5-230COM

5-230COM

Commission des Affaires sociales

Annales

MARDI 4 JUIN 2013 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la menace pesant sur le fonctionnement des hôpitaux à cause de la pénurie croissante de médecins et de dentistes» (no 5-3496)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De opleiding tot arts en tandarts en de beslissing om voor die opleidingen een toelatingsexamen en/of een numerus clausus in te voeren behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Toch kan een beleid op dat vlak tot een ongewenst effect op de medische dienstverlening in de ziekenhuizen leiden, waardoor er uiteraard een hoge federale betrokkenheid ontstaat.

Zeker met betrekking tot het beleid van de Vlaamse Gemeenschap rijzen vragen. Het in Vlaanderen verplichte toelatingsexamen voor geneeskunde en tandarts beoogt om de instroom van die medische beroepen in een juiste verhouding te brengen tot de noden van de bevolking.

Specialisten stellen daarbij steeds meer vragen. Zo zou de beperking van de instroom niet gebaseerd zijn op voldoende onderbouwde cijfers. De gevolgen daarvan worden merkbaar in een verstoorde marktwerking, het ontstaan van schaarste en dus de stijging van de kostprijs. Dat de Franstalige universiteiten de instroom niet op die manier beperken, heeft als gevolg dat er vanuit de Franstalige universiteiten twee tot driemaal zoveel artsen en tandartsen uitstromen. Dat laat zich voelen in het al kwestieuze tekort aan Nederlandstalige hulpverleners in Brussel. De lage instroom in de artsenopleiding van de VUB bedreigt ook de Nederlandstalige opleiding in Brussel.

Daarnaast blijkt de Vlaamse instroombeperking negatief te wegen op de sociaaleconomische en etnische diversiteit bij de afgestudeerden. Vooral jongeren uit minder welvarende gezinnen en gezinnen van etnisch-cultureel diverse afkomst blijken - meer dan noodzakelijk en gewenst - uit de boot te vallen. Daarbij speelt ook het niveau van de middelbare school een erg bepalende rol. Kandidaten uit zogenaamde "zwakke" scholen maken minder kans, terwijl ze intrinsiek vaak over voldoende capaciteiten beschikken, wat ze ook bewijzen in hun later studietraject.

Een analyse van de effecten van het beleid van de Vlaamse Gemeenschap dienaangaande wijst erop dat de beoogde verbetering niet wordt behaald. Zo blijkt dat een groot deel van de studenten die niet in de ingangsproef zijn geslaagd, zich oriënteert naar biomedische of aanverwante wetenschappen, soms om later, beter gewapend, opnieuw aan de ingangsproef deel te nemen. Dat effect is zeker niet kostenbesparend op het niveau van de opleidingen. Integendeel.

Kortom, kritische afwegingen van het Vlaamse beleid inzake de beperking van de instroom naar de opleiding van arts en tandarts wijzen, zelfs op korte termijn, op een bedreiging van de kwaliteit van de medische verzorging in de ziekenhuizen, zeker in Brussel en het Vlaamse Gewest. Daardoor ontstaat meteen een federale uitdaging.

Hoe evalueert de minister de verschillende argumenten voor de stelling dat het Vlaamse beleid om de instroom voor de studies van arts en tandarts te beperken, niet aan de beoogde doelstellingen beantwoorden? Kan er overleg worden gepleegd? Wat kan er gebeuren of wat gebeurt er om de Vlaamse Gemeenschap tot een beter inzicht te brengen?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De Ministerraad bepaalt de contingentering op basis van het advies van de Planningscommissie medisch aanbod. De door de planningscommissie voorgestelde contingentering is het resultaat van een mathematisch model, op basis van scenario's die vanuit deskundigenadviezen en strategische en politieke keuzes zijn opgesteld. De cijfers die bij koninklijk besluit worden bepaald, zijn globale maximumcijfers per gemeenschap, waarbij er een ruime marge blijft om die cijfers over de verschillende medische specialiteiten te verdelen. Van mijn kant heb ik voorgesteld om voor de structurele knelpuntberoepen minimumwaarden te bepalen, onder meer voor de huisartsengeneeskunde en de geriatrie.

De uitwerking van maatregelen op het vlak van de opleiding om de cijfers te bereiken die op federaal niveau zijn bepaald, valt onder de bevoegdheid van elke gemeenschap. Ik beperk me tot de vaststelling dat elke gemeenschap verschillende methodes heeft gekozen. Het komt mij als federaal minister geenszins toe om die te becommentariëren of te bekritiseren.

Ik pleit er in elk geval voor om het contingenteringssysteem op federaal vlak te herbekijken, niet alleen voor de medische specialiteiten, maar voor alle medische beroepen. Ik pleit er ook voor om van een eenvoudig systeem van numerus clausus naar een echt planningssysteem over te stappen waarmee op de zorgaanbodproblematiek kan worden geanticipeerd. Dat is echter een ander debat.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik begrijp dat de minister geen commentaar kan geven op collega's van de Vlaamse gemeenschap.

Het voorstel van de minister om over te stappen van een systeem van numerus clausus naar een planningssysteem is een wijs voorstel. Het is onbegrijpelijk dat men op een moment van schaarste aan huisartsen, tandartsen en nog enkele andere knelpuntberoepen wanhopig blijft vasthangen aan toelatingsexamens. Ik begrijp dat dit vroeger noodzakelijk was, maar vandaag is de situatie anders. In een aantal ziekenhuizen - zeker in Vlaanderen en in Vlaamse ziekenhuizen in Brussel - ontstaat echt een probleem. De volksgezondheid dreigt in gevaar te komen.