5-268COM | 5-268COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op vrijdag 22 november 2013 heeft het Comité tegen foltering van de Verenigde Naties zijn conclusies over de implementatie door de Belgische Staat van het VN-Verdrag tegen foltering voorgesteld. Het vorige rapport dateert al van 2008.
Vandaag blijken vele klachten van het Comité nog steeds te gelden. Slechts op enkele gebieden is vooruitgang, zoals de Salduzwetgeving en de beslissing geen kinderen meer op te sluiten in gesloten centra. Al bij al zijn dit geen vaststellingen die een democratische overheid vrolijk maken, laat staan ons het recht geven om anderen de les te spellen.
Hierna volgen de voorspelbare en belangrijkste opmerkingen van het Comité met betrekking tot het domein Justitie.
Ten eerste, het Comité stelt vast dat de overbevolking in de Belgische gevangenissen blijft voortduren. In sommige gevangenissen bedraagt de overbevolking meer dan 50%, ondanks de maatregelen. Het Comité raadt België aan om meer gebruik te maken van alternatieven voor opsluiting.
Ten tweede, de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden is nog niet volledig in werking getreden, vooral wat het oprichten van klachtmechanismen voor gedetineerden betreft.
Ten derde, ondanks de herhaaldelijke veroordelingen door het Europees Hof voor de rechten van de mens worden geïnterneerden nog steeds opgesloten in gevangenissen, waar ze niet de nodige zorg krijgen.
Ten vierde, België heeft nog altijd geen nationaal mensenrechteninstituut opgericht, ondanks de herhaalde voornemens.
Ten vijfde, de uithandengeving van minderjarigen waardoor 16- tot 18-jarigen als volwassenen kunnen worden berecht en veroordeeld, moet worden afgeschaft.
Ten zesde, de Salduzwetgeving moet worden herzien opdat het recht op toegang tot een advocaat effectief wordt gewaarborgd. Het gesprek met de advocaat mag niet worden beperkt tot 30 minuten en een persoon moet van bij de aanhouding de bijstand van een advocaat kunnen krijgen, niet slechts van bij het verhoor.
De meeste opmerkingen lopen bijna volkomen gelijk met de conclusies in 2010 van het vijfjaarlijks verslag van het Mensenrechtencomité. Zo blijven de blamages zich voortdurend en dus structureel opstapelen. Deze vaststellingen blijken niet veel te helpen, althans niet voor de zaken die politiek niet bon ton of populair zijn, zoals een humaan gevangenisbeleid in de huidige tijden van "hiep hiep hoera" voor straffe, repressieve taal.
Dat een rijke en hoogontwikkelde democratie als de onze nog steeds bepaalde groepen op een zo mensonwaardige manier behandelt, is als vaststelling al meer dan verschrikkelijk. Daarnaast ondermijnt het onze geloofwaardigheid op het internationale terrein. De minister van Buitenlandse Zaken krijgt de inhoud van deze rapporten steeds meer als repliek wanneer hij mensenrechtenschendingen bij dubieuze regimes aankaart.
Is de minister tevreden met de inhoud van dit rapport? Gaat ze akkoord met de opmerkingen van het Comité? Vindt ze dit een faire weergave van de feiten? Zo neen, waar slaat het Comité de bal mis?
Het probleem van de overbevolking in de gevangenissen en van de internering is genoeg bekend en ik heb de minister hierover met een niet aflatende koppigheid ondervraagd. Ik vraag daarom enkel wat de minister verwacht van de rapportage van Justitie aan het Comité binnen vijf jaar. Verwacht de minister een aanzienlijke verbetering met de genomen beleidsdaden of beaamt ze mijn opvatting dat de minister van Justitie tijdens de volgende legislatuur nog veel huiswerk zal hebben? Wat is volgens de minister de belangrijkste opdracht van haar opvolger in het kader van deze rapportage?
Wat is de stand van zaken in verband met de uitvoering van de wet-Dupont? Plant de minister nog deze legislatuur een inwerkingtreding van sommige bepalingen? Welke? Werd inmiddels al grondig werk gedaan voor de volgende legislatuur en kan de minister dit illustreren? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de inwerkingtreding van artikel 28 van de basiswet van het gevangeniswezen met betrekking tot het oprichten van een klachtencommissie?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het oprichten van een nationaal mensenrechteninstituut? Hoe ver staat het bijna opgerichte interfederaal centrum van gelijke kansen en racismebestrijding? Waarom slaagt de regering er niet om dit te laten voldoen aan de internationaal erkende Parijse Principes om volwaardig tot een mensenrechteninstituut te worden gerekend?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Sta me toe eerst te antwoorden op de vragen met betrekking tot de geïnterneerden. In het voorjaar zal het Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent openen met 280 plaatsen. Ook de werken voor het Forensisch Psychiatrisch Centrum in Antwerpen zijn van start gegaan. Hierdoor zal de capaciteit in Vlaanderen verhogen met 452 plaatsen. Het ligt ook in de bedoeling veel meer geïnterneerden te laten doorstromen naar het reguliere zorgcircuit, want van de 1 100 geïnterneerden kan een groot aantal in dat circuit worden geplaatst.
België kampt, net als andere landen, al jaren met overbevolking in de gevangenissen. In het verleden werden al maatregelen genomen met het oog op een capaciteitsuitbreiding. De gevangenis in Marche-en-Famenne is midden oktober geopend en later dit jaar zullen er ook gevangenissen worden geopend in Beveren en Leuze, zodat er tegen het einde van het jaar 1 200 extra plaatsen ter beschikking zijn.
We werken beter samen met de dienst Vreemdelingenzaken met het oog op een betere doorstroming van de dossiers. Daarnaast verwijs ik naar het EU-kaderbesluit waardoor EU-onderdanen hun straf kunnen uitzitten in het land van oorsprong. De wachtlijsten voor probatie en werkstraf zijn weggewerkt. Bovendien is het gebruik van elektronische enkelbanden toegenomen. Ingevolge deze maatregelen is de overbevolking vorig jaar met 5% verminderd van 30% naar 25%. We kampen dus nog steeds met overbevolking, maar als we onze inspanningen blijven voortzetten, zullen we de overbevolking volledig kunnen wegwerken.
Ook inzake de klachtenmechanismen boeken we vooruitgang. De basiswet telt 180 artikelen. Stelselmatig worden nieuwe delen in werking gesteld, maar alleen die delen die uitvoerbaar zijn, want we willen vermijden dat onderdelen worden vernietigd.
Ik ben me heel goed bewust van de aanbevelingen omtrent het mensenrechteninstituut en neem ze ernstig, maar de oprichting ervan is, zoals ik al eerder heb meegedeeld, geen eenvoudige opdracht.
Op initiatief van mijzelf en van de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen is een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de eerste minister, de vice-eersteministers en de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten. Die werkgroep moet onder het voorzitterschap van mijn collega en mijzelf een ontwerp van samenwerkingsakkoord tot oprichting van een federale koepelinstelling voor de rechten van de mens opstellen. Dat orgaan zal het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, evenals het Federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel omvatten. Het orgaan zal bijzondere aandacht besteden aan specifieke doelgroepen, zoals kinderen of personen met een handicap. De werkgroep zet zijn werkzaamheden voort, maar door de complexiteit van onze staatsstructuur is het niet gemakkelijk de richtlijnen snel om te zetten.
Minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit plegen, worden krachtens de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming onderworpen aan maatregelen van bewaring, behoeding en opvoeding. Ons systeem legt hiermee de nadruk op de heropvoeding en de resocialisatie van de minderjarige.
De procedure van uithandengeving kan enkel in uitzonderlijke gevallen, wanneer de minderjarige bepaalde in de wet op opgesomde ernstige strafbare feiten pleegt. Dan worden de regels van het strafrecht voor volwassenen toegepast, op basis van artikel 57bis van vermelde wet.
De zesde staatshervorming bevat de communautarisering van het jeugdsanctierecht, met inbegrip van de aangelegenheden inzake de uithandengeving bedoeld in artikel 57bis van de wet betreffende de jeugdbescherming. Het zijn dus de gemeenschappen die zullen beslissen over een eventuele wijziging van de bestaande maatregelen inzake jeugdbescherming.
Het Comité tegen foltering is van oordeel dat eenieder die opgepakt wordt, van bij het begin van de vrijheidsberoving alle fundamentele garanties moet kunnen genieten. Volgens de Belgische Salduzwetgeving van 13 augustus 2011 moet de bijstand van de advocaat inderdaad pas worden georganiseerd voor het eerste verhoor, dat binnen de in ons land korte arrestatietermijn van 24 uur moet plaatsvinden. Zodra de advocaat aankomt, kan het vertrouwelijk overleg een aanvang nemen.
De opmerking inzake de beperktheid in duur van het vertrouwelijk overleg tot 30 minuten moet ook worden gekaderd in de korte arrestatietermijn van 24 uur, die in onze Grondwet is verankerd. In onze buurlanden bedraagt die 36 en zelfs 48 uur. Daar is het eenvoudiger een langer gesprek toe te laten, maar daar kunnen personen dan weer langer voorlopig aangehouden blijven.
Met betrekking tot het recht op consultatie van een onafhankelijk arts verwijs ik de spreker, net als het Comité, naar de wet op de voorlopige hechtenis, waarin deze mogelijkheid expliciet is opgenomen.
Voor het recht om naasten op de hoogte te brengen verwijs ik naar hetzelfde artikel van de wet op de voorlopige hechtenis, dat stelt dat eenieder die van zijn vrijheid is beroofd het recht heeft dat een vertrouwenspersoon over zijn aanhouding wordt ingelicht door de ondervrager of een door hem aangewezen persoon, via het meest geschikte communicatiemiddel. Enkel in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Dit is, samengevat, mijn antwoord. Ik zal de spreker evenwel ook een gedetailleerde versie op papier bezorgen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik zal niet repliceren, maar er alleen op wijzen dat eenmaal per jaar in deze commissie een evaluatiemoment zou moeten worden ingebouwd. Ik vind internationale veroordelingen verschrikkelijk, want daarmee verliezen we onze geloofwaardigheid.
De voorzitter. - Met de minister werd overeengekomen de maatregelen en vooral de Salduzwetgeving regelmatig te evalueren.
(La séance est levée à 12 h.)