum in New York gaven werken in bruikleen. Een topschilderij werd speciaal uit Melbourne, Australië, overgevlogen.

De tentoonstelling werd echter na een paar weken in november stopgezet omwille van binnensijpelend water. Een onoplettende aannemer had gaten geboord in de lichtschacht om een spandoek op te hangen voor de opening van het Fin-de-Siècle Museum, een van de prestigeprojecten van de algemeen directeur dat begin december moest opengaan.

De stopzetting van deze tentoonstelling is desastreus op meerder vlakken. Afgezien van de serieuze financiële aderlating lopen de KMSKB internationaal enorme imagoschade op. Ik vraag me af welke musea na dit incident nog kunstwerken zullen willen uitlenen. Bovendien is dit incident de zoveelste opdoffer voor het moreel van het personeel, dat trouwens al op een dieptepunt lag.

Dit incident is maar een symptoom van een systematisch en jarenlang wanbeheer. Een kleine en onvolledige bloemlezing uit het blunderboek:

In 2009 liepen meer dan achthonderd schilderijen in het depot van de KMSKB schade op omdat de luchtvochtigheid te hoog was;

De belabberde en zelfs bouwvallige toestand van de gebouwen aan het Jubelpark van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG);

Het verdwijningen van kunststukken uit de collecties van de KMKG;

De sluiting in oktober van de Japanse toren en het Chinees Paviljoen wegens bouwvalligheid;

Het opdoeken van de vleugel Moderne Kunst in de KMSKB zonder een alternatief;

De desastreuze tevredenheidenquêtes onder het personeel, waarin sprake is van een schrikbewind;

Het afgelasten van de tentoonstelling "Klimt, Hoffmann en het Stocletpaleis" in 2012;

Het afgelasten van een tentoonstelling over Dalí en het surrealisme in 2012.

Hoe zijn deze blunders mogelijk? Omdat de musea zich te weinig richten op hun corebusiness. Alle energie wordt gestoken in enkele prestigieuze projecten waarvan de duurzaamheid en zeker de museale waarde sterk door de experts en conservatoren in twijfel wordt getrokken.

Desondanks kan de algemeen directeur ongestoord verdergaan met zijn wanbeleid. Het feit dat hij deze legislatuur drie ministers "overleefde", Sabine Laruelle, Paul Magnette en Philippe Courard, zal hier zeker niet vreemd aan zijn. Ik heb afgelopen jaren tevergeefs en in vele parlementaire vragen die wantoestanden aangeklaagd. Het Belgacomverhaal geeft me echter nieuwe moed.

Hoe is het mogelijk dat een prestigieuze en peperdure tentoonstelling wordt opgedoekt omwille van dergelijke domme handelingen? Wie draagt hier de verantwoordelijkheid? Wie is aansprakelijk? Wie zal er opdraaien voor de kosten? Bevestigt de staatssecretaris dat deze fout te wijten was aan een poging om snel-snel een spandoek te plaatsen voor de opening van het Fin-de-Siècle Museum? Erkent de staatssecretaris dat de KMSKB door dit incident enorme imagoschade hebben opgelopen?

Beschouwt de staatssecretaris dit als een alleenstaand geval of beaamt hij mijn opvatting dat dit een zoveelste symptoom is van een systematisch wanbeheer? Beschouwt hij dit als een zoveelste bewijs van het failliet van de visie en plannen van de huidige algemeen-directeur of blijft hij dit beleid verdedigen en de directie die hiervoor tekent, beschermen? Is de staatssecretaris bereid de werking van de musea en van de directie grondig door te lichten? Is de staatssecretaris bereid het laisser faire van zijn voorgangers te laten varen en het zwalpend beleid eigenhandig bij te sturen?

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, en voor Wetenschapsbeleid. - De heer Anciaux schetst in zijn inleiding hoe de medewerkers en de directie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten meer dan vier jaar intensief hebben gewerkt aan de voorbereiding van de tentoonstelling "De erfenis van Rogier van der Weyden. Schilderkunst in Brussel 1450-1520". Ik ben samen met de heer Anciaux en met de medewerkers en de directie van het museum ontgoocheld omdat deze prachtige tentoonstelling voortijdig moest sluiten.

Zijn analyse over de werken op het Museumplein, die geleid zouden hebben tot de waterinsijpeling in de tentoonstellingszalen, moet ik echter tegenspreken. Hij spreekt over een spandoek dat nieuwe Fin-de-Siècle Museum moest promoten. In werkelijkheid gaat het om een aanpassing aan de constructie die nodig was opdat het gebouw kan beantwoorden aan de huidige inzichten in de museologie en de vereisten van een hedendaags museum.

Bij de bouw van de tentoonstellingszalen werd destijds gekozen voor een constructie waarbij zoveel mogelijk daglicht in de museumzalen kon worden binnengelaten. Nieuwe inzichten en onderzoek ter zake hebben aangetoond dat daglicht niet aangewezen is voor een goede conservatie van de kunstwerken.

Bij het ontwerp van het nieuwe museum heeft men dan ook logischerwijze besloten het daglicht in de zalen buiten te sluiten door de zogenaamde "lichtput" aan het Museumplein - het is niet zomaar een "lichtschacht" - te verduisteren. Door deze verduistering zouden de scenografen van het nieuwe museum met de nieuwste multimediale middelen kunnen werken, zoals het een modern museum betaamt.

Het gaat dus niet om een haastig en ondoordacht ophangen van een spandoek, maar wel om een ingreep die werd uitgetekend toen het dossier over de verbouwingswerken voor het nieuwe museum in 2011 werd opgesteld. Het verduisteren van de lichtput werd ook in het aanbestedingsdossier opgenomen en de kandidaat-aannemers moesten hun werkwijze beschrijven in hun offerte.

De overheidsopdracht werd, in samenspraak met de Regie der gebouwen, in november 2012 gegund. De Regie heeft toen als voorwaarde opgelegd dat de verankering van de verduisteringsconstructie dieper in de bodem (in casu in het dak van de tentoonstellingszalen) moest worden bevestigd dan oorspronkelijk door de aannemer gepland, dit om de stevigheid van de constructie blijvend te kunnen garanderen.

De technisch verantwoordelijken van het museum hebben voor de aanvang van de boorwerken meermaals met de betrokken onderaannemer samengezeten, onder andere om mogelijke problemen van waterinsijpeling te bespreken. De onderaannemer heeft het museum er toen telkens van verzekerd dat hij de boorgaten nog dezelfde dag opnieuw zou laten opvullen en afsluiten om zo elk risico uit te sluiten.

De technisch verantwoordelijken van het museum hebben op de eerste dag van de boorwerken onmiddellijk de werken laten stilleggen omdat er onaanvaardbare trillingen in de museumzalen werden gemeten. De werken werden dus wel degelijk van nabij opgevolgd.

Twee dagen later is de aannemer met een nieuw procedé begonnen, waarbij de gebruikte boren met water werden gekoeld. De aannemer heeft hierbij niet alleen nagelaten om ervoor te zorgen dat het door hem ingebrachte water werd gedraineerd, maar ook om de geboorde gaten dezelfde dag te dichten. De medewerkers van het museum hebben de aannemer daar meermaals op gewezen. De aannemer beweerde echter dat het onmogelijk was de gaten te dichten zolang het regenweer aanhield.

De door de museummedewerkers gesuggereerde producten om de gaten toch te dichten, werden door de aannemer afgedaan als niet efficiënt. Bij elke vaststelling van insijpeling werden externe experts geraadpleegd. Ze wezen unaniem de slecht of niet afgesloten boorgaten aan als oorzaak van de insijpeling.

Uit dit relaas blijkt dat in dit doordachte en overlegde project de aannemer in de fout is gegaan. Het museum zal dan ook niet nalaten om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen de aannemer en de onderaannemer. Dan zal ook de schadeclaim worden opgesteld, die op het ogenblik door alle betrokken diensten - ticketverkoop, bookshop, restaurant en andere - wordt berekend.

Vanzelfsprekend is dit een zware klap voor alle medewerkers en de directie van het museum. Ik ontkracht dan ook dat het incident an sich een pandoering is voor het moreel, zoals de heer Anciaux beweert. Het is vooral de stemmingmakerij rond het museum en de algemeen directeur die op het gemoed van de personeelsleden weegt.

De heer Anciaux verwijst in dit verband ook naar een welzijnsenquête bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis waaruit een desastreuze ontevredenheid bij de medewerkers zou blijken. Ook dat kan ik tegenspreken. Een grondige lezing van de enquête toont aan dat 67% van de ondervraagden een positieve score geeft voor tevredenheid. Daarenboven heeft de ontevredenheid veeleer te maken met promotiekansen, verloning, werkzekerheid, de toestand van de gebouwen enzovoort. Dat zijn grotendeels elementen waarvoor de museumdirectie niet verantwoordelijk is.

Het is trouwens diezelfde stemmingmakerij die voor een belangrijk deel bijdraagt tot de door de heer Anciaux aangehaalde imagoschade. In de eerste uren na de beslissing tot sluiting van de tentoonstelling over Van der Weyden ontving het museum van de bruikleengevers en andere internationale partners diverse blijken van appreciatie voor deze moeilijke, maar correcte beslissing. In deze kringen was en is er geen sprake van imagoschade.

Voor de beschadiging van de kunstwerken in een depot van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten werd de externe persoon die verantwoordelijk was voor de klimaatregeling aansprakelijk gesteld. Het dossier zal in september 2014 gerechtelijk afgehandeld worden.

De heer Anciaux beschrijft de belabberde toestand van de gebouwen van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis aan de hand van een "blunderboek".

Sinds zijn aanstelling ad interim in 2010 heeft de algemeen directeur de Regie der gebouwen voortdurend geïnterpelleerd over de staat van de gebouwen en de beschadigingen. De huidige situatie is het resultaat van tientallen jaren veelvuldige onachtzaamheid. Vandaag wordt onder mijn impuls en dat van mijn collega belast met de Regie der gebouwen aan een masterplan gewerkt dat vorm moet geven aan het behoefteprogramma dat de algemeen directeur en zijn team hebben uitgewerkt.

Ondertussen laat het museum niet na om op elk overlegmoment met de Regie der gebouwen de prioritaire en uiterst prioritaire behoeften op tafel te leggen. Dat was ook het geval voor de problemen aan het Chinees Paviljoen en de Japanse Toren in Laken. Toen de Regie der gebouwen in oktober 2013 het dossier heeft behandeld, heeft ze vastgesteld dat de situatie van het paviljoen zo ernstig was dat ze de onmiddellijke sluiting heeft bevolen.

De aanwezige ingenieur heeft de gelegenheid te baat genomen om tevens de problemen in de Japanse Toren die de directie al meermaals had gesignaleerd, te onderzoeken en op dat ogenblik zonder aarzelen de onmiddellijke sluiting bevolen.

Voor de verdwijningen uit de collectie van de Musea voor Kunst en Geschiedenis kan de algemeen directeur ad interim niet verantwoordelijk gesteld worden. Integendeel, sinds zijn aantreden in 2010 wordt werk gemaakt van de tot dan toe ontoereikende inventarissen, waardoor we verschillende belangrijke kunstwerken hebben teruggekregen. De verdwijningen waarnaar de heer Anciaux verwijst, dateren van tientallen jaren geleden.

De afdeling Moderne Kunst van de KMSKB werd niet zomaar opgedoekt, zonder alternatief. Het sluiten van de toenmalige vleugel heeft te maken met nieuwe inzichten in het presenteren van de collectie en vooral met de wil om een zo groot mogelijk deel van de collectie aan het publiek te tonen. Dat deze verschillende stappen meer tijd vergen dan gepland, heeft te maken met de budgettaire situatie en het soberheidsbeleid dat we moeten voeren. Ik werk momenteel ook samen met mijn collega bevoegd voor de Regie der gebouwen aan een oplossing voor het Dexia Art Center.

De tentoonstelling "Klimt, Hoffmann en het Stocletpaleis" werd geannuleerd omdat de familie Stoclet na het beschermingsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet langer wilde samenwerken.

We kunnen de algemeen directeur van de KMSKB niet verantwoordelijk stellen voor een beslissing van een derde.

De tentoonstelling "Het surrealisme in Parijs" werd om budgettaire redenen uitgesteld tot 2017. Het financiële risico was te groot, rekening houdende met de opgelegde besparingen. De tentoonstelling werd vervangen door de tentoonstelling "Stanley Kubrick, Photographer", die een groot succes was en deels een nieuw publiek heeft aangetrokken. Ik ga ervan uit dat de heer Anciaux waardering kan opbrengen voor deze beslissing die de musea behoed heeft voor een financiële aderlating.

Ik hoop dat hij zich op basis van mijn antwoord een correct beeld kan vormen van de situatie, los van de schijnbaar negatieve sfeer die momenteel rond de musea wordt gecreëerd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn ernstige en uitgebreide antwoord, dat deels tegemoet komt aan mijn vragen en bekommernissen. De rechtszaak tegen de aannemer en de onderaannemer zal wel uitwijzen of ze in de fout zijn gegaan.

Wat de tevredenheidsenquête betreft, kunnen we zeggen dat het glas half leeg of half vol is. In een enquête zal zonder enige twijfel altijd wel iets positiefs te vinden zijn. Ik had echter het gevoel dat de enquête eerder wees op een negatieve sfeer.

De staatssecretaris zegt dat er veel stemmingmakerij is rond de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, maar daar doe ik niet aan mee. Ik hou van deze musea en hun de collecties en ik geloof ook in de immense rol die deze musea kunnen spelen. Ik heb ook altijd gevonden dat de gemeenschappen meer zouden moeten samenwerken met deze federale instellingen.

Los daarvan ben ik er absoluut van overtuigd dat deze musea een essentiële rol hebben in ons land. Ik wil dus dat ze beter functioneren, maar de sfeer is op het ogenblik niet goed. Volgens mij is er wel imagoschade, al kan niet alles in de schoenen geschoven worden van één persoon. De grond van de zaak is echter, zoals de heer Miller ook zegt, dat er een gebrek is aan gedragenheid door de bevolking en een gebrek aan betrokkenheid van de kunst- en cultuursector, een gebrek aan betrokkenheid van het personeel bij het beleid, een gebrek aan luisterbereidheid en het ontwikkelen van een gedragen visie op lange termijn.

Dat is niet de schuld van de staatssecretaris, want het is een erfenis waarmee hij geconfronteerd wordt. We moeten er wel voor zorgen dat zowel de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België elk een volwaardige directie krijgen.

Ik zal het nu niet hebben over de verdwenen kunstwerken en de inventaris; ik zal het antwoord hierover eerst grondig nalezen.

Gisteren werd ik nogmaals geconfronteerd met een eenzijdige beslissing van de algemeen directeur ad interim. Hij heeft een grote tentoonstelling over 50 jaar Marokkaanse migratie, die sinds augustus 2013 in samenwerking met de Federatie van Marokkaanse verenigingen wordt voorbereid en die naar de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis zou komen, eenzijdig afgelast. De algemeen directeur, die tevens hoogleraar is aan de ULB, wil namelijk niet concurreren met een tentoonstelling over de Marokkaanse migratie die door een collega van hem in samenwerking met de Franse Gemeenschap op hetzelfde ogenblik in de Botanique wordt georganiseerd. Dat weet ik uit een vertrouwelijke briefwisseling die ik heb kunnen inkijken. Hij argumenteert dat de Vlamingen die tentoonstelling ook in Gent, in Antwerpen en in Genk kunnen bezoeken.

Ik vind dat onwaarschijnlijk en onvoorstelbaar brutaal. Dit moet stoppen! Dit is de zoveelste communautaire rel die we kunnen missen als kiespijn.

(La séance est levée à 16 h 05.)