5-141 | 5-141 |
(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-2119/5.)
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a), rapporteur. - De commissie heeft het voorstel van resolutie betreffende de opname van onderwijs als expliciete doelstelling bij humanitaire hulp besproken tijdens haar vergaderingen van 2 juli 2013, 15 januari 2014 en 4 februari 2014.
Wereldwijd genieten 57 miljoen kinderen momenteel geen basisonderwijs. De helft van hen leeft in noodkampen. Volgens de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties over het recht op onderwijs is 4,2% van het totale noodhulpbudget nodig om elk kind in een noodkamp basisonderwijs te laten volgen. Toch gaat nauwelijks 2% van dat budget naar onderwijs, wat het de meest ondergefinancierde behoefte in de humanitaire respons maakt. De ngo Save the Children schat dat maar 1,2% van de Belgische noodhulp naar onderwijs gaat.
In het voorstel van resolutie wordt de regering gevraagd om onderwijs uit te roepen tot een expliciete prioriteit van het noodhulpbeleid en zich ervan te verzekeren dat ten minste 4,2% van het totale budget voor humanitaire hulp gebruikt wordt voor onderwijs. Per interventie of toegekende subsidie kunnen de middelen voor onderwijs dan nog variëren naargelang de noden op het terrein.
De regering wordt ook gevraagd om de bestedingen aan humanitaire hulp in kaart te brengen met behulp van de reeds bestaande internationale standaarden van het International Aid Transparency Initiative.
Basisonderwijs is een fundamenteel mensenrecht. Elk kind dat niet naar school gaat, is er één te veel. Daarom is een structurele verankering nodig. Het recht van een kind op basisonderwijs mag niet worden overgelaten aan toevalsfactoren. Noodonderwijs is een manier om de miljoenen kinderen die in een noodkamp opgroeien, te bereiken. Om die reden moet ons land hiervan een beleidsprioriteit maken.
Tijdens de hoorzitting van 15 januari 2014 werd een gedachtewisseling georganiseerd met de heer Yves Willemot, algemeen directeur UNICEF België, dr. Lori Heninger, directeur van het Inter-Agency Network for Education in Emergencies, en de heer Bart Vrolijk, Chief Child Learning and Protective Environment van UNICEF Haïti.
Het internationale wettelijke kader is duidelijk. Elk kind heeft recht op gratis en kwaliteitsvol onderwijs, zelfs in tijden van rampen en crisis. De continuïteit van onderwijsactiviteiten verzekeren is een belangrijke verplichting en is een voorwaarde die voortvloeit uit de verbintenis die de overheden zijn aangegaan voor het bereiken van tweede Millenniumdoelstelling inzake onderwijs.
Daarom moet onze regering een voortrekkersrol spelen in de bevordering van het recht van kinderen op onderwijs in crisissituaties. Nu dreigen immers miljoenen kinderen door crisissituaties, zoals natuurrampen, maar vooral gewapende conflicten en burgeroorlogen, uit de boot te vallen.
Vóór het conflict in Syrië ging 97% van alle kinderen naar de lagere school en 67% kreeg middelbaar onderwijs. Nu gaat de helft van de kinderen er niet meer naar school. De Centraal-Afrikaanse Republiek had al heel lage onderwijsindicatoren met 66% van de lagereschoolkinderen die niet naar school gingen, maar nu zijn bijna alle scholen gesloten. Indien de toegang tot onderwijs en psychosociale ondersteuning niet wordt uitgebreid, dreigen ze een verloren generatie te worden. Als onderdeel van de humanitaire respons in Syrië en de Centraal-Afrikaanse Republiek is onderwijs dus cruciaal om te voorkomen dat een hele generatie kinderen kan deelnemen aan de ontwikkeling van hun gemeenschap en hun land.
Uit de gedachtewisseling bleek dat een goede aanpak van crisissituaties tot een verbetering van de situatie en van de levensomstandigheden van kinderen kan leiden. Met voldoende financiële middelen om scholen te bouwen en de nodige politieke wil is het mogelijk om meer kinderen toegang tot onderwijs te geven dan voor de crisissituatie het geval was.
Het is belangrijk om de rechten van kinderen op een holistische manier te bevorderen. Via de toegang tot onderwijs kan men op school ook andere rechten faciliteren. Met warme maaltijden en sanitaire voorzieningen draagt men bij tot de menselijke waardigheid. Daarom is het belangrijk dat de enge visie op humanitaire hulp wordt verlaten. Nog te vaak wordt enkel aan voeding, watervoorziening en gezondheidszorg gedacht, terwijl onderwijs te belangrijk is om te vergeten.
Omdat de toegang van meisjes tot onderwijs in sommige landen bemoeilijkt wordt en zelfs onmogelijk wordt gemaakt, is het belangrijk dat ons land de gelijkheid tussen jongens en meisjes benadrukt en ijvert voor een mentaliteitswijziging.
Mevrouw Zrihen diende twee amendementen in om te benadrukken hoe belangrijk onderwijs, en vooral de toegankelijkheid ervan voor meisjes, is op het vlak van gelijke kansen in crisisgebieden. Beide amendementen werden eenparig door de elf aanwezige leden aangenomen.
De heer Hellings diende een amendement in dat de considerans aanvult met een punt P, luidende: "Gelet op de ondertekening door België, op 17 juni 2003 te Stockholm, van een verklaring over de beginselen en goede praktijken inzake humanitaire hulp". Dit amendement werd aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.
Mevrouw Matz diende een amendement in dat ook in de considerans een nieuw punt P wil invoegen, luidende: "Gelet op de stijgende bijdrage van België aan de algemene middelen van UNICEF sinds 2010". Ook dit amendement werd eenparig aangenomen door de elf aanwezige leden.
De heer Hellings en mevrouw Zrihen dienden beiden een amendement in over de middelen die moeten worden toegekend om het onderwijs binnen de humanitaire hulp te steunen. De heer Hellings wil dat ten minste 4,2% van het totale budget voor humanitaire hulp gebruikt wordt voor onderwijs. Mevrouw Zrihen meende echter dat het in dit geval niet gerechtvaardigd is om vanuit budgettair oogpunt een onveranderlijk cijfer na te streven. Het amendement van mevrouw Zrihen werd met 9 stemmen bij 2 onthoudingen aangenomen. Het amendement van de heer Hellings werd verworpen met 9 tegen 2 stemmen.
Het geheel van het geamendeerde voorstel van resolutie werd eenparig aangenomen door de elf aanwezige leden.
M. Richard Miller (MR). - Je remercie Mme Douifi pour l'excellent rapport des travaux en commission qu'elle vient de présenter.
Je voudrais simplement souligner que le groupe MR est convaincu que, dans des situations d'urgence humanitaire, de conflit et de catastrophe naturelle, il est tout à fait fondamental de permettre l'organisation des bases d'un système éducatif, avec des organisations internationales comme l'UNICEF - dont il faut souligner l'action. L'accès à l'éducation dans les situations d'urgence doit être assuré au même titre que la sécurité alimentaire et la protection ou encore la fourniture d'eau et d'abris.
Ce sont bien entendu les nouvelles générations qui porteront l'avenir d'un pays marqué par une guerre civile ou par une catastrophe naturelle.
En vue de créer un environnement éducatif sécurisé, nous devons rappeler à toutes les parties en conflit qu'elles doivent respecter les obligations qui leur incombent en vertu du droit international humanitaire et du respect des droits de l'homme, notamment celui de respecter les populations civiles, en particulier les étudiants et le personnel enseignant, et tenir compte des risques de catastrophe lors de la reconstruction d'établissements éducatifs.
Des mesures adéquates en faveur de l'éducation doivent donc être prises à toutes les étapes de l'aide humanitaire. Notre Coopération au développement doit mieux prendre en compte cet objectif lorsqu'elle est amenée à intervenir sur le terrain.
Je souscris au contenu de la résolution et aux amendements que mon groupe a cosignés, notamment pour insister sur l'égalité homme-femme. Tous les États membres doivent tenir spécialement compte des besoins particuliers des fillettes dans les situations d'urgence qui les rendent plus vulnérables à une violence à caractère sexiste. La parité entre les sexes étant un principe auquel je suis très attentif, j'estime que nous devons mettre en oeuvre des politiques prenant en compte cette problématique homme-femme pour que les victimes de situations d'urgence aient le même accès à une éducation sécurisée et de qualité.
Enfin, nous devons soutenir l'action du rapporteur spécial sur le droit à l'éducation, ainsi que de la représentante spéciale du secrétaire général pour les enfants et les conflits armés.
Le groupe MR votera donc en faveur de cette proposition de résolution qui avait d'ailleurs été cosignée par notre collègue, Mme Tilmans.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Ik ben in het algemeen geen voorstander van voorstellen tot resolutie. Het opnemen van onderwijs als expliciete doelstelling bij humanitaire hulp is echter iets waar niemand tegen kan zijn. Onze fractie zal de tekst goedkeuren, maar ik heb toch een aantal opmerkingen.
Het voorstel is immers echter alleen logisch in een louter theoretische wereld. In de echte wereld is de aanbeveling niet realistisch en wellicht gedoemd om dode letter te blijven. Onderwijs is natuurlijk uiterst belangrijk, maar in echte noodsituaties is het redden van mensenlevens prioritair.
Als voorbeeld verwijs ik naar de Filipijnen, die vorig jaar door de orkaan Haiyan getroffen werden. In een eerste fase kon toen alleen in de kustgebieden grootschalige humanitaire hulp worden geboden, terwijl zulks niet mogelijk was voor de tienduizenden slachtoffers in het binnenland. Er was geen voedsel beschikbaar, geen drinkwater, geen medische hulp en in de beginfase waren er zelfs geen helikopters om de goederen die wel beschikbaar waren, ter plaatse te krijgen. Kortom, de humanitaire hulp kwam heel moeilijk op gang. Duizenden mensen in de geïsoleerde dorpen in het binnenland kregen pas hulp toen een Amerikaans vliegdekschip met helikopters aan boord ter plaatse was gekomen.
In zo'n context zouden dan, overeenkomstig de tekst die voorligt, noodschooltjes moeten worden ingepast. Ik denk dat men dan niet goed inschat wat humanitaire hulp in zo'n rampgebied precies is. Is er wel voldoende besef van de logistieke problemen die in zo'n situatie rijzen? Er moeten in zo'n situatie gewoon zoveel mogelijk mensenlevens worden gered en zoveel mogelijk gewonden worden verzorgd en er moet geprobeerd worden het uitbreken van epidemieën te voorkomen. Dat is wat ik versta onder noodhulp.
In zo'n situatie over schooltjes beginnen "zeuren", staat volgens mij gelijk aan het leggen van de verkeerde prioriteiten. Scholen zou ik onderbrengen bij ontwikkelingshulp veeleer dan bij noodhulp.
De tekst argumenteert onder meer dat die schooltjes de kinderen zouden beschermen tegen milities of krijgsheren die hen willen rekruteren als kindsoldaat. Het probleem van de kindsoldaten is uiteraard groot, maar geen enkele hulpverlener of schooljuf kan zo'n militie tegenhouden. In dergelijke gevallen bestaat de enige oplossing in het sturen van gewapende westerse troepen, die geweld mogen gebruiken tegen milities die kindsoldaten rekruteren, desnoods zonder mandaat van de Verenigde Naties. Maar dat is wellicht een stap te ver voor de pacifistische indieners van de resolutie.
Onderwijs is belangrijk maar is een langetermijnproject dat pas na vele jaren vruchten afwerpt. Wanneer humanitaire noodhulp moet worden geboden, zijn er andere prioriteiten die voorrang hebben, zoals zoveel mogelijk mensenlevens redden.
Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). - Als humanitaire hulp in oorlogsgebieden voor de fractie van Vlaams Belang zo prioritair is, vraag ik me af waarom die fractie zich niet heeft geschaard achter de resolutie die een grote meerderheid van de Senaat al meer dan een jaar geleden heeft goedgekeurd om Syrië te helpen.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Resoluties zoals die welke vandaag voorligt, zijn een slag in het water. Ze vormen maar een aanbeveling die tot stand gekomen is binnen een praatbarak die de huidige Senaat is geworden, maar brengen absoluut geen zoden aan de dijk. Dat belet uiteraard niet dat humanitaire hulp zeer belangrijk is.
Deze resolutie gaat zeer specifiek over onderwijs en humanitaire hulp. Ik denk dat onderwijs veeleer met ontwikkelingssamenwerking moet worden gecombineerd. Dat humanitaire hulp louter dient om mensenlevens te redden, kan ik niet genoeg benadrukken. Wie palavert over onderwijs en de combinatie daarvan met humanitaire hulp, heeft het niet over het redden van mensenlevens. Drinkwater en voedsel, daarop heeft iedereen hoe dan ook recht.
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Ik wil het belang benadrukken van de resolutie. De bekommernissen met betrekking tot onderwijs in humanitaire noodsituaties zijn zeer terecht. Basisonderwijs is namelijk cruciaal voor de ontwikkeling van kinderen. Dat kan iedereen onderschrijven en behoeft geen verdere discussie.
Veertig procent van de kinderen die niet naar school gaan, wonen in fragiele staten en in gebieden die door conflicten worden geteisterd. Dat de ouders er in die omstandigheden voor kiezen hun kinderen thuis te laten omwille van hun veiligheid, valt te begrijpen. Die keuze heeft nochtans grote gevolgen voor de ontwikkeling van die kinderen. Onderwijs biedt immers een uitweg uit armoede, helpt kinderen om later betere keuzes te maken en tempert ook de bevolkingsgroei. Het voorstel bevat nadere toelichting daaromtrent.
De vraag om onderwijs op te nemen in de humanitaire hulp is dus zeer terecht. Momenteel gaat maar twee procent van de wereldwijde humanitaire hulp naar onderwijs.
Een belangrijke voorwaarde is wel dat de veiligheid van de kinderen wordt gegarandeerd. Dat is een conditio sine qua non, wil men de kinderen toch naar school doen gaan. Dat element moet dan ook systematisch deel uitmaken van de buitenlandse hulp.
Het Vlaams Parlement heeft op mijn initiatief een soortgelijke resolutie aangenomen. In die resolutie wordt aan de Vlaamse regering gevraagd om in noodsituaties het belang van onderwijs te erkennen en daarmee rekening te houden in de humanitaire hulp en de noodhulp. Het verheugt me dat de Senaat vandaag deze resolutie kan goedkeuren.
-La discussion est close.
-Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.