5-233COM

5-233COM

Commission des Affaires sociales

Annales

MARDI 18 JUIN 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «la pauvreté infantile dans notre pays» (no 5-3580)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Graag wil ik deze vraag beginnen met begrip op te brengen voor de moeilijke taak van de staatssecretaris. Gedurende bijna tien jaar was ikzelf coördinerend minister voor Jeugd in de Vlaamse regering. Daarbij stelde ik snel vast dat zo'n coördinerende opdracht inherent leidt tot ongecoördineerde frustraties. Om hieraan te ontsnappen, verwoordde ik mijn opdracht als volgt: alles wat de jeugd aanbelangt, is mijn zaak, maar niet alles is mijn taak. Dat geldt mutatis mutandis ook voor de staatssecretaris: alles wat armoede betreft, valt binnen haar bekommernis, maar ze beschikt natuurlijk niet over de uitvoerende bevoegdheden om in alle sectoren en domeinen hieromtrent op te treden. Daarom klinkt nog een volgende slogan erg juist en begrijpelijk: net als jeugd is armoede een prioritaire opdracht voor elke minister en staatssecretaris van de federale regering. Het is een collectieve opdracht.

Ik wil de opdracht van de staatssecretaris inzake armoedebestrijding dan ook evalueren in het licht van de invloed die ze kan uitoefenen op haar collega's: in welke mate stappen zij mee in haar oproep om op een gecoördineerde, geïntegreerde wijze de armoede op energieke en slagkrachtige wijze te bestrijden.

Allerlei berichten, onder andere van de OESO, wijzen niet meteen op een succes. België doet het ronduit slecht, barslecht als het gaat over de armoede in het algemeen en de armoede bij kinderen in het bijzonder. In heel Europa vergroot de kloof tussen arm en rijk. Ter illustratie: in 2010 verdiende de 10% rijkste mensen gemiddeld 9,5 keer zoveel als de armste 10%. In België wegen verschillende elementen extra negatief door, zoals de hoge jeugdwerkloosheid en vooral de ontzettende armoede bij gezinnen met een migratieachtergrond. Gezinnen van etnisch-cultureel diverse achtergrond zijn significant armer, met een armoedepercentage van bijna 30%. Daarmee piekt ons land op een tragische wijze. Juist in deze gezinnen leven - overleven - erg veel kinderen en jongeren.

De OESO roept op om, zeker in een periode van besparingen, het beleid bij voorrang te richten op de bescherming en versterking van de allerzwaksten. Specifieke tewerkstelling, het relevant verhogen van de uitkeringen en vooral een constructieve en niet argwanende en beknepen attitude tegenover maatschappelijke achterstelling en uitsluiting.

Hoe beoordeelt de staatssecretaris haar aanpak van de groeiende kloof tussen arm en rijk, de voortdurende toename van het aantal mensen en vooral kinderen in armoede? Op welke domeinen kan zij, op de valreep van het laatste regeringsjaar, van een succesverhaal gewagen? Kan de staatssecretaris illustreren hoe zij en haar collega's hebben bijgedragen tot het verkleinen van de groeiende kloof tussen arm en rijk, de vermindering of bestrijding van de kinderarmoede, het creëren van meer inkomen voor gezinnen in armoede? Waar ondervond en ondervindt de staatssecretaris de grootste weerstand om haar doelstellingen inzake de bestrijding van de armoede te verwezenlijken? Hoe verklaart zij deze tegenwerkingen? Wijzen de verwezenlijkingen, de resultaten en de effecten van het beleid van de federale regering op de armoede in het algemeen en de kinderarmoede in het bijzonder op een geslaagde beleidsperiode? Waar zal de staatssecretaris in het laatste jaar van deze regeerperiode nog extra op inzetten en welke concrete doelstellingen, middelen en methodes zal ze daarbij hanteren?

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Diverse bronnen geven inderdaad aan dat de cijfers voor kinderen in armoede in België niet rooskleurig zijn. Ik ervaar dat ook zelf tijdens mijn bezoeken op het terrein. OCMW's en maatschappelijk werkers moeten in stijgende mate gezinnen helpen die met armoede geconfronteerd worden. Het aantal mensen met budgetbegeleiding gaat al enige tijd in stijgende lijn. Opvallend is dat daar ook veel mensen met een inkomen en zelfs gezinnen met twee inkomens bij zitten. Bij hen is het probleem dat ze meer uitgaven hebben dan inkomsten; dat vindt men in alle lagen van de bevolking terug.

Het OESO-rapport waarnaar de heer Anciaux verwijst, stelt vast dat de Ginicoëfficiënt tussen 1980 en 2010 is gestegen. Dat was nog voor de economische crisis en dus kunnen we ervan uitgaan dat de cijfers sindsdien zeker niet zijn verbeterd. In vergelijking met de ons omringende landen, zit België in de middenmoot. Volgens EU-SILC 2011, dat zich baseert op het inkomen van het jaar 2010, hebben kinderen in vergelijking met de rest van de Belgische bevolking, een verhoogd armoederisico. Concreet bedroeg het armoederisico bij kinderen tussen 0 en 17 jaar 18,7%. In 2008 was dat nog 17,2%. Voor de hele Belgische bevolking bedraagt het armoederisico 15,3%. De armoede bij de ouderen is in die periode afgenomen.

De belangrijkste factoren die het armoederisico bij kinderen beïnvloeden, zijn de samenstelling van het gezin - denken we vooral aan het stijgend aantal eenoudergezinnen -, de arbeidsparticipatie van de ouders en de migratieachtergrond van de kinderen. Een deel van de armoede hebben we bij manier van spreken geïmporteerd in onze samenleving door de komst van tal van mensen naar onze steden en gemeenten. Die mensen raakten vaak niet snel geïntegreerd, waardoor ze een achterstand hebben opgelopen. In die groep noteren we ook slechte cijfers voor de perinatale kindersterfte in Brussel, die zeker ook met armoede te maken heeft.

De cijfers EU-SILC 2012 heb ik nog niet ter beschikking maar ik verwacht geen spectaculaire verbetering.

Als staatssecretaris bevoegd voor maatschappelijke integratie en armoedebestrijding heb ik niet meer dan een coördinerende bevoegdheid en dat is, zoals de heer Anciaux zei, inderdaad a hell of a job. Omdat die taak transversaal ligt, vereist ze enorm veel overleg.

We hebben binnen de welvaartsenveloppe van de regering het leefloon vanaf september met 2% verhoogd. Verder ben ik erin geslaagd om in het kader van het nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan veertien van de zestien leden van de federale regering mee in het bad te trekken en hebben we de meetinstrumenten ingezet waar het Rekenhof om had gevraagd. Vanuit mijn coördinerende bevoegdheid doe ik samen met mijn kabinet aan de follow-up van de armoedebestrijding.

Op 10 juni jongstleden heeft de interministeriële conferentie Integratie in de samenleving een nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan goedgekeurd. Ik coördineerde de voorbereidende werkzaamheden en heb daarbij overleg gepleegd met de gewesten en gemeenschappen.

Ik ben er van overtuigd dat armoede pas echt structureel kan worden aangepakt wanneer eenieder binnen zijn bevoegdheid ook zijn verantwoordelijkheid opneemt. Daarvoor hebben we een goede medewerking ondervonden. Voor de eerste keer hebben we in ons land, over de grenzen van gemeenschappen en gewesten heen, een plan opgesteld om specifiek de armoede bij kinderen aan te pakken. Dat doen we in de overtuiging dat we ook de ouders helpen, als we kinderen uit de armoede halen. We richten ons ook op de kinderen omdat we daarmee de vicieuze cirkel van de intergenerationele armoede kunnen doorbreken. We willen de kinderen zo snel mogelijk uit de armoede halen om ze zowel sociaal als materieel zo weinig mogelijk achterstand te laten oplopen.

Ook de stakeholders - de armoedeverenigingen en de verenigingen van steden en gemeenten - werden bij de opmaak van het actieplan betrokken. Nu is het aan iedere minister en staatssecretaris om de acties uit het plan die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, uit te voeren. Ik ben overtuigd van hun engagement, maar ik zal niet nalaten om hen blijvend op hun engagement te wijzen.

Daarnaast wil ik in mijn eigen bevoegdheidsdomein verschillende concrete acties voeren. Zo wil ik de OCMW's aanmoedigen om een lokaal overlegplatform op te richten, onder andere met scholen en kinderdagverblijven, zodat de OCMW's ten volle, maar met respect voor de privacy, hun preventieve en proactieve rol kunnen spelen in het opsporen van verborgen armoede bij kinderen.

Er is een wijdverspreide idee dat de zelfstandigen allemaal schatrijk worden. Toch komt er ook bij hen vrij veel armoede voor. Daarom wil ik ervoor zorgen dat ze sneller de weg naar het OCMW vinden, niet noodzakelijk voor een inkomen te verkrijgen, maar wel voor budgetbegeleiding, problemen met energiefacturen enzovoort. Ik wil een handleiding ontwikkelen voor OCMW's en zelfstandigen, want ze kennen elkaar nog veel te weinig.

Ik wil met een activering op maat de kloof met de arbeidsmarkt verkleinen. Dat zal ik onder meer doen met de maatregelen ter bevordering van de participatie en sociale activering van de OCMW-cliënten en met projecten via het Europees Sociaal Fonds. Het gaat vooral om mensen die bij uitzendbureaus niet aan de bak komen en die in die projecten structuur en begeleiding krijgen. Zo vinden sommigen alsnog de weg naar de reguliere arbeidsmarkt. Het voordeel is dat die projecten niet met deadlines werken. Sommige mensen hebben meer dan een jaar nodig om hun leven opnieuw op de rails te krijgen, andere slagen daar in zes maanden al in. Daarom moeten de OCMW's enige flexibiliteit aan de dag kunnen leggen, zonder dat het OCMW voor de mensen een hangmat mag worden.

Voor het overige verwijs ik naar het armoedebestrijdingsplan zelf.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De cijfers bewijzen inderdaad dat de armoede bij ouderen is afgenomen. Dat is zonder twijfel te danken aan het welvaartsvast maken van de pensioenen.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Wat ook meespeelt, is dat de meeste ouderen een eigen huis of appartement hebben.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Akkoord, maar dat hadden de ouderen vroeger ook. Dit verklaart misschien wel waarom de armoede bij ouderen bij ons lager ligt dan in de omringende landen.

Toch kunnen we zeker niet spreken van een absoluut succes. Dat is niet de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris alleen. Haar coördinerende functie kan alleen maar werken als ze zelf rechtstreeks kan ingrijpen in de bevoegdheid van haar collega's en als ze met eigen voorstellen naar de Ministerraad kan stappen voor zaken die onder de bevoegdheid van haar collega's vallen. De praktijk heeft duidelijk bewezen dat dit de enige mogelijkheid is, tenzij de regering stevig bedrag voor armoedebestrijding wil uittrekken.

De monitoring is belangrijk. Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Het is voor de staatssecretaris een middel om haar collega's aan te moedigen hun verbintenissen na te komen. Ik wens de staatssecretaris daarbij veel succes. Er was veel samenwerking bij het opmaken van het armoedebestrijdingsplan, maar de uitvoering ervan vereist een stevige monitoring en een stevige stok achter de deur. Dat zal nodig zijn wil ze erin slagen om de armoede in het volgende decennium naar beneden te krijgen. Ik steun haar plan en haar doelstelling volledig. Kinderarmoede is een van de moeilijkste problemen en moet de grootste prioriteit krijgen.