5-198COM | 5-198COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De minister stelde in een interview in La Libre Belgique dat ze voor bepaalde medische specialisaties waar tekorten zijn, de contingentering wil afschaffen. Het zou gaan om huisartsgeneeskunde, kinderpsychiatrie, acute geneeskunde en geriatrie. Voor de andere specialisaties blijft de contingentering bestaan. Zo hoopt de minister dat de aantrekkelijkheid van de met tekorten bedreigde richtingen zal vergroten.
Het voornemen van de minister krijgt echter veel tegenwind. De Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS), het Syndicaat van Vlaamse Huisartsen (SVH) en de Vlaamse Universiteiten zijn niet te vinden voor de beslissing. Ze schuiven daarbij twee belangrijke argumenten naar voren.
Ten eerste lost die beslissing helemaal niets op, althans niet voor de situatie in Vlaanderen. Daar blijft het jaarlijkse aantal nieuwe studenten-artsen al jaren ruim onder het maximum van het contingent hangen. Het voorstel van de minister lijkt eerder gericht op de situatie in Wallonië, dat al jaren de maxima van de contingentering aan zijn laars lapt.
Ten tweede levert de afschaffing mogelijk enkele nefaste gevolgen op. De contingentering is ingevoerd met als reden de gezondheidszorg betaalbaar en kwaliteitsvol te houden. Net daarom moet het aantal artsen worden beperkt. Een overaanbod aan medici leidt naar medische overconsumptie en een supplier induced demand, waarbij artsen onnodig veel onderzoeken verrichten om zich een inkomen te waarborgen.
De financiële impact op de sociale zekerheid mag niet worden onderschat. Bovendien zorgt een overaanbod van artsen ervoor dat sommige artsen onvoldoende patiënten en ziektebeelden zien. Dat is nochtans absoluut noodzakelijk om een goede zorgverlening te waarborgen. De hoofdreden waarom ook de Vlaamse universiteiten tegen de afschaffing van de contingentering zijn is net dat de afschaffing nefast zou zijn voor de kwaliteit van de opleiding. Een grotere studenteninstroom leidt immers ook rechtstreeks tot minder kwalitatieve praktijkmomenten voor de studenten.
Kortom, de huidige problemen lijken niet zozeer te wijten aan de contingentering, maar veeleer aan de gebrekkige opvolging ervan. Wie het probleem op een duurzame manier wil aanpakken, moet de aanleiding voor de tekorten wegnemen, namelijk de onaantrekkelijkheid van de medische beroepen in kwestie. De invoering door de minister van de Impulsfondsen voor huisartsengeneeskunde Impulseo is daarvan een goed voorbeeld.
Met welke argumenten, feiten en cijfers kan de minister haar overtuiging onderbouwen dat de afschaffing van de contingentering voor bepaalde medische specialisaties tot een grotere instroom zal leiden? Begrijpt de minister dat dat standpunt erg vreemd klinkt aangezien Vlaanderen nu al niet eens aan de maximumquota geraakt? Hoe verdedigt de minister zich tegen de insinuatie van sommigen dat ze daarmee vooral de situatie in Wallonië wil "regulariseren"?
Kan de minister mij uitleggen welke voordelen de maatregel zal bieden in verhouding tot de potentiële kost, namelijk een duurdere en minder kwalitatieve gezondheidszorg.
Welke andere maatregelen onderneemt en plant de minister om de aantrekkelijkheid van specifieke beroepscategorieën te verbeteren? Beaamt de minister dat aantrekkelijkheid van de functie de enige duurzame oplossing is?
Wat is de stand van zaken met de Impulsfondsen? Welke budgetten worden daarvoor voorzien en hoeveel wordt daar uiteindelijk van opgenomen? Overweegt de minister de budgetten te verhogen en uit te breiden naar andere niet zo populaire medische specialisaties? Is Impulseo III al operationeel? Zo ja, met welke resultaten?
De heer Louis Ide (N-VA). - De heer Anciaux heeft gelijk: het tekort aan huisartsen kan niet worden opgelost door meer artsen op te leiden. Er bestaat immers reeds een huisartsencontingent, maar dat raakt niet opgevuld.
Het probleem rijst niet alleen bij de artsen. Bij de tandartsen is het probleem in verhouding nog erger. In Franstalig België zijn er gigantisch veel studenten tandheelkunde. In Vlaanderen dreigt daarentegen een tekort: ik denk dat er ongeveer zestig tot zeventig eerstejaarsstudenten zijn. Mede gelet op de vervrouwelijking van het beroep rijst daar dus een probleem.
Hetzelfde geldt voor de kinesitherapeuten. In 2008 was er een uitgangsexamen kinesitherapie. Daardoor konden jaarlijks honderd Vlaamse kinesitherapeuten geen zelfstandige activiteit uitoefenen. Dat is nu eenmaal het gevolg van de genomen maatregel. In Franstalig België wordt de maatregel omzeild via voorlopige RIZIV-nummers, waardoor nog niemand de toegang tot het beroep is ontzegd.
Er wordt dus met twee maten gemeten. Dat geldt voor alle zorgberoepen in ons land. Er wordt niet gekeken naar het algemeen belang.
Ik kan me dan ook alleen maar aansluiten bij de kritische vraag van de heer Anciaux. Ik hoop eindelijk eens een goed antwoord te krijgen.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Mijn voorstel berust op de eenvoudige vaststelling dat de voorziene tekorten, waaronder het grote tekort aan huisartsen, met het huidige contingenteringssysteem niet kan worden opgevangen.
De Ministerraad treedt mij daarin bij, aangezien hij in juni 2012 heeft beslist dat over een globaal contingenteringssysteem moest worden nagedacht om de vastgestelde tekorten, in het bijzonder die in de huisartsgeneeskunde, op te vangen.
In de twee gemeenschappen is het contingent van specialisten ruimschoots overschreden, voornamelijk dankzij de verrekeningsregel, waarbij de ten aanzien van de contingentering vastgestelde overschotten en tekorten naar de toekomst kunnen worden overgedragen.
Het is natuurlijk niet aan mij om commentaar te geven op het beleid van de gemeenschappen. Ik stel echter vast dat enerzijds de Vlaamse Gemeenschap vóór de aanvatting van de studies geneeskunde een examen inzake beroepsbekwaamheid heeft ingevoerd, en geen vergelijkend examen, en dat het aantal afgestudeerde studenten nu de vastgelegde quota overschrijdt.
Anderzijds treedt de door Franse gemeenschapsminister Marcourt ingevoerde verplichte evaluatieproef tijdens het eerste jaar geneeskunde dit jaar in werking. We moeten afwachten welke gevolgen die maatregel zal hebben op het aantal afgestudeerde studenten.
De afgelopen drie jaar bedroeg het aantal geregistreerde stageplannen voor de specialisten aan Nederlandstalige kant 499 in 2009, 567 in 2010 en 638 in 2011, voor een maximumquotum van 454. Aan Franstalige kant bedroeg het aantal geregistreerde stageplannen voor de specialisten 429 in 2009, 430 in 2010 en 489 in 2011, voor een maximumquotum van 303.
Tegelijk bedroeg de afgelopen drie jaar het aantal geregistreerde stageplannen voor de huisartsen aan Nederlandstalige kant 134 in 2009, 171 in 2010 en 205 in 2011, voor een maximumquotum van 180. Aan Franstalige kant bedroeg het aantal geregistreerde stageplannen voor de huisartsen 110 in 2009, 105 in 2010 en 125 in 2011, voor een maximumquotum van 180.
Hoewel die cijfers in stijgende lijn gaan, zullen ze niet volstaan om het voorziene tekort op te vangen, dat zal ontstaan omdat één derde van de actieve huisartsen binnen tien jaar op pensioen gaat.
Mijn voorstel zou dus erin bestaan een contingenteringssysteem te behouden, maar de specialismen waarvoor een tekort dreigt (huisartsengeneeskunde, kinder- en jeugdpsychiatrie, acute geneeskunde, spoedgeneeskunde, geriatrie) eruit te halen. Voor die specialismen zou de toegang volledig vrij zijn, wat een wervend effect zou hebben.
Om de studenten naar die knelpuntspecialismen te kunnen leiden, moet de verrekeningsregel onmogelijk worden en moeten de quota strikt worden nageleefd.
Er is dus geen sprake van om overtallen te creëren, met de daarmee verbonden problemen (overconsumptie, kwaliteitsverlies, ...), maar om een echte planning of, in ieder geval, een geschikte promotie van de knelpuntvakrichtingen te krijgen.
Een dergelijk systeem moet ook soepel genoeg zijn en het mogelijk maken de toestand van de verschillende geneeskunderichtingen jaarlijks te evalueren. Daarbij moeten nieuwe vakrichtingen aan de lijst van de "gevrijwaarde" specialiteiten van de contingentering kunnen worden toegevoegd of ervan worden geschrapt.
Ik stel ook voor om die planningsmaatregelen te begeleiden met maatregelen die de opleiding, en vooral die van de huisartsengeneeskunde, aantrekkelijker maken.
Zo kunnen de erkenningscriteria van de stagemeesters huisartsengeneeskunde worden gewijzigd, door de vereisten voor het gebruik van het globaal medisch dossier op het vlak van de groepspraktijk en -informatica op te nemen, opdat de kandidaten een opleiding zouden kunnen volgen bij huisartsen met een "moderne" en echt aantrekkelijke praktijk van huisartsengeneeskunde.
De planning van de huisartsen moet ook in een meer globale benadering van de gezondheidszorgorganisatie passen, en misschien in een betere taakverdeling tussen de verschillende gezondheidszorgwerkers.
Ik heb de werkgroep van de planningscommissie de opdracht gegeven om zich over die kwestie te buigen. De voorstellen worden binnenkort verwacht. Ik wacht het officiële rapport af alvorens concrete initiatieven te nemen.
Het Impulsfonds voor huisartsengeneeskunde Impulseo, waarvan ik de initiatiefneemster ben, richt zich momenteel alleen op de herwaardering van de eerstelijnsgeneeskunde.
In het kader van Impulseo werden tussen september 2006 en december 2010 in 949 dossiers premies, leningen of bijkomende leningen toegekend. Die maatregelen werden in maart 2012 conform het geneesheren-ziekenfondsenakkoord van 21 november 2011 verlengd.
De budgetten die in 2010 en 2011 waren vastgesteld, bedroegen respectievelijk 16 733 000 euro en 21 203 000 euro. De uitgaven voor die twee jaren zijn verhoogd, voor het onderdeel `vestigingspremies' tot 1 220 000 euro in 2010 en tot 1 700 000 euro in 2011 en voor het onderdeel `vestigingsleningen' tot 1 648 250 euro in 2010 en tot 1 590 000 euro in 2011.
Met betrekking tot de tegemoetkomingen voor de loonkosten van een administratief assistent die op basis van een arbeidsovereenkomst door een groep artsen is aangeworven, belopen de betaalde bedragen 5 007 672 euro in 2010 en 5 882 530 euro in 2011.
Er zijn momenteel geen plannen om dergelijke maatregelen uit te breiden in het voordeel van sommige takken van de gespecialiseerde geneeskunde, aangezien de vertegenwoordigers van die sector momenteel geen voorstander zijn van een dergelijk initiatief.
De maatregelen om de huisartsengeneeskunde aantrekkelijker te maken beginnen hun vruchten af te werpen, aangezien in 2010 en 2011 meer stageplannen voor de huisartsengeneeskunde werden ingediend. Ze moeten echter gepaard gaan met structurele maatregelen om de tekorten het hoofd te bieden.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor haar uitgebreide antwoord.
Ik denk dat we het eens zijn over de doelstelling van de maatregelen, namelijk bepaalde specialiteiten binnen de medische beroepen, zoals huisartsengeneeskunde, kinderpsychiatrie en geriatrie, aantrekkelijker maken. De minister heeft op dat vlak zeker al inspanningen gedaan. Er moeten nu echter ook maatregelen worden genomen om te voorkomen dat er echt tekorten ontstaan.
Of dat best wordt gerealiseerd via een contingentering of niet, is een kwestie van geloof. Ik ben ter zake niet zo beslagen als de minister. Als zij zegt dat de maatregelen die ze voorstelt de beste manier zijn om het probleem van de gebrekkige aantrekkelijkheid en de tekorten aan te pakken, dan geloof ik haar. Alleen wordt aan Vlaamse zijde betwijfeld of de afschaffing van de contingentering alleen het probleem kan oplossen.
Ik zal het antwoord van de minister grondig nalezen. Eventueel kan het probleem later nog eens worden besproken.