5-219COM

5-219COM

Commission des Finances et des Affaires économiques

Annales

MARDI 30 AVRIL 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique sur «le contrôle de l'appellation d'origine et des produits provenant des implantations dans les territoires palestiniens occupés» (no 5-3335)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Nu in Nederland volop het debat woedt, wil de minister van Economie graag dat er ook in België een facultatief label komt voor producten uit de nederzettingen in de Palestijnse bezette gebieden. Ik hoop dat de minister van Financiën dit voornemen enthousiast steunt in de Ministerraad.

Met deze vraag wil ik evenwel graag een ander onderwerp aankaarten bij de minister, die immers ook bevoegd is voor de douane, die op zijn beurt instaat voor de controle op de oorsprong van producten. De minister weet ongetwijfeld dat producten uit de bezette gebieden vaak onrechtmatig de oorsprong "made in Israël" krijgen. Zodoende genieten ze van de preferentiële handelstarieven tussen de EU en Israël.

De positie van België en de Europese Unie is nochtans duidelijk: Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden zijn illegaal volgens het internationaal recht en vormen een obstakel voor de vrede. Deze gebieden behoren dus niet tot Israël en mogen deze oorsprong dan ook niet dragen.

De kloof tussen woord en daad blijkt eens te meer gigantisch groot, zoals zo vaak wanneer het Israël aanbelangt. De Wereldbank schat de totale waarde van EU-import vanuit de nederzettingen op 230 miljoen euro per jaar. Dat komt neer op vijftien keer de totale waarde van import uit de bezette Palestijnse gebieden.

Ondanks het preferentieel handelsakkoord met de Palestijnse gebieden gaat de handel er achteruit, onder meer door de vele restricties die Israël aan de Palestijnse gebieden oplegt. Die beperkingen dienen vaak om de belangen en de veiligheid van de kolonisten te verzekeren.

Met zijn handelsbeleid draagt Europa dus sterk bij aan de exploitatie van de bezette gebieden door Israël en doet ze daarmee al haar andere politieke en financiële inspanningen voor de Palestijnse Autoriteit volledig te niet. De kolonisten varen er alleszins wel bij. Sinds het sluiten van de Oslo-akkoorden bijna twintig jaar geleden is het aantal kolonisten op de Westelijke Jordaanoever verdriedubbeld tot ongeveer 500 000. Dit is een ronduit schandelijke en uitermate schizofrene toestand.

Gaat de minister akkoord dat we door de handel met deze illegale nederzettingen de ontwikkeling van die nederzettingen steunen en ze op een zekere manier ook legitimeren? Beaamt hij mijn opvatting dat we hiermee meehelpen aan de exploitatie van de bezette gebieden door Israël en zodoende bijdragen aan het verder aanslepen van dit conflict?

Bevestigt de minister dat producten uit de nederzettingen vaak verkeerdelijk de oorsprongsbenaming "Israel" dragen en zodoende op onrechtmatige wijze gunstige invoerrechten genieten? Wordt dit proactief opgespoord door de douanediensten? Bestaat er een lijst van bedrijven die in de bezette gebieden gevestigd zijn, evenals een beschrijvende lijst van de goederen die bekendstaan als van oorsprong uit diezelfde gebieden? Welke sanctie bestaat op het misbruik van de oorsprongsbenaming en dus misbruik van de gunstige invoerrechten?

Werden in de voorbije vijf jaar misbruiken vastgesteld met producten die uit de nederzettingen onder een valse oorsprongsbenaming ingevoerd werden? Welk gevolgen werden hieraan gegeven? Is de minister van mening dat de controle op de oorsprongsbenaming, meer bepaald op producten uit de nederzettingen, door de douanediensten naar behoren werkt?

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Het antwoord op de vraag of de handel met de Israëlische nederzettingen in Palestijnse gebieden de ontwikkeling van die nederzettingen steunt, valt onder de bevoegdheid van mijn collega van Buitenlandse Zaken.

Het valt wellicht niet volledig uit te sluiten dat producten uit de nederzettingen verkeerdelijk de oorsprongsbenaming "Israel" of "Made in Israel" dragen.

Ik veroorloof mij evenwel de spreker duidelijk te maken dat er twee begrippen inzake oorsprong bestaan die geregeld door elkaar worden gehaald. In het kader van de vermelding `made in ...' past de douane de wet van 29 juli 1994 toe tot bevordering van de transparantie in het handelsverkeer van goederen van oorsprong uit een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie. Met het begrip "oorsprong" dat in deze wet wordt gehanteerd, wordt niet de preferentiële oorsprong bedoeld, maar de economische oorsprong zoals vermeld in het Communautair Douanewetboek. Deze wet beoogt enkel de bescherming van de Europese oorsprong. Dit betekent dat de douane het onverantwoord gebruik van het label "Made in Israel" niet kan bestraffen, aangezien het geen vermelding is die kan doen geloven dat de goederen in kwestie van oorsprong uit een lidstaat van de Europese Unie zijn.

Voor de correcte toepassing van de preferentiële tarieven wordt de oorsprong bedoeld in de preferentiële overeenkomsten die de Europese Unie heeft gesloten met derde landen, zoals Israël of de PLO, wel intensief gecontroleerd door de douanediensten.

Op de vraag of ter zake proactief wordt opgespoord kan ik antwoorden dat er geen lijst van bedrijven bestaat die in de bezette gebieden gevestigd zijn, noch dat er een beschrijvende lijst bestaat van de goederen die bekendstaan als van oorsprong uit diezelfde gebieden. Toch kan ik verzekeren dat de controle door de EU-douanediensten op de oorsprongsbenaming, meer bepaald op producten uit de Israëlische nederzettingen, naar behoren werkt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik zal het antwoord nalezen, want een aspect ervan deed me vreemd opkijken. Indien nodig, zal ik de minister hierover later dan ook opnieuw ondervragen.