5-191COM

5-191COM

Commission de la Justice

Annales

MERCREDI 19 DÉCEMBRE 2012 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur «le traitement des affaires de viol» (no 5-2780)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De cijfers zijn alarmerend. Gemiddeld zouden er in België acht verkrachtingen per dag gebeuren. Dat hoge cijfer is zelfs sinds 2000 licht gestegen. Experts ter zake wijzen op een vorm van straffeloosheid. Zo zou maar 4% van de beschuldigden van verkrachtingen worden veroordeeld. Justitie weerlegt het cijfer en stelt dat een op drie beschuldigden wordt veroordeeld. Het cijfer slaat enkel op de daadwerkelijk vervolgde verdachten.

Bij verkrachtingszaken spelen onder andere DNA-gegevens een belangrijke rol. Daartoe worden steeds uitstrijkjes genomen, die vaak DNA-materiaal van de dader bevatten. De uitstrijkjes worden maar voor een derde geanalyseerd, de rest blijft onbehandeld opgeslagen. De reden daarvoor is schokkend in zijn simpelheid: onvoldoende middelen omdat Justitie moet besparen.

De geanalyseerde gegevens worden trouwens maar in de databank opgenomen na een veroordeling van meer dan vijf jaar. Daardoor ontsnappen veel daders aan een opname in die erg belangrijke databank. De opeenstapeling van zoveel onbegrijpelijke feiten voedt uiteraard de al bestaande argwaan tegenover Justitie en stimuleert de slachtoffers niet echt om zich te melden voor een onderzoek na een traumatische verkrachting.

De regering besliste terecht de strijd tegen seksueel geweld op te nemen in het Nationaal Veiligheidsplan. Dat is echt een goede zaak, te meer omdat de nieuwe DNA-wet die binnenkort operationeel wordt, analyses en dataverwerking goedkoper zal maken. Toch blijft ook in de toekomst de beslissing van de magistraat om tot een DNA-analyse over te gaan voorwaardelijk.

Hoe verklaart de minister het uitzonderlijk lage veroordelingscijfer van verdachten bij verkrachtingszaken? Welke factoren of actoren zijn bepalend voor dat beperkte aantal? Spelen daarbij vooral strikt juridische of opsporingsgebonden aspecten? Of wijst het lage cijfer ook op een probleem van culturele of maatschappelijke aard? Zijn er correlaties met bijvoorbeeld het overheersend aantal mannelijke magistraten en/of mannelijke opsporingsambtenaren? Werd die hypothese al onderzocht?

Bevestigt de minister dat zelfs met de nieuwe DNA-wet het toch de beslissing van de magistraat blijft of er tot een DNA-analyse wordt overgegaan? Is die voorwaardelijkheid geen zwak punt in een doeltreffende aanpak van verkrachtingszaken? Versterkt die voorwaardelijkheid niet de hypothese dat de sekse van de behandelende magistraat mogelijk de aanpak van verkrachtingszaken bepaalt? Moet daarom de beslissing tot een DNA-analyse in dit soort zaken niet gewoon algemeen verplichtend worden gesteld? Is de minister daar voorstander van?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Het is een soevereine beslissing van de magistraat of al dan niet een DNA-analyse wordt uitgevoerd waarbij hij rekening houdt met de concrete omstandigheden van de te onderzoeken zaak. In sommige gevallen kan het zijn dat een DNA-analyse geen antwoord geeft op de vraag van al dan niet verkrachting, bijvoorbeeld een verkrachting binnen het huwelijk waarbij de man zegt dat er toestemming was en de vrouw zegt van niet.

De onderbenutting van DNA-onderzoek heeft ook te maken met de vele wettelijke formaliteiten en de kostprijs.

Zo moet in de huidige stand van de wetgeving de procureur des Konings motiveren waarom hij een DNA-analyse van een spoor laat maken. Voor de afname van een referentiestaal bepaalt de wet dat het "in het belang van het onderzoek" moet zijn.

Er moet steeds een spoor van menselijk celmateriaal gevonden zijn vooraleer men een referentiestaal van een verdachte mag afnemen.

Het probleem beperkt zich dus wellicht niet tot verkrachtingszaken alleen. De huidige wet loopt mank in die zin dat er enorm veel procedurevereisten en tussenstappen zijn, waardoor het uiteindelijke doel van de wet, de voeding van de DNA-databanken, niet het gewenste resultaat oplevert.

Met de nieuwe DNA-wet van 7 november 2011 wordt een ondubbelzinnige en glasheldere procedure uitgewerkt die in één lijn rechtstreeks naar de DNA-databanken leidt, met een automatische gegevensoverdracht, duidelijke afspraken inzake termijnen en een vereenvoudigde rapportageplicht.

Dat zal de lengte van de onderzoekstermijnen aanzienlijk verbeteren en een positief effect hebben op identificaties van daders op basis van DNA-profielen.

Bovendien zal het NICC op systematische wijze de opgeslagen profielen met elkaar vergelijken, daar waar dat onder de huidige wet enkel kan in het kader van een lopende zaak.

De wet van 30 november 2011 ter verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, bepaalt bovendien dat de procureur des Konings of de onderzoeksrechter die, in het kader van een dossier van aanranding van de eerbaarheid of verkrachting, beslist om geen DNA-profiel te laten opstellen van sporen of van een referentiestaal aangetroffen of afgenomen bij onderzoek van het lichaam van het slachtoffer, daarover op het einde van het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uitleg moeten verstrekken aan het slachtoffer. Ter sensibilisering van de magistraten en de onderzoeksrechters kan dat tellen.

Eenmaal de nieuwe DNA-wet in werking treedt, zullen de procedures efficiënter en eenvoudiger zijn waardoor de kostprijs van de DNA-onderzoeken zal dalen. Er zullen minder vorderingen vanwege magistraten nodig zijn om DNA-profielen te laten doorstromen naar de DNA-databanken. Een efficiëntere procedure zorgt automatisch ook voor een goedkopere procedure.

Bovendien loopt er momenteel een openbare aanbesteding om één laboratorium aan te wijzen dat zal instaan om de DNA-profielen van veroordeelden op te stellen. Dat zal tot een serieuze kostenbesparing moeten leiden voor wat betreft de "Veroordeelden".

De inwerkingtreding van de nieuwe DNA-wet is afhankelijk van de publicatie van het ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van de wet. De Raad van State heeft vorige week advies verleend. Zodra de tekst is aangepast aan het advies zal het besluit snel worden gepubliceerd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Natuurlijk is dit niet de enige problematiek waarmee de minister van Justitie wordt geconfronteerd. Toch verheugt het me dat in deze aangelegenheid onlangs twee belangrijke wetten zijn goedgekeurd waardoor verkrachting duidelijk efficiënter kan worden aangepakt.

Hopelijk komen er snel uitvoeringsbesluiten voor de nieuwe DNA-wet. Misschien kan de minister overwegen om na de inwerkingtreding van de nieuwe wet DNA-onderzoek verplicht op te leggen en de beslissing niet te laten afhangen van de procureur of de onderzoeksrechter. Mannen banaliseren de problematiek van verkrachtingszaken iets meer. Als dat in de samenleving zo is, dan zou dat ook wel eens het geval kunnen zijn binnen de magistratuur. Daarom pleit ik voor een verplicht DNA-onderzoek, maar het moet natuurlijk betaalbaar blijven.