5-123 | 5-123 |
Mme Christine Defraigne (MR), corapporteuse. - Je me réfère à mon rapport écrit.
De heer Yoeri Vastersavendts (Open Vld), corapporteur. - We staan vandaag op een keerpunt. Sinds de onafhankelijkheid in 1830 werd aan de gerechtelijke indeling van ons land niets gewijzigd. 25 jaar geleden werd er na de moorden van de Bende van Nijvel een parlementaire onderzoekscommissie opgericht om na te gaan waarom het met Justitie niet zo goed liep. De commissie stelde nalatigheden vast die voortkwamen uit een gebrek aan samenhang en coördinatie en uit een gebrek aan communicatie tussen de magistratuur en de politiediensten. Dat was onder andere te wijten aan de structuur van de korpsen en de strakke indeling van het land in de 27 arrondissementen die we vandaag kennen. De politiehervorming hebben we al enkele jaren achter de rug en nu, na meer dan 25 jaar, is het de hoogste tijd voor een hervorming van de gerechtelijke organisatie.
Het ontwerp van de regering gaat uit van drie grote doelstellingen. De eerste doelstelling is een beter bestuur en een grotere efficiëntie. De middelen van Justitie zijn versnipperd over te veel rechtsgebieden en dienen vaak centraal, vanuit Brussel, te worden aangestuurd. Het wetsontwerp biedt hiervoor een oplossing.
Het wegwerken van de gerechtelijke achterstand en een snellere rechtspleging is een tweede grote doelstelling. De lange termijnen leiden tot rechtsonzekerheid en ondermijnen het vertrouwen van de burger in Justitie. Zaken moeten efficiënter en binnen een veel korter tijdsbestek worden behandeld.
Een derde doelstelling van het ontwerp is een kwaliteitsvollere rechtspraak die dichter bij de burger staat. Elk rechtsgebied moet voldoende zaken kunnen behandelen om de magistraten de mogelijkheid te geven zich te specialiseren.
Om die drie doelstellingen waar te maken, omvat het wetsontwerp vier grote ingrepen.
Er komt een schaalvergroting. De territoriale verdeling van de rechtsgebieden dateert, zoals gezegd, van de onafhankelijkheid van ons land. Door de versnippering van het rechtsgebied zijn verscheidene rechtbanken zeer klein. De helft van de arbeidsrechtbanken en rechtbanken van koophandel tellen momenteel vijf of minder dan vijf magistraten. Die magistraten hebben bijgevolg niet de mogelijkheid zich te specialiseren. Door een schaalvergroting en een horizontale mobiliteit moet daar verandering in komen. Zo kunnen magistraten recht spreken daar waar het nodig is en kan het parket werken daar waar het nodig is. Ons parket is momenteel één en ondeelbaar, maar blijft natuurlijk altijd binnen het kleine rechtsgebied van de huidige 27 arrondissementen. We hebben in verschillende grote zaken gezien dat een procureur des Konings zelfs de vordering kan stellen in beroep indien het om een zeer gespecialiseerde zaak gaat. Na de goedkeuring van het ontwerp kan dat horizontaal geregeld worden.
De rechtbanken snakken ook naar een grotere autonomie in hun beheer en management. In 1998 moest een wetswijziging van de korpsoversten moderne managers maken, maar die wet bleef eigenlijk dode letter. Korpsoversten moeten hun aankopen nog steeds via de centrale administratie in Brussel laten verlopen. Ook een modern humanresourcesmanagement is onmogelijk, omdat alles centraal wordt gestuurd. Een administratieve vereenvoudiging en het gebruik van moderne ICT moeten tot een veel betere en snellere rechtspraak leiden.
De drie grote onderdelen van de hervorming zijn: grotere arrondissementen, de mobiliteit van de magistratuur en het gerechtspersoneel, en de hervorming van de beheersstructuur. De 27 arrondissementen worden teruggebracht tot 12 rechtsgebieden, waar de rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken worden georganiseerd. De vrederechters blijven evenwel op kantonnaal niveau werken om dicht bij de rechtzoekenden te staan. De mobiliteit van de magistraten zal tot een veel grotere specialisatie en een snellere en betere rechtspraak leiden.
Ik dank alle collega's voor de uitvoerige debatten die we in de commissie hebben gevoerd. Ik bedank ook de minister voor haar ontwerp. Als niet-jurist is ze erin geslaagd om na dertig jaar gepraat over een gerechtelijke hervorming een zeer grote en belangrijke stap te zetten. Het bicamerale ontwerp dat nu ter stemming voorligt, werd ongewijzigd aangenomen in de commissie voor de Justitie van de Senaat.
De heer Bart Laeremans (VB). - De hervorming van het gerechtelijk landschap had een pronkstuk voor de minister kunnen worden, maar is op een enorme miskleun uitgedraaid. De hervorming had ons naar een klare en heldere indeling van het gerechtelijk landschap moeten leiden, met grotere, maar tegelijk ook duidelijk afgebakende en herkenbare rechtsgebieden. De minister had aan de justitie in dit land opnieuw glans kunnen geven en een zweem van trots kunnen bezorgen. Maar in plaats van een trotse Brabander krijgt justitie van deze regering een lelijke dromedaris cadeau, met bulten en uitstulpingen langs alle kanten.
Hoe kan men anders oordelen over een systeem waarbij de rechtbanken van eerste aanleg een provinciale structuur krijgen, terwijl aan de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel een structuur wordt gegeven per hof van beroep? Op die manier wordt iedere mogelijkheid om op termijn tot een versmelting in eenheidsrechtbanken over te gaan, voorgoed gedwarsboomd.
Als argument haalt de minister aan dat de structuur per provincie te klein zou zijn om te specialiseren in arbeids- en koophandelszaken. Iedereen weet dat dat gelogen is, want Leuven beslaat maar een halve provincie, maar behoudt wel een eigen arbeidsrechtbank en een eigen rechtbank van koophandel, met telkens vier magistraten. Heel het nieuwe gerechtelijk landschap wordt dus een onoverzichtelijk kluwen.
Hoe men het ook draait of keert, dat verminkte landschap hangt samen met de fatale vergissing die met de hervorming van het gerechtelijk arrondissement BHV werd begaan. Daarbij bleef Halle-Vilvoorde een aanhangsel van Brussel en capituleerden de Vlamingen op schrijnende wijze voor het imperialisme van de Franstaligen.
Ik heb hierbij een ongelooflijk déjà-vugevoel. In 2002 was premier Verhofstadt in zijn machtswellust op het idee gekomen om overal provinciale kieskringen te creëren, behalve in Vlaams-Brabant en Brussel, waarvoor men een draak van een oplossing had gevonden, namelijk een kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven. Die regeling werd onmiddellijk vernietigd door het Grondwettelijk Hof. De situatie van BHV kreeg echter pas in 2012, tien jaar later, een, zij het barslechte, oplossing.
Met de hervorming van het gerechtelijk landschap maken we nu identiek hetzelfde mee. Overal komen er provinciale arrondissementen, althans voor de rechtbanken van eerste aanleg en de parketten, behalve in Vlaams-Brabant. Deze miskenning van de provincie Vlaams-Brabant vormt de basis voor een nieuwe succesrijke procedure bij het Grondwettelijk Hof. Want opnieuw wordt een willekeurig onderscheid ingebouwd en opnieuw worden we als Vlaams-Brabanders gediscrimineerd.
Overal, in alle provincies zal door die schaalvergroting gewerkt kunnen worden aan een betere taakverdeling en bijgevolg een betere expertise. Collega Vastersavendts had het in zijn verslag over een betere specialisatie. Behalve in Vlaams Brabant, behalve in Halle-Vilvoorde en Leuven. Bovendien zal Halle-Vilvoorde geconfronteerd worden met een buitensporige, veel forsere concurrentie van de Franstalige rechtbanken dan vandaag. Met dit wetsontwerp worden die rechtbanken immers uitdrukkelijk bevoegd voor Halle-Vilvoorde. Het kleine arrondissement Leuven deelt in de klappen en dreigt eveneens de trein van de toekomst te zullen missen.
De minister heeft het misbaksel BHV geërfd. Zij is niet de hoofdverantwoordelijke voor het schandelijke ontdubbelen van de rechtbanken van BHV volgens het model-Maingain, want niet de splitsing, maar de ontdubbeling heeft het gehaald, maar met dit ontwerp doet de minister er alles aan om de problemen verder te vergroten.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Als het model-Maingain het heeft gehaald, waarom heeft hij dan zo gefulmineerd tegen de splitsing, waarom heeft er dan een breuk met de MR voor over gehad en waarom heeft hij dan tegen het wetsontwerp gestemd?
De heer Bart Laeremans (VB). - De boze reacties van Maingain hadden te maken met het kiesarrondissement. De Franstaligen hadden immers de harde en dure belofte gedaan dat ze nooit akkoord zouden gaan met een splitsing van het kiesarrondissement BHV zonder uitbreiding van Brussel. Die belofte hebben de Franstalige partijen van de meerderheid gebroken.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Heeft de heer Maingain voor of tegen dit ontwerp gestemd? Als het zijn ontwerp is ...
De heer Bart Laeremans (VB). - Vanuit de oppositie is het vrij uitzonderlijk dat men voor zwaar omstreden ontwerpen stemt.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik heb hier een jaar in de oppositie gezeten. Het is uitzonderlijk gebeurd dat er een voorstel of ontwerp waaraan ik aan de basis lag, ter stemming werd gelegd. Welnu, dat heb ik dan vanuit de oppositie goedgekeurd.
Mijnheer Laeremans, ofwel gaat het hier om een ontwerp-Maingain en had hij het ontwerp moeten goedkeuren ofwel gaat het hier niet om een ontwerp-Maingain en vertelt u larie en apekool.
De heer Bart Laeremans (VB). - Wat u vertelt, is larie en apekool. De hervorming van het gerechtelijke arrondissement is een mix van wat Hugo Vandenberghe heeft voorgesteld, onder meer, een apart parket. Daarom is Maingain tegen, want zijn voorstel omvatte helemaal geen apart parket.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Het is dus niet het ontwerp-Maingain, maar het ontwerp-Hugo Vandenberghe! Waarvan akte.
De heer Bart Laeremans (VB). - Ik was niet eens uitgesproken. Inzake het parket heeft de visie van Vandenberghe het gehaald, met uitzondering van de vijf Brusselse Franstalige magistraten die in Halle-Vilvoorde geparachuteerd worden. De splitsing van het parket is de enige Vlaamse vooruitgang. De grote toegeving is dat die rechtbanken in plaats van gesplitst volledig ontdubbeld zijn, waardoor de Franstalige rechtbanken, in tegenstelling tot vroeger, volledig bevoegd worden voor Halle-Vilvoorde. Er is alleen één kleine uitzondering, namelijk dat de dagvaarding van inwoners van Halle-Vilvoorde in Halle-Vilvoorde in principe in het Nederlands moet gebeuren. Dat kan echter onmiddellijk ongedaan worden gemaakt met een taalwijziging.
Als twee inwoners van Dilbeek, die zelfs niet Franstalig, maar Duits- of Nederlandstalig zijn, de voorkeur geven aan een snelle rechtsgang, dan kunnen ze voortaan onmiddellijk naar een Franstalige rechtbank stappen, waar veel meer magistraten zijn. De Franstalige rechtbanken zijn volledig bevoegd in Halle-Vilvoorde. Dat is nog veel erger dan het aantal magistraten, want dat is een neveneffect. Achter de nieuwe wetgeving zit een strategie om de Franstalige rechtbanken in Halle-Vilvoorde meer invloed en macht te geven.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Hebben ze die invloed dan vandaag niet? Kunnen de betrokkenen uit uw voorbeeld vandaag dan niet naar een Franstalige rechtbank stappen?
De heer Bart Laeremans (VB). - Neen, vandaag kunnen twee inwoners van Dilbeek niet vrijwillig voor een Franstalige rechter verschijnen. Dat is precies het novum. Vroeger bestond een heel duidelijk onderscheid tussen, enerzijds, extra muros, Halle-Vilvoorde met uitzondering van de faciliteitengemeenten, en, anderzijds, Brussel. Nu is er een bres in de dijk geslagen en worden de Franstalige rechters volledig bevoegd voor Halle-Vilvoorde. Dat staat ook in het ontwerp dat vandaag zal worden goedgekeurd.
Precies daarom zijn we zo kwaad. Door bovendien in die context de Franstaligen veel meer rechters te geven dan waarop ze recht hebben, worden ze machtiger. Aanvankelijk, met toepassing van de verhouding 80/20 zouden de Franstalige rechtbanken vier keer zo groot zijn geworden dan de Nederlandstalige. Dat was waanzin. Gelukkig is dat wat afgezwakt, maar de Franstaligen worden nog steeds veel machtiger, waardoor ze voortaan ook in Halle-Vilvoorde concurrentieel sterker staan dan vandaag.
Mijnheer Beke, dit is een zeer complex dossier waarmee ik me in het verleden intens heb mee beziggehouden. Ik had zelfs een wetsvoorstel voor integrale splitsing uitgewerkt. Ik betreur het dat u als een groentje naar de onderhandelingstafel bent getrokken, samen met Wouter Van Besien, Caroline Gennez en Alexander De Croo, die dat dossier niet in hun vingers hadden en ook niet konden hebben. U stond tegenover mevrouw Onkelinx, voormalig minister van Justitie, die deze materie perfect beheerst, en tegenover mevrouw Milquet, ook een dragonder in de Brusselse dossiers. U hebt u zowel aan de onderhandelingstafel als nadien bij de becijfering in de "Comora" laten rollen en te veel Franstalige magistraten aan Brussel toegekend. Dat maakt het zo triest.
U laat zich trouwens keer op keer rollen. Een eerste keer konden we dat nog wijten aan een gebrek aan dossierkennis, maar met de werklastmeting zou u intussen toch beter moeten weten.
Het gaat nu wel degelijk de weg op van de dédoublement van Olivier Maingain, alhoewel de huidige tekst voor hem natuurlijk nog niet ver genoeg gaat.
In het hele land komen nu nieuwe structuren voor de vrede- en voor de politierechters. Heel de werking wordt gemoderniseerd. Per rechtsgebied komt er een gezamenlijke instelling voor alle vrederechters met één voorzitter. Er wordt ook voorzien in de mogelijkheid dat de rechtbanken elkaar onderling ondersteunen. Dat geldt voor heel het land behalve voor Halle-Vilvoorde, waar u zonder enige redelijke grond de macht van de Franstalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel over de Vlaamse vrederechters in Halle-Vilvoorde wil bestendigen.
Het gevolg van het onfrisse BHV-verhaal is bovendien dat de leden van de meerderheid - wij niet - vandaag een wet goedkeuren met kaders voor magistraten waarvan vooraf bekend is dat ze foutief zijn. In een andere commissie dan die voor de Justitie, met name in die voor de Institutionele Aangelegenheden, zullen andere kaders worden aangenomen dan wat hier wordt voorgelegd. Dat heb ik nog nooit meegemaakt in mijn parlementaire loopbaan. Terwijl in de plenaire vergadering kaders voor rechtbanken worden goedgekeurd, worden in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden de poten onder de stoel van de minister weggezaagd. Het is toch kras. Alles wat we hier vandaag goedkeuren, al die tabellen - Antwerpen 106 magistraten, Limburg 40 magistraten, Brussel 142, Leuven 25 - worden elders al gewijzigd. Over elk van die rechtbanken kan ik de minister vragen stellen, want die cijfers in het ontwerp verschillen van die welke in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zullen worden goedgekeurd. Daar komt geen ernstige uitleg voor. Er is geen ernstig debat over mogelijk omdat de commissie voor de Justitie daar zich niet kan over uitspreken.
Daarom heb ik gevraagd het ontwerp terug te zenden naar de commissie voor de Justitie, met de amendementen die in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden besproken zijn.
Zaken die over Justitie gaan, moeten evident naar die commissie gaan, zodat we beide tabellen met elkaar kunnen vergelijken. In de commissie voor de Institutionele hervorming worden zelfs twee verschillende tabellen, een voor deze hervorming en een erna, goedgekeurd.
We houden onszelf voor de gek. U gaat een wet goedkeuren waarvan u met zekerheid weet dat hij nooit zal bestaan, nooit zal worden toegepast.
De heer Anciaux vindt dat heel leuk, maar ik vind het absurd.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is voortschrijdend inzicht.
De heer Bart Laeremans (VB). - Voortschrijdend inzicht, maar u houdt zichzelf voor de gek, mijnheer Anciaux. Sommige leden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zitten ook in de commissie voor de Justitie. In de ene doen ze zus, in de andere zo.
Het is onaanvaardbaar. De minister laat met zich sollen. Staatssecretaris Verherstraeten vertelt iets heel anders dan de minister. Zij doet alsof dat normaal is en alsof zij daar niet verantwoordelijk voor is. Het gaat nochtans om haar bevoegdheid, om haar magistraten.
Ik heb dus een aantal vragen voor de minister van Justitie.
Waarom die opmerkelijke verschillen tussen die tabellen? Waarom gaat men bijvoorbeeld in Antwerpen ineens van 106 naar 107 magistraten? Waarom komt er daar een bij, maar in Limburg geen? Waarom komen er bijvoorbeeld voor Brussel 142 magistraten? Ik heb hier nochtans een document van staatssecretaris Verherstraeten van vorig jaar over de hervorming van het gerechtelijk arrondissement BHV en toen waren het er 140. Hoe kan zij dat verklaren? Volgens staatssecretaris Verherstraeten komen er in Brussel 120 parketmagistraten, maar hij had het fout, want die 5 Franstaligen van Brussel die in Halle-Vilvoorde werken, waren er nog niet bij. Het zijn er dus 125. In deze tabel staan er echter 128. Waarom is dat zo?
Dan vind ik het eigenaardig dat Brussel-Halle-Vilvoorde maar één procureur krijgt. Waar is de Nederlandstalige procureur van Halle-Vilvoorde gebleven? Die is nodig als de minister wil vermijden dat de Vlamingen in de Raad van procureurs in de minderheid zijn. Op dat vlak is ze immers helemaal over de schreef gegaan: elke provincie krijgt één procureur, maar Henegouwen krijgt er twee, omdat er meer inwoners zouden zijn. Henegouwen telt ongeveer 1,3 miljoen inwoners. Antwerpen telt er 1,8 miljoen, maar krijgt maar één procureur. In totaal krijgt Wallonië zeven procureurs: twee in Henegouwen, één in Luik, één in Namen, één in Luxemburg, één in Waals-Brabant en één in Eupen. Bovendien is de procureur van Brussel altijd Franstalig. Er zullen dus acht Franstalige procureurs zijn. Vlaanderen krijgt maar zes procureurs, één in Limburg, één in Antwerpen, één in Oost-Vlaanderen, één in West-Vlaanderen, één in Leuven en één in Halle-Vilvoorde. Er zullen dus zes Vlaamse procureurs zijn tegenover acht Franstalige. De Vlamingen bevinden zich dus alweer in de minderheid.
Omdat we hebben aangeklaagd dat de Raad van procureurs meer Franstaligen zal tellen dan Vlamingen werd een kunstgreep toegepast: de adjunct van de procureur van Halle-Vilvoorde wordt meegeteld, zodat Vlaanderen zeven procureurs telt, en de Duitstalige procureur zal als scheidsrechter fungeren. Wij blijven dus in de minderheid.
Ik herhaal dus mijn vraag aan de minister. Op bladzijde 48 van het ontwerp zie ik in de tabellen slechts één procureur voor Brussel. Waarom is de procureur van Halle-Vilvoorde verdwenen uit het ontwerp? De tabellen raken dus kant noch wal. De parketmagistraten die vorig jaar in het leven zijn geroepen door de oprichting van een extra parket in Halle-Vilvoorde, worden toegevoegd, maar ze worden allemaal bij het parket van Brussel geteld, terwijl daar maar één procureur komt. Als er volgens de wet maar één procureur is, hoe kan de procureur van Halle-Vilvoorde dan zitting hebben in de federale raad van procureurs? Zijn adjunct staat al evenmin in het ontwerp. Het is onbegrijpelijk dat de minister op deze manier te werk gaat.
De werklastmeting door het studiebureau KPMG leverde een werkhouding op van 29% Nederlandstalige tegenover 71% Franstalige dossiers bij de rechtbank van eerste aanleg. Dat komt neer op een verhouding van 41 Nederlandstalige en 99 Franstalige rechters. De Franstaligen hebben echter in de wet laten inbouwen dat ze de 112 rechters die ze op basis van die 80/20-verhouding gekregen hadden, mogen behouden. Dankzij de werklastmeting wordt het aantal Vlaamse rechters dus opgetrokken van 28 tot 41, maar het aantal Franstalige rechters wordt niet verminderd. Dat is onrechtvaardig. Bovendien komen er nog tien extra Franstalige rechters. De Franstaligen krijgen dus 122 rechters voor de rechtbank van eerste aanleg, in plaats van de 99 waarop ze recht hebben volgens de werklastmeting. Dat zijn er 23 te veel. Die rechtbank is ten volle bevoegd, ook voor Halle-Vilvoorde, maar krijgt te veel Franstalige magistraten, die volop in concurrentie kunnen treden met de Vlaamse rechtbank in Halle-Vilvoorde, ten koste van de Vlamingen.
We hebben de berekening gemaakt. De Franstaligen krijgen alles bij elkaar geteld 150 mandaten, waaronder 27 magistraten, te veel. Jaarlijks wordt ten minste 10 miljoen euro over de balk gegooid om de verfransing van Halle-Vilvoorde te subsidiëren.
Hoe verklaart de minister dat er in de rechtbank van eerste aanleg 23 Franstalige magistraten te veel zullen worden aangesteld? Hoe verklaart de minister dat ze niet zijn opgenomen in het ontwerp? Daarin wordt melding gemaakt van 142 magistraten voor de rechtbank van eerste aanleg, terwijl het in de amendementen die voorliggen in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden over 163 magistraten gaat.
Ik had die vraag willen stellen in de commissie voor de Justitie, maar ze werd niet beantwoord. Ik hoop dan ook dat de minister in plenaire vergadering zal toelichten waarom de Franstaligen in weerwil van de werklastmeting 23 magistraten te veel krijgen voor de rechtbank van eerste aanleg.
Idem dito voor de arbeidsrechtbank, waar de Franstaligen ook vier magistraten te veel krijgen. Bij de parketten worden de Franstaligen in Brussel eenzijdig nog verder versterkt met dertien magistraten.
Het te veel aan Franstalige magistraten bij de rechtbank van eerste aanleg zou worden gecompenseerd door een versterking van het parket in Halle-Vilvoorde om daar een goed veiligheidsbeleid te kunnen voeren. Maar dat is onzin. 24 Nederlandstalige en vijf Franstalige parketmagistraten voor Halle-Vilvoorde lagen vorig jaar al vast. De Nederlandstaligen krijgen geen cadeaus noch een kaderuitbreiding. Meer zelfs, we hebben zeer zwaar betaald voor het eigen parket met een ontdubbeling van de rechtbank en de bijbehorende enorme toename van het aantal magistraten en personeelsleden.
Vorig jaar berekende ik dat de uitbreiding van de Franstalige kaders 276 mensen zou omvatten. Nu komen er nog eens 76 bij. Samen komen er dus 352 mensen bij aan Franstalige kant.
Met andere woorden, de Vlamingen verliezen 140 jobs en de Franstaligen winnen er 352. Dat is het onwaarschijnlijke plaatje van onze deskundige, goed voorbereide en hardwerkende onderhandelaars, die zich driedubbel hebben laten rollen.
We kunnen de Franstaligen niet veel verwijten. Zij hebben keihard geknokt om onrechtmatig en buitengewoon veel magistraten en personeel te bekomen. Ik wilde dat de Vlamingen ook over dergelijke onderhandelaars met degelijke dossierkennis beschikken. Wij moeten het doen met een stelletje masochisten die een wet zullen goedkeuren waarvan ze weten dat die nooit zal worden toegepast, die niet overeenstemt met de realiteit en trouwens nu al in een andere commissie dan de commissie voor de Justitie onderuit wordt gehaald. Deze masochisten laten iedere keer opnieuw toe dat de Vlamingen, die toch de meerderheid uitmaken, zich in een minderheidspositie moeten laten wringen.
Als deze onrechtvaardige regeling van Brussel-Halle-Vilvoorde definitief wordt, zullen de rechtbanken van eerste aanleg in België 377 Nederlandstalige en 380 Franstalige magistraten tellen, terwijl de Vlamingen toch 58% van de bevolking van België uitmaken.
Hoe verklaart de minister dit? Halle-Vilvoorde lijkt ver van mijn bed voor wie in West-Vlaanderen of Limburg woont, maar deze regeling heeft gevolgen voor heel het land. De Vlamingen worden achtergesteld en de Franstaligen voorgetrokken. Ik geef nog een voorbeeld. Zo komen er 72 Nederlandstalige arbeidsrechters tegen 74 Franstalige.
Dat is de trieste balans van onderhandelaars die hun dossier niet kennen en die, ondanks de werklastmetingen, niet weten waarmee ze bezig zijn. Heel deze lamentabele toestand hebben we te danken aan de lafheid van die Vlaamse onderhandelaars. De Vlaamse politici die hier de plak zwaaien, verzaken keer op keer hun elementaire plicht. Wij hopen dat ze zo vlug mogelijk van de kiezers de bons krijgen.
M. Philippe Mahoux (PS). - Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, nous sommes arrivés au bout d'un long processus. Après avoir entendu l'intervenant précédent, j'ai le sentiment que certains voudraient encore prolonger ce processus. Il n'en demeure pas moins que nous discutons bien de la réforme des arrondissements judiciaires.
À cet égard, je voudrais souligner quelques points qui nous semblent extrêmement importants. Le processus a débuté sous la précédente législature dans des groupes informels rassemblant un grand nombre de partis politiques. À l'époque, il était question de constituer des tribunaux d'arrondissement. Nous avons toujours été opposés à cette idée car nous sommes très attachés aux juridictions du travail et aux juridictions du commerce en raison de leurs spécificités, de la nature particulière de leurs rapports avec les justiciables, et de l'échevinage. Finalement, les spécificités des tribunaux du travail et du commerce sont maintenues et nous avons échappé aux tribunaux d'arrondissement.
La mobilité des magistrats est un autre point qui a animé les débats en commission. Un des objectifs de la réforme était de permettre une certaine mobilité des magistrats en étendant les zones géographiques à l'intérieur desquelles ils sont désignés, ce qui est bien le cas. Cependant, le risque d'utilisation abusive du nouveau système de désignation des magistrats sous forme de mesures disciplinaires déguisées ne pouvait être écarté sans autre forme de procès. La question était de savoir quels moyens étaient octroyés aux magistrats quant à ces mesures de mobilité.
Il faut savoir que parallèlement à la discussion du projet de loi, nous avons largement débattu de la création d'un tribunal disciplinaire.
Le premier cas de figure qui paraît avoir reçu une réponse appropriée est précisément la mesure disciplinaire déguisée présentée comme une mesure de mobilité. Dans cette situation particulière, il est clair que les juridictions disciplinaires sont compétentes et qu'elles offrent une possibilité de recours.
C'est le premier cas d'espèce. Le texte prévoit, je tiens à le préciser, que les magistrats soient entendus avant toute mesure de mobilité. Cela semble évident mais l'avant-projet initial ne le mentionnait pas.
J'en viens au deuxième cas d'espèce, qui concerne la contestation par le magistrat de la mesure de mobilité comme une mesure disciplinaire déguisée. On pourrait imaginer, par exemple, un non-respect de la procédure. Qu'en est-il ? Qui est compétent ? Existe-t-il un recours ? La discussion que nous avons eue en commission n'a pas permis de trancher la question. Le président de la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives est en face de moi. Il me semble que dans le cadre de la réforme du fonctionnement du Conseil d'État, il était envisagé que cette instance puisse être compétente en la matière. C'est une hypothèse. En existe-t-il d'autres ? Oui, puisque, comme je l'ai indiqué en commission, un projet de loi relatif à la gestion décentralisée est en préparation. Vous nous avez dit, madame la ministre, qu'à l'occasion de la discussion de ce projet de loi, des précisions seraient apportées sur les possibilités de recours supplémentaires données aux magistrats en ce qui concerne d'éventuelles mesures de mobilité. Nous attendons dès lors avec intérêt la discussion de ce projet, au cours de laquelle nous obtiendrons peut-être - si je ne m'abuse, c'est la ministre de l'Intérieur qui est compétente en la matière - des précisions quant à la réforme du fonctionnement du Conseil d'État et à sa compétence dans ce domaine bien particulier.
Et puisque j'évoque ce projet de loi concernant la gestion décentralisée, je voudrais insister, madame la ministre, pour que le texte précise clairement les compétences attribuées à la personne ou à la structure qui sera chargée de cette gestion. En effet, il est souhaitable que des termes à la fois sibyllins et extensifs tels que, par exemple, « le renvoi au Roi », alors qu'il s'agit de faits très importants en termes d'organisation de la justice, ne restent pas en l'état.
J'en arrive au troisième élément. Nous avons insisté en commission pour que cette modification du paysage judiciaire n'entraîne pas, pour le justiciable, une augmentation des déplacements et des frais, avec toutes les conséquences qui peuvent en découler pour l'accès à la justice. On nous a répondu - ce point est précisé à l'article 50 du projet de loi - que les lieux d'audience existants seraient maintenus.
Par ailleurs, il reste à préciser, d'une part, la manière dont les divisions vont être établies puisque cet élément est pris en compte dans votre projet, madame la ministre, et d'autre part, la délimitation exacte de celles-ci.
J'en ai ainsi terminé, à propos de ce projet attendu depuis longtemps et qui présente certains avantages, avec les remarques que nous souhaitions formuler. Elles nous paraissent extrêmement importantes. Il nous semble en tout cas que des améliorations significatives ont été apportées. Pour d'aucuns, le fait de déposer un projet de cette nature risquait de mettre en péril ce principe fondamental de l'inamovibilité des juges, élément essentiel dans une démocratie.
(M. Francis Delpérée prend place au fauteuil présidentiel.)
Les précisions que nous avons reçues, notamment en ce qui concerne les possibilités de recours en matière de mobilité, ne permettront peut-être pas d'apaiser l'ensemble du monde judiciaire mais elles apportent tout de même des garanties sur ce plan.
Mevrouw Els Van Hoof (CD&V). - Vandaag verlenen we in de Senaat onze goedkeuring aan het belangrijke wetsontwerp tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde. Tegelijkertijd behandelt de Kamer het wetsontwerp betreffende het beheer van de rechtbanken. Beide wetsontwerpen samen vormen een mijlpaal in de hervorming van het gerechtelijk landschap.
Het wetsontwerp inzake het beheer van de rechtbanken is voor onze fractie ook zeer belangrijk, en moet voor ons ook snel worden goedgekeurd en in werking treden op hetzelfde ogenblik als het ontwerp dat vandaag in de Senaat voorligt.
Beide wetsontwerpen moeten ertoe bijdragen om de structuren binnen Justitie, die al stand houden sedert de Franse Revolutie, om te vormen tot een hedendaagse organisatie die door haar decentralisatie meer verantwoordelijkheden geeft aan de arrondissementen.
Onze steeds complexere samenleving kent heel wat nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen, waarop ook Justitie een antwoord moet kunnen geven. Voorbeelden daarvan zijn de georganiseerde misdaad, de internationale handelsbetrekkingen of ingewikkelde fraudeconstructies.
Uit diverse studies blijkt dat de huidige structuren onvoldoende uitgebouwd zijn, op het vlak van de efficiëntie en de specialisatie, om garant te kunnen staan voor het bieden van een antwoord op de geschetste maatschappelijke evoluties.
De voorbije jaren zijn diverse pistes voor een hervorming bestudeerd, ook door de vorige minister van Justitie, Stefaan De Clerck, en door de zogenaamde Atomiumgroep. Er waren verschillende denksporen: enerzijds de loutere schaalvergroting door het samenvoegen van arrondissementen, en anderzijds het veel verregaandere voorstel om de rechtbanken van eerste aanleg in een eenheidsrechtbank samen te voegen met de rechtbanken van koophandel, arbeidsrechtbanken, politierechtbanken en strafuitvoeringsrechtbanken.
De regering heeft geoordeeld dat een eenheidsrechtbank moeilijk te realiseren is in de huidige stand van zaken, onder meer omdat de aanwezigheid van de lekenrechters in de rechtbanken van koophandel en in de arbeidsrechtbanken moest worden gevrijwaard.
Onze fractie is van oordeel dat het idee van een eenheidsrechtbank, voor wat de toekomst betreft, niet moet worden verlaten. De goedkeuring van het wetsontwerp dat vandaag voorligt, belet niet dat in de toekomst verdere stappen kunnen worden gezet in de richting van een eenvoudige en efficiënte structuur voor ons gerechtelijk apparaat.
Onze fractie staat achter de keuze om het magistratenkorps te vergroten door de oude arrondissementen samen te voegen. Op die manier kan elke rechtbank beter inspelen op het uitbouwen van de expertise van de magistraten en op de sociale en economische noden die bestaan binnen het arrondissement.
Ter zake is het voor ons van belang dat het vergroten van de arrondissementen gepaard gaat met het behoud van de verschillende zittingsplaatsen in de hoofdplaatsen van de oude gebiedsomschrijvingen, zodat het gros van de rechtszaken daar verder beslecht kan worden. Het is van belang dat de rechtzoekende gemakkelijk toegang blijft hebben tot Justitie. Alleen voor gespecialiseerde rechtsmateries zal de burger zich voortaan iets verder moeten verplaatsen.
Wij vinden dat er ook een evenwichtige oplossing is gevonden voor de personeelsleden van de griffies en van de parketsecretariaten. De betrokken personeelsleden kunnen, via een vorm van mobiliteit, worden ingeschakeld daar waar dat nodig is om de goede werking te garanderen van de griffies en de parketsecretariaten. De korpsleiding kan zo het personeel op een efficiënte wijze inzetten daar waar de nood zich voordoet. Efficiëntie en specialisatie zijn precies de uitgangspunten van dit wetsontwerp.
Die mobiliteitsmaatregel wordt, omdat hij een uitzondering vormt op de oorspronkelijke benoeming, slechts opgelegd voor de duur van een jaar; die termijn kan evenwel worden verlengd.
De grotere arrondissementen zijn in principe ook van toepassing voor de advocaten, de notarissen en de gerechtsdeurwaarders. Meerdere fracties hebben tijdens de besprekingen in de commissie geopperd dat de rechtzoekende mogelijk nadeel zou ondervinden van de uitbreiding van het werkingsgebied van de gerechtsdeurwaarders. Gerechtsdeurwaarders moeten immers vlot bereikbaar zijn, en de kosten die veroorzaakt worden door de grotere mobiliteit mogen niet op de rechtzoekende worden afgewenteld.
Binnen de commissie voor de Justitie ligt nu het wetsontwerp voor met betrekking tot het statuut van de gerechtsdeurwaarders. Mijn fractie verheugt zich erover dat de minister daarin de mogelijkheid open heeft gelaten om de gevolgen van de uitbreiding van het werkingsgebied verder te onderzoeken.
Dit wetsontwerp betekent inderdaad slechts een eerste stap in het hervormingsproces en is een halve mijlpaal. De andere helft ligt nog in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Ik hoop dat die ook hier zal terechtkomen.
Mijn fractie is van oordeel dat het wetsontwerp omtrent de decentralisatie van het beheer dat de Kamer momenteel bespreekt, essentieel is om de hervorming die vandaag wordt voorgesteld, te doen slagen.
De minister heeft vandaag - gezwind, zo mag ik hopen - de eerste horde genomen. Maar er liggen nog andere hordes in het verschiet. Mijn fractie hoopt dat die zullen zijn genomen tegen medio 2014 en dat er intussen een afstemming zal gebeuren met de ontwerpen die reeds zijn goedgekeurd omtrent familierechtbanken en tuchtrechtbanken. Er zijn inderdaad nog heel wat afstemmings- en herstellingswerkzaamheden nodig. Ik hoop dat de minister die opdracht tijdig zal rondkrijgen zodat we inderdaad van een hele mijlpaal kunnen spreken.
M. Louis Siquet (PS). - Je souhaite m'exprimer dans ma langue maternelle, l'allemand. La traduction sera diffusée dans les écouteurs.
Sehr geehrte Frau Präsidentin, Sehr geehrte Frau Ministerin, Werte Kolleginnen und Kollegen.
Im Jahre 1920 - und in direkter Folge des Versailler Vertrages - wurden die Gebiete der heutigen Deutschsprachigen Gemeinschaft ein offizieller Teil Belgiens. Von 1920 bis in das Jahr 1988 war diese Gemeinschaft dem Gerichtsbezirk Verviers angegliedert. Innerhalb dieses Vervierser Gerichtsbezirks wurde eine zweisprachige Kammer - nach dem Vorbild des Modells des Brüsseler Gerichtsbezirks - geschaffen. Leider hat dieser zweisprachige Gerichtsbezirk nie wirklich funktioniert. Da sich die frankophone Seite sich stets dagegen verwehrte, die deutsche Sprache anzuwenden, wurde 1988 der deutschsprachige Gerichtsbezirk gegründet. Damit wurde der jahrelangen sprachlichen wie juristischen Diskriminierung ein Ende gesetzt.
Wir befinden uns heute also in einem Jahr von historischer Bedeutung für den deutschsprachigen Gerichtsbezirk, da dieser sein 25jähriges Bestehen feiert.
Wie Sie bereits feststellen konnten, ist die Schaffung eines zweisprachigen Gerichtsbezirks in Verviers oder Lüttich aus juristischen Gründen nicht umsetzbar. Die Sprachengesetzgebung erlaubt eine solche Maßnahme nicht und ein deutschsprachiges Statut auf wallonischem Territorium ist ebenfalls undenkbar.
In der Deutschsprachigen Gemeinschaft spielen wir mit dem Gedanken, eine integrierte Justiz aufzubauen denn dies würde zu einer Verbesserung der Mobilität von Richtern, Prokuratoren, Greffiers usw. beitragen. Eine solche Handhabe würde es uns in der Deutschsprachigen Gemeinschaft ermöglichen, den deutschsprachigen Belgiern optimale Dienstleistungen anzubieten, und zwar in ihrer Muttersprache. Zur Erinnerung: die deutsche Sprache, ist seit 1963 eine offiziell anerkannte Landessprache. Indes ist es durchaus möglich, im konkreten Rechtsstreit und auf direkten Wunsch der beteiligten Parteien, die Verfahrenssprache zu wechseln. Sprich: von Deutsch in das Französische und umgekehrt.
Folgende Feststellungen können wir heute im Gerichtswesen machen:
Es gibt keine sprachliche Diskriminierung im Gerichtswesen mehr seit 25 Jahren; die Arbeit wird zur vollsten Zufriedenheit und in optimalem Maße geleistet und es besteht kein höheres Maß an Befangenheit als anderswo. Das nur, um dieses gerne von Gegnern des Gerichtsbezirks verwendete Argument zu entkräften.
Im Gegensatz zu vielen anderen Gerichtsbezirken, muss sich der Eupener Gerichtsbezirk nicht rein mit nationaler Materie befassen. Nein, häufiger als in vielen anderen Bezirken bestehen Verwicklungen, die europäisches, internationales Recht betreffen. Dies ist auf die Grenznähe zurückzuführen und betrifft das Strafrecht, das Wirtschaftsrecht, das Eherecht, usw. Dieser Umstand erfordert eine weitgehende juristische und polizeiliche Kooperation mit den Niederlanden, den deutschen Bundesländern, der Stadt Aachen in Nordrhein-Westfalen, der Stadt Trier in Rheinland Pfalz und dem Großherzogtum Luxemburg. Ich möchte an dieser Stelle - in meiner Funktion als deutschsprachiger Vertreter im belgischen Senat - auf die vertrauensvollen grenzüberschreitenden Beziehungen verweisen, die wir mit unseren Partnern unterhalten.
Werte Kolleginnen und Kollegen.
Wie Sie bemerken, bin ich voller Enthusiasmus für diesen eigenständigen, deutschsprachigen Gerichtsbezirk. Wie Sie wissen, ist dies nicht erst seit heute der Fall. Bereits früher habe ich mich sehr intensiv für diesen Bezirk eingesetzt, weil ich denke, dass er ein verlässlicher Partner in Belgien ist.
Deshalb möchte ich Sie, sehr geehrte Frau Ministerin, im Namen der Bürgerinnen und Bürger der Deutschsprachigen Gemeinschaft, aller Personalmitglieder des Gerichtsbezirkes und auch ganz persönlich zu Ihrer eigenen Entscheidung beglückwünschen. Darüber hinaus spreche ich allen Unterstützern, die sich für eine Beibehaltung des deutschsprachigen Gerichtsbezirks eingesetzt haben, meinen ausdrücklichen Dank aus.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Sta mij toe minder positief te zijn dan de vorige sprekers. Mijn eerste algemene kritiek op de werkwijze heeft te maken met het gefaseerde verloop van de werkwijze. Een hertekening van het gerechtelijke landschap had tegelijkertijd met het beheer van de rechtbanken moeten worden aangepakt om zo tot een mooi geheel te komen. Ondanks de vragen van zowel oppositie als meerderheidspartijen weigerde de minister zo'n gezamenlijke behandeling.
Ondertussen heb ik via de Kamer van volksvertegenwoordigers haar ontwerp inzake het beheer kunnen inzien. Mijn vrees voor de lege doos werd werkelijkheid.
Het voornaamste sluitstuk van de grote hervorming die de minister pretendeert voor te stellen, eindigt met een sisser. Dat de hervorming gebeurt zonder de resultaten van de werklastmeting te kennen, valt enkel als kafkaiaans te bestempelen. Ik heb daarnet overigens vernomen dat de cijfers eindelijk ter inzage liggen op het secretariaat van de commissie voor de Justitie.
De minister mag dan wel opperen dat alles nadien via coördinatie en reparatiewetgeving nog zal worden afgestemd en aangepast. Dergelijke werkwijze vormt natuurlijk een typisch Belgische gruwel. Een en ander komt erop neer dat de minister een huis wil bouwen en het onmiddellijk daarna moet verbouwen, omdat de deuren en ramen niet passen.
Dat de eenheidsrechtbanken in de hervorming niet zijn opgenomen, is echt een gemiste kans. Veel zal er in de praktijk niet veranderen. De eerste noodzakelijke stap wordt gezet, maar de tien andere stappen die nog moeten volgen, blijven uit of worden zelfs onmogelijk gemaakt.
De arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel worden op het niveau van het ressort geïnstalleerd. Maar in Leuven, Brussel en Nijvel worden ze op het niveau van het gerechtelijk arrondissement georganiseerd. Dat houdt weinig steek, want van een subspecialisatie zal er in Leuven en Nijvel al helemaal geen sprake zijn door het kleine aantal sociale rechters en rechters in handelszaken.
Voorts worden de vredegerechten en politierechtbanken niet geïntegreerd in de rechtbanken van eerste aanleg. Dat betekent natuurlijk een aanvullende grendel op het creëren van eenheidsrechtbanken in de toekomst.
Alle Vlaamse partijen met inbegrip van CD&V en Open Vld waren gewonnen voor de eenheidsrechtbank. Ook de Hoge Raad voor de Justitie en de Orde van Vlaamse Balies waren daar voorstander van. Het was het meest efficiënte mechanisme om justitie naar de eenentwintigste eeuw te loodsen. Iedereen weet wie dat heeft verhinderd. De eenheidsrechtbank maakt nu geen deel uit van deze hervorming, terwijl de hele wereld ons land uitlacht met zijn huidige systeem.
Het wetsontwerp kent tal van ongelijkheden. De eerste ongelijkheid heeft te maken met het gerechtelijk arrondissement Henegouwen.
Bij wijze van uitzondering zal dat arrondissement twee procureurs des Konings tellen. Dat Henegouwen een "geval apart" is door het inwonersaantal, de uitgestrektheid en de sociaaleconomische verscheidenheid is natuurlijk nonsens. Dat argument kan even goed voor alle andere arrondissementen worden gebruikt. Ook Antwerpen, Luik en Gent zijn groot en behandelen heel veel rechtszaken. Al deze arrondissementen hebben een grootstedelijk gebied met specifieke problemen zoals grootstadcriminaliteit en immigratiedruk, en daarnaast verkavelingswijken en landbouwgebieden. De Raad van State heeft de minister op dit punt uitdrukkelijk teruggefloten en vindt deze uitzondering zeer discriminerend. Dus moest de minister een nieuw argument bedenken. Er is echter helemaal geen reden waarom er in Henegouwen twee parketten moeten zijn en ze heeft noch de Raad van State, noch mij kunnen overtuigen. Ik zal de minister vandaag ook niet opnieuw om een verantwoording vragen. Vier onbevredigende antwoorden volstaan.
Dat er in Henegouwen twee parketten en twee procureurs des Konings komen, zorgt voor een nieuwe scheeftrekking. Eigenaardig is bovendien dat Henegouwen ook twee politierechtbanken krijgt en twee zetels voor de rechtbank van eerste aanleg, terwijl die rechtbank maar één voorzitter zal hebben. De meerwaarde van die twee zetels is en blijft een groot mysterie. Het lijkt erop dat de regering in Henegouwen twee volwaardige gerechtelijke arrondissementen wilde installeren en dat de minister de taak kreeg dat zo goed mogelijk te verdoezelen.
Er is nog een ongelijkheid. Elk gerechtelijk arrondissement krijgt er een voorzitter van de vrederechters en de politierechters bij, behalve Brussel en Eupen. In die twee arrondissementen zal de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die rol op zich nemen. Voor Eupen vinden we dat perfect te verantwoorden, omdat dat arrondissement een eenheidsrechtbank krijgt, maar voor Brussel is daar eigenlijk geen enkele verklaring voor.
In de arrondissementen Brussel en Eupen blijft er één hoofdgriffier per vredegerecht en per politierechtbank. In alle andere arrondissementen komt er slechts één hoofdgriffier voor alle vredegerechten en politierechtbanken, op het niveau van het gerechtelijk arrondissement. De reden voor die ongelijke behandeling is nog steeds onduidelijk. Ook hier verwijst de minister eenvoudigweg naar de BHV-wet. Het valt trouwens op dat de minister keer op keer de verantwoordelijkheid in het BHV-dossier van zich af wil schuiven. Ook de cijfers van KPMG werden niet besproken toen ze besproken moesten worden. Ook hier lijkt de conclusie te zijn: het is een ramp voor de Vlamingen.
Tot slot krijgt Waals-Brabant een eigen gerechtelijk arrondissement, Vlaams-Brabant niet. De opdeling in een gerechtelijk arrondissement Brussel en Leuven blijft gehandhaafd.
Het ontwerp bevat tal van ongerijmdheden en ongelijkheden en de kans om een eenheidsrechtbank in te voeren hebben we compleet gemist. Bovendien lijken de hervormingen niet gedragen te worden door de magistraten op het terrein en zullen ze mogelijk hun doel voorbijschieten indien er niet sneller werk wordt gemaakt van de werklast- en rendementsmeting, van eenvoudige procedures, geïntegreerde informaticasystemen en meer middelen voor een efficiënte justitie.
Om al die redenen zullen we het ontwerp niet goedkeuren.
Mme Christine Defraigne (MR), corapporteuse. - Nous sommes à l'issue d'un long processus.
Mener un débat sur la taille des arrondissements qui datent du 19e siècle était certainement utile. Néanmoins, un certain nombre de principes constitutionnels doivent être sauvegardés. La mobilité des magistrats est liée au principe constitutionnel d'inamovibilité et constitue évidemment une garantie de l'indépendance des magistrats, dans l'intérêt du justiciable.
La question a été posée de savoir si ce projet n'était pas le cheval de Troie qui nuirait à cette indépendance, puisque le pouvoir des chefs de corps en la matière est assez large. D'aucuns ont craint que les « déplacements » de magistrats soient une occasion de les écarter, pour des raisons complètement étrangères au bon fonctionnement du service et à l'efficacité de celui-ci.
Certes, l'avis du magistrat est demandé mais c'est une simple consultation, sans qu'un recours ne soit nécessairement organisé.
Face aux amendements déposés à la Chambre à ce sujet, vous vous êtes engagée à envisager cette question dans le cadre de la gestion décentralisée du projet qui est actuellement débattu à la Chambre. Je tiens à vous rappeler ces engagements car ils touchent un problème bien réel auquel il faut apporter des réponses adaptées.
Le deuxième engagement que vous avez pris par rapport à ce texte concerne la compétence territoriale des huissiers. D'une manière générale, je regrette - comme je l'ai déjà indiqué en commission - que notre capacité d'amendement ait été totalement cadenassée. La marge de manoeuvre des sénateurs a été réduite à néant. Je peux comprendre que vous ne souhaitiez pas que ce texte important doive retourner à la Chambre, avec les éventuels risques dilatoires ou purement politiques que cela suppose, mais il eut pourtant été de bonne politique de pouvoir apporter certains amendements.
Vous avez toutefois pris l'engagement que la compétence territoriale des huissiers de justice serait abordée dans la question plus générale du statut des huissiers de justice. La discussion n'est pas de nature corporatiste ; elle concerne la sauvegarde de l'intérêt du justiciable et du débiteur qui doivent avoir un accès garanti à la justice. Il ne faudrait pas que cette réforme entraîne une explosion des coûts des actes de procédure pour le débiteur ou le justiciable.
Je voudrais ajouter que parmi les autres acteurs judiciaires qui seront touchés par cette réforme, il y a bien entendu les avocats et les notaires. Il s'agira peut-être de modifier le mode de fonctionnement des ordres d'avocats qui travaillent aujourd'hui par arrondissement judiciaire et la compétence territoriale des notaires fera l'objet de discussions. Tous ces changements devront se faire dans l'intérêt du justiciable.
Madame la ministre, le monde judiciaire est au coeur d'une série de réformes concomitantes. On installera le tribunal de la famille, ce qui nécessitera de nombreuses adaptations. La gestion décentralisée, qui est débattue actuellement à la Chambre, demandera également beaucoup de souplesse et de créativité. Cette réforme du paysage judiciaire aura évidemment des conséquences pratiques.
Comme je l'ai indiqué à plusieurs reprises, il ne faut pas charger la barque trop fort. Le SPF Justice devra, en tout cas, constituer un appui et développer une saine collaboration et un partenariat bien concerté avec le monde judiciaire. Il en va du fonctionnement du Service public de la Justice, au jour le jour et au quotidien.
Mme Cécile Thibaut (Ecolo). - La réforme de l'ordre judiciaire est une réforme ambitieuse qu'Ecolo et Groen ont soutenue en participant au groupe de travail Atomium entre octobre et décembre 2009, à l'initiative du ministre de la Justice Stefaan De Clerck.
Dans tous les cas, notre groupe estime que toute réforme doit aboutir à des améliorations concrètes. Nous souhaitions que des changements structurels soient opérés dans l'organisation judiciaire afin de permettre des avancées positives. Ces réformes doivent se baser sur des critères de faisabilité et de plus-value pour le personnel judiciaire et pour le justiciable.
Une analyse coût/bénéfice garde aussi tout son sens. Car bien qu'elle soit demandée depuis plus de vingt ans, cette réforme est proposée aujourd'hui dans un contexte de restrictions budgétaires sans précédent. Même si la Justice est un département qui a relativement échappé aux restrictions linéaires, elle souffre d'un arriéré de moyens et de réformes. Il nous semble dès lors que cette réforme devra également passer par une revalorisation de la Justice et un accès satisfaisant aux tribunaux.
Sur la forme, nous avons regretté la fin de course précipitée à laquelle nous avons assisté à la Chambre avant les vacances parlementaires. Une seule matinée aura été consacrée à l'audition des acteurs avant d'entamer les débats parlementaires.
Nous avons aussi regretté la stratégie de la majorité fédérale d'examiner les textes de la réforme de manière incomplète. Ainsi, les textes sur l'autonomie de gestion aboutissent maintenant à la Chambre. De nombreuses lois réparatrices sont annoncées pour mettre en cohérence les différents textes. Je parle du paysage judiciaire et de la mobilité, de l'autonomie de gestion, du tribunal de la famille ou encore du tribunal disciplinaire.
Sur le fond, deux éléments retiennent mon attention : le premier concerne le modèle de management.
Comme je l'ai dit dans la discussion des travaux, la réforme de l'ordre judiciaire vise à améliorer son efficacité. Elle prévoit notamment une meilleure flexibilité en facilitant la mobilité des magistrats et du personnel judiciaire. Celle-ci est essentielle pour permettre une spécialisation des magistrats dans les matières dans lesquelles ils sont formés et sont appelés à juger. Il en va de la capacité d'attirer des profils de haut niveau dans les matières spécialisées.
Bien que nous soutenions la philosophie de cette réforme, nous regrettons les pleins pouvoirs qui ont été accordés au chef de corps en matière de mobilité, et dans le prolongement de la réflexion sur l'organisation démocratique de l'ordre judiciaire et des assemblées générales, nous avons proposé un modèle de management participatif, l'objectif étant de faire participer à travers une assemblée générale un maximum de magistrats qui travaillent avec le chef de corps.
Ce modèle de management n'a malheureusement pas été retenu et se retrouve à présent dans les textes sur l'autonomie de gestion actuellement examinés à la Chambre. Nous attendons donc la suite.
Le deuxième élément qui retient notre attention est que, selon la philosophie de la réforme, les services de base, ceux qui sont les plus proches des citoyens, doivent être assurés dans chaque division. On y trouvera ainsi au moins un tribunal de la jeunesse, un tribunal civil et un tribunal correctionnel. Les matières qui méritent une spécialisation pourraient être concentrées dans une seule division. Ces matières sont reprises dans une liste inscrite dans le Code judiciaire. Il s'agit d'un progrès qui encouragera et facilitera la stabilisation des spécialisations. Cependant, nous estimons que la liste des matières spécialisables est trop longue et trop vague. Ainsi, par exemple, les contrats de travail et les accidents de travail sont repris sur cette liste exhaustive. Cela signifie que ces matières pourront être concentrées dans une seule division d'un arrondissement. Or, puisque l'arrondissement épousera le territoire provincial, on ne pourra plus parler d'une justice proche du justiciable.
Nous sommes favorables à une réforme de l'ordre judiciaire. Toutefois, certains éléments de la réforme qui nous est proposée par la majorité et la précipitation dans laquelle Mme Turtelboom a travaillé ces dernières semaines nous incitent à nous abstenir.
(Mme Sabine de Bethune, présidente, reprend place au fauteuil présidentiel.)
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Ik ben blij dat ik het eerste en belangrijke luik van de justitiehervorming vandaag kan becommentariëren. Na dertig jaar discussie kunnen we vandaag niet veel meer toevoegen aan het parlementair debat, maar we hebben vandaag in elk geval een heel belangrijke stap gezet in de hervorming van Justitie.
Binnenkort zal de Kamer het tweede wetsontwerp overzenden aan de Senaat. Dat is het sluitstuk over het beheer. Die twee ontwerpen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het eerste ontwerp zal pas volledig tot zijn recht komen, als we ook het tweede zullen hebben behandeld. Een aantal opmerkingen die tijdens de bespreking over het eerste ontwerp aan bod kwamen, zullen worden verduidelijkt in het tweede ontwerp. Ik denk bijvoorbeeld aan de beroepsmogelijkheid bij mobiliteit en de koppeling van de kaders aan de werklastmeting. Zo voorziet het tweede ontwerp in een vijfjaarlijkse evaluatie van de werklast.
Ik bedank iedereen die aan de teksten heeft meegeschreven en ervoor heeft gezorgd dat het ontwerp vandaag kan worden besproken: de experts, de onderhandelaars, de informele denktank, de stuurgroep die de teksten vanuit de magistratuur heeft bekeken. Ik bedank zelfs de senatoren die kritiek hebben geuit, want dat toont het belang aan van Justitie en van deze hervorming.
De hervorming heeft drie grote doelstellingen. Ze moet ten eerste voor een beter bestuur en een grotere efficiëntie zorgen. Mensen, middelen en taken waren immers te veel versnipperd. Al te vaak werd er bovendien over de middelen beslist vanuit de bureaucratie in Brussel, terwijl het veel beter is de mensen zelf te laten beslissen.
Ten tweede moet de hervorming de mogelijkheid bieden om achterstand weg te werken en sneller recht te spreken.
De derde doelstelling is een nog kwaliteitsvollere rechtspraak, een betere dienstverlening en een voldoende nabijheid bij de burger.
À l'issue des discussions, les méthodes à employer ont fait l'objet d'un consensus, ce qui permettra d'atteindre ces objectifs.
Premièrement, l'échelle sera élargie. Dans les grandes lignes, la structure territoriale des tribunaux reste la même que celle qui existait à la naissance de la Belgique. Cet élargissement d'échelle offre l'opportunité de transférer les moyens et les compétences stratégiques du niveau central aux arrondissements et doit en même temps contribuer à mettre un terme à la dispersion des ressources humaines et des moyens.
Deuxièmement, gráce à la création d'arrondissements judiciaires plus vastes et au développement des possibilités de mobilité horizontale, les magistrats et le personnel judiciaire peuvent être mieux affectés en fonction de la charge de travail et de la spécialisation. Bien entendu, tout cela est intimement lié au projet de loi que nous examinerons dans quelques semaines et qui règle la gestion des nouveaux arrondissements. Vous constaterez que nous y renforçons le principe de la séparation des pouvoirs qui est très important dans notre pays, que nous décentralisons de façon pragmatique et que nous prévoyons une longue phase transitoire pour développer ce nouveau système de gestion.
Met het eerste grote wetsontwerp over mobiliteit en schaalvergroting evolueren we van 27 naar 12 gerechtelijke arrondissementen, gebaseerd op de provinciale structuur. Wij hebben de nabijheid voor de burger echt in de wetteksten verankerd, omdat die cruciaal is. Justitie moet efficiënter worden, maar de rechtzoekende moet nog altijd dichtbij terechtkunnen.
Ik ben in de commissie uitgebreid ingegaan op de mobiliteit van de magistraten. Uiteraard hebben wij ervoor gezorgd dat de beslissingen inzake mobiliteit die voortaan verruimd zijn, pas kunnen genomen worden nadat de magistraten gehoord zijn, en dat in bepaalde gevallen zelfs de toestemming van de betrokken magistraten vereist is. Het wetsontwerp over het beheer werd ook in die zin aangepast.
Ik wil ook herinneren aan het excellente werk dat de Senaat heeft verricht met de oprichting van de familie- en de tuchtrechtbanken. De regering en de Senaat hebben zo samen drie procedureel heel belangrijke ontwerpen tot stand gebracht die Justitie verbeteren, dichter bij de mensen brengen en vooral transparanter maken. De drie ontwerpen zijn met elkaar verbonden, omdat ze alle drie de procedures verbeteren.
Binnenkort zullen we in de commissie voor de Justitie van de Senaat de discussie over het wetsontwerp inzake het beheer aanvatten. Zo zullen we tijdens deze regeerperiode een belangrijke vooruitgang in de hervorming van Justitie kunnen boeken, waartoe de hele meerderheid zich had verbonden.
Ik dank in ieder geval alle leden die constructief aan dit wetsontwerp hebben meegewerkt.
De heer Bart Laeremans (VB). - De minister heeft op geen enkele manier geantwoord op de vele vragen die ik heb gesteld. Zij doet alsof de oppositie lucht is. De minister gedraagt zich als een struisvogel.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Alles wat op Brussel-Halle-Vilvoorde betrekking heeft, is deze week uitvoerig besproken in een andere commissie. Ik kan exact herhalen wat staatssecretaris Verherstraeten daarover heeft gezegd, maar we bewijzen er niemand een dienst mee. Iedereen die deelneemt aan de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden weet precies waarop de kaders zijn gestoeld. Sommige kaders zijn gebaseerd op de huidige situatie en zullen evolueren afhankelijk van de werklastmeting. Het heeft geen zin de discussie van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden hier te herhalen. Ik begrijp dat de oppositie elk wetsontwerp aangrijpt, maar ze moet ook begrijpen dat discussies en debatten in de commissies gevoerd worden.
We kunnen vooruitgaan, ook met staatshervorming, omdat er wordt samengewerkt en omdat er vertrouwen is binnen de regering. Dat heeft niets te maken met struisvogelpolitiek, maar met samenwerking, maar dat is voor de heer Laeremans wellicht een moeilijk in te vullen begrip.
De heer Bart Laeremans (VB). - Dat is wel grof. Ik heb de voorbije weken niets anders gedaan dan actief samengewerkt in de commissies voor de Institutionele Aangelegenheden en voor de Justitie. In de commissie hebben we de minister talrijke keren gevraagd hoe de cijfers te verantwoorden zijn. Precies op de dag van de politiebetoging in Brussel werd het akkoord bekend gemaakt over de nieuwe verhoudingen na de werklastmeting. Ik heb de minister daar een vraag over gesteld, maar ze kon geen antwoord geven.
De minister beweert hier te kunnen herhalen wat staatssecretaris Verherstraeten heeft gezegd, maar dat kan ze niet omdat ze dat domein niet beheerst. Ze weet niet waarover het gaat. Ze kon in de commissie geen antwoord geven en ook hier niet. Ik heb ze bijvoorbeeld gevraagd waarom er in Antwerpen 106 magistraten zijn en binnenkort 107, maar ze kon geen antwoord geven omdat het haar gewoon niet interesseert.
-La discussion générale est close.