5-136 | 5-136 |
De voorzitster. - Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk, antwoordt.
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - In het huidige digitale tijdperk zijn persoonsgegevens van grote waarde voor bedrijven. Persoonlijke gegevens bevatten steeds meer waardevolle informatie, die door aanbieders gebruikt wordt om bijvoorbeeld hun product gericht in de markt te plaatsen of te adverteren.
Enerzijds wordt het verzamelen en het bezitten van persoonlijke data een belangrijke concurrentiefactor. Het respecteren van privacy kan voor bedrijven een obstakel vormen om grotere winsten te genereren. Sterker nog, een dominant bedrijf zou er bewust voor kunnen kiezen de privacywetgeving te overtreden door bijvoorbeeld data ongevraagd op te slaan en te gebruiken en er voordeel uit te halen ten koste van concurrenten en gebruikers.
Anderzijds kan, in markten waarin het uploaden van data centraal staat, dit voor gebruikers een drempel vormen om over te stappen naar een concurrent.
Het recht om vergeten te worden en de eigen persoonsgegevens te kunnen beheren, komt daarenboven onder druk indien grote marktspelers zich verzetten tegen de overdracht van deze gegevens wanneer een gebruiker niet langer een beroep wenst te doen op de diensten van de aanbieder.
Dit zijn een aantal argumenten waarom vooral op datamarkten de mededingingsautoriteit de gevolgen van het gebruik van commerciële gegevens zou moeten meewegen.
In boek IV en boek V van het Wetboek van economisch recht is het beschermen van de persoonlijke levenssfeer en de rol van de privacybescherming in het mededingingsrecht geen aandachtspunt. Nochtans vind ik dat de mededingingsautoriteit hierin controlerend zou moeten optreden.
Gebeurt deze controle en op welke wijze wordt ze georganiseerd?
Mevrouw Monica De Coninck, minister van Werk. - Ik lees het antwoord van de minister. De vraag van mevrouw Vermeulen verwijst naar de interactie tussen regulering en mededingingsbeleid. De verwerking en het gebruik van persoonlijke gegevens zijn onderworpen aan strikte voorwaarden, die opgenomen zijn in de Privacywet. De sancties in geval van schending van de privacywetgeving zijn bijzonder streng. Ik verwijs in dit verband naar de artikelen 37 tot en met 43 van de Privacywet, die de Europese richtlijn Databescherming van 1995 omzet in ons nationaal recht. Sindsdien hebben zich belangrijke evoluties voorgedaan, niet in het minst door de opkomst van het internet en allerhande camera's. De Europese Commissie is in 2011 evenwel gestart met de herziening van deze richtlijn.
De wijzigingen die door de Europese Commissie zijn voorgesteld, zijn duidelijk geďnspireerd op mededingingsoverwegingen, zoals Europees commissaris voor Mededinging Almunia op 26 november 2012 tijdens een seminarie inzake mededinging en privacy in datamarkten aangaf.
Zo heeft de ontwerpverordening Databescherming die de Europese Commissie heeft aangenomen op 25 januari 2012 onder meer tot doel het recht op overdraagbaarheid van gegevens te verzekeren. Dit betekent dat gebruikers gegevens vrij moeten kunnen verplaatsen van het ene bedrijf naar het andere.
Daarnaast garandeert de ontwerpverordening van de Commissie het recht om vergeten te worden. Dit betekent dat gebruikers van organisaties en bedrijven mogen eisen dat hun gegevens worden verwijderd als er geen legitieme reden bestaat om deze te bewaren.
Bovendien besteden mededingingsautoriteiten, zowel in de VS als in Europa, steeds meer aandacht aan privacy en het gebruik van privégegevens voor commerciële doeleinden.
Een duidelijk voorbeeld is het onderzoek in de VS en in Europa naar mogelijk anticompetitief gedrag door Google.
In de VS heeft de Amerikaanse mededingingsautoriteit begin dit jaar haar onderzoek gesloten. Dit gebeurde na verschillende toezeggingen van Google, waaronder de belofte om contractuele beperkingen op te heffen die klanten ervan weerhouden eigen data over te brengen van Googles advertentieplatform naar dat van een concurrent. In Europa zouden de onderhandelingen tussen Google en de Europese Commissie de komende weken worden afgerond. De verwachting lijkt te zijn dat Google gelijkaardige verbintenissen zal voorstellen.
Men kan ervan uitgaan dat mededinging en privacy in de toekomst alleen maar meer verstrengeld zullen raken. Deze ontwikkeling zal elke mededingingsautoriteit, ook de Belgische, ongetwijfeld in haar mededingingsbeleid meenemen.
In welke mate privacy een zaak is voor de wetgever, dan wel voor de mededingingsautoriteiten is nog onduidelijk. Of, zoals Europees commissaris voor Mededinging Almunia het op het voormelde seminarie formuleerde: "Whether this is a matter for regulation or competition policy, only time will tell."
Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). - Ik dank de minister voor het antwoord. Ik heb ook het dossier opgevolgd van de Europese Commissie en de klacht tegen Google. Ik heb niet echt een antwoord ten gronde gekregen met betrekking tot de Belgische mededingingsautoriteit.
Ik vind het zeer belangrijk dat het aspect van de privacy ook structureel wordt opgenomen in de concurrentiewetgeving. Ik hoop in ieder geval dat dit hiaat in het mededingingsbeleid in de toekomst wordt opgevuld.