5-2140/1

5-2140/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

4 JUNI 2013


Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit met het oog op het opvoeren van de mogelijkheden tot vervallenverklaring van de nationaliteit

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Onze westerse democratische samenlevingen zijn heel beducht voor de dreiging en de daden van het georganiseerd internationaal terrorisme, vanwege groepen die geïnspireerd worden door extremisme, fundamentalisme en fanatisme van alle slag en zien een efficiënte bescherming en de strijd tegen dat fenomeen als een van de grootste uitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd.

Voor die strijd moet ons wetgevend arsenaal voortdurend worden aangepast en verstrengd.

Heel recent nog werd ons Strafwetboek herzien om het in overeenstemming te brengen met het Verdrag van de Raad van Europa van 15 mei 2005 ter voorkoming van terrorisme en met het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2008 inzake terrorismebestrijding. Die herziening leidde tot een uitbreiding van de definitie van de terroristische misdrijven, door er uitlokking van, en werving en training voor terrorisme in op te nemen.

In die strijd tegen terroristische activiteiten kan de mogelijkheid om sommigen vervallen te verklaren van hun verworven Belgische nationaliteit zeker ontradend werken. Het interessante aan die mogelijkheid tot vervallenverklaring is tevens dat ze de uitlevering mogelijk maakt van plegers van terroristische daden die bij ons veroordeeld werden en die van de Belgische nationaliteit vervallen zijn verklaard. Vaak worden zij — dat blijkt helaas uit heel wat gevallen uit de praktijk — ook in andere staten gezocht.

De indienster van deze tekst denkt dat het daarom aanbevelenswaardig is de huidige procedure van vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit te herzien om ze efficiënter te maken.

Hoe werkt het mechanisme van vervallenverklaring van de nationaliteit momenteel ? De wettelijke grondslag voor de procedure wordt gevormd door artikel 23 en het nieuwe artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit volgens onderstaande principes.

1. De huidige wet omschrijft het toepassingsgebied perfect. Krachtens § 1 van artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit kan de vervallenverklaring alleen gelden voor : « De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11 » (geboorte in België, waarbij minstens een van de ouders zelf in België geboren is).

2. Dat artikel 23 van het Wetboek voorziet in een algemene vervallenverklaring, wanneer wordt vastgesteld dat betrokkenen « ... ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgische burger » (artikel 23, § 1, 2).

De vervallenverklaring wordt gevorderd op initiatief van het parket-generaal voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats in België van de betrokkene.

Men stelt vast dat deze algemene vervallenverklaring niet gekoppeld wordt aan het bestaan van enige strafrechtelijke veroordeling en dat ze heel wat speelruimte laat aan het hof van beroep, dat soeverein oordeelt of de feiten die ter staving van de vervallenverklaring worden aangevoerd een ernstige tekortkoming zijn aan de verplichtingen als Belgisch burger.

3. De wet van 4 december 2012, die het Wetboek van de Belgische nationaliteit wijzigde, stelde in een nieuw artikel 23/1 een nieuwe wijze van vervallenverklaring in.

Die nieuwe bepaling zorgde ervoor dat specifieke motieven voor vervallenverklaring in het Wetboek van de Belgische nationaliteit werden opgenomen, zodat die vervallenverklaring onmiddellijk kon worden uitgesproken door de strafrechter die recht moet doen over de misdrijven die betrokkenen ten laste worden gelegd :

— indien zij als dader, mededader of medeplichtige veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor een aantal misdrijven die uitdrukkelijk in dat artikel 23/1 worden opgesomd.

Tot de bedoelde misdrijven behoort het terrorisme zoals uitdrukkelijk vermeld in de bepalingen van het Strafwetboek.

We wijzen er hierbij nogmaals op dat het Strafwetboek het begrip terrorisme perfect in het vizier heeft (artikelen 137 tot 141ter van het Strafwetboek).

We merken niettemin op dat de strafbepalingen van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenophobie ingegeven daden, die het aanzetten tot rassenhaat of tot discriminatie of segregatie op grond van nationaliteit, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming bestraffen, niet bij de bedoelde misdrijven zijn opgenomen;

— voor zover zij evenwel de hen ten laste gelegde feiten hebben gepleegd binnen tien jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit verworven hebben;

— en ook voor zover de vervallenverklaring niet tot gevolg heeft dat betrokkene staatloos wordt.

Mocht dat toch het geval zijn, dan bepaalt het nieuwe artikel 23/1 in zijn § 2 dat de rechter betrokkene een redelijke termijn kan toekennen om de nationaliteit van zijn land van herkomst te herkrijgen.

4. De wijzigingen die bij de wet van 4 december 2012 in het Wetboek van de Belgische nationaliteit zijn aangebracht, zijn ongetwijfeld een interessante doorbraak inzake de vervallenverklaring van de nationaliteit, aangezien ze voortaan als bijkomende straf kan worden uitgesproken door de strafrechter die kennis neemt van een bepaald type van ernstige misdrijven die uitdrukkelijk, maar uitputtend worden opgesomd. Het gaat weliswaar om een bijkomende straf die door de strafrechter wordt opgelegd, maar toch blijft de vervallenverklaring van burgerrechtelijke aard en wordt ze als dusdanig geenszins een strafrechtelijke sanctie.

Naast die nieuwe mogelijkheid voor de strafrechter, heeft de hervorming van 2012 het algemene middel tot vervallenverklaring, dat voordien bestond op grond van het algemene criterium van « ernstige tekortkoming aan de verplichtingen als Belgische burger », dat moet worden beoordeeld in een speciaal geding voor het hof van beroep, los van elke eventuele strafrechtelijke procedure of veroordeling tegen betrokkene, laten bestaan.

5. Het aldus sinds eind 2012 ingestelde systeem is ongetwijfeld een niet te veronachtzamen democratische doorbraak, die het mogelijk moet maken een hele groep individuen, wier onwaardig en/of gevaarlijk gedrag ten opzichte van onze democratische instellingen niet langer rechtvaardigt dat zij de Belgische nationaliteit voor zich kunnen opeisen, efficiënter en systematischer van hun Belgische nationaliteit vervallen te verklaren.

6. De indienster van het voorstel meent evenwel dat het nu bestaande systeem op verschillende manieren kan en zelfs moet worden aangescherpt :

— door de beoordelingsbevoegdheid van de rechter in het raam van het nieuwe artikel 23/1 op te heffen en ervoor te zorgen dat de vervallenverklaring van de nationaliteit automatisch plaatsvindt bij een veroordeling wegens de in dat artikel bedoelde misdrijven.

Dat zou geenszins schokkend zijn, aangezien het Strafwetboek nu reeds in zijn artikel 31 voorziet in een automatische en levenslange ontzetting uit de burgerlijke en politieke rechten bij een veroordeling tot straffen van opsluiting van tien jaar of langer;

— door in de lijst van misdrijven van het nieuwe artikel 23/1 meer bepalingen op te nemen van veroordelingen die de vervallenverklaring van de nationaliteit met zich kunnen brengen.

De indienster van het voorstel denkt aldus aan de terroristische daden (artikel 137 en volgende van het Strafwetboek), die bedoeld worden door het nieuwe artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Heel recent werd het Strafwetboek gewijzigd waarbij de feiten, de daden en het gedrag, die strafrechtelijk als terrorisme gezien worden, werden uitgebreid : het gaat met name om de werving en deelname aan opleidingen van terroristische aard, vermeld in de nieuwe artikelen 140bis tot 140quinquies van het Strafwetboek, en bestraft met opsluiting van meer dan vijf jaar.

Omdat die hervorming er echter kwam na het nieuwe Wetboek van de Belgische nationaliteit (in december 2012), worden de nieuwe strafbepalingen niet uitdrukkelijk vermeld in het nieuwe artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, dat de vervallenverklaring van de nationaliteit toestaat. Het is dus raadzaam ze er onverwijld in op te nemen;

— tevens is het nuttig artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit te wijzigen wat de eis betreft dat de strafrechtelijke feiten die grond zijn voor de vervallenverklaring, zich moeten voordoen binnen tien jaar na de dag waarop de Belgische nationaliteit werd verkregen. De algemene verontwaardiging rond de daden, feiten en het gedrag waarvan sprake is, en de onbetwistbare onverenigbaarheid ervan met het behoud van de verworven Belgische nationaliteit verminderen geenszins met de tijd die verstrijkt na het verwerven van die nationaliteit.

Het voorbehoud inzake tijd dat nu in artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wordt gemaakt, moet dus verdwijnen, zowel in het 1º als in het 2º;

— overigens bepaalt het nieuwe Wetboek van de Belgische nationaliteit (artikel 23/1, § 2) ook nog : « De rechter spreekt de vervallenverklaring niet uit, indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden », en voegt er nog aan toe dat de rechter in dat geval belanghebbende een redelijke termijn kan toekennen, waarin hij kan proberen de nationaliteit van zijn land van herkomst te herkrijgen.

We kunnen hier enerzijds opmerken dat die voorwaarde dat er geen staatloosheid mocht zijn, niet bestond vóór de hervorming van de wet van 4 december 2012; anderzijds dat zelfs wanneer men ze opheft, zoals indienster van deze tekst voorstelt, men het voorbehoud van de eventueel door de rechter toegekende redelijke termijn om de vroegere nationaliteit te herkrijgen, kan handhaven; en ten slotte dat veel vreemde staten (dat geldt onder andere voor de drie Maghreblanden) voor hun onderdanen die een andere nationaliteit verwerven, hun nationaliteit behouden, zodat de gevallen van staatloosheid gemakkelijk beheersbaar moeten zijn door de in het voorstel vooropgestelde hervorming;

— ten slotte mogen we inzake vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit, de gevallen niet buiten beschouwing laten van individuen die veroordeeld werden tot gevangenisstraffen op grond van de wet van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenophobie ingegeven daden of die, ongeacht het soort misdrijf, als recidivist veroordeeld werden.

Het is echter niet mogelijk die gevallen te behandelen binnen het bestek van artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, aangezien die bepaling slechts over veroordelingen tot gevangenisstraffen van meer dan 5 jaar gaat, wat onmogelijk het geval kan zijn met toepassing van de wet van 30 juli 1981 die in lagere maximumstraffen voorziet, en wat niet noodzakelijk het geval is bij veroordelingen bij herhaling, die vanzelfsprekend afhankelijk zijn van de ernst van het misdrijf of de misdaad in kwestie. Om die reden wil de indienster die gevallen onderbrengen bij de « algemene » vervallenverklaring, die georganiseerd wordt bij artikel 23, § 1, 2º, waarbij verduidelijkt wordt dat die gevallen een vermoeden zijn van ernstige tekortkoming aan de verplichtingen als Belgisch burger.

Tevens moet dergelijk vermoeden volgens de indienster gelden bij veroordelingen tot minder dan vijf jaar, maar tot meer dan zes maanden, voor de terroristische misdrijven bedoeld in de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek (inclusief de nieuwe bepalingen van de artikelen 140bis tot 140quinquies, die in het Strafwetboek werden ingevoegd bij de wet van 18 februari 2003).

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zoals gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, wordt artikel 23, § 1, 2º, aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Wie sinds de dag waarop hij de Belgische nationaliteit verworven heeft, veroordeeld wordt als dader, mededader of medeplichtige tot een gevangenisstraf van minstens 6 maanden zonder uitstel wegens een misdrijf bedoeld in de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek, of wegens een misdrijf bedoeld in de artikelen 20, 2º, 20, 4º en 21 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenophobie ingegeven daden, of wie veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf of tot een straf van opsluiting zonder uitstel wegens herhaling in de zin van Hoofdstuk V van het Eerste Boek van het Strafwetboek, wordt geacht ernstig tekort gekomen te zijn aan zijn verplichtingen als Belgische burger. »

Art. 3

In artikel 23/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 december 2012 en gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in de eerste volzin van § 1, worden de woorden « kan op vordering van het openbaar ministerie door de rechter worden uitgesproken » vervangen door de woorden « wordt op vordering van het openbaar ministerie door de rechter uitgesproken »;

b) in § 1, 1º, worden de woorden « 140bis, 140ter, 140quater en 140quinquies » ingevoegd tussen het woord « 140 » en het woord « 141 »;

c) in § 1, 1º, vervallen de woorden « voor zover zij de hen ten laste gelegde feiten hebben gepleegd binnen tien jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven, met uitzondering van de misdrijven bedoeld in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek »;

c) in § 1, 2º, vervallen de woorden « voor zover zij het misdrijf hebben gepleegd binnen vijf jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven »;

e) § 2 wordt vervangen als volgt :

« § 2. Indien de uitspraak van de vervallenverklaring tot gevolg heeft dat de betrokkene staatloos wordt, kent de rechter hem een redelijke termijn toe, waarin hij kan proberen de nationaliteit van zijn land van herkomst te herkrijgen. »

2 mei 2013.

Christine DEFRAIGNE.