5-214COM

5-214COM

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Annales

JEUDI 28 MARS 2013 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «l'accueil des demandeurs d'asile dans le cadre de la procédure accélérée» (no 5-3124)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De afgelopen jaren leverde de regering grote inspanningen om de verlooptijd van de asielprocedure in te korten. Zolang de aanvraag even kwaliteitsvol en zorgvuldig wordt behandeld, verdient dit streven alle lof. De asielzoeker weet immers sneller waar hij aan toe is en België wordt eindelijk verlost van de opvangcrisis. Hoewel, de term "crisis" past hier niet meer. Het gaat hier blijkbaar echt om een structureel en duurzaam fenomeen.

Snellere procedures hebben uiteraard ook gevolgen voor het opvangtraject. Diverse spelers op het werkveld zenden onrustbarende signalen uit. Ons opvangsysteem zou namelijk niet afgestemd zijn op die versnelling. Asielzoekers moeten nu in zes maand tijd vaak tot vier keer verhuizen. Eerst is er de noodopvang, dan de collectieve opvang, vervolgens een lokaal opvanginitiatief en ten slotte een terugkeercentrum. Dat alles soms in verschillende uithoeken van het land. Zeker voor gezinnen met kinderen valt het bijzonder zwaar. Het voortdurend verhuizen werkt ontwrichtend en is nefast voor een degelijke toekomstbegeleiding, of het nu integratie of terugkeer zal zijn. Idealiter zou men hier een integrale trajectbegeleiding moeten toepassen, waarbij asielzoekers door de hele procedure worden begeleid door één trajectbegeleider met de focus op zowel terugkeer als een mogelijk verblijf in België. Daarbij kan de trajectbegeleider ook meer op maat werken en een aan de asielzoekers aangepaste opvangvorm aanbevelen. Nu worden asielzoekers nogal arbitrair van het een naar het ander overgeplaatst, bijna volgens een one size fits all-model, zonder veel rekening te houden met individuele noden en situaties. Het komt daarbij vaak voor dat een asielzoeker wordt afgewezen en het bevel krijgt het grondgebied te verlaten en dat hij of zij tegelijkertijd, soms zelfs op dezelfde dag, door Fedasil wordt doorverwezen naar een lokaal opvanginitiatief. De begeleiders stellen duidelijk dat de opeenstapeling van indringende beslissingen nefast is voor een adequate begeleiding, alsook voor het project van vrijwillige terugkeer. Sommige van die beslissingen kunnen en moeten duidelijk beter op elkaar afgestemd worden.

Wat is tegenwoordig de gemiddelde duur voor een asielprocedure, meer bepaald tussen de aanvraag en de beslissing? Hoeveel keer verhuist een asielzoeker gemiddeld van opvangplaats gedurende de hele procedure? Beaamt de staatssecretaris dat asielzoekers in een korte periode soms tot vier keer toe moeten verhuizen? Begrijpt ze dat verhuizen ontwrichtend werkt en nefast is voor een degelijke toekomstbegeleiding? Heeft de staatssecretaris plannen om het opvangtraject te herbekijken, nu de afhandeling van de aanvragen drastisch werd ingekort? Zo ja, welke en in welk tijdsbestek? Is de staatssecretaris het ermee eens dat een integrale en individuele trajectbegeleiding een interessante en wellicht zelfs noodzakelijke piste vormt en is zij bereid om daar via proefprojecten een initiatief aan te koppelen?

Beaamt de staatssecretaris dat voor sommige aspecten weinig afstemming bestaat tussen de verschillende actoren betrokken in de asielprocedure, meer bepaald met betrekking tot de beslissingen van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen en die van Fedasil? Hoe verklaart zij de mismatch en zal zij de nodige maatregelen nemen om dit euvel te verhelpen?

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - De heer Anciaux schetst de situatie zoals ik ze bij mijn aantreden heb aangetroffen. Intussen is er al een en ander veranderd. Zo heb ik al enkele fasen van de procedure geschrapt en bedraagt de doorlooptijd voor de aanvragen die in 2012 bij het Commissariaat-generaal zijn ingediend, nog gemiddeld 88 kalenderdagen. We hebben dat bereikt door op twee sporen te werken. De nieuwe aanvragen hebben we heel snel behandeld. Bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-generaal samen komen we nu aan 100 à 101 dagen. Voegen we daar de achterstand bij, die we vanaf maart, april aan het wegwerken zijn, dan komen we op een gemiddelde doorlooptijd van 275 kalenderdagen. Daar zitten dan wel de dossiers bij van mensen die hier al drie, vier, vijf of zelfs zes jaar waren. We hebben niet gewerkt volgens het LIFO-principe, maar de nieuwe aanvragen vlug afgewerkt en tegelijk hebben we ernaar gestreefd om de achterstand zo vlug mogelijk te behandelen. Natuurlijk blijft de gemiddelde doorlooptijd nog altijd hoog omdat er nu eenmaal een enorm hoog aantal dossiers op afhandeling lag te wachten. De instroom is nu wel sterk verminderd. In januari en februari waren er 500 aanvragen minder en in maart waarschijnlijk ook weer 300. Door die vermindering kunnen we de achterstand sneller wegwerken. Dat is een sneeuwbaleffect, maar dan omgekeerd van wat we vroeger hebben gekend.

Voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bedraagt de gemiddelde doorlooptijd van de beroepen die in 2012 op de rol zijn geplaatst en die in datzelfde jaar met een eindarrest zijn afgesloten, 92 dagen. Het is dus fout te zeggen dat de mensen vier keer moeten verhuizen. Ik ben het wel eens met de heer Anciaux als hij zegt dat verhuizen niet goed is voor het welzijn van de betrokken mensen. Overigens kosten die `bewegingen in het opvangnetwerk', zoals wij die noemen, heel veel geld.

De fase van de transitopvang is al weggevallen, doordat ik al enkele transitcentra heb gesloten en er nu opnieuw enkele dichtgaan. Van het principe van de transitopvang, een vorm van noodopvang, zijn we al afgestapt. We beschikken nu over voldoende opvangplaatsen zodat de mensen rechtstreeks gaan naar de plaats waar ze gedurende de hele procedure kunnen blijven. Dat is al één verhuis, één fase minder.

Sinds de afschaffing van de transitfase zijn er nog maar twee transferts. Een eerste is mogelijk voor mensen die niet in de korte procedure zitten. Voor degenen die in een korte procedure zitten, dat zijn bijvoorbeeld de mensen uit een land dat voorkomt op de lijst van veilige landen, is het uitgesloten dat ze naar een LOI gaan. Ook als ze tegen een eerste beslissing in beroep gaan, gaan ze niet naar een LOI, precies omdat ze in een heel korte procedure zitten. Andere asielzoekers kunnen daar nog wel naartoe, maar voor veruit de meesten is er nog maar één verhuis mogelijk, namelijk naar een open terugkeercentrum. Dat geldt in ieder geval voor de uitgeprocedeerde asielzoekers.

In uitzonderlijke situaties kan er wel nog een verhuis plaatsvinden, bijvoorbeeld om disciplinaire redenen. Dat komt bijna niet voor bij gezinnen, wel bij alleenstaande mannen. Als zij in een conflict terechtkomen worden zij om disciplinaire reden overgeplaatst naar een aangepaste opvang. Ook mensen die bijzondere zorgen nodig hebben, kunnen nog wel eens verhuizen. Het is bijvoorbeeld niet evident om een rolstoelgebruiker in het Klein Kasteeltje te laten verblijven.

Een evaluatie van het opvangmodel is gepland. We hebben al de opdracht gegeven om na te gaan of het opvangmodel in fasen nog wel aangepast is voor bepaalde categorieën van asielzoekers. Ik verwacht binnenkort de aanbevelingen van de werkgroep die de evaluatie maakt. Zoals men weet heeft Fedasil nog maar pas een nieuwe directeur-generaal. Ik heb hem zes maanden gegeven om een managementplan uit te werken. De evaluatie van het opvangmodel maakt daar deel van uit.

Hij heeft binnen Fedasil een werkgroep opgericht, waarbij hij ook de partners in opvang betrekt. Dat lijkt me volkomen logisch, omdat ze het werk mee dragen. Binnenkort krijgen we daar uitsluitsel over, maar in afwachting daarvan hebben we al maatregelen genomen om de bewegingen in het opvangnetwerk te beperken.

De raad om een asielzoeker te laten begeleiden door één team, volg ik niet. Er zijn studies die die aanpak bepleiten, maar ook andere die het tegendeel bewijzen, die ik dan weer liever lees. Die zeggen heel duidelijk dat voor een vrijwillige terugkeer een verhuis naar open terugkeercentra beter is. Daar kunnen begeleiders die daarvoor speciaal zijn opgeleid, de mensen specifiek op hun terugkeer voorbereiden. Ik besef dat er nog organisaties zijn die er anders over denken, maar voor mij is de toetssteen de praktijk en die pleit voor de aanpak die ik verdedig.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben tevreden met het antwoord van de staatssecretaris. Er moet wellicht nog een en ander opgelost worden. We verschillen wellicht van mening op het punt van de trajectbegeleiders naar vrijwillige terugkeer. Er zullen inderdaad argumenten voor en tegen zijn.