5-2101/1

5-2101/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

22 MEI 2013


Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 tot instelling van een degressieve belasting op de meerwaarden

(Ingediend door de heer Benoit Hellings c.s.)


TOELICHTING


In tegenstelling tot wat het geval is in de meeste andere Europese landen, zijn de meerwaarden in kapitaal [dus de winst die wordt gemaakt bij de doorverkoop van ongeacht welke activa (bijvoorbeeld een aandeel) tegen een hogere prijs dan de aankoopprijs ervan] in België de facto vrijgesteld van belastingen. Dat is een economische absurditeit (aangezien het aanzet tot speculatieve keuzes, ten koste van een stabiele en duurzame financiering van de economie) en een sociaal onrechtvaardige situatie (het bevoordeelt buitensporig de rijkste belastingplichtigen en wentelt de financiering van de sociale zekerheid en de collectieve uitrusting uitsluitend af op de werknemers en hun werkgevers). Dit wetsvoorstel beoogt die onbevredigende toestand te verhelpen door een belastingregeling in te stellen voor de meerwaarden. Om de langetermijnfinanciering van de economie te bevorderen, is die belastingregeling degressief (hoe langer de activa in portefeuille worden gehouden, hoe lager de belasting uitvalt, tot 0 % na acht jaar houderschap), en biedt ze de mogelijkheid de minwaarden in zekere mate af te trekken (om rekening te houden met de risico's die elke investeringskeuze inhoudt).

Ons land wordt geconfronteerd met een zeer moeilijke begrotingssituatie en de groeiprognoses zijn bijzonder pessimistisch. Veel ondernemingen in Genk, La Louvière en Luik, waar de staalnijverheid, de automobielassemblage en de dienstsector onder druk staan, hebben het heel moeilijk en al te veel werknemers verliezen hun baan of moeten genoegen nemen met slechte arbeidsvoorwaarden. Dit alles is het gevolg van de financiële crisis, die op haar beurt het gevolg is van de tomeloze jacht op snel gewin, waaraan de financiële sector zich sinds de jaren '90 heeft bezondigd. Die speculatiedrift draagt bij tot de vernietiging van de economie en de werkgelegenheid. De beleggingen die worden gedaan, worden niet langer beschouwd als investeringen ten dienste van de ontwikkeling van deze of gene onderneming die actief is in de « reële » economie, maar als hoogrendementsvectoren op korte termijn, waarbij wordt voorbijgegaan aan de sociale, economische of milieugerelateerde gevolgen.

Thans is het ogenblik gekomen om de stabiliteit van de financiële steun aan de reële economie aan te moedigen, deze blinde speculatiedrift aan banden te leggen, de werkgelegenheid te bevorderen, onze economie naar nieuwe sectoren te oriënteren én om ook de actoren in de financiële sector te doen bijdragen, teneinde het evenwicht in de overheidsfinanciën te herstellen. Dit wetsvoorstel beoogt dat te bewerkstelligen door de meerwaarden degressief te belasten. Dit wetsvoorstel vormt dan ook één van de wetgevingsinitiatieven die moeten worden genomen om ons fiscaal bestel zowel billijker als doeltreffender te maken.

Eerst en vooral is het van belang dat iedereen, ongeacht de herkomst van zijn inkomsten, billijk en in de mate van zijn mogelijkheden bijdraagt tot de financiering van de solidariteitsmechanismen en de collectieve voorzieningen. Aangezien de inkomsten uit arbeid al zeer fors bijdragen tot de financiering van de collectieve uitrusting en de overheidsgoederen, alsook (via de sociale zekerheid) tot de solidariteit tussen werknemers, is het niet meer dan logisch en normaal dat men erop toeziet dat de inkomsten uit kapitaal in sterkere mate bijdragen tot de financiering van de noden van de samenleving. Via een financieringsoverdracht die voor lagere sociale bijdragen op arbeid kan zorgen, zal zulks de banencreatie bevorderen.

De geviseerde opbrengsten uit beleggingen zijn onder meer de inkomsten uit speculatieve meerwaarden, die de facto in België nauwelijks worden belast, in tegenstelling tot wat in de meeste van onze buurlanden gebeurt. Ofschoon in België dienaangaande geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, ligt het voor de hand dat die quasi niet-belasting de hoogste inkomens buitensporig bevoordeelt. Ter vergelijking zij erop gewezen dat in 2010 in de Verenigde Staten, alleen al de 0,1 % rijkste belastingplichtigen meer dan de helft van de meerwaarden in kapitaal hebben opgestreken (1) .

Veel economen en fiscalisten, onder wie professor Michel Maus van de VUB, bestempelen in dat verband ons land als een « belastingparadijs » (2) . Het gebrek aan enige belasting op de meerwaarden is wel degelijk een Belgische uitzondering (3) . Het Belgisch fiscaal stelsel is al te voordelig voor de belastingplichtigen met vooral roerende inkomsten, zoals overigens blijkt uit het feit dat het aantal Franse fiscale ballingen in ons land hand over hand blijft toenemen. Niet alleen is er geen belasting op meerwaarden (en dan hebben we het nog niet eens over het feit dat de grote vermogens er al evenmin worden belast), ook de inkomsten uit beleggingen worden er minder belast en er bestaan tal van mogelijkheden voor vermogensplanning (4) . Dit toont aan hoe onrechtvaardig ons belastingstelsel is in de vorm zoals het de afgelopen tien jaar is geëvolueerd : het biedt de rijken, die mobieler zijn en hun inkomen in hoge mate uit kapitaalbeleggingen halen, de gelegenheid de belasting te ontlopen, terwijl het op de inkomsten uit arbeid van de werknemers toegepaste marginale belastingtarief in ons land 40 % bedraagt.

De strijd voor meer rechtvaardigheid en fiscale doeltreffendheid moet een echte prioriteit worden. De indieners van dit wetsvoorstel willen een samenleving waarin iedereen in zijn waardigheid wordt gerespecteerd, waar iedereen zijn plek vindt en waarin iedereen naar eigen vermogen aan de gemeenschap participeert. Dat gemeenschapsleven onderstelt ook dat bijdragen worden betaald. Belastingen zijn een vorm van deelname aan het democratische leven. Wanneer sommigen besluiten op onrechtmatige of immorele wijze belasting te ontwijken, ontkennen zij de democratie doordat ze ingaan tegen de collectieve keuzes van de democratische vertegenwoordigers; zij vergeten daarbij dat zij hun voordeel hebben gedaan met een onderwijssysteem, gezondheidszorg en een sociaal bestel die door de gemeenschap werden gefinancierd; daarenboven brengen zij het samen leven in gevaar, evenals essentiële collectieve diensten zoals het onderwijs alsook het vermogen van de Staat om de reële economie of de onderlinge solidariteit tussen eenieder te ondersteunen.

Het is de bedoeling een dam op te werpen tegen de opkomst van vormen van egoïsme, alsmede aan alle burgers opnieuw vertrouwen te schenken door hen te mobiliseren voor een gemeenschappelijk toekomstproject. Het is dan ook onontbeerlijk geworden onze fiscaliteit opnieuw in evenwicht te brengen.

Alle partijen beklemtonen hoe belangrijk het is meer mensen toegang te geven tot de arbeidsmarkt alsook een behoorlijke en toereikende beloning van de arbeid te garanderen; een herstel van het belastingevenwicht maakt echter jammer genoeg geen deel uit van het federale regeerprogramma. Het is schokkend hoe in ons land een « klassenfiscaliteit » wortel heeft geschoten.

De renteniers die dividenden en meerwaarden ontvangen, de grote bazen die via een managementvennootschap aandelenopties en bonussen binnenrijven, betalen minder belasting dan de arbeiders, de bedienden of de ambachtslieden die het land draaiende houden !

Omdat we het dagelijks meemaken, weten we ook dat de fiscale cadeaus van de Belgische Staat, zoals de notionele interestaftrek, niet gepaard gaan met een billijke tegenprestatie via investeringen in de economie. Het is ook schokkend te beseffen dat de fiscale praktijk in België mechanismen in het leven heeft geroepen die belastingontduiking mogelijk maken voor wie rijk is en belastingconsulenten inschakelt die hen helpen de regels te omzeilen door middel van fiscale constructies met het oog op persoonlijk voordeel en ten nadele van de samenleving.

Zo zijn de meerwaarden op aandelen in theorie belastbaar, maar in de praktijk zijn ze meestal vrijgesteld. De wet bepaalt immers dat « normale verrichtingen van beheer van een privévermogen » niet worden beschouwd als diverse inkomsten (die als zodanig onderworpen zijn aan de belasting).

De rechtspraak en de rechtsleer hebben een heel brede kijk op wat onder « normaal beheer » wordt verstaan, wat de facto tot de fiscale vrijstelling van meerwaarden leidt. Dat criterium doet in de praktijk immers problemen rijzen, omdat de rechtbanken ervan uitgaan dat zelfs als het beheer abnormaal is, alleen het « abnormale deel van de meerwaarde » belastbaar is (Balthus-doctrine).

Wij stellen daarom voor de wet te wijzigen, zodat een effectieve en degressieve belasting van speculatieve meerwaarden mogelijk wordt, waarbij wordt verwezen naar het meest relevante criterium om de speculatieve aard te beoordelen : de bezitsduur van de gerealiseerde activa.

Met dat eenvoudige en objectieve criterium zal men een onderscheid kunnen maken tussen enerzijds « goede huisvader »-investeringen, die nuttig zijn voor de reële economie, en anderzijds speculatieve keuzes, die alleen tot doel hebben winst op korte termijn te realiseren, ongeacht de gevolgen daarvan.

Concreet stellen wij een graduele en degressieve belasting op de meerwaarde voor, naar gelang van de bezitsduur van het roerend goed :

— 0 tot 1 jaar : 33 %;

— 1 tot 5 jaar : 16,5 %;

— 5 tot 8 jaar : 10 %;

— meer dan 8 jaar : 0 %.

Hoe korter (en dus hoe speculatiever) de bezitsduur, hoe hoger de aanslagvoet. Hoe langer de bezitsduur en dus hoe meer hij strookt met het normale tempo van de economie, hoe lager de aanslagvoet. Na het achtste jaar zijn geen belastingen verschuldigd.

Het gaat er dus duidelijk om een bepaalde stabiliteit aan te moedigen in de beleggingen. Dat zal ook de economische activiteit stabiliseren en bijgevolg de werkgelegenheid; die komen al te vaak in het gedrang door dreigingen van desinvestering en door de druk van de aandeelhouders. A contrario ligt het voor de hand dat de aanslagvoet van 33 % bedoeld is om de meest speculatieve keuzes te ontmoedigen. De andere aanslagvoeten liggen lager dan die welke in de belangrijkste buurlanden worden gehanteerd. De nadere regels voor de berekening van de meerwaarde hoeven niet te worden gewijzigd, omdat de huidige regels geen bijzondere problemen doen rijzen.

Wij zijn van mening dat in een bepaalde mate rekening moet kunnen worden gehouden met de minwaarden. De minwaarden helemaal niet in aanmerking nemen, zou kunnen leiden tot onbillijke behandelingen tussen belastingsubjecten. Als een belastingsubject een winst van vijftig maakt op de verkoop van tien aandelen Z en een andere een meerwaarde heeft van honderdvijftig op tien aandelen X en tegelijkertijd een minwaarde van 100 op tien aandelen Y, maken zij dezelfde winst, maar kan hun fiscale last verschillend zijn als met de minwaarden geen rekening wordt gehouden. Wij stellen dus voor toe te staan dat de minwaarden worden afgetrokken van het bedrag van de eventuele meerwaarden die tijdens een zelfde aanslagjaar werden verkregen. Als de speculatieve activiteit bovendien van professionele aard is en dus als dusdanig wordt belast tegen het progressieve tarief van de personenbelasting, blijft bovendien de inaanmerkingneming van vroegere verliezen uiteraard mogelijk.

Dit wetsvoorstel beoogt in de eerste plaats een einde te maken aan de onbillijke en irrelevante regeling die erin bestaat dat de Belgische Staat de meerwaarden niet belast. Op die manier conformeert ons land zich aan de meeste andere Europese landen. De degressielogica waarvoor werd gekozen kan enerzijds de stabiliteit van de investeringen versterken en anderzijds investeerders aanmoedigen die er « als goede huisvaders » voor opteren hun spaargeld te gebruiken om concrete activiteiten te steunen voor termijnen die stroken met het normale en wenselijke tempo van de economie.

Ook al is dat niet het hoofddoel, toch ligt het voor de hand dat een dergelijke regeling voor nieuwe ontvangsten zal zorgen; die zullen een eerste vorm zijn van beperkte en degressieve bijdrage van de inkomsten uit kapitaal aan de financiering van de taken die de Belgische Staat ten behoeve van de burgers op zich neemt. Het is tevens een eerste stap in de richting van een nieuw evenwicht in onze fiscaliteit ten voordele van de arbeid. Die ontvangsten ramen is bijzonder moeilijk, eensdeels omdat de belastingdiensten niet over gecentraliseerde gegevens beschikken over de participaties van Belgische burgers in ondernemingen en anderdeels omdat ze ook zullen afhangen van de evolutie van de beleggingspraktijken die daaruit zal voortvloeien.

In het licht van de budgettaire context waarin België net zoals andere Europese landen verkeert, zijn die nieuwe remedies uiteraard welkom, ongeacht of het erom gaat nieuwe harde ingrepen in — sociaal of economisch nuttige — uitgaven te voorkomen, een vermindering van de sociale bijdragen op arbeid via een bijkomende alternatieve financiering van de sociale zekerheid mogelijk te maken, dan wel de vergrijzing van de bevolking voor te bereiden of de kosten van de pensioneringsgolf van de babyboomers op te vangen.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 1

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.

Artikel 2

Aangaande artikel 90, 1º

Dit artikel strekt ertoe de verwijzing naar de « normale verrichtingen van beheer van een privévermogen » weg te laten, aangezien die verwijzing de bepaling de facto onwerkzaam maakt; voor de rechtspraak vallen immers alle verrichtingen onder die categorie.

Door die verwijzing weg te laten, zullen dus alle meerwaarden als diverse inkomsten belastbaar zijn, met uitzondering van die welke als beroepsinkomsten worden belast.

Aangaande artikel 90, 9º

Dit artikel strekt ertoe de verwijzing naar de « normale verrichtingen van beheer van een privévermogen weg te laten ».

Met deze wijziging zullen dus alle roerende meerwaarden die worden verwezenlijkt binnen acht jaar na de datum waarop ze worden verworven, worden belast als diverse inkomsten, met uitzondering van die welke als beroepsinkomsten worden belast.

Artikel 3

Aangaande artikel 171, 1º

Deze wijziging strekt ertoe te voorzien in een afzonderlijke aanslagvoet van 33 % voor alle niet uit een beroepswerkzaamheid verkregen meerwaarden die worden verwezenlijkt binnen een termijn van één jaar na de datum waarop ze worden verkregen.

Aangaande artikel 171, 2º

Deze wijziging strekt ertoe te voorzien in een afzonderlijke aanslagvoet van 10 % voor alle niet uit een beroepswerkzaamheid verkregen meerwaarden die worden verwezenlijkt binnen een termijn van minstens vijf en hoogstens acht jaar na de datum waarop ze worden verkregen.

Aangaande artikel 171, 4º

Deze wijziging strekt ertoe te voorzien in een afzonderlijke aanslagvoet van 16,5 % voor alle niet uit een beroepswerkzaamheid verkregen meerwaarden die worden verwezenlijkt binnen een termijn van meer dan één en minder dan vijf jaar na de datum waarop ze worden verkregen.

Artikel 4

Dankzij het nieuwe artikel 103/1 kan voortaan rekening worden gehouden met de tijdens hetzelfde aanslagjaar geleden verliezen.

Benoit HELLINGS.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Cécile THIBAUT.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 90 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. in het 1º, in fine, worden de woorden « daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen » weggelaten;

2. in het 9º, eerste streepje, in fine, worden de woorden « daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen » vervangen door de woorden « binnen acht jaren na de datum van verkrijging ».

Art. 3

In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, het laatst gewijzigd bij de wet van 7 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. in het 1º wordt het streepje a) vervangen door wat volgt :

« a) de in artikel 90, 1º en 9º, eerste streepje, vermelde diverse inkomsten, wanneer de roerende goederen waarop ze betrekking hebben, werden vervreemd tijdens het eerste jaar na de verkrijging ervan, alsook de in artikel 90, 12º, vermelde diverse inkomsten; »;

2. in het 2º wordt het streepje a), opgeheven bij de wet van 24 december 2002, hersteld in de volgende lezing :

« a) de in artikel 90, 1º en 9º, eerste streepje, vermelde diverse inkomsten, wanneer de goederen waarop ze betrekking hebben, werden vervreemd in een periode van minstens vijf jaar en hoogstens acht jaar na de verkrijging ervan; »;

3. in het 4º wordt het streepje e) vervangen door wat volgt :

« e) de in artikel 90, 1º en 9º, eerste streepje, vermelde diverse inkomsten, wanneer de goederen waarop ze betrekking hebben, werden vervreemd in een periode van meer dan een jaar en minder dan vijf jaar na de verkrijging ervan, alsook de in artikel 90, 9º, tweede streepje, en 10º, vermelde diverse inkomsten; ».

Art. 4

In hetzelfde Wetboek wordt een nieuw artikel 103/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 103/1. De verliezen die tijdens een belastbaar tijdperk zijn geleden bij het verrichten van handelingen als vermeld in artikel 90, 9º, worden alleen afgetrokken van de tijdens datzelfde belastbaar tijdperk uit zulke handelingen geboekte inkomsten. »

13 mei 2013.

Benoit HELLINGS.
Freya PIRYNS.
Zakia KHATTABI.
Cécile THIBAUT.

(1) Frédéric Panier, onderzoeker aan de Universiteit van Stanford, « Taxer les plus-values, une réforme fiscale juste et efficace », in Le Soir van 23 oktober 2012.

(2) Diezelfde professor Maus schreef in een artikel in Le Soir van 25 september 2012 het volgende : « L'Europe nous recommande de baisser les charges sur le travail. Il faudra donc compenser cette perte de recettes. On peut donc imaginer une taxation de la fortune ou des revenus qui en sont issus. De ce point de vue, taxer les plus-values sur action est l'objectif le plus logique ».

(3) Zo wordt op de meerwaarden in Frankrijk een belastingpercentage geheven van 34,5 % (voorheffing van 19 % en sociale bijdragen van 15,5 %), 30 % in Nederland, 18 % of 28 % in het Verenigd Koninkrijk en 26,375 % in Duitsland.

(4) Dit werd onlangs nog geïllustreerd door de debatten over de naturalisatieaanvraag van de Franse multimiljardair Bernard Arnault.