5-247COM

5-247COM

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Annales

MERCREDI 17 JUILLET 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Patrick De Groote au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur «le bien-être au travail à la Défense» (no 5-3870)

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Voormalig legerarts Lemmens hekelt in een boek, Les oubliés de la Grande Muette, de tekortkomingen van het ministerie van Defensie inzake het welzijn op het werk. Hij zet de gevolgen ervan op de gezondheid van de militairen uiteen: verwondingen, ziektes en sterfgevallen die vermeden kunnen worden als alle domeinen van het welzijn op het werk op adequate wijze legaal worden ingevuld.

Zo stelt de schrijver dat er bij Defensie in 2012 2 doden en 661 gewonden vielen, terwijl het aantal sterfgevallen in zogenaamde verdachte omstandigheden - vaak blijken dat zelfdodingen te zijn - in de legereenheden de jongste jaren hand over hand toenemen.

Worden de beweringen van de schrijver, de statistieken die hij publiceert, en de achterliggende oorzaken die hij aanhaalt, onderzocht op hun waarheidsgehalte? Zo niet, welke cijfers schuift de minister zelf naar voren? Wat is zijn reactie op de beweringen in het boek?

In welke mate kunnen de bevindingen uit de onderzoeken naar arbeidsongevallen en/of zelfdodingen worden geïntegreerd in beleidsvoorstellen ter preventie van nieuwe gevallen of vormt de privacy een hinderpaal om de conclusies uit dergelijke rapporten in een welzijnsplan om te zetten?

Heeft Defensie voldoende wettelijke middelen of procedures om de oorzaken van het overlijden van personeelsleden te onderzoeken? Zijn er bijvoorbeeld militaire dokters of welzijnswerkers aangewezen die onder beroepsgeheim voldoende gegevens over de oorzaken van overlijden kunnen verzamelen?

Heeft Defensie een speciale dienst waar familieleden of andere nabestaanden bij een zelfdoding de mogelijkheid krijgen een getuigenis af te leggen over specifieke oorzaken die misschien bij Defensie liggen?

De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. - De Generale Staf heeft het waarheidsgehalte van de statistieken en de zogenaamde achterliggende oorzaken van de beweringen in het boek onderzocht.

In 2012 overleden drie militairen tijdens de dienst en gebeurden er 1 170 arbeidsongevallen; dat zijn ongevallen vanaf één dag ziekteverzuim, de dag van het ongeval niet inbegrepen. In het totaal gebeurden 507 ongevallen in de militaire kwartieren, de overige ongevallen vonden plaats tijdens een operatie, oefeningen, maneuvers of de sportbeoefening.

Het aantal overlijdens in verdachte omstandigheden neemt niet toe. In 2011, 2012 en gedurende de zes eerste maanden van 2013 werden respectievelijk 14, 13 en 4 zelfdodingen vastgesteld. Het gaat om militairen in actieve dienst, maar ook om militairen die gebruik maken van de vrijwillige opschorting van de prestaties (VOP) en om de burgerpersoneelsleden van Defensie. De Generale Staf deelt mij mee echt geen idee te hebben waar de schrijver zijn cijfers heeft gehaald.

De arbeidsongevallen worden onderzocht. De lessen die daaruit worden getrokken en de voorgestelde preventiemaatregelen worden binnen de syndicale overlegstructuur van Defensie besproken. Nadien worden ze geïntegreerd in beleidsvoorstellen ter preventie van nieuwe gevallen, en dat zowel lokaal als op centraal niveau.

Privacy vormt hierbij geen hinderpaal. Alle overlijdens ten gevolge van arbeidsongevallen of overlijdens in verdachte omstandigheden op het werk worden volgens de wettelijk voorziene procedures onderzocht, indien nodig met steun van de gerechtelijke diensten.

Overlijdens in de privésfeer worden niet onderzocht. De maatschappelijk assistenten van de sociale dienst van de Centrale Dienst voor sociale en culturele activiteiten (CDSCA) nemen bij een overlijden en dus ook bij de overlijdens in verdachte omstandigheden contact op met de nabestaanden om hen de nodige psychosociale en administratieve hulp aan te bieden. Tijdens die vertrouwelijke contacten wordt het nodige vertrouwen gecreëerd en komen de doodsoorzaken en dus ook de zelfdodingen naar boven. Die gesprekken vallen uiteraard onder het beroepsgeheim.

Mocht de sociale dienst tijdens die contacten vaststellen dat de zelfdoding het gevolg is van oorzaken die bij Defensie liggen, dan wordt aan de nabestaanden aangeraden een officieel onderzoek naar de aangehaalde oorzaken te laten instellen. Dat kan via de dienst Klachtenmanagement van Defensie of via andere externe kanalen, zoals een procedure via de rechtbank. De nabestaanden beslissen zelf of ze op dat aanbod ingaan of niet. Ook kan elke nabestaande zelf rechtstreeks stappen ondernemen bij de dienst Klachtenmanagement van Defensie.

Sinds 2007 beschikt Defensie over een welzijnsstructuur met lokale actoren. De jongste jaren zijn talrijke maatregelen genomen met het oog op de preventie van arbeidsongevallen. Zo werd in 2010 een dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS) ingevoerd dat op de SOBANE-strategie (Screening, OBservation, ANalysis, Expertise) is gebaseerd. Hiervoor werden de nodige richtlijnen ontworpen en werden sensibiliseringscampagnes gevoerd. Assistenten inzake preventie en preventieadviseurs helpen de korpscommandanten hun verplichtingen inzake welzijn op het werk na te komen.

Sinds kort beschikt Defensie over een procedure voor formele en psychosociale klachten. Defensie stelt hiervoor 95 gevormde vertrouwenspersonen ter beschikking van het personeel, van wie er 23 worden belast met de uitvoering van de psychosociale risicoanalyse op het lokale niveau.

De heer Patrick De Groote (N-VA). - Ik onthoud uit het antwoord dat de Generale Staf zegt niet te weten waar de heer Lemmens zijn cijfers vandaan haalt. Hij is nochtans jarenlang in dienst geweest bij Defensie en zal dus wellicht enige ervaring hebben. Het ergert me dat er een welles-nietesspelletje wordt gespeeld: de ene cijfers zouden juist zijn, de andere uit de lucht gegrepen.

Het zou interessant zijn om de problematiek in kwestie ernstig aan te pakken en in een hoorzitting alle actoren te bevragen, zodat we correcte informatie kunnen krijgen en ons een oordeel kunnen vormen over wat er aan is van de beweringen van de heer Lemmens.

Collega Grosemans had in de Kamer een vraag over hetzelfde onderwerp ingediend. De minister heeft daarop geantwoord dat er een klacht was ingediend bij de Arbeidsinspectie. Dat is niet juist: het betrof een klacht bij het Arbeidsauditoraat. De procedures bij de Raad van State hebben niets te maken met wat wordt aangeklaagd in het boek, maar enkel met het persoonlijk dossier van de auteur over vrijwillige opschorting van prestaties.

(La séance est levée à 12 h 15.)