5-140 | 5-140 |
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Binnen het raam van het project SeArch, Archeologisch Erfgoed in de Noordzee, gesteund door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT), zal op 27 februari in het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) overleg met de Noordzeeduikers plaatsvinden. Daarbij zullen onder meer de recente ontwikkelingen in de wetgeving, zoals de Belgische ratificatie van de UNESCO-Conventie 2001, aan bod komen. Het projectteam zal eveneens voorstellen doen om samen te werken bij het identificeren, onderzoeken, beschermen en monitoren van scheepswrakken.
Ik verneem dat ook Defensie zal meewerken aan archeologisch onderzoek in de Noordzee. Dat departement zal met behulp van de onderwaterrobot REMUS onderzoeken of er zich archeologische wrakken bevinden op de zeebodem voor de kust van Zeebrugge.
Ook is me gemeld dat de minister zelf op 18 maart een onderhoud zal hebben met de vzw Ecoduikers uit Mortsel. Naar ik veronderstel, zal dat gesprek op zijn kabinet voornamelijk gaan over het onderhoud van wrakken.
Daaruit zou zijn af te leiden dat het op dat vlak eindelijk zal komen tot een samenwerkingsovereenkomst tussen de federale en Vlaamse overheden. Dit verbaast me enigszins. Het omzetten van het UNESCO-verdrag in wetten, uitvoeringsbesluiten en werkmethodes moet immers nog zijn beslag krijgen in het parlement.
Wat is de inhoud van de mogelijke samenwerkingsovereenkomst?
Wanneer zal het parlement een geactualiseerde wrakkenwet of aangepaste wetgeving kunnen behandelen?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - De wrakkenwet, of de wet betreffende de vondst en de bescherming van wrakken, dateert van 9 april 2007. Op basis van die wet werd een samenwerkingsakkoord in het vooruitzicht gesteld om het wrakkenbeleid uit te voeren. Ook zou bij koninklijk besluit een ontvanger voor de wrakken worden aangewezen.
Het samenwerkingsakkoord en het koninklijk besluit zijn er evenwel nooit gekomen, wat betekent dat de wrakkenwet tot dusver nog niet in uitvoering is. Intussen werd wel het UNESCO-verdrag voor de bescherming van maritiem erfgoed aangenomen.
In die omstandigheden is het nodig tegelijkertijd de wet aan te passen en samenwerkingsakkoorden mogelijk te maken, uiteraard in overeenstemming met het UNESCO-verdrag.
Mijn kabinet en diensten hebben het voorbije anderhalve jaar een regeling uitgewerkt met de heer Decaluwé, provinciegouverneur van West-Vlaanderen, en het kabinet van Vlaams minister Geert Bourgeois. De situatie is bijzonder moeilijk, want het is niet meteen duidelijk wat er precies federale bevoegdheid is en wat tot de gemeenschapsbevoegdheden behoort.
Daarom is afgesproken dat de gouverneur van West-Vlaanderen de ontvanger van het erfgoed onder water wordt en dat hij in die hoedanigheid adviezen geeft aan de bevoegde federale minister, meer bepaald aan de minister van Economie, Consumenten en Noordzee. Volgens de afspraken laat de gouverneur zich bij het formuleren van die adviezen informeren door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE), dat expertise heeft in erfgoed onder water. Dat laatste aspect wordt geregeld via een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en de provincie West-Vlaanderen.
Technisch gezien vormt het optreden als ontvanger een federale bevoegdheid, maar in de praktijk komt het advies wel vanuit dat Vlaamse instituut. De minister zal daar samen met de provincie een afspraak over maken.
De inhoud ervan is eigenlijk afgesproken, maar moet nu nog concreet vorm krijgen.
Het wetsontwerp is reeds ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers en zal daar binnenkort - volgende week, naar ik meen - worden besproken door de commissie Infrastructuur, Verkeer en Overheidsbedrijven.
Zodra de commissie het ontwerp heeft aangenomen, zal het koninklijk besluit dat uitvoering geeft aan de wet voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. Dat koninklijk besluit wijst de gouverneur aan als ontvanger van het erfgoed en regelt de procedurele stappen voor de manier waarop hij advies zal geven en de wijze waarop hij zal te werk gaan.
Zodra de minister een bepaald erfgoed onder water heeft erkend, neemt de ontvanger dat goed op in een lijst die publiek wordt gemaakt. De ontvanger stelt eveneens de UNESCO op de hoogte.
Het geheel zal operationeel zijn tegen einde maart. De provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse overheid zijn het intussen al eens over het opstellen van een samenwerkingsprotocol omtrent de wijze waarop de ontvanger tot de adviezen zal komen.
Het IWT SeArch-project levert een belangrijke bijdrage, want het kan vanuit de academische wereld inzichten aanreiken. Daarnaast zijn dergelijke projecten uiteraard van belang om de nieuwe wet en het koninklijk besluit binnen een nichegroep heel snel bekend te maken, zodat elke vondst waarvan een vinder redelijkerwijs denkt dat het erfgoed zou kunnen zijn, wordt geregistreerd bij de ontvanger van het cultureel erfgoed onder water.
De Ecoduikers zijn vooral bezig met achtergebleven afval in zee, dat zich vaak rond wrakken bevindt. Daarom heb ik hen gevraagd om hun visie daarover te geven. Acties met duikers kunnen namelijk een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van afval, als aanvulling op het project Fishing for Litter. Ze zullen ook bijdragen tot een groter draagvlak voor de bescherming van zowel de natuur- als de cultuurwaarde van wat er zich onder water bevindt.
We mogen dus tevreden zijn dat de wet van 2007 eindelijk - na zeven jaar - in werking kan treden. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te benadrukken dat de samenwerking met minister Bourgeois en zijn kabinet en met de provinciegouverneur van West-Vlaanderen zeer efficiënt verliep.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Ik heb nog één bedenking. Op 27 februari vindt opnieuw overleg plaats met de Noordzeeduikers in het VLIZ over het SeArch-project. De minister zelf vermeldt een overleg op 18 maart. Het verwondert me dat hij niet op de hoogte is van het overleg op 27 februari. Blijkbaar wordt opnieuw op twee sporen gewerkt, terwijl er toch een samenwerkingsovereenkomst is.
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Ik zal zelf niet op dat overleg aanwezig zijn, tenzij men mij dat expliciet vraagt. De gouverneur van West-Vlaanderen, die voorzitter is van het VLIZ, volgt dat op. Dat is de afspraak.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Dan besluit ik dat de samenwerkingsovereenkomst zal worden gerespecteerd.