5-271COM | 5-271COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Een referentieadres geldt als officieel adres voor daklozen, woonwagenbewoners en mensen zonder vaste woonplaats. Voor wie alles kwijt is en letterlijk op straat staat of tijdelijk bij vrienden of familie verblijft, is zo'n fictief adres de laatste reddingsboei. De post en administratieve documenten krijgt men dan op dat adres toegestuurd en zo kan men uitkeringen ontvangen waarvoor een officiële woonplaats als voorwaarde geldt, zoals kinderbijslag, werkloosheidsvergoeding enzovoort. Het referentieadres kan bij een privépersoon of bij het OCMW worden ondergebracht. Het OCMW controleert of men aan de voorwaarden voldoet, maar het is uiteindelijk het gemeentebestuur dat de persoon inschrijft op het referentieadres.
In de praktijk blijkt het echter niet zo gemakkelijk om een referentieadres te krijgen. De huidige regelgeving laat heel wat interpretatie toe. OCMW's en bevolkingsdiensten leggen vaak bijkomende voorwaarden op, al dan niet conform de wet, voordat ze een dergelijk adres toekennen. Ze bouwen allerhande drempels in om te vermijden dat een dakloze zich op een referentieadres in de gemeente inschrijft.
Zo komt het bijvoorbeeld veel voor dat alleen mensen worden ingeschreven die al een uitkering ontvangen, of dat inschrijvingen worden geweigerd tot de betrokkene zich zelf laat uitschrijven uit zijn vorige officiële verblijfplaats, terwijl de gemeente dat perfect en gemakkelijk zelf kan doen.
De problematiek is al lang bekend, want dikwijls aangeklaagd door de armoedeverenigingen. In de opeenvolgende federale plannen voor armoedebestrijding staat het probleem ook telkens als een aandachtspunt. Toch blijft dat blijkbaar zonder gevolg.
Beaamt de staatssecretaris dat het problematisch blijft om een referentieadres te bekomen? Bevestigt ze dat OCMW's en bevolkingsdiensten vaak extra drempels inbouwen en voorwaarden creëren om inschrijvingen te vermijden? Heeft ze stappen gedaan om de oorzaken van de aanhoudende problemen te achterhalen? Over welke specifieke problemen gaat het concreet en wat heeft ze reeds ondernomen om ze te verhelpen? Klopt het dat de regelgeving hieromtrent veel te vaag en onduidelijk is en plant de staatsecretaris een initiatief om de regelgeving ter zake aan te passen? Heeft ze hieromtrent contact opgenomen met de minister van Binnenlandse Zaken? Met welk resultaat?
Hoe staat de staatssecretaris tegenover de mogelijkheid om, zoals in Duitsland, een postkantoor als referentieadres op te geven? Hoe staat ze daartegenover? Is dat geen creatieve oplossing aangezien OCMW's vaak moeilijk doen om zelf als referentieadres te fungeren en het voor een dakloze ook niet altijd evident is om een privépersoon te vinden die bereid is zijn adres te delen? Is de staatssecretaris bereid hieromtrent contact op te nemen met de minister van Overheidsbedrijven?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Het referentieadres is een zeer waardevol instrument van maatschappelijk dienstverlening aan daklozen. Zoals de heer Anciaux aangeeft, bestaan er een aantal drempels voor daklozen om een referentieadres te bekomen. Bij mijn aantreden ben ik in dialoog gegaan met de daklozenverenigingen en sommige daarvan hebben toen in een toneelstukje aangekaart hoe daklozen vaak van het kastje naar de muur worden gestuurd.
Om die reden heb ik samen met de minister van Binnenlandse Zaken een maatregel in het tweede federale plan voor Armoedebestrijding opgenomen. Het doel ervan is te achterhalen wat het toekennen van een referentieadres belemmert en waarom die vorm van maatschappelijke dienstverlening aan de rechthebbenden niet goed werkt. Actie 75 voorziet in het proefproject HOMERe dat moet leiden tot aanbevelingen voor goede praktijken in de gemeenten en tot een omschrijving van de problemen bij de interpretatie van de reglementering. In het kader van dat project worden bij de FOD Binnenlandse Zaken ervaringsdeskundigen in dienst genomen die het belang kunnen beklemtonen van een verblijfplaats of een referentieadres voor mensen die zich in een situatie van sociale uitsluiting bevinden.
Er zijn dus drempels, maar sommige mensen weigeren ook een referentieadres omdat ze dan opnieuw traceerbaar en aanspreekbaar worden voor deurwaarders.
Luik en Gent werden als proefstad gekozen en twee ervaringsdeskundigen werden aangesteld. Ze bevragen de daklozen over de mogelijkheden van de reglementering.
Eerst hebben ze de toegankelijkheid van het instrument referentieadres geëvalueerd. Daartoe hebben ze alle betrokkenen ontmoet: de daklozen, daklozenverenigingen en maatschappelijk werkers van verschillende OCMW's, die ze hebben kunnen observeren bij hun dagelijkse werk.
Ze hebben ook deelgenomen aan vergaderingen en werkgroepen over het referentieadres met de bevolkingsdiensten van de gemeenten. We moesten immers een link leggen tussen het sociale werk van het OCMW en het administratieve werk van de bevolkingsdienst.
De tot hiertoe bekende resultaten van die ontmoetingen worden opgenomen in het verslag dat momenteel wordt opgesteld. Over dat verslag zal overleg plaatsvinden met de minister van Binnenlandse Zaken om na te gaan welke remedies kunnen worden voorgesteld.
Het gebruik van een postbus als referentieadres, zoals in Duitsland, is een interessant denkspoor, dat echter niet zo gemakkelijk kan worden verwezenlijkt. De bevoegdheid hiervoor ligt echter niet bij mij, maar bij de minister van Binnenlandse Zaken.
Nu alle praktische drempels bekend zijn, kan het overleg zich toespitsen op het zoeken van oplossingen. Hopelijk wordt een en ander nog voor de ontbinding van de kamers afgerond. Als de regering lang genoeg in lopende zaken blijft, zullen de resultaten in de praktijk zeker zichtbaar zijn voor een nieuwe regering aantreedt.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Over de postbus zal ik de minister van Binnenlandse Zaken zeker ondervragen. De aanpak van de staatssecretaris stemt me hoopvol, waarvoor mijn dank.