5-96 | 5-96 |
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Het hoofd van de dienst voor intensieve verzorging van het Brusselse Erasmusziekenhuis bracht vorige dinsdag opnieuw het tekort aan spoedartsen onder onze aandacht. Dit blijvend tekort van bijna 700 spoedartsen werd bevestigd door een lid van de Belgische Vereniging voor spoedartsen, BeCEP.
Een van de redenen is, aldus BeCEP, de weinig attractieve werkvoorwaarden, waardoor te weinig mensen zich geroepen voelen om de opleiding tot spoedarts te volgen. Ook vele spoedartsen en artsen voor intensieve zorg volgen de opleiding in ons land, maar gaan daarna in Frankrijk werken, waar de omgevingsvoorwaarden beter zijn. BeCEP benadrukt dan ook dat er dringend verandering nodig is. Een andere reden voor het tekort is het oneigenlijke gebruik van de spoeddiensten. Dat benadeelt de huisartsen weegt op het gezondheidszorgbudget.
De problematische situatie van de spoeddiensten in het algemeen en van de spoedartsen in het bijzonder is zeker niet nieuw. In 2009 werd al aan de alarmbel getrokken. Naar aanleiding van alarmerende berichten heb ik de minister in 2012 een vraag gesteld.
Ik kreeg een opsomming van maatregelen die de minister reeds genomen had: een grotere capaciteit bij de opleidingen tot de bijzondere beroepstitel; een verlenging van de overgangsmaatregelen waardoor andere specialisten ook op de spoeddienst kunnen werken en een bestraffing van het oneigenlijke gebruik van de spoeddiensten. Bijna een jaar later is er, ondanks deze maatregelen toch nog altijd een groot tekort aan spoedartsen en krijgt men het probleem blijkbaar niet weggewerkt.
Verwacht de minister binnen afzienbare tijd een oplossing voor dit tekort of is ze van plan bijkomende maatregelen te nemen?
Zo ja, welke?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Het tekort aan spoedartsen baart ook mij veel zorgen. Daarom heb ik al diverse maatregelen genomen, zowel om dat tekort weg te werken, als om te garanderen dat de spoeddiensten operationeel blijven. Zo zullen er geleidelijk meer dokters een opleiding kunnen volgen die tot een bijzondere beroepstitel leidt: van 757 in 2011 naar 1230 in 2015.
Het opleidingsquotum voor artsen met specialisatie in de acute geneeskunde is sinds 2010 verdubbeld van minimum tien naar minimum twintig, dat voor artsen gespecialiseerd in de spoedgeneeskunde van minimum vijf naar minimum tien.
Ik heb ook een besluit uitgewerkt dat de overgangsmaatregelen waardoor andere specialisten of kandidaat-specialisten de wachtdiensten van de spoeddiensten kunnen verzekeren, verlengt met vier jaar tot 31 december 2016.
Ten slotte heb ik verschillende maatregelen genomen om de huisartsengeneeskunde en vooral de wachtdiensten van de huisartsen te versterken, zodat de patiënten beter bij de eerstelijnszorg terechtkunnen.
Onlangs heb ik de vertegenwoordigers van de representatieve verenigingen van spoedartsen op mijn kabinet ontvangen. Ze hebben me de moeilijkheden geschetst waarmee spoedartsen worden geconfronteerd. Het tekort aan spoedartsen, de zware werklast en sommige nieuwe maatregelen met een financiële impact zorgen in deze jonge beroepstak voor heel wat onrust.
Ik heb Ria De Soir, voorzitster van het College Kwaliteit Urgentiegeneeskunde, gevraagd om na te denken over een toekomstvisie voor de spoedgeneeskunde, een denkoefening die op alle aspecten van de spoedgeneeskunde moet slaan, in het bijzonder de opleiding van de spoedartsen, normen voor de spoeddiensten, de financiering en de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening.
Het bureau van het College Kwaliteit Urgentiegeneeskunde is op 19 maart bijeengekomen en is van plan om op 21 juni 2013 een studiedag te organiseren waaraan de wetenschappelijke en beroepsmatige verenigingen van de spoedgeneeskunde zullen deelnemen. De problemen van de spoedgeneeskunde en de oplossingen ervoor zullen die dag hoog op de agenda staan.
Ik zal uiteraard de besluiten van die werkzaamheden aandachtig bestuderen om een algemene hervorming voor te stellen.
Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - Ik waardeer de inspanningen van de minister, maar alles verloopt wel wat traag. Het is goed dat er nu eindelijk een plan komt en dat er wordt samengewerkt. Ik roep de minister nogmaals op ook de huisartsen erbij te betrekken, zodat we een algemeen plan kunnen uitwerken, waar spoeddiensten en huisartsen op elkaar zijn afgestemd. Nu blijven ze in een vicieuze cirkel draaien.