5-91 | 5-91 |
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - De wettelijke voorwaarden waaronder iemand voor euthanasie in aanmerking kan komen, zijn streng. Zo bepaalt de wet van 28 mei 2002 dat de behandelende arts steeds het advies moet vragen van een collega-arts. Als het niet-terminale patiënten betreft, moet er zelfs een derde arts worden geconsulteerd. Die handelswijze doet op zich niet echt problemen rijzen, maar de tweede en eventueel derde adviserende arts worden niet vergoed voor hun advies.
Nochtans bepaalt een koninklijk besluit uit 2010 dat artsen voor die adviezen een honorarium van 160 euro ontvangen. Het bedrag dat daartoe werd uitgetrokken, staat tot op heden nog steeds op een geblokkeerde rekening van het RIZIV. De reden daarvoor is dat de Raad van State belangrijke opmerkingen heeft geformuleerd bij het koninklijk besluit, waardoor het nog niet van kracht is kunnen worden.
Artsen die een tweede advies verlenen, stoppen daar nochtans best wel wat tijd en werk in: ze moeten de patiënt bezoeken, zijn patiëntendossier volledig doornemen, een verslag opmaken, kortom, het is eigenlijk niet meer dan normaal dat die artsen daar een vergoeding voor krijgen.
Aangezien de Senaat over het thema euthanasie zal debatteren, vind ik het opportuun om daarover duidelijkheid te krijgen.
Welke zijn precies de opmerkingen ten gronde van de Raad van State? Hoe gaat de minister inhoudelijk tegemoetkomen aan die opmerkingen? Welke timing stelt de minister voorop?
Zal de minister, in afwachting van een definitieve regeling, een tussentijdse oplossing uitwerken, bijvoorbeeld in de vorm van overbruggingskredieten? Zullen artsen die in het verleden een advies hebben gegeven, in dat geval retroactief een beroep kunnen doen op die regeling?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De euthanasiewet bepaalt inderdaad dat de arts die de betrokken patiënt behandelt, advies moet vragen aan een collega met betrekking tot de casus en de gegrondheid van de aanvraag. Ik acht het evident en rechtvaardig dat in een vergoeding wordt voorzien voor dat tweede advies.
In juni vorig jaar werd een ontwerp van koninklijk besluit voorgelegd aan de Raad van State, tot vaststelling van de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen mag worden verleend voor het verstrekken van medisch advies naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde. De Raad van State was van oordeel dat er geen rechtsgrond is voor dat koninklijk besluit. Ik zal dan ook zo snel mogelijk een wetsontwerp indienen dat het parlement de vereiste rechtsgrond biedt.
Daarnaast zal ik laten onderzoeken of het juridisch mogelijk is in een retroactieve regeling te voorzien. Misschien kan een en ander worden opgenomen in de volgende programmawet.
De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). - Ik dank de minister voor haar antwoord en ik hoop dat er zo snel mogelijk een oplossing wordt gevonden voor deze problematiek.