5-2102/1

5-2102/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

22 MEI 2013


Wetsvoorstel tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds

(Ingediend door mevrouw Cécile Thibaut c.s.)


TOELICHTING


Een financiering vinden voor de sociale zekerheid van de toekomst

De markt van de maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten (MVB) heeft de jongste jaren een almaar grotere plaats ingenomen in het Belgische beleggingslandschap, terwijl er voor dat soort van beleggingen geen wettelijk kader bestaat. Op het Belgisch grondgebied worden tal van beleggingsproducten aangeboden onder de benamingen « maatschappelijk verantwoord », « ethisch », « duurzaam », « groen », « ecologisch » enz., terwijl hiervoor geen enkel wettelijk kader, noch enige wettelijke controle of toezicht bestaat.

Het ontbreken van enig wettelijk kader leidt mogelijkerwijs tot situaties waarbij het beleggingsproduct dat als maatschappelijk verantwoord wordt voorgesteld in werkelijkheid investeringen behelst in sectoren die het leefmilieu vervuilen, de volksgezondheid aantasten, minderjarige kinderen tewerkstellen, wapens produceren enz.

Door het ontbreken van een wettelijk kader verkrijgen de aanbieders van beleggingsproducten die als « maatschappelijk verantwoord » worden bestempeld, ten onrechte een onwettig concurrentieel voordeel ten opzichte van de andere marktspelers die traditionele beleggingsproducten aanbieden zonder hierbij gebruik te maken van deze benaming.

Voorts zou de belegger die belegt in een beleggingsproduct dat ten onrechte als maatschappelijk verantwoord wordt voorgesteld, zijn vertrouwen kunnen verliezen als achteraf zou blijken dat het beleggingsproduct in werkelijkheid schadelijk is op ethisch, sociaal, economisch of milieuvlak. In bepaalde gevallen zou dit bovendien ook kunnen leiden tot imagoschade voor de belegger (met name wat de professionele beleggers betreft, die er belang bij hebben dat hun beleggingen als maatschappelijk verantwoord worden voorgesteld, onder meer voor het imago van hun ondernemingen of in het kader van het maatschappelijk doel ervan).

Het is bijgevolg noodzakelijk voor een wettelijke MVB-norm te zorgen die bepaalt welke beleggingsproducten op het Belgisch grondgebied mogen worden aangeboden met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord ».

Dat onze medeburgers almaar langer leven, is statistisch een onomstootbaar feit; de levensverwachting is namelijk aanzienlijk gestegen. In 1950 was ze nog tweeëenzestig jaar voor mannen en zevenenzestig jaar voor vrouwen, in 2008 was ze respectievelijk zesenzeventig jaar en tweeëntachtig jaar, zo blijkt uit een studie over de levensverwachting van de hand van de algemene directie Statistiek en Informatie van de federale overheidsdienst Economie. Die trend zal in de toekomst alleen maar worden bevestigd, waarbij de levensverwachting zal oplopen tot tweeëntachtig en achtentachtig jaar tegen 2050. Dat is ongetwijfeld een van de grootste maatschappelijke verbeteringen van de afgelopen vijftig jaar.

Dat gegeven mag dan wel heuglijk zijn, het doet toch vragen rijzen in verband met de organisatie en de financiering van de solidariteit tussen alle burgers, onder meer in het kader van de pensioenen. Die solidariteit betrof vroeger drie generaties maar in de toekomst zullen dat er vier zijn omdat er minder actieven (twintig-vijfenzestig jaar) dan inactieven (twintigminners en vijfenzestigplussers) zullen zijn.

Dat nieuwe gegeven vraagt om innoverende politieke antwoorden die beogen de toekomstige financiering te waarborgen van alle collectieve mechanismen van solidariteit die worden georganiseerd door ons socialezekerheidsstelsel (onder meer gezondheidszorg en pensioenen), of dat systeem zelfs aan te vullen met aanvullende voorzieningen, zoals die welke het zou mogelijk maken het zelfredzaamheidsverlies van de personen ten laste te nemen.

Zorgen voor het behoud van onze planeet

Beschikken over toereikende financiële middelen om een behoorlijk bestaan te kunnen blijven lijden en persoonlijke plannen te maken, is één zaak. Dat kunnen doen in een aangenaam leefklimaat en in een milieu dat bevorderlijk is voor de gezondheid is een andere bezorgdheid, die de eerste versterkt en vervolledigt.

Thans zijn alle milieu-indicatoren negatief : er is in de zogenaamde industrielanden een enorme overconsumptie en de spectaculaire gevolgen van de opwarming van de planeet en van de klimaatontregeling herinneren er geregeld en soms op dramatische wijze aan dat dringend maatregelen moeten worden genomen.

De waarschuwing die vervat is in het Millennium Ecosystem Assessment Synthesis Report dat de Verenigde Naties (VN) bij 1 360 deskundigen uit vijfennegentig landen hebben besteld, kan niet duidelijker zijn : door zijn ecosystemen te vernietigen, brengt de mens over dertig à veertig jaar zijn eigen welzijn in gevaar, dat wil zeggen tegen de tijd dat de huidige actieven de pensioenleeftijd zullen hebben bereikt. Het is niet langer de toekomst van de komende generaties die op het spel staat, maar wel die van onze eigen generatie.

Uit de door het World Wildlife Fund gemaakte berekening van de ecologische voetafdruk van ons land blijkt dat, mochten alle bewoners van de wereld volgens dezelfde standaarden leven als de Belgische bevolking, men over nagenoeg drie planeten zou moeten kunnen beschikken om aan hun behoeften te voldoen. Tot het bewijs van het tegendeel is geleverd, hebben wij er echter slechts één. Het is tijd dat met die parameter rekening wordt gehouden in de macro-economische keuzes.

Bovendien is het op economisch vlak thans een uitgemaakte zaak dat de economie alleen in een ongeschonden milieu duurzaam kan gedijen en zelfs dat milieubehoud een economische troef is. Recente onderzoeken van het Zwitserse Office fédéral de l'environnement, des forêts et du paysage tonen aan dat iedere inspanning in de richting van de bescherming van het milieu de levenskwaliteit kan verbeteren en tal van latere afgeleide kosten (1) kan voorkomen.

Ook de verzekeringsmaatschappijen en vooral de herverzekeraars beginnen de noodklok te luiden.

De almaar hogere kosten van de schadegevallen worden verklaard door het feit dat voortaan ook de industrielanden volop door de klimaatveranderingen worden getroffen. Volgens de vereniging van de Britse verzekeraars zullen de kosten die gepaard gaan met de stormen als gevolg van de klimaatverandering de komende zeventig jaar jaarlijks met nog 22 miljard euro stijgen.

De internationale milieuverbintenissen, onder meer in het kader van het Protocol van Kyoto, zijn slechts eerste stappen in de noodzakelijke opname van het milieuaspect in alle domeinen van het overheidsbeleid en in de industriële keuzes die in het licht van een daadwerkelijk duurzame ontwikkeling moeten worden gemaakt.

De bezorgdheid dat de gezondheid en het milieu worden bedreigd door de vervuiling is thans even groot als de bezorgdheid niet over een toereikend pensioen te beschikken. Zo wordt in de speciale Eurobarometer van april 2005 over de houding van de Europese burgers ten aanzien van het milieu (2) aangegeven dat de waterverontreiniging (47 %), de door de mens veroorzaakte rampen (46 %), de klimaatwijziging (45 %) en de luchtvervuiling (45 %) onze medeburgers de grootste zorgen baren.

De pensioenen van de tweede en de derde pijler : gesubsidieerd sparen

In het licht van de vragen in verband met de toekomst van de pensioenen kiezen burgers en ondernemingen er, op grond van wettelijke bepalingen die hen daartoe aanmoedigen, voor aanvullend te sparen om hun inkomen in het traditioneel kader van de sociale zekerheid (pensioenen van de « eerste pijler ») aan te vullen.

Ongeacht wat men denkt van de tweede en de derde pijler alsmede van het risico van een verzwakking van de eerste pensioenpijler naar gelang van de privéinvesteringen in die twee facultatieve regelingen (die wij hierna de algemene naam « pensioenfondsen » geven) en van de legitimiteit van de steun die de Staat eraan verleent (via de fiscale voordelen), geconstateerd moet worden dat de bedragen die vrijwillig aan de financiering van die tweede en derde pijler worden besteed voortdurend stijgen.

Volgens het Groenboek van de Nationale Pensioensconferentie, « Een toekomst voor onze pensioenen », bedroegen in België de reserves van de tweede pijler (pensioenfondsen en groepsverzekeringen) en van de derde pijler (levensverzekering en pensioensparen) eind 2008 195 miljard euro, dat wil zeggen vijfmaal meer dan in 1993. De reserves van de derde pijler vertegenwoordigen meer dan 40 % van het bruto binnenlands product (BBP) en die van de tweede pijler meer dan 16 %. Die fondsen beschikken dus over een indrukwekkend beleggingspotentieel.

Het Zilverfonds : een andere manier om op de toekomst voorbereid te zijn

Rekening houdend met de toekomstige demografische onevenwichtigheden in de ontwikkelde landen en met de daarmee gepaard gaande tekorten van de omslagpensioenstelsels worden steeds vaker openbare reservefondsen voor de pensioenen gecreëerd.

De Belgische regering heeft de ambitie uitgesproken de toekomst voor te bereiden en er meer bepaald op vooruit te lopen dat de babyboomgeneratie de pensioenleeftijd bereikt. Daarom heeft ze aan de hand van de wet van 5 september 2001 beslist in het kader van een Zilverfonds een reserve aan te leggen van financiële middelen die het mogelijk moeten maken om tussen 2010 en 2030 de bijkomende uitgaven van de verschillende wettelijke pensioenstelsels als gevolg van de vergrijzing te financieren.

Krachtens een bepaling van die wet moeten die fondsen in staatsfondsen worden belegd zolang het tekort van België hoger ligt dan zijn bruto binnenlands product (wat de mogelijkheid biedt de schuldgraad van de Staat te verlagen) en mogen ze in activa worden belegd van zodra het BBP de schuld overschrijdt.

Het gaat om een aanzienlijke investeringsreserve, ondanks lagere bedragen dan die van de spaartegoeden van de pensioenfondsen van de tweede en de derde pijler. Het is ten andere essentieel dat de Staat een voluntaristische voorbeeldrol speelt in de investering in de duurzame sectoren teneinde de privébeleggers ertoe aan te moedigen dat ook te doen en bij te dragen tot de rentabiliteit van die sectoren.

Het wetsvoorstel bepaalt bijgevolg dat de beleggingen van die fondsen in de duurzame sectoren, dat wil zeggen die welke het officiële label hebben, tegen 2016 geleidelijk worden opgetrokken.

Financiële instrumenten die de economische ontwikkeling beïnvloeden

Het in de pensioenfondsen geïnvesteerde geld is niet onproductief : het wordt belegd door degenen bij wie men het in beheer heeft gegeven, met de bedoeling dat het een bepaalde opbrengst heeft, die zelf bedoeld is voor de betaling van de toekomstige premies van de aangeslotenen.

Die institutionele beleggers (pensioenfondsen, onderlinge fondsen en verzekeringsmaatschappijen) zijn aldus zeer belangrijke actoren geworden op de Europese financiële markten door de omvang van hun verrichtingen en hun deelneming in het kapitaal van de ondernemingen. De meeste onderzoekers, fondsbeheerders en financieel bemiddelaars wijzen op de sleutelrol van de institutionele beleggers en zijn het erover eens dat het relatieve aandeel van dat soort van investering in de economie de komende jaren aanzienlijk zal toenemen als ze zich daarvoor ten volle zullen inzetten.

Die financiële beleggingen op lange termijn beïnvloeden zeer sterk de werking van de economie. Door de opmars van de beleggingsfondsen wordt hun invloed op de werking van de onderneming groter, ongeacht of het gaat om haar betrekkingen met de financiële markt of om haar strategie en interne organisatie.

Het gewicht van de pensioenfondsen is weliswaar het grootst in de landen waar de pensioenen door kapitalisatie worden gefinancierd (onder meer de Verenigde Staten en Engeland), maar het heeft ook de neiging groter te worden in de landen — zoals België — waar de voornaamste financiering door omslag tot stand is gekomen dankzij de fiscale maatregelen ten behoeve van die aanvullende systemen door kapitalisatie.

Naargelang de wijze waarop die geldmassa wordt belegd, zal ze een min of meer deugdzame rol kunnen spelen voor de sociaal-economische ontwikkeling en voor de toekomst van het milieu. Het in het kader van die pensioenfondsen opgespaarde geld, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig is van staatssubsidies, is dus een kans die moet worden gegrepen om sectoren te steunen die potentieel veelbelovend zijn voor de economische toekomst, en biedt tegelijkertijd de mogelijkheid in te spelen op de toekomstige sociale en milieu-uitdagingen.

Het nut van een oriëntatie van de beleggingen door de pensioenfondsen

In een dergelijke context waarin, om het met de woorden van professor De Duve te zeggen, de ontwikkeling van onze wijsheid achterloopt op de ontwikkeling van onze intelligentie, lijkt het nut van een wettelijk kader meer dan voor de hand te liggen. Dat moet de spaarders namelijk de mogelijkheid bieden zich ervan te verzekeren dat « hun » geld daadwerkelijk zal dienen voor een duurzame en solidaire economische ontwikkeling. Op zich zal dat type ontwikkeling bijdragen tot de totstandkoming van de sociaal-economische en milieuvoorwaarden die beantwoorden aan hun verwachtingen inzake een kwaliteitsvol leven voor zichzelf en voor hun nakomelingen.

Die pensioenfondsen bekleden een almaar grotere plaats en hebben een almaar verderstrekkende invloed in ons sociaal-economisch en financieel landschap. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat ze ook bijdragen tot een voor onze samenleving duurzame ontwikkeling, die de huidige en de komende generaties te goede komt. Het zou immers onbezonnen en contraproductief zijn aan de hand van beleggingen van vandaag verborgen schulden (onder meer op milieuvlak) voor morgen te verbergen (3) , terwijl de beleggingen in de pensioenfondsen er precies toe strekken de toekomst voor te bereiden.

Onder meer met het oog op de inachtneming van de verbintenissen van België in het kader van het Protocol van Kyoto en gelet op het economisch ontwikkelingspotentieel van de nieuwe groene technologieën is er een voor de hand liggende logica : als men belegt voor de toekomst moet men door die belegging bijdragen tot een milieu van betere kwaliteit (4) .

Deelname, stabiliteit, oriëntatie

Dit wetsvoorstel beoogt derhalve aan de huidige pensioenspaarfondsen verplichtingen op te leggen inzake :

— een actieve deelname van de vertegenwoordigers van de pensioenfondsen of van het Zilverfonds aan het leven van de ondernemingen waarin ze beleggen (corporate governance);

— een bepaalde stabiliteit van de gedane beleggingen;

— de aanwending van een almaar groter gedeelte van die beleggingsreserves voor sectoren en ondernemingen van de duurzame ontwikkeling, in het kader van al dan niet beursgenoteerde ondernemingen.

Die fondsen worden goedgekeurd overeenkomstig de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en de wetten betreffende de beleggingen in activa op grond van de reserves van het Zilverfonds.

Het wetsvoorstel heeft tot doel ervoor te zorgen dat bijzondere aandacht gaat naar de mogelijkheden van de beleggingen inzake duurzame ontwikkeling en niet alleen naar rentabiliteit op korte termijn, die paradoxaal de belangen kan schaden van de houders van de betrokken verzekeringen, als een dergelijk beleid van kortebaanrendement :

— zou bijdragen tot een deregulering van de economie via speculatieve beleggingen (5) of versterkend zou zijn voor schadelijke gevolgen voor de werkgelegenheid, het milieu of de gezondheid;

— het risico van faillissement van die verzekeringen zou vergroten, met de dramatische gevolgen die zulks zou hebben voor hun aangeslotenen.

De aandelenmarkt wordt immers sterk beïnvloed door de winstverwachting op korte termijn. Die markt dient evenwel om projecten te financieren waarvan de uitwerking zich jarenlang, soms zelfs gedurende decennia of eeuwen, zal doen voelen. Vooraleer men beslist in die projecten te investeren, moet derhalve uiterst zorgvuldig worden nagegaan welke (economische, maatschappelijke dan wel milieugerelateerde) impact zij op lange en middellange termijn kunnen hebben.

Bovendien is er een verregaand verband tussen de duurzaamheid en de rentabiliteit op termijn van de geïnvesteerde middelen. Diverse Belgische en buitenlandse studies hebben aangetoond dat de prestaties van de « duurzame », « maatschappelijk verantwoorde » beleggingen (die veel gelijkenis vertonen met de beleggingen die in dit wetsvoorstel worden onderzocht) zonder meer de vergelijking doorstaan met de « klassieke » op de markt aangeboden beleggingen. Aangezien zulks niet onbelangrijk is, zal verderop een overzicht worden gegeven van de belangrijkste studies die terzake het licht hebben gezien.

Deelname

De belangrijkste en meest voor de hand liggende wijze waarop de pensioenfondsen kunnen wegen op het intern beleid van de ondernemingen waarin zij investeren, is actief deel te nemen aan de vergaderingen van de organen van die onderneming, meer bepaald aan hun jaarlijkse algemene vergadering.

Hoewel zulks de evidentie zelve lijkt, is het dat in de praktijk helemaal niet : op die vergaderingen is veelal geen vertegenwoordiger van de pensioenfondsen aanwezig, wat bewijst dat zij geneigd zijn blindelings te investeren en hun financiële verantwoordelijkheden over te dragen aan en/of alle vertrouwen te hebben in de ondernemingen waarin zij de hen toevertrouwde middelen beleggen.

De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid bepaalde reeds dat de pensioenfondsen van de tweede pijler een transparant investeringsbeleid moeten voeren. Dat is een eerste noodzakelijke stap, die evenwel niet volstaat om een actievere participatie van de aandeelhouders te waarborgen. Die verplichting moet worden uitgebreid tot de pensioenfondsen van de derde pijler, door het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 te wijzigen, en aldus te bepalen dat de aandeelhouders hun stemrecht daadwerkelijk moeten uitoefenen.

Stabiliteit

Een van de grootste knelpunten waarmee de ondernemingen en de financiële markten te maken hebben, is de volatiliteit van de investeringen, omdat bepaalde beleggers speculeren en er op uit zijn op zeer korte termijn munt te slaan uit de financiële zeepbel.

Sommigen eisen een return on investment van meer dan 10 tot 15 % per jaar.

Industriëlen maken plannen voor de komende vijftien tot twintig jaar, maar niet zo de fondsenbeheerders : volgens Jean Peyrelevade houden zij de aandelen gemiddeld zelfs niet langer dan zeven maanden bij (6) ; op grond van hun gedrag noemt hij de aandeelhouders dan ook « stiekeme passanten ». In het licht van dat enorme verschil kan men zich nog beter voorstellen in welke mate de beleidsvrijheid van de bedrijfsleiders van beursgenoteerde ondernemingen aan banden is gelegd, en hoe moeilijk zij het hebben om de uiteenlopende aspecten van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waar te maken.

Als men niet uitkijkt, zal de financiële cyclus het halen van de economische. De financiële markten zijn de stuwende kracht van de economie geworden. Door de sterke stijging van de aandelenmarkten vond de ideologie van de shareholder value steeds meer ingang, volgens welke de ondernemingen moeten handelen om de beursrentabiliteit van hun effect te maximaliseren en derhalve financieel rendement moeten verwezenlijken, wat wil zeggen dat zij investeringen moeten doen waarvan de vereisten hen door de beleggers, via de aandelenmarkten, worden opgelegd.

Die beleggers eisen vaak rentabiliteitspercentages die hoger liggen dan het evenwichtsrendement op de kapitaalmarkten. Dat alle ondernemingen gelijktijdig een beter dan gemiddeld resultaat neerzetten, is evenwel onmogelijk. Zulks leidt tot excessen, tot onderschatting van de risico's, of tot herhaalde schandalen (door de zaak-Enron kwam aan het licht dat de regeling waarbij de financiële markten toezicht houden op de ondernemingen, niet echt goed werkt; de zaak-Maxwell toonde aan hoe een onderneming kan ontsporen als het groepspensioenfonds wordt aangewend om de financiële toestand aan te zuiveren; andere voorbeelden zijn de gevallen-Arthur Andersen, Tyco, WorldCom, Vivendi Universal, enz.). Hoewel fondsen en banken er zelf van overtuigd zijn dat zij greep hebben op de risico's, houden zij in feite een latent risico in stand.

De door de financiële wereld aan de ondernemingen gestelde vereiste om een rendement met twee cijfers op eigen kapitaal te halen, alsook het feit dat de financiële markten « de volgende tien minuten » als « een zeer lange termijn » beschouwen, brengen zowel de menselijke soort als de biosfeer in gevaar. Zulks leidt tot productiviteitsbejag, overmatige uitbuiting van mens en milieu, en de vernietiging van de natuurlijke omgeving.

Om de economie opnieuw op een correcte manier aan te zwengelen, moeten de beleidsmakers werk maken van instrumenten om het financiewezen te reguleren. Die vaststelling gaat des te meer op voor ons land, dat binnen de Europese Unie koploper is op het stuk van de particuliere financiële netto-activa (spaartegoeden) (7) . De indieners van dit wetsvoorstel zijn er dan ook van overtuigd dat de economie van de toekomst zal afhangen van wat de beleidsmakers thans met het financiewezen aanvangen.

Het ligt derhalve in de bedoeling in te gaan tegen de natuurlijke neiging van het financiewezen om aan « korte-termijn »-denken te doen, en er voor te zorgen dat de beleggingen voldoende stabiel zijn op langere termijn, zodat de bedrijven waarin de geldmiddelen worden belegd, hun intern beleid voldoende en duurzaam kunnen plannen. Een soortgelijke waarborg van de middelen kan op termijn alleen maar ten goede komen aan het bedrijfsleven, en dus ook aan het rendement van de beleggingen.

Oriëntatie

Tot slot beoogt dit wetsvoorstel de duurzame economische sectoren beter te steunen, door er op toe te zien dat de pensioenfondsen steeds meer in die sectoren investeren. Het ligt in de bedoeling die beleggingen dermate te doen aanzwellen dat zij werkelijk kunnen wegen op de markt, om de duurzame ontwikkeling te stimuleren.

Dat is overigens één van de aanbevelingen van het Réseau financement alternatif, dat uitdrukkelijk voorstelt dat « un pourcentage donné des capitaux des fonds de pension soit investi dans des fonds ou des entreprises socialement responsables » (8) .

De opkomst van de duurzame-beleggingsfondsen

Hoewel de fondsen voor zogenaamde « duurzame » beleggingen (zij streven duurzame ontwikkeling na, en selecteren hun investeringsprojecten op grond van sociale, ethische en milieugerelateerde criteria) maar een marginale speler zijn op de aandelenmarkten, winnen zij aan belang; sinds begin de jaren 90 is het beleggingsvolume in dat verband duizelingwekkend gestegen, in overeenstemming met de vraag van de burger.

De middelen worden belegd meer bepaald in ondernemingen die er ethische, solidaire en duurzame praktijken op na houden. Zij worden geëvalueerd door ratinginstanties, zoals Vigeo-Ethibel, op grond van de inachtneming van algemene criteria. Voorts kan het ook gaan om ondernemingen die bijzonder actief zijn op het vlak van hernieuwbare en alternatieve energiebronnen, zachte mobiliteit enzovoort.

In België wordt thans gewerkt aan dat soort van financiële producten (beleggingsfondsen, spaarrekeningen en andere spaarfondsen); toen de Belgische markt voor ethisch beleggen in 1984 werd gecreëerd, bestond die bijna uitsluitend uit spaarproducten (Krekelsparen in 1984, en L'Épargne Cigale in 1987). De producten voor ethisch beleggen — vooral beveks — hebben pas vanaf 1997 echt succes gekend. Sindsdien is het aanbod enorm toegenomen.

Sinds het midden van de jaren 90 zijn de maatschappelijk verantwoorde beleggingen in Europa alsmaar meer in trek bij de beleggers. Op de Belgische markt waren er op 31 december 2008 237 MVB-producten, tegenover 186 een jaar eerder, op 31 december 2007 — een stijging op jaarbasis met 27 %. Op 31 december 2008 bedroeg het totale volume van het in MVB-producten belegde kapitaal in ons land 9,38 miljard euro, en de MVB's waren op dat moment goed voor een marktaandeel van 3,56 % (Bernard Bayot en Annika Cayrol, « L'investissement socialement responsable en Belgique. Rapport 2009 », FINANcité Cahier, Réseau financement alternatif, nr. 15, oktober 2009).

Ofschoon dergelijke beleggingen de jongste tien jaar sterk opgang hebben gemaakt, blijkt het bedrag van die beleggingen slechts een schijntje te blijven van wat in totaal op de financiële markten wordt belegd.

De institutionele beleggers moeten niet alleen het goede voorbeeld geven, maar tevens ethische, solidaire en duurzame beleggingen aanprijzen, teneinde de ondernemingen te steunen die actief zijn in toekomstgerichte sectoren; bovendien moeten zij bewijzen dat zulke investeringen verantwoord én rendabel zijn, en tot slot moeten zij het signaal geven dat van álle ondernemingen een maatschappelijke meerwaarde wordt verwacht.

In België zijn er al overheidsfondsen die ethisch en duurzaam beleggen. Een voorbeeld daarvan is het Vlaams Zorgfonds, dat zijn reserves moet beleggen overeenkomstig de criteria inzake duurzame ontwikkeling. Die investeringen worden geëvalueerd op grond van het investeringsregister van de VZW Ethibel.

Voorts heeft het pensioenfonds van de Senaat 30 % van zijn reserves ethisch belegd. Een ander voorbeeld is de Nationale Loterij, die thans meer dan 70 % van de liquiditeiten belegt in MVB-producten.

Ook in andere landen houden diverse overheidspensioenfondsen, zoals het pensioenfonds van de bedienden van de Staat en de stad New York (100 miljard USD aan activa, of ongeveer 80 miljard euro), of dat van de Staat Wisconsin, er een ethisch verantwoord investeringsbeleid op na.

Het strategisch en het maatschappelijk belang van de duurzame beleggingsfondsen

Het is dus zonneklaar dat de duurzame beleggingsfondsen de mogelijkheid bieden om niet alleen de economie te steunen, maar tevens alle ondernemingen die maatschappelijk verantwoord en milieubewust handelen en dito beleidskeuzes maken, door hun werkzaamheden in te bedden in een perspectief van duurzame ontwikkeling.

Voorts bevestigt het in ons land uitgewerkte tweede Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling (2002), dat meer bepaald handelt over de « ethische financiering van de ondernemingen », dat die pensioenfondsen een rol kunnen spelen bij het uitbouwen van een meer duurzame ontwikkeling. In het rapport wordt gesteld dat er in dat verband tal van wereldvisies zijn, die het onderling niet eens zijn over het feit of al dan niet moet worden opgetreden op maatschappelijk, milieugerelateerd en economisch vlak om een duurzame ontwikkeling uit te bouwen. Het rapport gaat nader in op drie van die wereldvisies :

— « benutten »; volgens die wereldvisie zijn de risico's dat de voorraad aan economisch kapitaal zal worden aangetast groter dan de risico's op een aantasting van de voorraad aan menselijk en natuurlijk kapitaal; zulks houdt in dat de maatschappelijke voordelen van de maatregelen ter bescherming van de maatschappij en van het milieu de mogelijke economische kosten niet kunnen compenseren;

— « beheren »; die visie schat de risico's op een aantasting van elk van de drie kapitaalvoorraden hoog in; maatregelen die de bescherming van de maatschappij en van het milieu beogen, zijn aanvaardbaar, op voorwaarde dat het economisch kostenplaatje minimaal is, en dat hun positieve uitwerking niet al te lang op zich laat wachten;

— « omvormen »; volgens die visie is het risico op aantasting van de menselijke en natuurlijke kapitaalvoorraden groter dan dat op aantasting van het economisch kapitaal; het is van wezenlijk belang dat ingrijpende maatregelen worden genomen om de maatschappij en het milieu te beschermen, ook al zijn de daarmee gepaard gaande economische kosten hoog, en mag worden verwacht dat zij pas na lange tijd vruchten zullen afwerpen.

Dit wetsvoorstel sluit zich aan bij de derde wereldvisie.

Dat duurzame beleggingen bewezen hebben economisch rendabel te zijn, wordt verderop toegelicht. Voorts voldoen ze aan alle vereiste criteria om ons milieu te vrijwaren ten behoeve van de toekomstige generaties, zodat het volkomen verantwoord is de door de « gesubsidieerde » pensioenfondsen vergaarde middelen voor openbare doeleinden aan te wenden.

Het uitbouwen van soortgelijke nieuwe financiële producten kan de duurzame ontwikkeling gunstig beïnvloeden, zowel lokaal als internationaal, door het hefboomeffect dat de burgers of de institutionele beleggers creëren als ze de één of andere vorm van economische ontwikkeling wensen te steunen.

Traditioneel wordt van ondernemingen in een vrijemarkteconomie verwacht dat zij een zo groot mogelijke bedrijfseconomische winst nastreven. Het is dan een taak voor de overheid om mogelijke uitwassen daarvan, zoals sociale uitbuiting of verwaarlozing van het leefmilieu, via gepaste regelgeving te voorkomen of te corrigeren (9) .

Dat zijn duidelijk de beweegredenen én de bedoelingen van dit wetsvoorstel betreffende de pensioenfondsen van de tweede en de derde pijler, alsook betreffende de reserves van het Zilverfonds. In het voormelde artikel van KBC wordt in dat verband het volgende opgemerkt : « si ces fonds n'optent ne serait-ce partiellement pour les investissements durables, il en résultera une forte croissance du marché.  ?

De ecologie is de toekomst van de economie

Om een duurzame economische ontwikkeling te stimuleren, kan men investeren in de sectoren met een zogenaamd « drievoudig dividend » (milieu, maatschappij, economie), die ressorteren onder de « nieuwe groene economie »; het gaat met name om de sectoren die toegevoegde waarde (en dus banen) creëren, milieuwinst opleveren (en dus de gezondheid verbeteren) en energie besparen (en dus de koopkracht vergroten).

Die sectoren beschikken over een enorm ontwikkelingspotentieel, en zijn het waard dat de overheid en de privésector meer in hen investeren, opdat ze kunnen groeien. Voorts verlenen ze de maatschappij deels de kracht die vereist is om een antwoord te bieden op de uitdagingen waarvoor de westerse landen staan, met name de demografische evolutie en de stijging van de gemiddelde levensverwachting.

De nieuwe groene technologieën (NGT) beschikken over een aanzienlijk groeipotentieel in tal van sectoren : de bouw van duurzame woningen, de groene chemie (biobrandstoffen en biokunststoffen, biopolymeren), de bouw van schone motoren, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (waaronder groene elektriciteit), de milieuvriendelijke landbouw, het ecologisch vervoer of de multimodale logistiek, het gebruik van geothermie en biomassa, bodemsanering, kwaliteitsvolle voeding, biochips, water, bodem- en luchtzuivering, schone technologieën en, tot slot, de kenniseconomie.

Duurzaam is economisch gezien doeltreffend

In de jaren 70 en ook nog recent stelden analisten zoals Milton Friedman dat er een fundamentele contradictie bestond tussen het concept sociaal verantwoorde investering en het creëren van waarden.

De neoklassieke opvatting stelde immers dat de incalculering van de externe sociale kosten voor de onderneming onvermijdelijk zou leiden tot een waardevermindering. Door met bijkomende verplichtingen bij de maximalisatie van de winst rekening te houden, zou het eindresultaat uiteindelijk lager zijn.

Die visie is thans grotendeels achterhaald. De feiten hebben de voorstanders van dergelijke theorieën ongelijk gegeven. Verscheidene studies hebben sindsdien onderzocht waarom duurzame fondsen tot dergelijke positieve resultaten komen.

De eerste factor die door die studies aan het licht is gekomen, is het beheer van de onderneming en het vermogen om de economische, sociale en milieurisico's beter in de hand te houden. Omdat de zogenaamde « ethische » onderneming voorzichtig omspringt met het menselijk en milieukapitaal, vermindert zij een deel van de ondernemersrisico's (met name sociale conflicten of milieucrisissen), wat voor de investeerders uiteraard positief is.

Voorts lopen de ondernemingen die geen oog hebben voor milieubescherming of die gezondheidsrisico's met zich brengen, het gevaar op een of ander moment geconfronteerd te worden met aanzienlijke schadeclaims, wat het rendement en de reputatie nadelig beïnvloedt.

Ten slotte zijn die ondernemingen meer geneigd op de nieuwe normen te anticiperen, waardoor zij tegelijk voordeel halen uit kansen op steun voor innovatie en de mogelijkheid om vóór anderen know how en een markt te creëren.

Als de ondernemingen die geen oog hebben voor milieubescherming of die gezondheidsrisico's met zich brengen, bovendien beetje bij beetje uit de selecties duurzame investering worden geweerd, tast dit de koers van hun aandelen aan en stijgen de kapitaalkosten. Omgekeerd kunnen de kapitaalkosten van de duurzame ondernemingen dalen, vooral naarmate de interesse voor duurzame investeringen groeit.

Een toenemend deel van de pensioenfondsen en de reserves van het Zilverfonds investeren in duurzame ondernemingen, is dus kiezen voor economische doeltreffendheid en is ook een maatschappelijke noodzaak, aangezien die keuze een combinatie vormt van een op zijn minst aan de rentabiliteit van de meer traditionele producten gelijkwaardige financiële rentabiliteit en een toegevoegde waarde op sociaal en milieuvlak.

De verificatie van en de controle op de MVB-criteria

Een dergelijk voorstel vereist dat de criteria betreffende de maatschappelijk verantwoorde aard van een of andere belegging zo nauwkeurig mogelijk worden bepaald en dat ervoor wordt gezorgd dat ze worden geëvalueerd en gecontroleerd door een overheidsinstantie, in casu de Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA).

Concreet zal de FSMA de labels MVB en MVB+ toekennen en erop toezien dat de wet in acht wordt genomen. Om over die keuzes advies te verstrekken en om ze te superviseren, zal binnen de FSMA een onafhankelijke MVB-Raad worden opgericht, bestaande uit 16 leden die afkomstig zijn van financiële instellingen, instellingen die met MVB's belast zijn, consumentenverenigingen en vakbonds- en werkgeversverenigingen. De leden van die Raad zullen worden aangewezen door de regering, die ernaar zal streven hen naar gelang van hun competentie en/of representativiteit borg te laten staan voor de ecologische, economische, actuariële en sociale dimensie van het systeem.

Bovendien zou het oriënteren van de in die pensioenfondsen belegde bedragen naar duurzame en ethische sectoren een belangrijke hefboom kunnen zijn om aan onze economie een andere wending te geven, met name in de richting van duurzame ontwikkeling.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 2

Definities

Artikel 2

Artikel 2 somt de definities op van de verschillende in het wetsvoorstel gehanteerde begrippen. Naast de nieuwe begrippen die in dit wetsvoorstel worden uitgewerkt, verwijzen de definities van artikel 2 doorgaans naar die welke in de diverse financiële wetgevingen van toepassing zijn. Het ligt in de bedoeling te voorkomen dat « dubbele » definities worden uitgewerkt voor begrippen die het Belgische recht al kent. Aldus zal het wetsvoorstel efficiënt kunnen worden geïntegreerd in het bestaande corpus van regels die het financieel recht in de ruime zin van het woord uitmaken, zonder daarbij het risico te lopen dat juridische onzekerheden of contradicties ontstaan.

1º MVB-label : dit wetsvoorstel werkt een MVB-label uit. De emittent van een beleggingsproduct die op het Belgisch grondgebied van dit label gebruik wenst te maken om zijn product voor te stellen, te promoten of in de handel te brengen, moet daartoe voorafgaandelijk én per product een erkenning (of registratie) aanvragen bij de FSMA.

2º Maatschappelijke verantwoorde beleggingsproducten : de strekking van het wetsvoorstel luidt dat geen enkel ander maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct bestaat dan het product dat als dusdanig werd erkend (of geregistreerd) door de FSMA. Wordt die erkenning niet verleend of wordt de registratie geweigerd, dan kan het betrokken beleggingsproduct niet als « maatschappelijk verantwoord » worden gekwalificeerd; in dat geval is het gebruik van deze benaming of van een vergelijkbare benaming verboden. Het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct wordt dus omschreven als een product dat door de FSMA is erkend of geregistreerd omdat het voldoet aan de vereisten voor de verkrijging van het MVB-label. Dit is een objectief criterium dat elke dubbelzinnigheid of onenigheid met betrekking tot het begrip « maatschappelijk verantwoorde belegging » kan voorkomen.

3º Beleggingsproduct : dit begrip wordt op de ruimst mogelijke manier gedefinieerd omdat het de spil vormt van het toepassingsgebied van het wetsvoorstel. Het ligt in de bedoeling te waarborgen dat de door het MVB-label geboden bescherming en garanties zo ruim mogelijk worden toegepast. Daartoe omvat de definitie eensdeels alle beleggingsinstrumenten in de zin van artikel 4 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (artikel 2, 3º, a)), en anderdeels de verzekeringsproducten die betrekking hebben op de tak-Leven (artikel 2, 3º, b)). De verwijzing naar het begrip « beleggingsinstrument » in de zin van voormelde wet van 16 juni 2006 werd verkozen boven de verwijzing naar het begrip « financieel instrument » in de zin van artikel 2, 1º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, omdat het begrip « beleggingsinstrument » ruimer wordt opgevat. Artikel 4, § 1, van voormelde wet van 16 juni 2006, waarin de beleggingsinstrumenten worden opgesomd, bevat immers een punt 10º dat verwijst naar de restcategorie van de instrumenten die niet zijn opgenomen in de punten 1º tot 9º, luidende : « alle andere instrumenten die het mogelijk maken een financiële belegging uit te voeren, ongeacht de onderliggende activa. » De ratio legis van de in artikel 4, § 1, 10º, van voormelde wet van 16 juni 2006 ingevoegde bepaling vertoont gelijkenissen met die van de definitie van « beleggingsproduct » in dit wetsvoorstel. Zij strekt ertoe een zo ruim mogelijke bescherming te bieden. Naast de beleggingsinstrumenten omvat het begrip « beleggingsproduct » tevens alle levensverzekeringsproducten (tak 21, 23, enz.) waarvoor voormelde wet van 16 juni 2006 niet geldt, maar die in het bijzonder betrekking hebben op het vraagstuk van de maatschappelijk verantwoorde beleggingen.

4º Emittent van beleggingsproducten : deze definitie gaat terug op artikel 9, 2º, van voormelde wet van 16 juni 2006, waarin dit begrip reeds wordt omschreven.

5º Financiële tussenpersoon : de financiële tussenpersoon wordt gedefinieerd door verwijzing naar artikel 2, 9º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarin dit begrip reeds wordt omschreven.

6º De Belgische gereglementeerde markt : dit begrip wordt gedefinieerd door verwijzing naar artikel 2, 5º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarin dit begrip reeds wordt omschreven.

7º Multilaterale handelsfaciliteit of MTF (Multilateral Trading Facilitytikel 2, 4º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarin dit begrip reeds wordt omschreven.

8º FSMA : dit begrip wordt gedefinieerd door verwijzing naar de artikelen 44 tot 87quater van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

9º Lidstaat van herkomst : dit begrip wordt gedefinieerd in soepele bewoordingen opdat het zou gelden voor de lidstaten van de Europese Economische Ruimte op het grondgebied waarvan alle emittenten gevestigd zijn die in deze aangelegenheid voor een Europees paspoort in aanmerking komen.

10º Prospectus : dit begrip wordt gedefinieerd door verwijzing naar voormelde wet van 16 juni 2006.

11º Duurzame drager : dit begrip werd geharmoniseerd op Europees niveau en vloeit meer bepaald voort uit richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 (10) .

12º Minister of staatssecretaris : dit punt behoeft geen specifieke toelichting.

13º Federale dienst : dit begrip wordt gedefinieerd door verwijzing naar de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

14º MVB-Raad : de bij dit wetsvoorstel binnen de POD Duurzame Ontwikkeling opgerichte MVB-Raad is belast met de actualisering van de MVB-norm.

HOOFDSTUK 3

Toepassingsgebied

Artikel 3

Het toepassingsgebied van dit wetsvoorstel is gestoeld op het begrip « beleggingsproduct », dat nauwkeurig wordt omschreven in artikel 2, 3º, door verwijzing naar in het Belgische recht reeds bestaande begrippen (« beleggingsinstrument » in de zin van voormelde wet van 16 juni 2006, en « levensverzekeringsproduct » in de zin van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen). Dit toepassingsgebied is bewust zo ruim mogelijk opgevat om een maximaal en eenvormig beschermingsniveau te waarborgen. Zo komt het dat de emittent van een beleggingsproduct, wanneer het op het Belgische grondgebied wordt aangeboden, voorafgaandelijk moet beschikken over de erkenning of de registratie van zijn product door de FSMA als hij gebruik wil maken van de door dit wetsvoorstel beschermde benaming. Van die regel wordt niet afgeweken, ongeacht of het product openbaar dan wel privé wordt aangeboden, of het verhandeld wordt op een gereglementeerde markt, op een Belgische MTF dan wel buiten elke markt om, en of het wordt aangeboden door een Belgische dan wel een buitenlandse emittent.

HOOFDSTUK 4

Invoering van een MVB-label — criteria

Artikel 4

Dit wetsvoorstel stelt de invoering van een MVB-label in uitzicht dat de emittent voorafgaandelijk bij de FSMA moet aanvragen voor ieder beleggingsproduct dat hij voornemens is aan te bieden op het Belgisch grondgebied, met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct », « ethisch », « duurzaam », « groen », « ecologisch » of enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen of doen veronderstellen dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord is. Voorbeelden zijn : « goed voor de planeet », « milieuvriendelijk » enz.

MVB-criteria

Emittenten die op het Belgische grondgebied beleggingsproducten aanbieden als zijnde maatschappelijk verantwoord of met gebruikmaking van enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen of doen veronderstellen dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord is, moeten daartoe voorafgaandelijk een MVB- of MVB+-label aanvragen bij de FSMA.

De toekenning van dat label door de FSMA vergt dat het betrokken beleggingsproduct investeringen behelst in ondernemingen die voldoen aan verschillende positieve en negatieve criteria, alsook dat ze bovendien de regels inzake corporate governance in acht nemen.

1. Positieve criteria

Het gaat om criteria op grond waarvan de ondernemingen moeten worden geselecteerd door de emittent, zulks op grond van hun ethische, sociale en ecologische impact.

De geselecteerde ondernemingen moeten de uitmuntendheidscriteria in acht nemen in minimum twee categorieën :

— ethische impact : deze criteria hebben onder meer betrekking op de arbeidsomstandigheden, de eerlijke handel, de dierenbescherming, enz.;

— sociale impact : deze criteria hebben onder meer betrekking op de eerbiediging van de mensenrechten, de sociale structuren, enz.;

— ecologische impact : deze criteria hebben onder meer betrekking op de positieve bijdrage tot een niet-vervuilde aarde, de ontwikkeling van een duurzame oplossing voor de vervuiling, de energie-efficiëntie, de subsidiëring van hernieuwbare energieën, de inachtneming van de volksgezondheid, enz.;

Het staat de emittenten van het MVB-product vrij te kiezen welke van die positieve criteria voor het MVB-product in aanmerking zullen worden genomen. Wanneer de emittenten criteria uit de drie bovenvermelde categorieën combineren, wordt het MVB+-label toegekend.

2. Corporate governance

De ondernemingen waarin via het beleggingsproduct wordt geïnvesteerd, moeten worden beheerd met naleving van strikte regels inzake corporate governance. Die regels inzake corporate governance omvatten onder meer dat de onderneming een duidelijke governancestructuur toepast, dat de onderneming een doeltreffende en doelmatige raad van bestuur heeft die beslissingen neemt in het ondernemingsbelang, dat alle bestuurders blijk geven van integriteit en toewijding, dat de onderneming een rigoureuze en transparante procedure voor de benoeming en de beoordeling van haar raad en zijn leden hanteert, dat de raad van bestuur gespecialiseerde comités opricht, dat de onderneming een duidelijke structuur uitwerkt voor het uitvoerend management, dat de onderneming de bestuurders en de leden van het uitvoerend management op een billijke en verantwoorde wijze vergoedt, dat de onderneming een dialoog aangaat met de aandeelhouders en de potentiële aandeelhouders, gebaseerd op wederzijds begrip voor elkaars doelstellingen en verwachtingen, en dat de onderneming een passende informatieverstrekking over haar corporate governance waarborgt.

3. Negatieve criteria

Om in aanmerking te kunnen komen voor een MVB- of MVB+-label mag het beleggingsproduct geen investeringen behelzen in ondernemingen waarvoor ernstige en eensluidende aanwijzingen bestaan dat zij zich als dader, mededader of medeplichtige schuldig maken aan, dan wel dat zij voordeel halen uit handelingen die verboden zijn krachtens de door België geratificeerde internationale verdragen. Zulks betreft onder meer de verdragen inzake humanitair recht, sociale rechten, burgerrechten, fiscaliteit, leefmilieu en duurzaam beheer.

Naast het feit dat steeds meer beleggingen moeten gebeuren in producten met MVB-label, gelden dezelfde negatieve criteria ook voor de beleggingen van de pensioenfondsen van de tweede en de derde pijler, en voor die van het Zilverfonds.

De lijst van negatieve MVB-criteria, zoals opgenomen in dit wetsvoorstel, werd opgesteld op basis van de studie die het Réseau financement alternatif voor rekening van de POD Maatschappelijke Integratie (11) heeft verricht; die lijst is als het ware een samenvatting van de grondbeginselen die zijn vervat in de terzake door België geratificeerde internationale verdragen (blz. 34-41 van de studie).

Het voorzorgsbeginsel, zoals bepaald bij § 2, zesde lid, 4º, a), moet worden begrepen als de tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen ter voorkoming van milieu- en gezondheidsrisico's, wanneer de technische of wetenschappelijke kennis geen zekerheid kan verschaffen omtrent de onschadelijkheid van een product of procedé. Niettemin mag dat algemeen beginsel niet in die zin worden geïnterpreteerd dat elk nieuw product of procedé a priori is uitgesloten. Het voorzorgsbeginsel zal alleen worden geschonden indien in de wetenschappelijke gemeenschap discussie bestaat over de met dat product of procedé gepaard gaande risico's en er geen enkele beschermingsmaatregel is genomen om die risico's te voorkomen.

De MVB-Raad stelt een lijst op van de door België geratificeerde internationale verdragen als bedoeld in § 2, zesde lid, die door die Raad wordt gepubliceerd op de website van de federale programmatorische overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling. De MVB-Raad plaatst op de website van de POD Duurzame Ontwikkeling een hyperlink naar het deel van de website van de FSMA waar de in artikel 4, § 2, zesde lid, en artikel 12 bedoelde informatie is bekendgemaakt.

Deze lijst streeft geenszins een volledige en exhaustieve opsomming na van al de dienaangaande door België geratificeerde verdragen, maar verschaft een illustratie van enkele belangrijke bestaande verdragen.

Tot slot wordt in de lijst van negatieve criteria expliciet melding gemaakt van schendingen van het verbod op de doodstraf, het gebruik van genetisch gemodifieerd organisme (GGO), de aanwezigheid van de ondernemingen in belastingparadijzen en beleggingen in kernenergie.

4. De zwarte lijst

Artikel 4, § 2, achtste lid, van dit wetsvoorstel voorziet erin dat, op grond van de negatieve criteria uit artikel 4, § 2, zesde lid, de FSMA een zwarte lijst kan opstellen van ondernemingen waarin via de maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten volstrekt niet mag worden geïnvesteerd.

Doel daarvan is de mogelijkheid te bieden een leidraad uit te werken voor de emittenten die een maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct wensen aan te bieden op het Belgisch grondgebied; de emittent zal aldus op een efficiënte manier kunnen nagaan of de onderneming waarin hij wenst te investeren, voldoet aan de criteria van artikel 4, § 2, van het wetsvoorstel.

De opmaak van een zwarte lijst komt bovendien de transparantie van de procedure tot toekenning van het MVB-label ten goede.

In dat verband moet worden benadrukt dat de redactie van een dergelijke zwarte lijst niet mag worden overgelaten aan de bevoegdheid en/of beoordeling van de emittenten zelf.

Die taak moet worden voorbehouden aan de overheid. De uitwerking van een zwarte lijst door private emittenten zou immers bepaalde risico's op misbruik inhouden (hypothese waarin ondernemingen ten onrechte op voornoemde lijst zouden zijn geplaatst). In die zin vormt de redactie van de zwarte lijst door de FSMA ook een bescherming voor de emittenten.

Voor het opstellen van de zwarte lijst zal de FSMA zich mogen laten leiden door bestaande lijsten die door andere nationale en internationale financiële-reguleringsinstanties zijn opgesteld.

Deze zwarte lijst zal worden bekendgemaakt op de website van de FSMA en zal voortdurend worden bijgewerkt zodat het publiek steeds over de meest recente versie beschikt. De FSMA plaatst op haar website een hyperlink naar het onderdeel van de website van de POD Duurzame Ontwikkeling waar zich de informatie als bedoeld in artikelen 4, § 2, 3º, zevende lid, en 24, bevindt.

De FSMA zal in ieder geval de publicatie van de opname van een onderneming op de zwarte lijst kunnen uitstellen als zij van oordeel is dat die publicatie nadeel kan berokkenen aan de investeerders van het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct (bijvoorbeeld wanneer het risico bestaat van een negatieve impact op de aandelenkoersen van de betrokken onderneming).

De FSMA beschikt in dat verband over de ruimst mogelijke appreciatiebevoegdheid teneinde de belangen van de betrokkenen integraal te vrijwaren. In het kader van die appreciatie zal de FSMA kunnen overgaan tot een belangenafweging.

Tegen de beslissing tot uitsluiting van een onderneming zal beroep openstaan bij het hof van beroep te Brussel op de wijze en binnen de termijnen als vermeld in artikel 18 van dit wetsvoorstel.

5. Naleving van de MVB-criteria gedurende de geldigheidsduur van het MVB-label

Artikel 4, § 2, zesde lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat het MVB-product de positieve en negatieve criteria alsook strikte regels inzake corporate governance moet naleven zolang het MVB-label geldig is.

Mocht een van de componenten van het MVB-product wijzigen en mocht dat van invloed zijn op de inachtneming van de MVB-criteria, zal de emittent de noodzakelijke maatregelen moeten nemen opdat het beleggingsproduct de criteria in acht blijft nemen.

Deze verduidelijking is van belang omdat de componenten van een beleggingsproduct vaak meerdere malen veranderen gedurende de looptijd van dat beleggingsproduct. De samenstelling van het MVB-product op het moment dat het MVB-label wordt toegekend zal dus niet noodzakelijkerwijze dezelfde zijn gedurende de resterende looptijd van het product.

HOOFDSTUK 5

Verbod om MVB-producten aan te bieden die niet vooraf werden erkend

Artikel 5

Artikel 5 van het wetsvoorstel voert een verbod in om beleggingsproducten aan te bieden op het Belgisch grondgebied, die zouden worden voorgesteld als maatschappelijk verantwoord of waarbij gebruik wordt gemaakt van enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord is, indien het beleggingsproduct vooraf geen MVB-label verkregen heeft van de FSMA. Dit verbod is gerechtvaardigd wegens het concurrentieel voordeel dat MVB-producten zouden kunnen genieten en dat exclusief moet worden voorbehouden aan emittenten die door de FSMA werden erkend (of geregistreerd). Voorts beschermt dit verbod degenen die wensen te beleggen in MVB-producten door hun de garantie te bieden dat de MVB-producten die worden aangeboden op het Belgisch grondgebied vooraf werden erkend door het FSMA.

HOOFDSTUK 6

Verplichtingen ten laste van de emittenten en financiële tussenpersonen

Artikel 6

Artikel 6 van het wetsvoorstel bepaalt dat de emittent van een maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct in zijn midden een MVB-verantwoordelijke aanwijst die het beheer van de MVB-producten verzekert en de evolutie van de ondernemingen waarin het MVB-product wordt geïnvesteerd, opvolgt. Deze MVB-verantwoordelijke zal onder andere tot taak hebben de positieve criteria waaraan de ondernemingen moeten beantwoorden te identificeren en erop toe te zien dat de ondernemingen gedurende de geldigheidsduur van het MVB-label steeds voldoen aan de MVB-criteria als bedoeld in artikel 4, § 2, zesde lid.

Artikel 7

Artikel 7 van het wetsvoorstel voorziet in een bijzondere informatieverplichting ten laste van de emittent of de financiële tussenpersoon die het betrokken beleggingsproduct aanbiedt aan zijn klanten. Deze informatieverplichting wordt voorgeschreven zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, die de basis vormt waarop artikel 7 steunt. Paragraaf 1 van dit artikel beoogt te herhalen dat het prospectus alsook alle presentatie- en promotiefiches van het product te allen tijde in overeenstemming moeten zijn met de werkelijkheid. Voor de MVB-producten is die regel van bijzonder belang aangezien de samenstelling van het product kan evolueren gedurende de termijn van vijf jaar van de erkenning (of registratie), wat eventueel meebrengt dat de voorwaarden voor erkenning niet langer vervuld zouden zijn (bijvoorbeeld wanneer een van de componenten bestaat uit aandelen van een onderneming die voorkomt op de zwarte lijst bedoeld in artikel 4, § 2, negende lid). De emittent is dus verplicht erop toe te zien dat hij zijn documentatie up-to-date houdt. De emittent zal inzonderheid, overeenkomstig artikel 17, § 3 in fine, zich ervan moeten onthouden het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct te promoten met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord », in geval van verandering van de componenten van het product met een impact op de inachtneming van de criteria bedoeld in artikel 4.

Paragraaf 2 van dit artikel voorziet in een bijzondere informatieverplichting ten laste van de emittent en de financiële tussenpersoon, die ervoor moeten zorgen dat het gebruik van het begrip MVB bij het publiek niet de valse verwachting wekt dat het product een gegarandeerd rendement heeft. Een bijzondere vermelding, in de vorm van een afzonderlijke alinea en in vetgedrukte letters van een ander lettertype, zal in dit opzicht moeten worden ingevoegd in het prospectus en/of alle andere presentatie- of promotiedocumenten over het product.

HOOFDSTUK 7

Erkenning en registratie van de beleggingsproducten

Artikel 8

Overeenkomstig deze bepaling kan een emittent die voornemens is om zijn producten aan te bieden op het Belgisch grondgebied, geen gebruik maken van het MVB-label zonder vooraf de erkenning te hebben verkregen van de FSMA.

De erkenning wordt toegekend per product en niet per emittent, waardoor de emittent een nieuwe aanvraag moet indienen voor elk nieuw MVB-product dat hij op het Belgische grondgebied wenst aan te bieden.

Op de niet-naleving van de verplichting tot erkenning staan administratieve sancties of zelfs strafrechtelijke sancties, indien de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt door, naar gelang het geval, de procureur des Konings of enige andere persoon die zich burgerlijke partij stelt voor de bevoegde strafrechtbank, oordeelt dat de gepleegde feiten niet alleen een schending zijn van de in het wetsvoorstel vervatte bepalingen, maar ook strafbaar zijn, zoals een geval van oplichting dat voldoende ernstig is om tot strafrechtelijke vervolging aanleiding te geven. Ook is in een stakingsvordering voorzien.

Artikel 9

Dit artikel somt de voorwaarden op waaraan de beleggingsproducten moeten voldoen om de erkenning te verkrijgen van de FSMA.

Naast de voorwaarden die worden opgelegd door andere wetgeving (met name voor de toegang tot het beroep en de markten), met name de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 12 augustus 2000 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van de financiële markten en diverse andere bepalingen, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, legt artikel 9 de inachtneming op van de criteria inzake het MVB-label als vermeld in artikel 4.

Voorts zij erop gewezen dat wanneer een bepaald beleggingsproduct deels uit « cash » bestaat, zulks niet noodzakelijk onverenigbaar is met de toekenning van het MVB-label. Dat geldt bijvoorbeeld voor pensioenfondsen die, voor al hun beleggingsproducten samen, voor 5 tot 10 % uit contanten bestaan. Als de FSMA oordeelt dat het betrokken beleggingsproduct aan de voorwaarden van artikel 9 beantwoordt, kan zij dat product desondanks als MVB-conform kwalificeren. Ter herinnering, artikel 4, § 2, vijfde lid, voorziet uitdrukkelijk in een gemiddelde looptijd van vijf jaar om te voorkomen dat fondsen waarvan het beheer op kortetermijnwinst gericht is, het MVB-label toegekend krijgen.

Artikel 10

Dit artikel somt de redenen voor weigering, opschorting of intrekking van de erkenning op.

De FSMA kan voor elk geval afzonderlijk over die respectieve mogelijkheden oordelen.

Artikel 11

Dit artikel voorziet in een light-erkenningsprocedure, de zogeheten « registratie », voor alle uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte afkomstige emittenten die in eigen land zouden beschikken over een erkenning die vergelijkbaar is met de in artikel 8 bedoelde erkenning om beleggingsproducten aan te bieden onder het MVB-label. De FSMA moet op basis van de documenten die de emittenten haar in het raam van die procedure verplicht moeten voorleggen, nagaan of de in het land van herkomst verkregen erkenning waarborgen biedt en beantwoordt aan voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke in dit wetsvoorstel worden bepaald. Onder oorspronkelijke, periodieke en permanente verplichtingen worden alle administratieve en financiële verplichtingen verstaan waarin de Europese of nationale wetgeving voorziet om investerings- of beleggingsproducten aan het brede publiek te mogen aanbieden. Voor België gaat het meer bepaald om de in artikel 9 opgesomde wetten.

Zoals het geval is voor de erkenningsprocedure (artikel 15, § 2), wordt het stilzwijgen van de FSMA binnen de haar toegestane termijn geïnterpreteerd als een erkenning om het product in België op de markt te brengen. Paragraaf 5 van dat artikel staat de Koning, dan wel de FSMA (via adviezen), toe te voorzien in bijkomende regels met betrekking tot de lijst van documenten die met het oog op de erkenning aan de FMSA moeten worden voorgelegd. Onder duurzame drager wordt verstaan, « ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt ».

Artikel 12

Overeenkomstig dit artikel worden de lijsten met de beleggingsproducten die het MVB-label hebben verkregen ingevolge de erkenningsprocedure dan wel, voor de buitenlandse emittenten, ingevolge de registratieprocedure, twee keer per jaar bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de FSMA.

In die halfjaarlijkse bekendmakingen worden ook de producten vermeld waarvoor geen enkele erkenning uitdrukkelijk werd verleend, maar die bij ontstentenis van een antwoord zijn erkend, alsook de beleggingsproducten waarvoor de erkenning werd geweigerd.

Artikel 13

Dit artikel stelt de geldigheidsduur van de erkenning of de registratie van het product vast op vijf jaar, of op een duur die gelijk is aan de looptijd van het beleggingsproduct als deze minder is dan vijf jaar. Voorts regelt dit artikel de hernieuwingsprocedure voor zowel de erkenning als de registratie. Dit artikel is gebaseerd op de bepalingen terzake van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Artikel 14

Dit artikel regelt de vorm van de erkenningsaanvraag en somt de documenten op die aan de FSMA moeten worden voorgelegd. Net zoals voor de registratieprocedure voorziet het wetsvoorstel in een machtiging aan de Koning en aan de FSMA.

Artikel 15

Dit artikel beschrijft met name de erkenningsprocedure en de bijbehorende termijnen; het is gebaseerd op de bepalingen terzake van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Overeenkomstig § 2, tweede lid, wordt het uitblijven van een antwoord van de FSMA binnen een termijn van vijfenveertig kalenderdagen na de aanmaning tot uitspraak geïnterpreteerd als een erkenning.

Artikel 16

Dit artikel legt de emittent een informatieplicht (reporting) jegens de FSMA op, waaraan stelselmatig elk jaar moet worden voldaan (op de jaarlijkse vervaldag van de erkenning of registratie), maar daarnaast ook op eigen initiatief, buiten de jaarlijkse reporting om, bij elke wijziging van gegevens op basis waarvan de erkenning of registratie werd verkregen.

Paragraaf 3 van dit artikel voorziet in een soepele procedure binnen de FSMA ingeval componenten van een erkend of geregistreerd product zijn gewijzigd, met gevolgen voor de toekenningsvoorwaarden, om de situatie te normaliseren door het betrokken beleggingsproduct te ontdoen van de ongewenste elementen.

Gedurende die zuiveringsprocedure — onder het toezicht van de FSMA — zal de erkenning of registratie niet worden opgeschort (en zeker niet worden ingetrokken c.q. doorgehaald), maar zal de emittent ervan moeten afzien het beleggingsproduct te promoten met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord ».

Artikel 17

Dit artikel behandelt de procedure van intrekking of opschorting van de erkenning; het is gebaseerd op de bepalingen terzake van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Artikel 18

Dit artikel regelt de mogelijkheden van beroep tegen beslissingen van de FSMA om de erkenning of registratie te weigeren of niet te verlengen, dan wel om de erkenning of registratie in te trekken c.q. door te halen of op te schorten.

De nadere voorwaarden en de procedure van het beroep worden geregeld door verwijzing naar artikel 121 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarbij wordt bepaald dat tegen de beslissingen van de FSMA beroep kan worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, volgens een procedure zoals in kort geding.

HOOFDSTUK 8

Controle en toezicht

Artikel 19

Overeenkomstig dit artikel moet de FSMA erop toezien dat de emittenten en de financiële tussenpersonen de bepalingen van dit wetsvoorstel in acht nemen.

Daartoe beschikt de FSMA over de bevoegdheden die haar al op andere gebieden zijn toegekend krachtens afdeling 8 van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (artikelen 34 tot 37bis).

Wederom is het niet de bedoeling het aantal concurrerende procedures binnen de verschillende wetgevingen op te drijven, maar om dit wetsvoorstel in het terzake reeds bestaande wetsarsenaal in te voegen.

Artikel 20

Dit artikel stelt de FSMA in staat waarschuwingen uit te vaardigen en bepaalt de nadere regels ervan; het is gebaseerd op de bepalingen terzake van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Artikel 21

Dit artikel stelt de FSMA in staat administratieve sancties op te leggen, met inachtneming van de voorrechten van het openbaar ministerie inzake strafrechtelijk strafbare feiten. Al strekt dit wetsvoorstel er niet toe te voorzien in nieuwe strafrechtelijke sancties, toch kunnen bepaalde vastgestelde feiten strafrechtelijk strafbaar zijn, zoals bijzonder zwaar bedrog dat kan worden aangemerkt als oplichting.

HOOFDSTUK 9

MVB-Raad

Artikel 22

Dit artikel voorziet in de oprichting van een MVB-Raad bij de federale programmatorische overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling (hierna « POD DO »).

De MVB-Raad bestaat uit zestien leden die door de Koning worden gekozen uit vertegenwoordigers van instellingen die zich toeleggen op maatschappelijk verantwoord beleggen, onder wie vertegenwoordigers van :

1. verbruikersverenigingen;

2. milieu- en mensenrechtenorganisaties;

3. financiële instellingen;

4. werkgeversorganisaties en vakbonden.

Er moeten garanties worden geboden aangaande de individuele onafhankelijkheid van de leden van de Raad. Zo moeten zij de belangen verdedigen van de instanties die zij vertegenwoordigen, los van de belangen van andere ondernemingen waarbinnen aan één van die personen :

1. de functie van gedelegeerd bestuurder,

2. de functie van bestuurder belast met het dagelijks bestuur of met de leiding, dan wel

3. een effectieve beslissingsbevoegdheid wordt toevertrouwd.

Twee vertegenwoordigers van de FSMA hebben eveneens als waarnemer zitting in de MVB-Raad. Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar hun taak die erin bestaat de dialoog tussen de beide instanties te faciliteren.

De leden van de MVB-Raad zijn benoemd voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. De MVB-Raad telt evenveel Nederlandstalige als de Franstalige leden.

Op voorstel van de minister benoemt de Koning een voorzitter en een ondervoorzitter. De voorzitter wordt afwisselend gekozen uit de Nederlandstalige en Franstalige leden.

Het permanent secretariaat wordt verzorgd door de POD DO.

De MVB-Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op, dat wordt goedgekeurd door de minister.

Artikel 23

Het voorgestelde artikel 23 verleent de MVB-Raad een adviesbevoegdheid over elk wetsvoorstel of -ontwerp dat wijzigingen aanbrengt in de wet die uit dit wetsvoorstel zal voortvloeien, alsook over elk ontwerpbesluit ter uitvoering van die wet.

De Raad verstrekt advies op eigen initiatief, dan wel op verzoek van de regering of de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat.

Artikel 24

Artikel 24 belast de MVB-Raad met de actualisering van de MVB-norm. Meer bepaald kan de MVB-Raad de negatieve criteria als bedoeld in artikel 4, § 2, zesde lid, preciseren.

Deze preciseringen worden gepubliceerd op de website van de POD DO.

Ze moeten het mogelijk maken dat de MVB-norm doorlopend wordt bijgewerkt en up-to-date is, aangezien de norm hoe dan ook moet blijven sporen met de maatschappelijke evoluties inzake MVB.

Artikel 25

Artikel 25 van dit wetsvoorstel belast de MVB-Raad ermee documentatie te zoeken en te verzamelen over vraagstukken met betrekking tot MVB.

De MVB-Raad volgt en stimuleert het onderzoekswerk dat daarmee verband houdt en coördineert en harmoniseert informatiecampagnes over MVB.

Artikel 26

Artikel 26 van het wetsvoorstel bepaalt dat de MVB-Raad ieder jaar een jaarverslag opstelt ter attentie van de minister of de staatssecretaris, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Dat jaarverslag bevat een gedetailleerde inventaris van de activiteiten van de MVB-Raad en van de nationale en internationale ontwikkelingen inzake MVB, met inbegrip van de verstrekte adviezen en de uitgevoerde studies. Voorts bevat dat jaarverslag een algemene evaluatie — zo nodig vergezeld van aanbevelingen — van de beslissingen van de FSMA wat de verlening of de weigering van een MVB-erkenning voor financiële producten betreft.

Artikel 27

Artikel 27 bepaalt dat de uitgaven voor het beheer van het MVB-label, met inbegrip van de personeelskosten voor het secretariaat van de MVB-Raad en de werkingskosten van de MVB-Raad, ten laste zijn van POD DO. De daartoe vereiste begrotingsmiddelen worden ter beschikking gesteld van de minister die bevoegd is voor duurzame ontwikkeling, en worden jaarlijks geboekt in de algemene uitgavenbegroting.

HOOFDSTUK 10

Sancties

Artikel 28

Artikel 28 creëert een nieuwe burgerlijke sanctie die eigen is aan deze materie en waardoor de emittent die doelbewust heeft geïnvesteerd in producten die de criteria van het MVB-label niet respecteren terwijl het aangeboden beleggingsproduct nochtans de desbetreffende erkenning geniet, kan worden veroordeeld tot het terugbetalen aan de investeerder van de uitgiftewaarde van dat beleggingsproduct, alsook tot het betalen van alle contractuele voordelen die uitbetaald hadden moeten worden aan de investeerder.

Paragraaf 2 van dit artikel bevat een soortgelijke sanctie wanneer de emittent een beleggingsproduct blijft promoten als maatschappelijk verantwoord, terwijl hij weet dat het product niet langer beantwoordt aan de criteria van het MVB-label (bijvoorbeeld omdat één van de bestanddelen van het product werd gewijzigd, of omdat één van de oorspronkelijke bestanddelen zijn status van « maatschappelijk verantwoord » heeft verloren).

In de twee gevallen wordt de toepassing van de sanctie afhankelijk gemaakt van de voorwaarde dat de emittent doelbewust heeft gehandeld. Bonafide emittenten of emittenten die onmiddellijk de FSMA verwittigen met toepassing van artikel 16, § 3, riskeren deze sanctie niet.

Met deze sanctie wordt een wezenlijk afschrikkend effect beoogd; tegelijk is het de bedoeling de bonafide emittenten te beschermen.

Artikel 29

Dit artikel neemt de burgerlijke sanctie van artikel 28 over, maar past die toe op de hypothese waarin de emittent doelbewust gebruik zou hebben gemaakt van het MVB-label — of van een soortgelijk label — zonder daar vooraf voor te zijn erkend.

Opnieuw wordt enkel de malafide emittent beoogd.

Artikel 30

Artikel 30 legt een administratieve sanctie op aan al wie doelbewust gebruik heeft gemaakt van het MVB-label — of van een soortgelijk label — zonder daar vooraf voor te zijn erkend. Alleen wie doelbewust heeft gehandeld, is strafbaar.

Artikel 31

Het wetsvoorstel voorziet eveneens in een stakingsvordering volgens de vormen, termijnen en voorwaarden als bedoeld in de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming.

Naar die wetgeving wordt uitdrukkelijk verwezen.

HOOFDSTUK 11

Verplichting voor de federale diensten om in maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten te investeren

Artikel 32

Artikel 32 van het wetsvoorstel voert voor de federale diensten de verplichting in om jaarlijks een minimumpercentage van hun investeringen en/of beleggingen te doen gaan naar maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten.

De federale diensten zijn de administraties, instellingen en ondernemingen van de Federale Staat zoals gedefinieerd bij artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat. Een federale dienst kan maar van die verplichting afwijken indien hij aantoont dat de op Belgisch grondgebied aangeboden maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten niet volstaan om aan het minimumpercentage te voldoen.

HOOFDSTUK 12

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de pensioenfondsen van de tweede pijler

Artikel 33

Om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel gevolgen heeft voor de spaartegoeden in het kader van de tweede pijler, moet tevens eerst een wijziging worden aangebracht aan de wet die ertoe strekt die tweede pijler op te richten. Aldus wordt bij dit artikel in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid een participatieverplichting ingesteld.

De pensioeninstelling die het belegde spaargeld beheert, moet actief deelnemen aan de statutaire vergaderingen van de ondernemingen waarin die instelling investeert, en moet in haar jaarverslag — dat ze overeenkomstig voormelde wet van 28 april 2003 moet opstellen — een onderdeel opnemen waarin ze de wijze toelicht waarop zij die verantwoordelijkheid op zich heeft genomen.

Artikel 34

Ter bevordering van een duurzame ontwikkeling en om een zekere vorm van financiële speculatie tegen te gaan, wordt via dit artikel in dezelfde wet een stabiliteitsverplichting opgenomen, te weten de verplichting beleggingen ten minste vijf jaar aan te houden.

Van die verplichting kan op advies van de FSMA en met de instemming van de MVB-Raad worden afgeweken in geval van ernstige omstandigheden.

Artikel 35

Dit artikel behelst de toevoeging, aan dezelfde wet, van een verplichting tot oriëntatie van de beleggingen die worden gedaan met de door de ondernemingen aangelegde fondsen; zulks geschiedt enerzijds door beleggingen te verbieden in als negatief beschouwde producten zoals omschreven in artikel 4, § 2, zesde lid, en anderzijds door gedeeltelijk en geleidelijk meer te beleggen in ondernemingen of fondsen met het MVB- of MVB+-label. Dat aandeel stijgt mettertijd om rekening te houden met de opnamecapaciteit van de markt, die zelf ook evolueert. Voorts wordt de verplichting opgelegd een deel van de investeringen te doen in niet-beursgenoteerde ondernemingen, teneinde specifiek op de financieringsbehoeften van dat soort onderneming in te spelen.

HOOFDSTUK 13

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de pensioenfondsen van de derde pijler

Artikel 36

Om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel gevolgen heeft voor de spaartegoeden in het kader van de derde pijler, moet tevens eerst in een wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden voorzien.

Aldus strekt dit artikel ertoe in dat Wetboek ook verplichtingen op te nemen voor de beleggingen waarvoor een belastingverlaging geldt :

a) inzake transparantie, geïnspireerd op het model waarin dezelfde wet van 28 april 2003 voorziet;

b) inzake participatie : de pensioeninstelling die het belegde spaargeld beheert, moet actief deelnemen aan de statutaire vergaderingen van de ondernemingen waarin die instelling investeert, ze moet er haar stemrecht uitoefenen, en moet daarvan verslag uitbrengen in het jaarverslag dat ze met toepassing van punt a) moet opstellen;

c) inzake de stabiliteit : de beleggingen met de door de particulieren aangelegde fondsen moeten gemiddeld meer dan vijf jaar worden aangehouden; op advies van de FSMA en met de instemming van de MVB-Raad mag bij ernstige omstandigheden van die verplichting worden afgeweken;

d) inzake de oriëntatie van de beleggingen : zulks moet gebeuren door enerzijds beleggingen te verbieden in als negatief beschouwde producten zoals omschreven in artikel 4, § 2, zesde lid, en anderzijds gedeeltelijk en geleidelijk meer te beleggen in ondernemingen die duurzame ontwikkeling bevorderen.

Net zoals dit het geval is voor de pensioenfondsen van de tweede pijler, stijgt dat aandeel mettertijd om rekening te houden met de opnamecapaciteit van de markt, die zelf ook evolueert; voorts wordt de verplichting opgelegd een deel van de investeringen te doen in niet-beursgenoteerde ondernemingen.

HOOFDSTUK 14

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de reserves van het Zilverfonds

Artikel 37

Om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel uitwerking heeft op de reserves die in het kader van het Zilverfonds worden aangelegd, moet het tevens voorzien in een wijziging van de wet van 5 september 2001 (12) die ertoe strekt dat Fonds op te richten.

Er zij op gewezen dat in artikel 32 van voormelde wet tot oprichting van het Zilverfonds is bepaald dat het Fonds pas in activa mag beleggen zodra de « verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product lager [is] dan 100 % », met andere woorden als de overheidsschuld onder controle is.

Dit artikel strekt ertoe ook verplichtingen op te nemen voor beleggingen in activa die eventueel met behulp van die reserves worden gedaan :

a) inzake de oriëntatie van de beleggingen, eensdeels door een verbod op te leggen op beleggingen in producten die als negatief worden beschouwd, zoals omschreven in artikel 4, § 2, zesde lid, en anderdeels door deels en geleidelijk te investeren in ondernemingen die de duurzame ontwikkeling bevorderen; net als voor de pensioenfondsen van de tweede en de derde pijler, stijgt dat aandeel mettertijd, om rekening te houden met de evoluerende opnamecapaciteit van de markt; voorts wordt de verplichting opgelegd een deel van de investeringen te doen in niet-beursgenoteerde ondernemingen;

b) inzake participatie : de pensioeninstelling die het belegde spaargeld beheert, moet actief deelnemen aan de statutaire vergaderingen van de ondernemingen waarin die instelling investeert, en moet er haar stemrecht uitoefenen;

c) inzake de stabiliteit : de beleggingen met de door de particulieren aangelegde fondsen moeten gemiddeld meer dan vijf jaar worden aangehouden; in ernstige omstandigheden mag van die verplichting worden afgeweken, op advies van de FSMA en met toestemming van de MVB-Raad.

Artikel 38

Dit artikel is erop gericht in de wet tot instelling van het Zilverfonds de regel op te nemen dat het Zilverfonds in zijn jaarverslag een apart deel aan het eigen beleggingsbeleid moet wijden. Voorts wordt erin gepreciseerd dat aan die publicatie de grootst mogelijke openbaarheid moet worden verleend.

HOOFDSTUK 15

Slotbepalingen

Artikel 39

Artikel 39 van het wetsvoorstel strekt tot aanvulling van artikel 121, § 1, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, teneinde te voorzien in een beroepsmogelijkheid bij het hof van beroep te Brussel tegen de beslissingen van de FSMA.

Artikel 40

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 41

Artikel 41 van het wetsvoorstel stelt een overgangsperiode van zes maanden in voor de emittenten die reeds vóór de inwerkingtreding van de uit dit wetsvoorstel voortvloeiende wet beleggingsproducten aanbieden op het Belgisch grondgebied met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord » of van iedere andere gelijkaardige benaming, teneinde zich in de regel te stellen met de verplichtingen die vastgelegd zijn in het kader van dit wetsvoorstel.

Deze emittenten moeten binnen deze termijn de erkenning krijgen van de FSMA.

Indien de emittenten bij het verstrijken van deze termijn geen erkenning hebben gekregen, mogen zij het beleggingsproduct niet langer promoten met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord » of een vergelijkbare benaming.

Cécile THIBAUT.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Benoît HELLINGS.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK 1

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2

Definities

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1º « MVB-label » en « MVB+-label » : de labels die door de Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA) aan de emittenten, na een door hen daartoe ingediend verzoek, worden toegekend voor de beleggingsproducten die aan de in artikel 4 vermelde positieve en negatieve criteria beantwoorden en waarvan de verkrijging een absolute voorwaarde is om de benaming « maatschappelijk verantwoord » of enige andere vergelijkbare benaming te mogen gebruiken;

2º « maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten (MVB) » : alle beleggingsproducten die door de FSMA zijn erkend of geregistreerd, waaruit blijkt dat zij de criteria van het MVB-label in acht nemen;

3º « beleggingsproduct » : elk product dat tot één van de volgende categorieën behoort :

a) de beleggingsinstrumenten als bedoeld in artikel 4 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;

b) de verzekeringsproducten die verband houden met de takken « leven » die in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen worden opgesomd onder de nummers 21 tot 29;

4º « emittent van beleggingsproducten » : een rechtspersoon die beleggingsproducten uitgeeft, heeft uitgegeven of van plan is uit te geven;

5º « financiële tussenpersoon » : iedere financiële tussenpersoon in de zin van artikel 2, 9º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

6º « Belgische gereglementeerde markt » : elke gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 5º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

7º « multilaterale handelsfaciliteit of MTF » : elke multilaterale handelsfaciliteit of MTF in de zin van artikel 2, 4º, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

8º « FSMA » : de Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, die waakt over de integriteit van de financiële markten en de eerlijke behandeling van de financieel consument, als bedoeld in de artikelen 44 tot 87quater van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

9º « lidstaat van herkomst » : de lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) waar de maatschappelijke zetel van de betrokken rechtspersoon is gevestigd of, bij gebrek daaraan, waar het hoofdkantoor van die rechtspersoon is gelegen;

10º « prospectus » : het prospectus in de zin van titel IV van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;

11º « duurzame drager » : ieder hulpmiddel dat het mogelijk maakt om persoonlijk aan de betrokkene gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

12º « minister of staatssecretaris » : de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor duurzame ontwikkeling;

13º « federale dienst » : de administraties, instellingen en ondernemingen van de Federale Staat als bedoeld in artikel 22 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat;

14º « MVB-Raad » : de Raad voor maatschappelijk verantwoord beleggen die bij deze wet wordt ingesteld.

15º « oorspronkelijke, periodieke en permanente verplichtingen » : de administratieve en financiële verplichtingen waarin de Europese of nationale wetgeving voorziet om investerings- of beleggingsproducten aan het publiek te mogen aanbieden.

HOOFDSTUK 3

Toepassingsgebied

Art. 3

Deze wet is van toepassing op alle beleggingsproducten die in België op de markt worden gebracht.

HOOFDSTUK 4

Invoering van een MVB-label — criteria

Art. 4

§ 1. Er wordt een « MVB-label » alsook een « MVB+-label » ingevoerd dat de emittenten vooraf via de in hoofdstuk 7 beschreven erkennings- of registratieprocedure moeten verkrijgen voor elk beleggingsproduct dat gebruik maakt van de benaming « maatschappelijk verantwoord », « ethisch », « duurzaam », « groen » of « ecologisch », dan wel van enige andere benaming, in welke taal ook, die erop zou kunnen wijzen of zou kunnen doen uitschijnen dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord, ethisch, duurzaam, groen of ecologisch is.

§ 2. Elk beleggingsproduct dat aan de hieronder bepaalde voorwaarden beantwoordt, kan de FSMA-erkenning verkrijgen en als maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct worden aangemerkt.

Het beleggingsproduct moet investeringen inhouden in geselecteerde ondernemingen of overheidsinstellingen, die voldoen aan criteria van minstens twee van de drie hieronder vermelde categorieën :

1. inzake de ethische impact van het product, meer bepaald de inachtneming van de arbeidsvoorwaarden, de correcte vergoeding van de werknemers, de eerlijke handel, de bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en de betrokkenheid van de stakeholders, de dierenbescherming alsook het wegblijven uit belastingparadijzen, of;

2. inzake de sociale impact van het product, meer bepaald de eerbied voor de mensenrechten, de maatschappelijke structuren en de regels van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), de loonspanning binnen de onderneming en de wijze van vergoeding van de bedrijfsleiders, de aandacht voor de zwakkeren of de bijdrage tot de bewerkstelliging van een meer gelijke samenleving, of;

3. inzake de milieu-impact van het product, meer bepaald de beperking van de ecologische voetafdruk, de doeltreffende aanwending van energie en grondstoffen, de inachtneming van de volksgezondheid en het milieu, alsook positieve bijdragen aan de uitdagingen van de toekomst, zoals de ontwikkeling van duurzame oplossingen voor het ecobeheer, het afvalbeheer of de opwekking van hernieuwbare energie.

Wanneer een beleggingsproduct investeringen behelst in ondernemingen of openbare entiteiten die criteria uit de drie bovenvermelde categorieën met elkaar combineren, kan het MVB+-label worden toegekend.

Het product moet investeringen behelzen in ondernemingen of openbare entiteiten die worden beheerd met inachtneming van strikte en door de Koning bepaalde regels in verband met corporate governance.

Het moet investeringen in ondernemingen of openbare entiteiten behelzen met een gemiddelde en ononderbroken looptijd van ten minste vijf jaar of met een looptijd die overeenstemt met de resterende looptijd van het financieel instrument waarin wordt belegd.

Het mag geen investeringen bevatten in ondernemingen of openbare entiteiten waarvoor ernstige en eensluidende aanwijzingen bestaan dat zij zich als dader, mededader of medeplichtige schuldig maken aan of dat zij voordeel halen uit handelingen die verboden zijn krachtens alle door België geratificeerde internationale verdragen, met inbegrip van de volgende handelingen :

1. op het stuk van het internationaal humanitair recht :

a. clustermunitie direct of indirect gebruiken, ontwikkelen, produceren, verwerven op gelijk welke manier, opslaan, bewaren of overdragen aan gelijk wie;

b. wapens, met name chemische, direct of indirect ontwikkelen, produceren, verwerven op gelijk welke manier, opslaan, bewaren of overdragen aan gelijk wie, dan wel gelijk welke militaire voorbereiding treffen met het oog op het gebruik van wapens, met name chemische;

c. wapens waarvan het hoofddoel erin bestaat verwondingen aan te brengen door middel van fragmenten die niet door x-stralen waarneembaar zijn in het menselijk lichaam, gebruiken, ontwikkelen, produceren, verwerven op gelijk welke manier, opslaan of bewaren;

d. laserwapens die dusdanig zijn ontworpen dat zij in de strijd worden ingezet met als enig doel of onder meer als doel blijvende blindheid te veroorzaken bij personen zonder geassisteerd zicht, gebruiken, ontwikkelen, produceren, verwerven op gelijk welke manier, opslaan of bewaren;

e. fundamentele rechten schenden;

f. verzuimen genocide te voorkomen of te bestraffen;

g. zich schuldig maken aan enige andere schending van het internationaal humanitair recht;

2. op het stuk van de sociale rechten :

a. het recht schenden van de werknemers vertegenwoordigd te worden door vakbonden en andere wettelijke werknemersorganisaties en, ofwel individueel, ofwel via tussenpersonen van werkgeversorganisaties, met die vertegenwoordigers constructieve onderhandelingen op te starten met het oog op akkoorden over de werkomstandigheden;

b. het verbod schenden op gedwongen of verplichte arbeid in gelijk welke vorm;

c. het verbod schenden op discriminatie ten aanzien van werknemers qua werk of beroep, op grond van ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, handicap en gezondheid;

d. het verbod schenden op kinderarbeid in gelijk welke vorm;

3. op het stuk van de burgerrechten :

a. de gelijkheid van alle mensen schenden;

b. het recht op leven, vrijheid en veiligheid van de persoon schenden;

c. het verbod op de doodstraf schenden;

d. het verbod op slavernij en dwangarbeid schenden;

e. het recht schenden als persoon te worden erkend voor de wet, waar men zich ook bevindt;

f. de gelijkheid van eenieder voor de wet schenden;

g. het recht op een daadwerkelijk beroep schenden;

h. het verbod op willekeurige arrestatie, detentie of verbanning schenden;

i. het recht schenden zijn zaak te laten behandelen door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank;

j. het recht schenden het vermoeden van onschuld te genieten tot de schuld op grond van de wet wordt vastgesteld;

k. het recht op eerbiediging van het privé en gezinsleven schenden;

l. het recht schenden zich vrij te verplaatsen en vrij een woonplaats te kiezen;

m. het recht op het zoeken van asiel schenden;

n. het recht op nationaliteit schenden;

o. het recht op huwelijk schenden;

p. het eigendomsrecht schenden;

q. het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst schenden;

r. het recht op vrijheid van mening en meningsuiting schenden;

s. het recht op vrijheid van vergadering en vereniging schenden;

t. het recht schenden deel te nemen aan het overheidsbeleid van zijn land;

u. het recht op sociale zekerheid schenden;

v. het recht op rust en vrije tijd schenden;

w. het recht schenden op een levensstandaard die hoog genoeg is om de eigen gezondheid te waarborgen;

x. het recht op onderwijs schenden;

y. het recht schenden vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap;

z. het verbod op foltering en op wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing schenden;

aa. het recht van vrouwen om kinderen te krijgen schenden;

bb. het non-discriminatiebeginsel schenden, met name ten aanzien van personen van vreemde afkomst of homoseksuelen;

4. op het stuk van het leefmilieu, in de volgende domeinen een risico nemen dat onaanvaardbaar is of, indien het zich voordoet, kan leiden tot zware schade of tot onomkeerbare of langdurige gevolgen voor mens en milieu :

a. de niet-inachtneming van het voorzorgsbeginsel;

b. het in gevaar brengen van de gezondheid van de werknemers of van de omwonenden;

c. het behoud van de biodiversiteit en van de ecosystemen;

d. de illegale handel;

e. het gebruik van verontreinigende stoffen;

f. het afvalbeheer;

g. de instandhouding van het werelderfgoed;

h. de instandhouding van de waterecosystemen;

i. de vervuiling van de atmosfeer, de klimaatverandering, het broeikaseffect;

j. de ontwikkeling en het gebruik van genetisch gewijzigde organismen;

k. de productie, distributie en verkoop van kernenergie;

5. op het stuk van het duurzaam beheer :

a. zich schuldig maken aan iedere vorm van corruptie, ontvreemding, verduistering of ander illegaal gebruik van goederen, ongeoorloofde verrijking, ongeoorloofde beïnvloeding, misbruik van een functie, witwassen van de opbrengst van misdrijven, heling, belemmering van de goede werking van justitie;

b. mededingingsverstorende overeenkomsten tussen concurrenten sluiten of uitvoeren met het oog op het opleggen van prijzen, overgaan tot offertevervalsingen, beperkingen opleggen, de wetgeving op verrekenprijzen of productiequota met voeten treden of markten verdelen of opdelen door het onderling verdelen van klanten, leveranciers, geografische zones of bedrijfstakken;

c. zich bezondigen aan fiscale fraude;

d. samenwerken met financiële actoren in fiscale paradijzen of zelf over filialen in fiscale paradijzen beschikken, ook als die filialen niet betrokken blijken bij het beheer van de producten waarvoor het MVB-label wordt gevraagd.

De MVB-Raad stelt een lijst op van de door België bekrachtigde internationale verdragen, zoals bedoeld in het vorige lid, en publiceert die lijst op de website van de programmatorisch federaal overheidsdienst (POD) Duurzame Ontwikkeling. De FSMA kan op basis van de in het zesde lid van deze paragraaf vermelde criteria een zwarte lijst opstellen van de ondernemingen waarin in geen geval via maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten mag worden geïnvesteerd. De FSMA mag zich daarbij laten leiden door de zwarte lijsten die nationale en internationale instanties voor financiële regulering hebben opgesteld.

Die zwarte lijst zal worden bekendgemaakt op de website van de FSMA en zal voortdurend worden bijgewerkt zodat het publiek steeds over de meest recente versie beschikt. De FSMA plaatst op haar website een hyperlink naar het onderdeel van de website van de POD Duurzame Ontwikkeling waar zich de informatie als bedoeld in de artikelen 4, § 2, en 24, bevindt.

Tegen de met toepassing van dit artikel genomen beslissing van de FSMA om een onderneming uit te sluiten van de maatschappelijk verantwoorde beleggingen, kan krachtens artikel 18 hoger beroep worden aangetekend.

Het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct moet de in deze paragraaf bedoelde criteria in acht blijven nemen zolang de erkenning loopt. Indien de componenten van het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct wijzigingen ondergaan en dat gevolgen heeft voor de naleving van de in deze paragraaf bedoelde criteria, dient de emittent of de productbeheerder de nodige maatregelen te nemen opdat het beleggingsproduct aan de voorwaarden blijft beantwoorden, overeenkomstig de in artikel 16 bepaalde procedure.

HOOFDSTUK 5

Verbod om MVB-producten aan te bieden die niet vooraf werden erkend

Art. 5

Het is verboden beleggingsproducten op het Belgisch grondgebied aan te bieden die worden voorgesteld als maatschappelijk verantwoord of waarbij gebruik wordt gemaakt van enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen of de indruk zou kunnen wekken dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord is, indien dat product vooraf niet als dusdanig door de FSMA werd erkend of geregistreerd.

HOOFDSTUK 6

Verplichtingen ten laste van de emittenten en financiële tussenpersonen

Art. 6

De emittent van een maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct stelt een MVB-verantwoordelijke aan. Deze MVB-verantwoordelijke werkt een beleid inzake MVB uit en volgt de evolutie van de ondernemingen waarin via het product wordt geïnvesteerd.

Art. 7

§ 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, ziet de emittent erop toe dat het prospectus of enig ander element waarmee het beleggingsproduct wordt aangeprezen, te allen tijde in overeenstemming is met de werkelijkheid.

§ 2. De emittent en, in voorkomend geval, de financiële tussenpersoon dragen er zorg voor dat de informatie die aan het publiek wordt verstrekt over het maatschappelijk verantwoord karakter van het beleggingsproduct en over het verkrijgen van de erkenning of de registratie, niet de indruk wekt dat het betreffende beleggingsproduct een gewaarborgd rendement zou opleveren.

Daartoe bevat het prospectus of enig ander element dat het beleggingsproduct promoot in een apart lid en in vetgedrukte letters van een ander type de vermelding « de toekenning van het MVB-label aan een beleggingsproduct garandeert in geen geval een gewaarborgd rendement ».

HOOFDSTUK 7

Erkenning en registratie van de beleggingsproducten

Afdeling 1

Principe en voorwaarden

Art. 8

De emittenten van de beleggingsproducten moeten, voorafgaandelijk aan het gebruik van het MVB-label of het MVB+-label voor een bepaald beleggingsproduct, een erkenning aanvragen bij de FSMA.

Art. 9

Naast de in artikel 4 vermelde criteria moeten de beleggingsproducten alle voorwaarden vervullen die, onder anderen, door de onderstaande wetten worden opgelegd om het MVB-label te verkrijgen en om aldus geldig op het Belgisch grondgebied te worden aangeboden of te mogen worden verhandeld op een Belgische gereglementeerde markt of op een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) :

1. de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

2. de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;

3. de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;

4. de wet van 12 augustus 2000 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van de financiële markten en diverse andere bepalingen;

5. de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

6. de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.

De Koning past de in het vorig lid bedoelde lijst aan.

Art. 10

De erkenning kan worden geweigerd :

1. indien de aanvraag uitgaat van niet in eer herstelde personen die een, zelfs voorwaardelijke, gevangenisstraf van ten minste één maand hebben opgelopen wegens een inbreuk die strafbaar is gesteld door de bepalingen van deze wet;

2. indien de aanvraag uitgaat van personen wier erkenning tweemaal werd ingetrokken of opgeschort;

3. indien de aanvraag uitgaat van ondernemingen waarin een van de personen bedoeld in punt 1 of 2 belast is met de functie van gedelegeerd bestuurder, van bestuurder die het dagelijks bestuur verzekert of van directeur, dan wel van ondernemingen waarin een van die personen met de effectieve beslissingsbevoegdheid belast is;

4. indien het beleggingsproduct een investering behelst in ondernemingen bedoeld in artikel 4, § 2, zesde lid.

De FSMA kan de erkenning intrekken of opschorten van emittenten van beleggingsproducten die niet langer een of andere van de in artikel 9 aangegeven voorwaarde vervullen of die verzuimen een van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, de door de FSMA met toepassing van deze wet uitgevaardigde adviezen of een naar aanleiding van hun erkenningsaanvraag aangegane verbintenis in acht te nemen.

Art. 11

§ 1. Van de in artikel 8 bedoelde erkenning zijn vrijgesteld en aan de in dit artikel bepaalde registratieprocedure zijn onderworpen de emittenten van beleggingsproducten die onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) vallen, die op grond van hun nationaal recht de toestemming hebben om hun activiteiten uit te oefenen en die van de bevoegde overheden van de lidstaat van herkomst de toestemming hebben verkregen de betrokken beleggingsproducten aan te bieden of te laten verhandelen op een markt onder een label dat vergelijkbaar is met het MVB-label.

§ 2. De in § 1 bedoelde emittenten leggen, op papier of op een andere duurzame drager, de volgende documenten voor aan de FSMA :

1. alle documenten die aantonen dat de betrokken producten alle voorwaarden vervullen die worden opgelegd door de Belgische, Europese en internationale wetgeving en regelgeving om geldig te kunnen worden aangeboden op het Belgisch grondgebied of om toegelaten te worden tot verhandeling op een gereglementeerde Belgische markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit (MTF);

2. een attest van de bevoegde overheden van de lidstaat van herkomst dat bewijst dat de emittent de voorwaarden vervult voor het verkrijgen van een nationaal label dat vergelijkbaar is met het MVB-label;

3. een schriftelijke verbintenis :

a. dat ze de FSMA in kennis zullen stellen van iedere wijziging aan de aanvankelijk in het ingediende dossier vervatte inlichtingen;

b. dat ze alle bepalingen van deze wet zullen nakomen, evenals de verplichtingen waarin de regelgeving van de lidstaat van herkomst voorziet aangaande hun oorspronkelijke, periodieke en permanente verplichtingen; in geval van normenconflict zijn de regels van de zetel van de onderneming van toepassing;

4. hun prospectus of vereenvoudigd prospectus.

Deze documenten worden opgesteld in het Engels of in een van de drie landstalen en, indien nodig, vertaald door een beëdigd vertaler.

De Koning bepaalt, op voorstel van de FSMA, de lijst van de krachtens deze bepaling vereiste documenten.

§ 3. De FSMA bevestigt onverwijld de ontvangst van die documenten.

Indien de FSMA van oordeel is dat het (de) betrokken beleggingsproduct(en) conform is (zijn) met de in deze wet vervatte bepalingen van algemeen belang, registreert ze het (de) product(en) als maatschappelijk verantwoorde belegging(en) en stelt ze de emittent van het (de) product(en) daarvan in kennis.

Bij ontstentenis van kennisgeving binnen vijfenveertig kalenderdagen te rekenen van de datum van de ontvangstbevestiging, kan de emittent, middels een bericht aan de FSMA, zijn beleggingsproducten met gebruikmaking van het MVB-label aanbieden op het Belgisch grondgebied of laten verhandelen op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit (MTF).

Indien de FSMA oordeelt dat het (de) betrokken beleggingsproduct(en) niet conform is (zijn) met de in deze wet vervatte bepalingen van algemeen belang, stelt ze de emittent daarvan in kennis. Indien de emittent geen rekening houdt met dit bericht, kan de FSMA hem verbieden zijn beleggingsproducten met gebruikmaking van het MVB-label aan te bieden op het Belgisch grondgebied of te laten verhandelen op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit (MTF). Deze beslissing wordt op papier of op enige andere duurzame drager ter kennis gebracht van de emittent.

§ 4. Als de FSMA vaststelt dat een emittent van beleggingsproducten die afkomstig is van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) zich niet conformeert aan de in deze wet vervatte bepalingen van algemeen belang, maant ze de emittent aan om de vastgestelde situatie binnen een door haar bepaalde termijn recht te zetten. De Koning kan de regels met betrekking tot de in acht te nemen termijnen bepalen.

Indien de toestand na afloop van die termijn niet is rechtgezet, kan de FSMA de emittent verbieden zijn beleggingsproducten nog langer met gebruikmaking van het MVB-label aan te bieden op het Belgisch grondgebied of te laten verhandelen op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit (MTF). Deze beslissing wordt op papier of op enige andere duurzame drager ter kennis gebracht van de emittent.

§ 5. De Koning, of de FSMA door middel van een advies, kan bijkomende regels vaststellen voor de documenten die overeenkomstig § 1 aan de FSMA worden voorgelegd.

Art. 12

§ 1. De FSMA stelt op 31 december van ieder jaar de lijst van de in artikel 8 bedoelde beleggingsproducten vast, alsook de lijst van de in artikel 11 bedoelde emittenten die onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) vallen. Die lijsten worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De wijzigingen die in de loop van de eerste zes maanden van het kalenderjaar aan die lijsten worden aangebracht, worden eveneens in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Die bekendmakingen gebeuren gedurende het trimester dat volgt op de afsluiting van de bedoelde periode.

§ 2. De in § 1 bedoelde lijsten worden daarnaast ook bekendgemaakt op de website van de FSMA en ze worden permanent bijgewerkt zodat steeds de meest actuele versie ter beschikking staat van het publiek.

In hetzelfde kader worden ook de financiële producten waarvoor de toekenning van het label werd geweigerd en de lijst van de producten die het label hebben verkregen omdat de FSMA niet binnen de vereiste termijn heeft gereageerd, bekendgemaakt.

Art. 13

§ 1. De erkenning en de registratie hebben een geldigheidsduur van vijf jaar, of een geldigheidsduur gelijk aan de looptijd van het beleggingsproduct indien deze minder is dan vijf jaar, te rekenen van de datum van toekenning of verlenging.

§ 2. De emittent van de beleggingsproducten moet, vanaf de zesde maand vóór afloop van deze termijn, aan de FSMA, op papier of op een andere duurzame drager, een verlenging van de erkenning of van de registratie vragen.

De FSMA verstuurt, drie maanden vóór afloop van de erkenning of de registratie, een herinnering aan de belanghebbende persoon, naar zijn laatst gekende adres, en gaat ambtshalve over tot de intrekking van de erkenning of tot doorhaling van de registratie als ze binnen de maand na de verzending van de herinnering geen antwoord heeft ontvangen. De FSMA controleert, na ontvangst van de aanvraag tot verlenging, of de voorwaarden voor erkenning of registratie nog steeds vervuld zijn. De FSMA verlengt de erkenning of registratie, of gaat ambtshalve over tot de intrekking c.q. doorhaling ervan.

De FSMA geeft op papier of op een andere duurzame drager haar beslissing ter kennis van de belanghebbende persoon binnen twee maanden te rekenen van de dag van ontvangst van de aanvraag tot verlenging van de erkenning of registratie, of van de dag van verzending van de herinnering in geval van ambtshalve intrekking c.q. doorhaling overeenkomstig § 2, derde lid, in fine. Bij gebreke hieraan moet de verlenging van de erkenning of registratie als aanvaard worden beschouwd.

Afdeling 2

Erkenningsprocedure van de MVB-producten en periodieke informatie

Art. 14

§ 1. De aanvraag tot erkenning wordt aan de FSMA bezorgd op papier of op een andere duurzame drager, samen met de stukken waaruit blijkt dat de betrokken beleggingsproducten voldoen aan alle bij deze wet opgelegde voorwaarden om geldig het voorwerp uit te maken van een aanbod op Belgisch grondgebied, dan wel om te worden toegelaten tot verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit (MTF); die aanvraag omvat :

1. een schriftelijke verbintenis :

a. tot het informeren van de FSMA van iedere wijziging inzake de informatie die oorspronkelijk in het ingediende dossier was opgenomen;

b. tot het in acht nemen van de bij deze wet bedoelde bepalingen;

2. het (vereenvoudigde) prospectus;

3. alle documenten waaruit blijkt dat de betrokken beleggingsproducten voldoen aan alle in artikel 9 opgesomde voorwaarden.

De Koning stelt, op voorstel van de FSMA, de lijst van de bij deze bepaling vereiste stukken op.

§ 2. De Koning, of de FSMA bij advies, kan bijkomende regels vaststellen in verband met de stukken die overeenkomstig § 1 aan de FSMA worden voorgelegd.

Art. 15

§ 1. De FSMA doet uitspraak over de aanvraag tot erkenning en brengt haar beslissing ter kennis van de aanvrager op papier of op een andere duurzame drager, binnen twee maanden te rekenen van de dag van ontvangst van alle documenten en gegevens vermeld in artikel 14, § 1.

De weigering tot erkenning wordt met redenen omkleed en gaat vergezeld van een mededeling aan de aanvrager op papier of op een andere duurzame drager.

Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van alle voormelde documenten en gegevens, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gebracht binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een bericht in die zin binnen die termijn, wordt de aanvraag beschouwd als op geldige wijze ingediend.

§ 2. Wanneer de FSMA geen beslissing heeft genomen of zij van haar beslissing geen kennis heeft gegeven binnen de in § 1 bedoelde termijn, moet de aanvrager de FSMA aanmanen te beslissen. Die aanmaning wordt op papier of op enige andere duurzame drager verstuurd.

Na verloop van een termijn van vijfenveertig kalenderdagen die aanvang neemt op datum van de aanmaning, wordt het stilzwijgen van de FSMA beschouwd als een beslissing tot erkenning.

Art. 16

§ 1. De emittent van een maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct richt jaarlijks, op de datum van de verjaardag van de verwerving van de erkenning of de registratie, een verslag aan de FSMA waarin hij het bewijs levert dat zijn beleggingsproduct nog steeds in overeenstemming is met de voorwaarden als bedoeld in deze wet.

§ 2. Iedere gegevenswijziging waarvoor inlichtingen moeten worden verstrekt krachtens de artikelen 11, § 2, en 14, § 1, moet onmiddellijk ter kennis worden gebracht van de FSMA.

§ 3. In geval van een ter kennis van de FSMA gebrachte wijziging in de samenstelling van het maatschappelijk verantwoord beleggingsproduct, met een impact op de inachtneming van de in artikel 4 bedoelde criteria, stelt de FSMA de voorwaarden en termijnen vast om de situatie te regulariseren, met name door het of de betrokken beleggingsproduct(en) te vervangen. Gedurende die periode onthoudt de emittent zich van het promoten van het beleggingsproduct met gebruikmaking van de in artikel 4 bedoelde benamingen.

Art. 17

§ 1. De FSMA beslist over de intrekking of de opschorting van de erkenning, voor de duur die zij bepaalt.

§ 2. De FSMA geeft voorafgaandelijk haar bezwaren ter kennis aan de belanghebbende. Zij brengt hem ter kennis dat hij het samengestelde dossier kan raadplegen en dat hij beschikt over een termijn van twee weken om zijn verdediging naar voren te brengen. De belanghebbende kan vragen door de FSMA te worden gehoord.

De beslissing van de FSMA wordt met redenen omkleed en de belanghebbende ter kennis gebracht op papier of op een andere duurzame drager.

§ 3. De intrekking of de opschorting van de erkenning heeft een maximumduur van één jaar, te rekenen van de kennisgeving aan de belanghebbende van de beslissing van de FSMA, die in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Gedurende deze periode mag de belanghebbende het beleggingsproduct waarop de beslissing tot intrekking of opschorting van het gebruik van het MVB-label betrekking heeft, niet langer aanbieden op het Belgisch grondgebied of verhandelen op een Belgische gereglementeerde markt, dan wel op een multilaterale handelsfaciliteit (MTF). In geval van intrekking moet de belanghebbende een nieuwe erkenning aanvragen opdat het in de erkenningsaanvraag bedoelde beleggingsproduct opnieuw kan worden aangeboden op het Belgisch grondgebied of worden toegelaten tot verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, dan wel op een multilaterale handelsfaciliteit (MTF), met gebruikmaking van het MVB- of het MVB+-label.

In geval van intrekking of opschorting moet de belanghebbende al zijn klanten die hebben belegd in het betrokken beleggingsproduct, hiervan onverwijld in kennis stellen.

Afdeling 3

Beroep tegen de beslissingen van de FSMA

Art. 18

Tegen de beslissingen van de FSMA bedoeld in de artikelen 4, 10, 11, 13, 15 en 17, kan beroep worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel op de wijze en binnen de termijnen bepaald bij artikel 121 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

HOOFDSTUK 8

Controle en toezicht

Art. 19

§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie zijn de door de FSMA gemandateerde functionarissen bevoegd voor het onderzoeken en vaststellen van overtredingen van deze wet, ongeacht of die strafbaar zijn overeenkomstig artikel 30, dan wel of die aanleiding kunnen geven tot intrekking of opschorting van de erkenning.

De FSMA is tevens bevoegd om na te gaan of de bepalingen van deze wet in acht worden genomen door eenieder die niet onderworpen is aan de erkenning en die bij deze wet bedoelde handelingen verricht.

De door de FSMA opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift ervan wordt aan de overtreder toegezonden, op papier of op een andere duurzame drager, binnen vijftien dagen na de datum van de vaststellingen.

§ 2. Bij de uitoefening van haar taken beschikt de FSMA over de bevoegdheden opgesomd in afdeling 8 (« Toezicht door de FSMA ») van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (artikelen 34 tot 37bis).

Tegen de beslissingen genomen door de FSMA met toepassing van de artikelen 33, § 2, en 36, § 1, tweede lid, 2º, of § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, kan beroep worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, overeenkomstig artikel 121 van dezelfde wet.

Art. 20

Indien wordt vastgesteld dat een handeling een in artikel 30 bedoelde overtreding vormt of dat zij aanleiding kan geven tot intrekking of opschorting van de erkenning, kan de FSMA de overtreder een waarschuwing bezorgen waarin zij hem aanmaant die handeling te beëindigen.

De waarschuwing wordt de overtreder schriftelijk of op enige andere duurzame drager ter kennis gebracht binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de vaststelling van de feiten; zij gaat vergezeld van een afschrift van het proces-verbaal van de vaststelling van de feiten.

De waarschuwing vermeldt :

1. de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling(en);

2. de termijn waarin de feiten moeten worden stopgezet;

3. dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de FSMA, onverminderd eventuele strafmaatregelen, zal overgaan tot de intrekking of de opschorting van de erkenning en dat zij tevens de bij artikel 30 bepaalde administratieve sancties kan opleggen.

Art. 21

De FSMA kan, in het licht van de processen-verbaal tot vaststelling van een bij artikel 30 bedoelde overtreding, een administratieve sanctie opleggen.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag mag niet hoger zijn dan het maximum van de geldboete bepaald bij artikel 30 van deze wet, verhoogd met de opdeciemen.

HOOFDSTUK 9

MVB-Raad

Afdeling 1

Samenstelling

Art. 22

§ 1. Bij de federale programmatorische overheidsdienst (POD) Duurzame Ontwikkeling wordt een MVB-Raad opgericht.

§ 2. De MVB-Raad is samengesteld uit zestien leden, die door de Koning worden aangewezen volgens de volgende verdeelsleutel :

1. vier leden vertegenwoordigen de instellingen waarvan de hoofdactiviteit verband houdt met maatschappelijk verantwoord beleggen;

2. twee leden vertegenwoordigen de consumentenorganisaties;

3. twee leden vertegenwoordigen de financiële instellingen;

4. twee leden vertegenwoordigen de organisaties die actief zijn op het gebied van milieubescherming;

5. twee leden vertegenwoordigen de organisaties die actief zijn op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en de politieke rechten;

6. twee leden vertegenwoordigen de werknemersorganisaties;

7. twee leden vertegenwoordigen de werkgeversorganisaties.

Twee vertegenwoordigers van de FSMA nemen eveneens aan de werkzaamheden van de MVB-Raad deel, zonder stemrecht en met het statuut van waarnemer.

De leden van de MVB-Raad worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. De MVB-Raad telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.

Op voorstel van de minister of de staatssecretaris benoemt de Koning, onder de leden, de voorzitter en de ondervoorzitter van de MVB-Raad. De voorzitter wordt om beurten gekozen uit de Nederlandstalige leden en de Franstalige leden.

§ 3. De federale programmatorische overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling staat in voor het secretariaat van de MVB-Raad.

§ 4. De MVB-Raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister of de staatssecretaris.

Afdeling 2

Actualisering van de MVB-norm

Art. 23

De MVB-Raad brengt, op eigen initiatief dan wel op verzoek van de minister van Economie of de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat, niet-bindend advies uit over alle wetsontwerpen en wetsvoorstellen tot wijziging van deze wet, alsook over alle ontwerpbesluiten tot uitvoering ervan. Het verzoek om advies vermeldt de termijn waarbinnen het advies moet worden verstrekt. Die termijn bedraagt minstens één maand.

Art. 24

De MVB-Raad heeft als taak de MVB-norm te actualiseren. Daartoe kan de MVB-Raad de in artikel 4 bedoelde criteria preciseren. De MVB-Raad maakt die preciseringen uit eigen beweging bekend op de website van de federale programmatorische overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling.

Afdeling 3

Informatie

Art. 25

De MVB-Raad zoekt en verzamelt documentatie over problemen inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. Hij volgt en moedigt onderzoek op dat vlak aan en staat in voor de onderlinge afstemming en coördinatie van de informatiecampagnes ten behoeve van de maatschappelijk verantwoorde beleggers.

Afdeling 4

Jaarverslag

Art. 26

De MVB-Raad stelt per kalenderjaar een jaarverslag op. Dit jaarverslag omvat een omstandige inventaris van zijn werkzaamheden en van de ontwikkelingen inzake maatschappelijk verantwoord beleggen, alsook een samenvatting van de door hem uitgebrachte adviezen, van de door hem bestelde studies inzake maatschappelijk verantwoord beleggen en van de internationale ontwikkelingen inzake maatschappelijk verantwoord beleggen.

De MVB-Raad neemt in het jaarverslag ook zijn adviezen op over de aanvragen tot het verkrijgen van het MVB-Label die de FSMA in de loop van het betrokken jaar heeft aanvaard of geweigerd, alsook elke aanbeveling die hij voor het verdere beheer van die dossiers nuttig acht.

Het jaarverslag wordt aan de minister of staatssecretaris, alsook aan de respectieve voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, overgezonden op uiterlijk 1 februari van het jaar na dat waarop het jaarverslag betrekking heeft.

Afdeling 5

Financiering

Art. 27

De uitgaven met betrekking tot het beheer van de labels, met inbegrip van de begrotingsmiddelen voor het personeel van het secretariaat van de MVB-Raad, alsook van de werkingsmiddelen van de MVB-Raad, vallen ten laste van de algemene uitgavenbegroting.

De daartoe vereiste begrotingsmiddelen worden ter beschikking gesteld van de voor Duurzame Ontwikkeling bevoegde minister of staatssecretaris.

HOOFDSTUK 10

Sancties

Afdeling 1

Burgerrechtelijke sancties

Art. 28

Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties kan de rechter de nietigheid van de dading uitspreken en de emittent die over de FSMA-erkenning of -registratie beschikt maar die bewust heeft geïnvesteerd in ondernemingen als bedoeld bij artikel 4, § 2, zesde lid, veroordelen tot terugbetaling van de uitgiftewaarde van de betrokken beleggingsproducten, alsook tot betaling van alle voordelen die de belegger op grond van de overeenkomst had moeten verkrijgen.

De emittent die over de FSMA-erkenning of registratie beschikt, wordt eveneens met de in het eerste lid bedoelde sanctie gestraft als hij beleggingsproducten die oorspronkelijk aan de in artikel 4 bedoelde criteria voldeden, bewust als maatschappelijk verantwoord is blijven promoten, wetende dat die producten niet langer aan de in artikel 4 bedoelde criteria voldeden.

Art. 29

Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties kan de rechter de nietigheid van de dading uitspreken en de emittent veroordelen tot terugbetaling van de uitgiftewaarde van de betrokken beleggingsproducten, alsook tot betaling van alle voordelen die de belegger op grond van de overeenkomst had moeten verkrijgen, als de emittent bewust een in artikel 5 van deze wet bedoeld beleggingsproduct op het Belgisch grondgebied heeft aangeboden met gebruikmaking van het MVB-Label of van een benaming die de indruk wekt dat het beleggingsproduct het MVB-Label heeft, terwijl het niet voorafgaandelijk door de FSMA als dusdanig is erkend.

Afdeling 2

Administratieve sancties

Art. 30

Elkeen die bewust een in artikel 5 van deze wet bedoeld beleggingsproduct op het Belgisch grondgebied heeft aangeboden met gebruikmaking van het MVB- of het MVB+-label, dan wel van een benaming die de indruk wekt dat het beleggingsproduct het MVB- of het MVB+-label draagt, zonder voorafgaande erkenning of registratie in die zin door de FSMA, wordt gestraft met een administratieve geldboete van 1 000 tot 100 000 euro.

Wordt met dezelfde straffen gestraft, hij die bewust een in artikel 5 bedoeld beleggingsproduct op het Belgisch grondgebied heeft aangeboden met gebruikmaking van het MVB- of het MVB+-label, dan wel van een benaming die de indruk wekt dat het beleggingsproduct het MVB- of het MVB+-label draagt, terwijl de erkenning of de registratie door de FSMA werd ingetrokken c.q. doorgehaald, dan wel opgeschort.

Afdeling 3

Vordering tot staking

Art. 31

De voorzitter van de rechtbank van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van de — zelfs administratief bestrafte — handelingen die een overtreding vormen van het bepaalde in de artikelen 4, 5, 7, 8, 11 en 13, overeenkomstig de bepalingen inzake de vordering tot staking van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.

HOOFDSTUK 11

Verplichting voor de federale diensten om in maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten te investeren

Art. 32

§ 1. Iedere federale dienst is verplicht jaarlijks een minimumpercentage van het totaal van de investeringen en/of beleggingen die hij doet, te doen in maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten met het MVB- of MVB+-label.

§ 2. Het in § 1 bedoelde minimumpercentage bedraagt 20 %.

De Koning kan het in het eerste lid bedoelde minimumpercentage voor 2015 en voor de daaropvolgende jaren verhogen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

§ 3. Van de in § 1 aangegeven verplichting kan worden afgeweken als de betrokken federale dienst aantoont dat onvoldoende maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten beschikbaar zijn om het in § 2 bedoelde minimumpercentage in acht te kunnen nemen.

HOOFDSTUK 12

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de pensioenfondsen van de tweede pijler

Art. 33

In titel II van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid wordt een hoofdstuk VIIIbis ingevoegd, dat een artikel 42/1 omvat, luidende :

« Hoofdstuk VIIIbis. Participatie en corporate governance

Art. 42/1. De pensioeninstelling moet actief het stem- en interpellatierecht uitoefenen dat gekoppeld is aan de effecten die zij beheert, met name ten aanzien van de criteria bedoeld in artikel 4 van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds.

Die verplichting houdt in dat het in artikel 42 bedoelde jaarverslag een afzonderlijk deel moet omvatten waarin, ten aanzien van die criteria, de wijze waarop dat stem- en interpellatierecht werd uitgeoefend, nader wordt toegelicht. »

Art. 34

In dezelfde wet wordt een hoofdstuk VIIIter ingevoegd, dat een artikel 42/2 omvat, luidende :

« Hoofdstuk VIIIter. Stabiliteit van de beleggingen

Art. 42/2. De door de pensioeninstelling gedane beleggingen moeten stabiel zijn, dat wil zeggen dat ze moeten worden aangehouden voor een gemiddelde ononderbroken duur van minstens vijf jaar of voor de duur die overeenstemt met de resterende looptijd van het financieel instrument waarin ze worden gedaan.

Ingeval de solventie of de liquiditeit van het fonds in het gedrang komt, kan de MVB-Raad bedoeld in artikel 22 van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds, op advies van de FSMA, een kortere looptijd toestaan. »

Art. 35

In dezelfde wet wordt een hoofdstuk VIIIquater ingevoegd, dat een artikel 42/3 omvat, luidende :

« Hoofdstuk VIIIquater. Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de beleggingen

Art. 42/3. De pensioeninstelling mag niet beleggen in enig beleggingsproduct dat beantwoordt aan de definitie die is vervat in artikel 4, § 2, zesde lid, van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds.

Voorts moet de pensioeninstelling minimum 50 % van haar activa beleggen in fondsen met het MVB- of MVB+-label in de zin van de voormelde wet.

Minstens 20 % van die beleggingen met het MVB- of MVB+-label in de zin van de voormelde wet moet worden aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van niet-beursgenoteerde ondernemingen. Het saldo wordt aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van beursgenoteerde ondernemingen of van beleggings- of investeringsfondsen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in dit artikel bedoelde minimumpercentages verhogen voor 2018 en voor de daaropvolgende jaren. »

HOOFDSTUK 13

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de pensioenfondsen van de derde pijler

Art. 36

Artikel 145/9, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en het laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, wordt aangevuld met het volgende punt :

« 4º ze werden gestort door een instelling die aan de volgende voorwaarden voldoet :

a) elk jaar een verslag opstellen over het beheer van de pensioentoezegging; dat verslag wordt ter beschikking gesteld van de organisator, die het op eenvoudig verzoek aan de aangesloten leden bezorgt; het verslag moet informatie bevatten over de volgende elementen :

— de wijze waarop de pensioentoezegging wordt gefinancierd en de structurele wijzigingen die aan die financiering werden aangebracht;

— de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin rekening wordt gehouden met de sociale, ethische en milieuaspecten;

— het rendement van de beleggingen;

— de kostenstructuur;

— eventueel de winstdeelname;

b) actief het stem- en interpellatierecht uitoefenen dat gekoppeld is aan de effecten die zij beheert, met name wat de criteria betreft als bedoeld in artikel 4 van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds; die verplichting houdt in dat het in punt 4º, a), bedoelde jaarverslag een afzonderlijk deel moet omvatten waarin, ten aanzien van die criteria, de wijze waarop dat stem- en interpellatierecht werd uitgeoefend, nader wordt toegelicht;

c) stabiele beleggingen realiseren, dat betekent beleggingen voor een gemiddelde ononderbroken duur van minstens vijf jaar, dan wel voor de duur die overeenstemt met de resterende looptijd van het financieel instrument waarop zij betrekking hebben; ingeval de solventie of de liquiditeit van het fonds in het gedrang komt, kan de MVB-Raad bedoeld in artikel 22 van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds, op advies van de FSMA een kortere looptijd toestaan;

d) niet beleggen in enig beleggingsproduct dat beantwoordt aan de definitie die is vervat in artikel 4, § 2, zesde lid, van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds;

e) een minimaal aandeel van die activa beleggen in fondsen met het MVB- of MVB+-label in de zin van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds; dat aandeel bedraagt ten minste 20 %; een aandeel van ten minste 20 % van die beleggingen met het MVB- of MVB+-label in de zin van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds moet worden aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van niet-beursgenoteerde ondernemingen; het saldo wordt aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van beursgenoteerde ondernemingen of van beleggings- of investeringsfondsen; de Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in dit punt bedoelde minimumpercentages verhogen voor 2015 en voor de daaropvolgende jaren. »

HOOFDSTUK 14

Duurzame, ethische en solidaire oriëntatie van de reserves van het Zilverfonds

Art. 37

Artikel 32 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds wordt aangevuld met de volgende leden :

« Het Zilverfonds mag niet beleggen in enig beleggingsproduct dat beantwoordt aan de definitie die is vervat in artikel 4, § 2, zesde lid, van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds.

Voorts moet het Zilverfonds een minimaal aandeel van die activa beleggen in fondsen met het MVB- of MVB+-label in de zin van voormelde wet. Dat aandeel bedraagt ten minste 50 %.

Een aandeel van ten minste 20 % van die beleggingen met het MVB- of MVB+-label moet worden aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van niet-beursgenoteerde ondernemingen; het saldo wordt aangewend voor de aankoop van aandelen, deelbewijzen of obligaties van beursgenoteerde ondernemingen of van beleggings- of investeringsfondsen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het vorige lid bedoelde minima verhogen voor 2018 en de daaropvolgende jaren. »

Art. 38

Artikel 41 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende twee leden :

« Dat verslag bevat eveneens een hoofdstuk over de door het Zilverfonds gerealiseerde beleggingen. Het moet informatie bevatten over de volgende elementen :

1º de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin rekening wordt gehouden met de sociale, ethische en milieuaspecten;

2º het rendement van de beleggingen;

3º de wijze waarop het stem- en interpellatierecht werd uitgeoefend;

4º de kostenstructuur.

Het verslag wordt op de website van het Zilverfonds geplaatst en op eenvoudig verzoek aan het publiek bezorgd. »

HOOFDSTUK 15

Slotbepalingen

Afdeling 1

Wijzigingsbepaling

Art. 39

In artikel 121 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd bij de wet van 2 augustus 2002 en het laatst gewijzigd bij de wet van 12 november 2012, wordt § 1 aangevuld met wat volgt :

« 7º elke beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld met toepassing van de artikelen 4, 10, 11, 12, 14, 15 en 18 van de wet van ... tot erkenning en bevordering van maatschappelijk verantwoord beleggen en tot duurzame oriëntatie van de pensioenfondsen en van het Zilverfonds. »

Afdeling 2

Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 40

Deze wet treedt in werking de eerste dag van de zesde maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

In afwijking van het eerste lid wordt in de artikelen 35 en 37 het aandeel van 50 % verminderd tot :

— 15 % tot 31 december van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de wet;

— 30 % vanaf 1 januari van het derde jaar na de inwerkingtreding van de wet en tot 31 december van het vierde jaar na de inwerkingtreding ervan.

In afwijking van het eerste lid wordt in de artikelen 35 en 38 het aandeel van 20 % verminderd tot :

— 7 % tot 31 december van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de wet;

— 14 % vanaf 1 januari van het derde jaar na de inwerkingtreding van de wet en tot 31 december van het vierde jaar na de inwerkingtreding ervan.

Art. 41

De emittenten die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, op het Belgisch grondgebied beleggingsproducten aanbieden met gebruikmaking van de benaming « maatschappelijk verantwoord » of iedere andere benaming die zou kunnen aangeven of doen veronderstellen dat het beleggingsproduct maatschappelijk verantwoord is, moeten ten laatste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet voor deze beleggingsproducten een erkenning of een registratie als bedoeld in de artikelen 8 en 11 aanvragen. Slagen de emittenten er niet in binnen voornoemde termijn de erkenning of registratie te verkrijgen, dan zullen zij het betrokken product niet langer mogen promoten als maatschappelijk verantwoord.

30 april 2013.

Cécile THIBAUT.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Benoît HELLINGS.

(1) http://www.umweltschweiz.ch/buwal/shop/shop.php ?action=show_publ&lang=D&id_thema=001&series=UM&nr_publ=197 : Auswirkungen des Umweltschutzes auf BIP, Beschäftigung und Unternehmen, 2005, 210 S

(2) Speciale Eurobarometer 217/Vague 62.1, Terrein : november 2004, publicatie : april 2005.

(3) Zoals bijvoorbeeld de IOS van Charleroi (een intercommunale die actief is in de gezondheidssector), waarvan de beheerders de gelden van het pensioenfonds van de instelling onlangs nog belegden in de tabaksector (Philip Morris) of bij Boeing, en daarbij wellicht de plaatselijke Sonaca uit het oog verloren, die met de concurrent werkt (Airbus) (zie Sud-Presse van 20 november 2005). In dat soort van situaties gaat het geld van de toekomstige gepensioneerden in feite naar de activa die het minst doeltreffend zijn om de toekomst en zelfs hun eigen toekomst voor te bereiden.

(4) Als tegenvoorbeeld van wat bij de IOS van Charleroi is gebeurd, kan het voorbeeld worden aangehaald van CALPERS (California Public Employees » Retirement System), het derde grootste Amerikaanse pensioenfonds. Dat heeft beslist zijn druk op Ford en General Motors op te voeren door ze ertoe te verplichten vanaf 2009 minder vervuilende voertuigen op de markt te brengen en vanaf 2016 de uitstoot van BKG's met 30 % te verlagen. Concreet zal CALPERS al zijn activa uit die ondernemingen terugtrekken als ze hun rechtsvordering tegen de wetgeving die de uitstoot van CO2 en andere BKG's beoogt te beperken niet intrekken. En CALPERS voert daarbij als argument aan dat de Amerikaanse ondernemingen beter hun ingenieurs dan hun advocaten aan het werk zouden zetten (AlterBusinessNews, 29 maart 2005). Op een ander continent vinden we een ander voorbeeld : de Noorse Staat heeft onlangs aangekondigd dat hij de 500 miljoen euro aan aandelen die zijn « aardoliepensioenfonds » (een van de best gestijfde van de wereld : aan het einde van het derde kwartaal van 2005 bedroeg het 195 miljard dollar) bezat in zeven multinationals (Boeing, Honeywell, BAE Systems, Safran, Northrop Grumman, United Technologies en Fimmeccanica) heeft teruggetrokken omdat die ondernemingen essentiële componenten voor kernwapens ontwikkelen of fabriceren (perscommuniqué van 5 januari 2006 van het Noorse ministerie van Financiën, te vinden op htt ://www.acdn.net, AFP en La Jordana, Mexico, 6 januari 2006).

(5) Inzake de weerslag van de financiële markt op de economie en dus op het sociaal beleid leze men de zeer verhelderende bijdrage van Isabelle Cassiers en Etienne Lebeau, « De l'État providence à l'État social actif. Quels changements de régulation sous-jacents ? », in L'État social actif. Vers un changement de paradigme?, PIE — Peter Lang, 2005, blz. 93 tot 120.

(6) Interview in Le Vif/L'Express van 28 oktober 2005, blz. 37, met Jean Peyrelevade, gewezen voorzitter van SUEZ, UAP en Crédit Lyonnais. Peyrelevade heeft zopas een zeer interessant boek geschreven, Le capitalisme total, uitgegeven bij Editions du Seuil, waarin de evolutie en de deelaspecten van de ontsporing van het financiële kapitalisme worden uiteengezet.

(7) Uit de statistieken van de Belgische Nationale Bank blijkt dat de som van alle spaartegoeden van de Belgen in 2004 206 % van het Belgisch BBP uitmaakte.

(8) « L'investissement socialement responsable en Belgique » — Rapport 2004 — Réseau financement alternatif, blz. 77.

(9) « Duurzaam investeren — Meer dan een hype », in KBC : Economisch -Financiële berichten, 23 maart 2001.

(10) Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, artikel 3, m), bekendgemaakt in het Publicatieblad nr. 133 van 22 mei 2008, blz. 6 tot 92.

(11) Étude portant sur une proposition de définition d'une norme légale d'investissement socialement responsable, http://www.ecosocdoc.be/static/module/bibliographyDocument/document/001/234.pdf.

(12) Wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds.