5-219COM

5-219COM

Commission des Finances et des Affaires économiques

Annales

MARDI 30 AVRIL 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable sur «l'ingénierie fiscale des multinationales» (no 5-3118)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De 25 grootste multinationals in ons land betalen samen ongeveer 0,7% belastingen op een totale winst van 25 miljard euro. Dat is overigens niet anders in andere landen. Door middel van chantage en een verdeel-en-heersstrategie zorgen de multinationals ervoor dat ze nergens een cent hoeven te betalen. Ze organiseren zich zo dat hun entiteiten netjes in de fiscale niches van die verschillende landen passen. Ze zijn ook groot en sterk genoeg om gunstige wetten en regels af te dwingen indien nodig. Het resultaat is dat ze nergens nog een redelijke bijdrage moeten betalen. Zodoende worden hun winsten volledig geprivatiseerd, maar komen hun verliezen en uitwassen steeds op de kap van de samenleving terecht. De sluiting van ArcelorMittal mag daarvan als meest recente voorbeeld gelden.

De afgelopen decennia werd die situatie stilzwijgend aanvaard. Afgezien van wat protest uit de antiglobalistische hoek, leek niemand erom te malen. Regulering had afgedaan, de vrije markt voorziet wel wat moet! Het was het einde der ideologieën en het failliet van het primaat van de politiek.

Sinds een jaar of twee zien we een kentering. Steeds meer komen er dissidente geluiden tegen de neoliberale hegemonie, vaak uit onverwachte hoek. Zo heeft het IMF, de heraut van de vrije markt, zijn mening bijgesteld en produceert het nu positiepapers over het belang van belastingen en hoe die de economische groei en de sociale gelijkheid kunnen stimuleren. 's Werelds voornaamste economen zoals Joseph Stiglitz, Paul Krugman en Raghuram Rajan zijn ongemeen kritisch voor het huidige systeem en pleiten ongegeneerd voor een meer ethisch kapitalisme. En dan was er meer recent het rapport van de OESO dat de fiscale manoeuvres van de multinationals hekelde. De OESO stelt voor om een `ambitieus globaal actieplan' op te stellen tegen de zomer van 2014.

De deur staat dus meer dan op een kier, het is hoog tijd dat de politiek terug haar rol opneemt. Uiteraard lijkt België te klein om de handschoen alleen op te nemen, maar niets belet ons land om het nieuwe project op Europees niveau aan te kaarten.

Hoe beoordeelt de minister het rapport van de OESO? Zal hij hier gehoor aan geven en de oproep om tot een ambitieus globaal actieplan tegen 2014 te komen, ondersteunen en actief uitdragen? Gaat de minister ermee akkoord dat het huidige klimaat mogelijkheden schept om eindelijk in te grijpen? Heeft de minister daaromtrent reeds contacten met zijn Europese collega's? Is hij bereid om de discussie aan te kaarten en ze op gang te trekken, zelfs indien daardoor de notionele interestaftrek op de helling komt te staan? Deelt de minister mijn opvattingen dat systemen zoals de notionele intrestaftrek, de scheeftrekking en een onbillijk belastingregime mee veroorzaken? Begrijpt de minister mijn standpunt dat men ook in eigen boezem moet kijken en de hele regelgeving rond de notionele intrestaftrek grondig moet evalueren, herzien en vooral verbeteren?

De heer Koen Geens, minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken. - Nogmaals wil ik mijn excuses aanbieden voor mijn tot nog toe weinig loyale houding tegenover de commissie. Ik zou daar redenen voor kunnen geven, maar dat zal ik niet doen. Ik zal in elk geval proberen mijn leven te beteren ... Het is me in elk geval een genoegen vandaag op de vragen te mogen antwoorden.

Het OESO-rapport roept op tot een intensivering van de internationale samenwerking betreffende de vennootschapsbelasting, om te vechten tegen de erosie van de belastinggrondslag. Onder andere volksvertegenwoordiger Van der Maelen van de sp.a rapporteert daarover in de Raad van Europa met de hulp van het ministerie van Financiën.

Ik ben van mening dat er, in het bijzonder in de internationale context, moet voor worden gezorgd dat een dubbele belasting wordt voorkomen. Tegelijkertijd dient een eerlijke verdeling van de belastbare inkomsten te worden georganiseerd tussen de staten waar de bedrijven actief zijn.

Het is overigens in die geest dat België het Europese project van een gemeenschappelijke belastingbasis voor bedrijven - Common Consolidated Corporate Tax Base, CCCTB - verdedigt en elk project, dat de huidige situatie kan verbeteren, blijft steunen. De lidstaten proberen daarbij een akkoord te vinden over wat precies de grondslag moet zijn van de vennootschapsbelasting in heel de Unie. Elke lidstaat zou dan zelf nog het tarief kunnen vaststellen.

Momenteel worden de verschillende onderdelen van het voornoemde actieplan van de OESO bestudeerd door mijn administratie, met het oog op een constructieve invulling ervan.

Daarnaast moet gezegd dat de fiscale autonomie van elk land gerespecteerd moet worden, en dat er zoiets bestaat als de internationale taksconcurrentie. We moeten dus hopen dat we via Europa en in het breder kader van de OESO kunnen komen tot het op elkaar afstemmen van het economisch en fiscaal beleid van de diverse lidstaten. De aftrek voor risicokapitaal, de zogenaamde notionele intrest, is een fiscale maatregel die door vorige regeringen is ingevoerd met als economisch doel de zelffinanciering van ondernemingen te stimuleren. Tijdens de financiële crisis heeft die maatregel, die intussen herhaaldelijk is bijgestuurd en voor grote ondernemingen iets minder voordelig is geworden, zijn positieve impact aangetoond. Tijdens de laatste begrotingscontroles heeft de regering het stelsel opnieuw grondig geanalyseerd en bijgestuurd, zonder het economische doel ervan in gevaar te brengen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het is belangrijk dat het actieplan verder bestudeerd wordt.

Het klopt dat zolang we de internationale belastingconcurrentie blijven aanvaarden en daarin meespelen, het bijzonder moeilijk is om de strijd tegen onrechtvaardigheden aan te binden. Ik besef dat Europa geen eiland in de wereld is, maar ik hoop dat we minstens binnen Europa naar een meer geharmoniseerd systeem durven te gaan.

Een van de principes waarop Europa is gebouwd, is het afbouwen van elke onrechtmatige economische concurrentie, onder het heilige motto van een eengemaakte markt zonder restricties. Het principe van de internationale belastingconcurrentie zou dan ook eens vanuit die filosofie kunnen worden bekeken.

Vroeger had ik problemen met het vrijmaken van de energiemarkt omdat ik dacht dat er enkel negatieve gevolgen zouden zijn. Ik zie dat minister Vande Lanotte nu door de concurrentie te laten spelen op de vrije markt, ook de prijzen kan doen dalen. Misschien kan de vrijemarktgedachte, als de restricties wegvallen, in de toekomst leiden tot minder belastingconcurrentie. Het is misschien een ijdele hoop, maar het is de moeite waard om erin te geloven. Ik ben blij dat de minister daar mee wil voor vechten en dat zijn administratie de mogelijkheden ernstig onderzoekt.