5-129 | 5-129 |
De voorzitster. - Ik stel voor het wetsontwerp en de wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mme Cécile Thibaut (Ecolo), corapporteuse. - Je me réfère à mon rapport écrit.
M. Gérard Deprez (MR). - Je voudrais tout d'abord rendre justice à certains de nos collègues qui avaient déposé des propositions avant même que nous ne soyons informés du fait que le gouvernement préparait un projet de loi. Ces propositions avaient d'ailleurs déjà fait l'objet d'un examen au sein de la commission de l'Intérieur.
Je salue en outre le fait que la ministre de l'Intérieur ait respecté son engagement. Lors d'une discussion préalable, elle avait en effet promis de déposer d'abord le projet de loi devant le Sénat.
Il s'agit d'un bon projet. En effet, il améliore considérablement les droits des justiciables et il leur permet plus facilement de se faire rendre justice devant le Conseil d'État gráce à toute une série de mesures précises.
Tout le monde déplorait que le Conseil d'État ne dispose que d'un nombre trop limité de moyens. Il pouvait notamment annuler purement et simplement certaines décisions, ce qui provoquait des conséquences absolument dommageables, parfois pour des queues de cerise. Le nouveau dispositif offre au Conseil d'État un éventail de moyens et lui permet de donner des injonctions à des autorités administratives, de fixer des astreintes et, par l'intermédiaire de la « boucle administrative », de corriger des défauts purement formels qui avaient jusqu'à présent pour seule conclusion la possibilité d'annuler un acte administratif.
Certaines autres mesures concernent l'organisation interne du Conseil d'État. Comme mes collègues, je les juge tout à fait positives. C'est la raison pour laquelle l'ensemble du groupe MR votera ce projet de loi.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Onze fractie zal dit wetsontwerp goedkeuren. We hebben in de commissie wel enkele bemerkingen geuit. Zo hebben we een amendement ingediend om de adviezen van de afdeling Wetgeving jaarlijks te publiceren, maar ons amendement werd niet aanvaard.
Ik heb in de commissie voorbehoud geformuleerd bij de artikelen 35 en volgende over de personeelsformatie. Ik heb erop gewezen dat er rekening moet worden gehouden met de huidige budgettaire schaarste. Uit de cijfers die de minister gaf, bleek wel degelijk dat de achterstand vermindert. Bijgevolg vonden we het niet gerechtvaardigd om de personeelssterkte te behouden.
Ondanks die bemerkingen, zullen we het wetsontwerp goedkeuren omdat er dringend nood is aan een hervorming.
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). - Après les débats courts que nous avons eus en commission, je constate un large consensus dans le soutien à cette réforme. Même si la ministre a présenté des avancées tant pour le justiciable que pour l'administration, aujourd'hui je suis pourtant inquiète.
Si je fais l'inventaire des progrès pour le justiciable, j'en vois trois : les facilités pour les personnes morales, l'amélioration de la procédure de référé avec l'abandon du « préjudice grave et irréparable » et, en partie, la répétibilité des honoraires d'avocats, en partie, dis-je, puisque celle-ci peut être à double tranchant. Ces apports sont faibles comparés aux avantages accordés à l'administration par cette réforme.
Que gagne le citoyen par la création de la « boucle » administrative ? Cette « boucle » consiste à offrir au Conseil d'État la possibilité de proposer à l'auteur de l'acte attaqué de modifier son acte. Avant de mettre en oeuvre la « boucle », il faudra que tous les moyens soient examinés, c'est heureux mais cela ne contribuera sûrement pas à diminuer la durée de l'examen. Je suis inquiète aussi à propos de l'indépendance et de l'impartialité du Conseil d'État dans l'usage de cette « boucle » administrative.
Par ailleurs, le Conseil d'État sera autorisé à dire dans son arrêt ce qu'il faut modifier. Au total, cela signifie que la « boucle » permettra surtout de maintenir dans l'ordonnancement juridique un acte qui serait illégal mais dont l'illégalité pourrait être corrigée. Cela paraît tout à fait superflu.
De nombreuses questions sont restées sans réponse. L'objet de la correction à apporter n'est pas clairement défini dans le texte. Qu'en sera-t-il des vices non décelés par le requérant et des vices d'ordre public ? L'identité de l'auteur de la correction pose question. Dans le projet de loi, le législateur laisse entendre qu'il ne s'agirait pas nécessairement de l'auteur de l'acte attaqué.
Dans la version hollandaise, il est prévu que la mise en oeuvre de la « boucle » ne peut porter atteinte aux droits des tiers. Cette condition n'est pas reprise dans notre projet. Les tiers disposeront-ils d'un nouveau recours contre la décision corrigée ou contre la nouvelle décision ?
J'ai introduit plusieurs amendements en commission. J'en retiendrai deux qui n'ont pas été adoptés par celle-ci : le droit d'ester en justice pour les associations - le président de la commission de l'Intérieur promet que nous en reparlerons bientôt - et la publication des débats du Conseil d'État.
Je terminerai en exprimant un sentiment. La ministre annonce une réforme depuis deux ans. Ce serait, dit-elle, une réforme venant de la « base ». Nous avons laissé travailler la ministre puisque cette réforme était censée venir de la base. Mais aujourd'hui, j'ai plutôt le sentiment qu'il s'agit d'un compromis entre les quatre chefs de corps et le cabinet.
Nous déposons, ce jour, un amendement en séance plénière. Il n'a pas été présenté en commission. Il ne concerne pas le fonctionnement du Conseil d'État mais uniquement sa composition, qui doit être la plus paritaire possible. C'est pourquoi notre amendement vise à ajouter un article 13 qui prévoit 40 pour cent au moins de membres de sexe différent au sein de l'auditorat et du bureau de coordination. Nous demandons donc une parité dans la composition des différents organes du Conseil d'État.
La question est d'ailleurs aussi d'actualité pour la Cour constitutionnelle.
Le quota de 40 pour cent s'inspire de la directive adoptée par le Parlement européen ce 20 novembre 2013. Ce texte impose une proportion de 40 pour cent de femmes au sein des conseils d'administration des entreprises européennes en 2020.
De heer Guido De Padt (Open Vld). - Onze fractie steunt de hoofddoelstelling van het wetsontwerp, namelijk de modernisering van de Raad van State ten dienste van de burger. Dit wetsontwerp zal de efficiëntie van de administratieve rechtspraak, in het bijzonder door de Raad van State, gevoelig verbeteren.
We hebben daartoe zelf een wetsvoorstel ingediend en we zijn tevreden dat in grote mate aan onze wensen werd tegemoet gekomen.
We hebben er altijd voor gepleit om de Raad van State meer mogelijkheden te geven om bestuurlijke geschillen ten aanzien van de burger op een efficiëntere manier op te lossen. Tot vandaag is de mogelijkheid van de Raad van State beperkt tot de vernietiging van bestuurshandelingen. Dat is te legalistisch en te weinig gericht op het vinden van een oplossing. Daarom moeten de mogelijkheden van de Raad van State worden uitgebreid. We waren voorstander van de mogelijkheid van bemiddeling door de Raad van State. Ten tweede ijverden we voor de invoering van de zogenaamde bestuurlijke lus of tussenuitspraak. Die twee mogelijkheden zijn tot onze tevredenheid opgenomen in het ontwerp.
Een bemiddeling biedt een belangrijk aantal voordelen, van sneller en goedkoper, over grotere betrokkenheid, duurzamere en creatievere oplossingen tot een herstel en verbetering van de relatie tussen de betrokkenen. Zelfs wanneer de bemiddeling mislukt, zijn de betrokkenen doorgaans tevreden over de poging om het in der minne op te lossen. Omdat de retroactieve werking van een vernietigingsarrest vervelende gevolgen kan hebben, moet het mogelijk zijn voor de Raad van State om te bepalen welke gevolgen al dan niet moeten worden gehandhaafd en voor welke termijnen.
De bemiddeling, een alternatieve manier om conflicten op te lossen, wordt aangemoedigd door het beter afstemmen van deze procedure op de procedure die van toepassing is bij het hoge rechtscollege. Voortaan kan de rechtzoekende een beroep doen op een bemiddelaar om tot een oplossing te komen voor zijn geschil met een administratie, zonder dat de mogelijkheden van beroep bij de Raad van State daardoor worden aangetast. De vervaltermijn van zestig dagen binnen welke het beroep moet worden aangetekend zal maximaal gedurende vier maanden worden geschorst. De bemiddelaar van zijn kant zal zijn werk van bemiddeling kunnen voortzetten terwijl al een procedure bij de Raad van State loopt.
Die bepalingen bevorderen de dialoog tussen de partijen en verminderen het risico op een beroep, doordat ze een minnelijke schikking bevorderen. Enkel bemiddelaars die zijn aangesteld door een wet, een decreet of een ordonnantie kunnen worden gevraagd. Dat moet hun onafhankelijkheid garanderen. De bemiddeling zal nadien wel nog moeten worden geëvalueerd en verbeterd waar nodig. The proof of the pudding is in the eating.
De tussenuitspraak of bestuurlijke lus biedt het voordeel dat bestuurlijke overheden procedure- en vormfouten en feitelijke vergissingen kunnen herstellen binnen een bepaalde termijn. De bestuurlijke lus moet de overheden de mogelijkheid bieden een kleine onwettigheid te herstellen onder controle van de Raad van State. Zo zal de finale beslissing onderworpen zijn geweest aan een tegensprekelijk debat. Onder kleine onwettigheden worden onwettigheden verstaan die aan het einde van de administratieve procedure opduiken en die geen invloed hebben gehad op de zin van de beslissing.
Open Vld is ook tevreden over de bepalingen over organisatie van de Raad van State. We stellen de Raad zo breed mogelijk open zonder evenwel uit het oog te verliezen dat de Raad zich in de eerste plaats dient toe te leggen op de beroepen en de verzoeken die van reëel belang zijn voor de rechtzoekenden. We kijken er ook op toe dat de magistraten zich meer kunnen concentreren op hun dossiers zodat ze de geschillen sneller kunnen beslechten. De bundeling van alle activiteitsverslagen in één enkel jaarverslag is ook een goede maatregel ter bevordering van de administratieve vereenvoudiging.
Onze fractie zal het wetsontwerp dan ook met veel enthousiasme goedkeuren.
De heer Dirk Claes (CD&V). - We zijn zeer tevreden dat de hervorming van de Raad van State, waarvoor we al zo lang vragende partij zijn, vandaag wordt behandeld.
Een aantal voorbeelden uit een recent, maar ook uit een minder recent verleden legden een aantal echte tekortkomingen bloot.
Een bekend voorbeeld is het stilleggen van de aanleg van een tramlijn naar Wijnegem. Vaak wordt dan met de beschuldigende vinger gewezen naar de Raad van State als een wereldvreemde rechtbank die voor de samenleving onbegrijpelijke beslissingen neemt. Dat verwijt getuigt evenwel van intellectuele oneerlijkheid, want de instelling kan maar roeien met de riemen die ze heeft, en de raadsheren kunnen alleen de instrumenten inzetten die de wetgever hun ter beschikking stelt. Over de aanleg van een tramlijn naar Wijnegem kon de Raad dus eigenlijk geen enkele ander arrest vellen.
In die context staat de CD&V al lang een uitbreiding van het instrumentarium van de Raad van State voor. In geval van procedurefouten zou de Raad over passende instrumenten moeten kunnen beschikken om nodeloos oponthoud te vermijden. Daarom heeft onze fractie begin 2012 al een wetsvoorstel ingediend om het de Raad van State mogelijk te maken via verschillende procedures een uitspraak te doen. De verschillende onderdelen van ons voorstel zijn trouwens opgenomen in het onderhavige wetsontwerp.
Tijdens de lange regeringsonderhandelingen werd ook een tekst over de hervorming van de Raad van State voorgesteld die uiteindelijk in het regeerakkoord is opgenomen.
Tijdens die onderhandelingen heeft CD&V erop aangedrongen dat deze bepaling zou worden opgenomen. We zijn de minister dan ook dankbaar dat ze zich aan het regeerakkoord heeft gehouden en voor de inspanningen die zij en haar kabinet hiervoor hebben geleverd. We danken haar ook voor het feit dat het wetsontwerp eerst in de Senaat werd ingediend. Dat was ook een vraag van de senatoren, omdat de discussie over de hervorming hier al aan de gang was, onder meer op basis van ons eigen wetsvoorstel. In het kader daarvan werden ook hoorzittingen gehouden met de leden van de Raad van State, onder wie de eerste voorzitter, de heer Robert Andersen.
Wat de inhoud van het wetsontwerp betreft, wensen we eerst en vooral de drie punten te benadrukken die ook de kern vormden van ons wetsvoorstel.
Ten eerste, het principe van de bestuurlijke lus. De Raad van State krijgt nu de mogelijkheid om een zaak hangende te houden en de overheid een bepaalde termijn te geven om bepaalde vormfouten en andere fouten te verhelpen. Daardoor hoeft geen vernietiging meer te worden uitgesproken wegens procedurefouten. De Raad van State stelt dus wel nog een onwettigheid vast, maar kent de bevoegde instantie een bepaalde termijn toe om deze onwettigheid recht te zetten.
We vinden dit zonder twijfel een goede zaak. Op die manier kunnen immers niet-doorslaggevende procedurefouten nog worden rechtgezet zonder het volledige dossier te torpederen. Daardoor zal men in de toekomst nodeloze vertragingen kunnen vermijden. Dat betekent logischerwijze niet dat procedurefouten zomaar zijn toegelaten. Indien ze niet worden of kunnen worden rechtgezet zal het resultaat uiteraard hetzelfde zijn als voordien.
Ten tweede, de aanpassing van de gevolgen van een vernietiging van een bestuurshandeling. Voortaan zal na een dergelijke vernietiging de afdeling Bestuursrechtspraak de mogelijkheid krijgen om de bevoegde administratieve overheid instructies te geven over de modaliteiten waaraan een nieuwe beslissing moet voldoen om rechtsgeldig te zijn.
Ten derde, de beslissingen met een individueel karakter. Bij beslissingen met een reglementair karakter kan de Raad van State onderdelen aanduiden die tijdelijk of permanent gehandhaafd blijven. De Raad van State had deze mogelijkheid evenwel niet voor individuele beslissingen. Ons wetsvoorstel voorzag dan ook in de mogelijkheid om voor alle vernietigde akten en reglementen de gevolgen aan te duiden die volgens de Raad van State wel gehandhaafd moesten blijven. Als het ware zou de Raad van State de mogelijkheid krijgen over te gaan tot een gedeeltelijke vernietiging van een beslissing, zonder dat de correcte punten uit dezelfde beslissing vernietigd worden.
Naast deze drie voor ons belangrijke punten maakt het wetsontwerp werk van een betere afstemming tussen de procedure bij de Raad van State en de bemiddeling via de federale ombudsmannen. Ook worden de voorwaarden voor de toegang van rechtspersonen tot de Raad van State vereenvoudigd. Verder voorziet het ontwerp nog in een verbetering van de rechtspleging in kort geding en in het toekennen van een injunctierecht aan de Raad van State, met de mogelijkheid tot het opleggen van een dwangsom.
We mogen evenwel niet verwachten dat door deze hervorming in de toekomst geen discussies meer zullen ontstaan. Er is immers ook een belangrijke taak weggelegd voor de verschillende besturen. Deze wijzigingen betekenen vanzelfsprekend niet dat de verschillende bestaande regels en procedures in de toekomst niet meer gevolgd moeten worden. Elk bestuur moet voor zichzelf grondig nagaan of de regelgeving zelf niet te ingewikkeld is of soms zelfs tegenstrijdig. Vaak ligt daar immers de bron van vele problemen.
CD&V is het zeker eens met deze tekst. We zijn tevreden dat we hiermee een deel van het regeerakkoord kunnen uitvoeren.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je ne comptais pas intervenir dans ce débat tant il me paraissait évident que la réforme proposée s'imposait, qu'elle était vraiment utile et même nécessaire pour assurer le bon fonctionnement de la section du contentieux administratif.
Je prends cependant la parole pour dire que certains commentaires formulés dans ce débat m'interpellent et nécessitent au moins un début de réponse.
Il y a un instant, j'ai entendu dire que l'on se posait la question de savoir si les magistrats du Conseil d'État allaient être indépendants. C'est énorme ! C'est la première fois que j'entends formuler une accusation aussi brutale et aussi peu nuancée mais surtout absolument non étayée.
La « boucle administrative » ne donne pas au Conseil d'État un pouvoir discrétionnaire et ne met en tout cas pas en cause l'indépendance de ceux qui sont appelés à rendre la justice.
M. Deprez, dans son rapport, a bien rappelé le mécanisme des nouvelles procédures. Si un vice de forme est décelé, il va entraîner normalement l'annulation de l'acte administratif par le Conseil d'État et il faudra recommencer l'ensemble de la procédure administrative, avec peut-être de nouveaux recours sur la forme ou le fond de l'acte. Et Mme Thibaut de se poser la question : n'aboutit-on pas avec la nouvelle procédure à quelque chose de complètement incohérent, c'est-à-dire à valider un acte administratif illégal sur un point et qui va rester dans notre ordre juridique ?
Je voudrais dire à Mme Thibaut qu'il n'y a pas lieu de s'étonner de ce genre de situation.
Un : un acte est illégal, je n'introduis pas de recours dans les soixante jours. Tant pis ! L'acte est illégal, mais il s'applique, le délai de soixante jours est dépassé.
Deux : j'introduis un recours mais je n'invoque pas de vice de forme. Tant pis ! L'acte administratif continuera à fonctionner, malgré le vice de forme, que personne n'a peut-être aperçu.
Trois : le vice de forme est mineur, non substantiel au sens de l'article 14 des lois coordonnées sur le Conseil d'État. Le vice ne va pas affecter la légalité ni l'existence de l'acte administratif.
Dans le système juridique, il existe donc un ensemble de situations - pas seulement au Conseil d'État - où, pour une raison ou pour une autre, l'illégalité n'est pas dénoncée ou censurée et, par conséquent, le texte continue à fonctionner. Il faut l'accepter.
J'en viens à mon ultime remarque. J'ai lu les amendements sur la composition du Conseil d'État et notamment l'exigence de simili-parité. Sans ouvrir un débat qui pourrait nous entraîner très loin, je trouve tout de même que venir invoquer une résolution du Parlement européen relative aux conseils d'administration des entreprises, alors que nous parlons ici d'institutions de Justice, nous emmène dans deux univers tout à fait différents. Ou alors on mélange tout : les entreprises, le gouvernement, le parlement, les institutions de Justice...
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). - Nous parlons surtout d'égalité, monsieur Delpérée.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je lis dans votre proposition, monsieur Cheron, que l'idée de la politique de carrière des femmes et de leurs chances de promotion est importante et que le pouvoir judiciaire devrait donner l'exemple. Je n'ai qu'une précision à apporter, le Conseil d'État ne fait pas partie du pouvoir judiciaire.
-De algemene bespreking is gesloten.