5-219COM

5-219COM

Commission des Finances et des Affaires économiques

Annales

MARDI 30 AVRIL 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique sur «les critiques d'économistes et de banquiers à propos de la sévérité de la norme européenne de déficit budgétaire» (no 5-3280)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De EU hanteert erg strenge regels met betrekking tot het begrotingstekort van de lidstaten, namelijk maximum 2,15%. Ondertussen bezorgt de economische recessie, meer bepaald de lagere dan geschatte groei, de regeringen extra kopzorgen. Om de EU-norm te halen worden ze immers tot extra inspanningen verplicht, bovenop de al geplande besparingen.

De kritiek hierop kwam uit eerder onverwachte hoek. Traditioneel roepen vooral linkse stemmen om in tijden van crisis niet te strak te besparen. Nu zingt een koor van topbankiers en beroemde economen uit volle borst hetzelfde deuntje. Beide kampen, zeker geen traditionele bondgenoten, maken een gelijkaardige redenering: te streng besparen creëert een averechts effect. Het fnuikt de economische groei en versterkt de negatieve handelsspiraal van produceren en consumeren. Kortom, zowat iedereen, behalve de EU, lijkt het er ontroerend over eens dat de strakke begrotingsnorm van 2,15% niet als een axioma mag en moet worden geïnterpreteerd. Ergo, de besparingsronde moet niet te diep in het vlees snijden.

Hoe positioneert de minister, en bij uitbreiding onze federale regering, zich in deze discussie? In welke mate stapt de minister mee in de redeneringen van bancaire en economische experts, dat een te radicale besparing wellicht averechtse effecten sorteert en de economische groei eerder fnuikt dan stimuleert? Graag zou ik de ideologische visie van de minister kennen.

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Deze vraag is brandend actueel. Vorige week donderdag was er nog een mondelinge vraag over de kijk van Harvardeconomen op de visie van Eurocommissaris Olli Rehn.

De zogenaamde norm van 2,15% is het oorspronkelijke doel van België voor het nominale begrotingstekort 2013. Het is geen magisch cijfer op zich, maar het moet worden beoordeeld in het kader van een algemene begrotingsstrategie, de geleidelijke verdere consolidatie van onze openbare financiën en de nationale en vooral internationale economische toestand.

De volgende twee aspecten zijn echter van bijzonder belang: de evolutie van de schuld in de komende jaren en de structurele aard van de begrotingsaanpassing en haar evolutie in de loop de tijd, de inspanning om ons doel op middellange termijn te bereiken. Dit laatste is ook uitgedrukt in structurele termen, dus onafhankelijk van de conjunctuur en eenmalige uitgaven en inkomsten. Wij gaan in dat opzicht een bijkomende inspanning moeten leveren om de komende jaren een structureel overschot van 0,75% van het bruto binnenlands product te bereiken, in vergelijking met het vorige doel van 0,50%.

De Europese Commissie en de Hoge Raad van Financiën leggen nu trouwens in de beoordeling van onze cijfers de klemtoon op dat structureel gedeelte, meer dan op de nominale evolutie.

In het nieuwe stabiliteitsprogramma dat het begrotingstraject voor de jaren 2013-2016 vastlegt, wordt dan ook afgeweken van de strakke norm van 2,15% en worden de doelstellingen voor de jaren 2013-2016 lichtjes aangepast. De aanpassingen ten opzichte van het stabiliteitsprogramma van vorig jaar zijn verantwoord door de verslechterde economische vooruitzichten. De verwachte groei voor de periode 2012-15 is namelijk met 1,7% gecumuleerd verminderd.

Gezien de verslechtering van de macro-economische context en de neerwaartse herziening van de reële en de potentiële groei, zou het behoud van het stabiliteitsprogramma van vorig jaar, gebaseerd op nominale doelstellingen, geïmpliceerd hebben dat we inderdaad de budgettaire impact van het groeiverlies zouden moeten corrigeren door bijkomende maatregelen te nemen. Dat zou resulteren in een nog grotere inspanning dan vorig jaar werd gepland.

Op advies van de Hoge Raad van Financiën en rekening houdend met de nadruk die de Europese Commissie legt op de structurele verbetering van het overheidssaldo, heeft de regering daarom een stabiliteitsprogramma voorbereid dat op het structurele evenwicht afgestemd is. In 2016 zou een nominaal overschot van 0,4% gerealiseerd worden. Voor 2013 beoogt de regering een structurele verbetering van 1%, waardoor het nominaal tekort op 2,46% zou uitkomen.

Ook de schuld, die vanzelfsprekend nauw verbonden is met ons begrotingssaldo, moet geleidelijk naar beneden gebracht worden, onder 100% van het bruto binnenlands product. Zowel de teller als de noemer zijn permanent in beweging. De noemer is ons bruto binnenlands product, dat pas eind 2013 bekend zal zijn. De teller is onze overheidsschuld. De totale schuld van ongeveer 372 miljard wordt dagelijks beïnvloed door uitgiftepremies, buybacks, schommelingen van de reële intrestvoet enzovoort.

Mijn ideologische beschouwing is een combinatie van verschillende elementen. Enerzijds, moeten we proberen de consumptie en de ondernemers niet te ontmoedigen. We moeten vertrouwen geven. Een te strak beleid zou tekortschieten. Anderzijds, zijn vele mensen geobsedeerd door de publieke cijfers. Als ze niet goed genoeg zijn, zullen mensen nodeloos sparen. Ze krijgen schrik voor hun pensioen en laten hun geld op de bank of nog erger in een kluis.

We moeten pragmatisch te werk gaan, niet te hard, maar ook niet te zacht, want in dat laatste geval consumeren de burgers ook niet en durven de ondernemers niet te investeren.

Een volkslening, waar deze commissie sterk in geïnteresseerd is, is één van de manieren om het spaargeld zo constructief mogelijk aan te wenden voor langetermijninvesteringen.

We marcheren dus op een smalle richel. Enerzijds is er een strenge Europese Commissie en anderzijds is er de geregionaliseerde Belgische context, die niet zo eenvoudig is.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben het eens met wat de minister zegt.

Ik had echter nog niets gehoord over de beslissing om naar een structureel overschot van 0,75% te gaan. Is dat vanaf 2016? De minister had het over 0,4% in 2016.

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - We gaan proberen in 2015 een structureel evenwicht te hebben. In 2016 moeten we naar een overschot van 0,75% gaan, zoals Europa voorschrijft. Het is mogelijk dat we in 2016 op 0,4% uitkomen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Klopt het dat een structurele vermindering van de staatsschuld gerealiseerd kan worden voordat een overschot wordt bereikt? Ik bedoel daarmee, klopt het dat vanaf 1,4% of tussen 1 en 2% overheidstekort de staatsschuld de facto al wordt afgebouwd?

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Ik ben geen immense specialist in rentesneeuwballen. We zijn volop bezig met het verminderen van de intrestlast; we kopen dit jaar voor 4 miljard schulden met een intrest van 6 à 7% terug. Vanaf het moment dat de intrestlast zwaar vermindert, kunnen we beginnen het nominale totaal te verminderen nog voordat we een begrotingsoverschot hebben. Door intresten van bijvoorbeeld 1,99%, door buybacks en uitgiftepremies op de nieuw uit te geven schulden kunnen we de schuld beginnen af te bouwen zonder dat er een begrotingsoverschot is. Een begrotingsoverschot is natuurlijk beter.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Veel heeft natuurlijk met de noemer te maken. Als, bij een inflatie van 1%, het tekort vermindert met minder dan 1%, dan wordt ook al structureel een begrotingsoverschot gecreëerd.

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Als de noemer rekt, zullen we geen problemen hebben.

Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Er wordt vaak gepraat over de negatieve invloed van het spaargeld dat "geblokkeerd" zit. Waarom wordt er niet meer gedaan om de laagste inkomens en uitkeringen op te trekken? Dat geld zal immers geconsumeerd worden en niet op spaarboekjes belanden. Het is misschien een Keynesiaanse manier van denken, maar ook dat kan de economie stimuleren.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben het daarmee eens, maar heel veel studies hebben bewezen dat zelfs zonder consumptie, zeker in welstellende, landen, meer gelijkheid en een minder grote kloof het bruto nationaal geluk fors doet toenemen.

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Dat is de zogenaamde Gini-coëfficiënt. Een te grote inkomensongelijkheid is niet bevorderlijk. We doen het niet zo slecht; andere landen, zoals Zweden, Duitsland en Oostenrijk, zitten in ons peloton. Die boodschap moeten we ook uitdragen.

Mevrouw Mieke Vogels (Groen). - Duitsland is op dat vlak geen voorbeeld.