5-87 | 5-87 |
(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-1587/4.)
Mme la présidente. - M. Miller se réfère à son rapport écrit.
De heer Ludo Sannen (sp.a). - De sp.a-fractie heeft geen bedenkingen bij de resolutie op zich. Wij vinden bijzondere aandacht voor onderwijs in ontwikkelingslanden ook heel belangrijk. We willen dan ook toekijken op de bijdragen die België in de toekomst voor het Mondiaal partnerschap voor onderwijs zal uittrekken.
Ik wil wel de aandacht vestigen op het artikel 4 van de resolutie, dat via een amendement werd toegevoegd. In dat artikel wordt gevraagd om in de humanitaire hulp en actie van België meer aandacht aan het onderwijs te schenken. De bedoeling is dat onderwijs bij spoedhulp voorrang krijgt en dat het recht op onderwijs wordt erkend als een bestanddeel van humanitaire antwoorden op conflicten en natuurrampen. Voor ons was de goedkeuring van dat amendement heel belangrijk, al mocht de tekst naar onze mening nog wat verder gaan en iets preciezer zijn. Ik leg het belang ervan even uit.
In de eerste plaats bestaan er diverse verdragen die verplicht basisonderwijs als een universeel recht erkennen. Elke mens moet tijdens zijn jeugd de kans krijgen om naar school te gaan. De realiteit is jammer genoeg dat heel wat humanitaire rampen geen vast eindpunt hebben en chronisch van aard zijn. De afwezigheid van een noodschool fnuikt het recht op basisonderwijs. Het meest flagrant zijn de gevallen waarin mensen hun hele jeugd in een tijdelijke noodsituatie doorbrengen. Ook wanneer de crisis een korte tijd aanhoudt, kan de opgelopen leerachterstand de getroffenen kortwieken in hun toekomstmogelijkheden. Wanneer hulpverleners en donoren van meet af aan van scholing een prioriteit maken, werpen ze de getroffen jongeren daarentegen een levenslijn toe, die hen ondanks hun situatie toelaat hoop op een betere toekomst te koesteren.
Daarnaast kan het oprichten van een noodschooltje de doelstellingen van de hulpverlening zelf ten goede komen. Het opzetten van een kindvriendelijke ruimte komt volgens Unicef tegemoet aan de nood van fysieke en psychosociale bescherming van kinderen. Onderwijs biedt houvast en structuur en haalt kinderen letterlijk en figuurlijk weg uit een gevaarlijke omgeving door ze in een beschermende context onder te brengen. Mensenhandelaars en militaire rekruteerders hebben zo minder vat op kinderen. Bovendien kan via een kampschooltje gemakkelijker aan gezondheids- en veiligheidspreventie worden gedaan en krijgen hulpverleners een beter zicht op de noden van de getroffen bevolking die men op haar beurt via de school beter kan bereiken. De scholen kunnen immers net als in België als een schakel tussen hulpverleners en gezinnen fungeren.
Verder mag ook de bijdrage van onderwijs en opleiding aan een vredevolle en welvarende samenleving niet worden onderschat. Onderwijs brengt mensen van verschillende etniciteiten samen in een niet polemische setting en brengt kinderen probleem- en conflictoplossende vaardigheden bij. Ook hoeft het geen betoog dat economische groei kritisch afhankelijk is van de scholingsgraad van een bevolking. Niet kunnen lezen en rekenen is een sociaaleconomische handicap. Het streven naar een continuïteit in het onderwijs in noodsituaties spaart daarom kostbare tijd en vergemakkelijkt de overgang van crisis naar ontwikkelingshulp.
Tot slot wijzen we er samen met Unicef op dat onderwijs in noodsituaties een belangrijk instrument kan zijn om de millenniumdoelstellingen te realiseren.
Daarnaast moet ook worden opgemerkt dat onderwijs op indirecte maar effectieve wijze de strijd aanbindt met extreme armoede, genderongelijkheid, kindersterfte, gebrek aan hygiëne en gezondheidsvoorlichting en milieudegradatie.
Ondanks de Belgische steun aan de millenniumdoelstellingen, de instemming met verschillende internationale verdragen die het recht op basisonderwijs onverkort vestigen, en het bestaan van internationale richtsnoeren voor effectieve humanitaire hulp, is onderwijs tot op heden niet structureel verankerd in de Belgische humanitaire respons. Doordat die verankering ontbreekt, missen we de kans om onze noodhulp effectiever, efficiënter en duurzamer te maken.
We zouden dan ook graag hebben dat België niet alleen zijn inzet en engagement voor het Global Partnership for Education handhaaft, maar zich ook aansluit bij landen als Canada, Denemarken, Japan en Noorwegen, die onderwijs prioritair stellen, telkens ze humanitaire hulp bieden. Die specifieke onderwijshulp moet uiteraard traceerbaar zijn, want alleen zo kunnen we erop toezien dat die hulp terechtkomt waar ze moet terechtkomen, namelijk bij de noodscholen.
Deze resolutie is ontzettend belangrijk. Toch moeten we het voor de regering misschien scherper formuleren en eisen dat ze voortaan onderwijsverplichtingen meer structureel in de noodhulp opneemt.
Mme Olga Zrihen (PS). - Madame la présidente, nul ici ne peut prétendre ne pas reconnaître dans l'éducation le rôle fondamental et essentiel qu'elle joue dans le développement tant individuel que sociétal. En effet, par tous les acquis qu'elle offre à celles et à ceux qui peuvent en bénéficier, l'éducation est un facteur essentiel d'autonomisation individuelle, d'ouverture au monde et aux autres, et permet d'améliorer la participation démocratique ou de lutter contre les discriminations. Elle contribue également aux mouvements de la population, au développement social et à la croissance économique de toute société. Enfin, elle est un droit de l'homme mondialement reconnu.
Pour la communauté internationale, l'accès au système éducatif est donc un facteur déterminant du développement humain, dont l'impact s'inscrit dans le long terme. L'éducation en est bien une pierre essentielle et elle s'inscrit dans les étapes importantes d'un parcours de vie propre à chaque individu, comme en témoignent les liens entre éducation et entrée dans la vie proactive, éducation et fécondité, éducation et santé - notamment des jeunes filles - voire mortalité, mais aussi entre éducation et migrations internationales.
Pourtant, aujourd'hui encore, plus de soixante millions d'enfants n'ont toujours pas accès à une scolarité décente et une éducation élémentaire de qualité. De plus, en cette période de crise économique, les systèmes éducatifs sont les premiers secteurs dans lesquels les gouvernements des pays en développement exécutent des coupes drastiques.
Plus encore, c'est l'ensemble même de l'objectif du programme « éducation pour tous » consistant à rendre l'enseignement primaire accessible à tous les enfants dès 2015, qui semble à ce jour compromis.
La présente proposition de résolution que nous sommes amenés à adopter part de ces postulats. Elle se concentre plus spécifiquement sur la problématique du développement des pays pauvres et rappelle que l'éducation est inscrite au coeur même du dispositif des Objectifs du millénaire pour le développement, via les objectifs II, à savoir assurer l'éducation primaire pour tous, et III, promouvoir l'égalité des sexes et l'autonomisation des femmes.
Plus que jamais, l'éducation des femmes participe au développement des pays pauvres en donnant à chaque individu, particulièrement aux femmes, la possibilité d'exploiter des capacités et de participer de manière significative à la vie communautaire.
Il s'agit également de rappeler que l'éducation apporte des connaissances techniques : lecture, écriture, mathématiques, sciences, tout en contribuant à la découverte et à l'enrichissement personnel de chacun.
L'éducation permet donc à chacun de vivre et de se réaliser, aux femmes d'avoir le nombre d'enfants souhaité au rythme convenu, à tous les citoyens d'exercer la profession de leur choix et, en somme, d'organiser leur vie comme ils l'entendent.
Aussi, aucune société ne peut se considérer comme pleinement développée si ses citoyens ne reçoivent pas une éducation.
Le souhait de mettre une partie de notre politique de Coopération au développement en adéquation avec les objectifs du Partenariat mondial pour l'éducation nous impose de renforcer notre volonté d'appui au secteur de l'enseignement dans les pays en développement.
Si la Belgique a confirmé sa participation financière au sein de ce Partenariat mondial pour l'éducation, il convient de recentrer nos dépenses bilatérales en faveur de l'enseignement de base et de considérer celui-ci plus encore comme prioritaire dans toutes les politiques de développement, tout comme l'est l'éducation dans les programmes indicatifs de coopération des pays partenaires.
Nos engagements en matière de coopération au développement doivent être préservés. Les domaines de l'éducation et de l'enseignement de base doivent en ce sens être confortés dans leur statut prioritaire. La présente proposition de résolution vise donc à renforcer ce statut, notamment via l'apport d'un appui technique complémentaire aux États fragiles dans le cadre de l'élaboration de leur plan d'éducation et dans la mise en oeuvre de leur programme éducatif.
Il s'agit de promouvoir également l'enseignement des filles ainsi que des enfants vulnérables, tels que ceux porteurs d'un handicap ou n'ayant jamais été scolarisés dans les programmes de coopération au développement, ou encore de s'assurer de la qualité de l'enseignement afin de garantir l'amélioration des acquis scolaires et d'aider les pays partenaires à entreprendre des évaluations systématiques et ciblées des progrès accomplis.
Enfin, je ne puis conclure cette intervention sans exprimer le souhait que notre pays réserve une attention spécifique à l'éducation dans l'aide et l'action humanitaires car l'éducation constitue plus que jamais une composante essentielle de la réponse humanitaire aux conflits et aux catastrophes naturelles.
Cette proposition de résolution a été votée à l'unanimité en commission des Relations extérieures du Sénat. Compte tenu de l'importance de son caractère ainsi que des attentes et des demandes tant des bénéficiaires que des organisations actives dans le secteur de l'éducation, je souhaite bien entendu qu'il en soit de même au sein de notre prestigieuse assemblée.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het Vlaams Belang zal voor de resolutie van het Mondiaal partnerschap voor onderwijs stemmen, maar ik wil toch enkele kanttekeningen maken. Met demografische ontwikkeling bedoelt men natuurlijk de onverantwoorde bevolkingsgroei in vele ontwikkelingslanden, een heel complex probleem met diepe culturele, religieuze en maatschappelijke wortels. In landen zoals Pakistan, Afghanistan, Jemen speelt een heel sterke religieuze component. In Afrika spelen oude, cultureel bepaalde gedragspatronen mee, zowel bij mannen als bij vrouwen. In vele gevallen is de bevolkingsgroei het grootst in de armste landen. Dat is niet de schuld van het Westen of van achterblijvende investeringen. Geen enkel investerings- of opleidingsprogramma is in staat gelijke tred te houden met de explosieve en soms onverantwoorde bevolkingsgroei.
Wellicht wordt er door de crisis minder in het Zuiden geïnvesteerd, maar vele beginnende en hoopgevende bedrijfstakken zoals de opkomende textielsector in Afrikaanse landen worden gefnuikt door oneerlijke concurrentie en dumpingpolitiek van opkomende wereldmachten als China. Dat was al aan de gang voor de economische crisis en de mislukking van het Euro-project. Ik betwijfel dat de onderwijsbudgetten in ontwikkelingslanden ontoereikend zijn omdat er te weinig fondsen van buitenaf worden ingepompt. Als ze al ontoereikend zijn, dan is dat bijna altijd en overal te wijten aan binnenlandse oorzaken. In de meeste ontwikkelingslanden is er geld voor onderwijs, maar de plaatselijke politieke elites hebben andere prioriteiten. Onderwijs interesseert hen niet of nauwelijks. Er gaan massa's middelen en geld verloren aan vriendjespolitiek, wanbeleid ...
Ze hebben meer belangstelling voor hun wapentuig, harems, paleizen en hun Zwitserse bankrekeningen en prestigeprojecten. Wie eens gaat kijken op de Boulevard Triomphal en de Esplanade du Palais du Peuple in Kinshasa, weet waarover ik het heb. Terwijl men ons hier vraagt fondsen vrij te maken voor onderwijs in Afrika, worden er in datzelfde Afrika steeds meer zakenvliegtuigen en privéjets verkocht. In mei vorig jaar werd daarom zelfs de African Business Aviation Association opgericht, terwijl wij intussen voor hen schooltjes zouden moeten bouwen. Iemand moet de absurditeit van dat alles toch eens inzien.
Ten slotte vraagt de resolutie ook bijzondere aandacht voor onderwijs voor meisjes. Dat is natuurlijk heel nobel en volkomen terecht. Ik steun dat ook van ganser harte. Tegelijk is het toch een tikje hypocriet dat de resolutie met geen woord rept over de islam. In alle islamitische landen ligt analfabetisme bij meisjes en bij vrouwen veel hoger dan bij mannen. De toch al beperkte kansen op scholing in die landen zijn voor meisjes nog eens zoveel maal beperkter dan voor jongens. In Afghanistan bijvoorbeeld worden meisjesscholen opgeblazen of platgebrand en leerkrachten worden er zelfs vermoord. Het stoort me enorm dat de nefaste invloed van de islam in de resolutie zeer zedig wordt verzwegen. Voor meisjes die naar school willen gaan of verder willen studeren vormt de islam een gevaarlijke bedreiging en hindernis. Men wil blijkbaar meisjes gevangen houden in analfabetisme, onwetendheid en onderworpenheid. Daarmee kan ik absoluut niet akkoord gaan.
Men beweert dan wel heel stoer dat men de ongelijkheid tussen de geslachten in het onderwijs wil uitroeien, zo staat letterlijk in de resolutie, maar zelfs hier wordt geen zijdelingse verwijzing naar de islam gemaakt.
Het geheel van de resolutie is heel nobel en de Vlaams Belangfractie zal er straks zeker voor stemmen. Toch ontbreekt er heel wat aan en ik kon niet nalaten daarop te wijzen.
-La discussion est close.
-Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.