5-83 | 5-83 |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Terecht wordt fiscale fraude in alle sectoren en op alle niveaus slagvaardig aangepakt. Er mag niet de minste twijfel over bestaan dat de sp.a-fractie de legitimiteit en noodzaak van dergelijke aanpak ten volle ondersteunt.
Zeker in de grijze zone tussen de beroepssport en de amateursport bestaan er heel wat praktijken die de toets van een fiscale controle niet doorstaan en die daadkrachtig moeten worden bestreden.
Een verantwoorde maar harde aanpak van fraude, zwartgeldcircuits en dergelijke is helaas ook bedreigend voor kleine, plaatselijke en 100% vrijwillige initiatieven.
De maatschappelijke context daarvan is duidelijk. De verzakelijking van de samenleving vormt een ernstige bedreiging voor het voortbestaan van ongeveer 60 000 plaatselijke verenigingen die volledig door vrijwilligers worden gedragen en die in de meest uiteenlopende sectoren actief zijn, van jeugd tot sport, cultuur, derde wereld, milieu, ouderen, wijken, scholen ... en zelfs tot de zorgsector.
Die vrijwilligers werken uiteraard onbezoldigd en doen dat meestal met veel enthousiasme en inzet.
De overgrote meerderheid van deze verenigingen beschikken maar over weinig kapitaal of financiële middelen en worden steeds meer geconfronteerd met vaak bureaucratische regels en richtlijnen: van SABAM, richtlijnen over hygiëne, allerhande verplichte verzekeringen, vrijwilligersvergoedingen ...
Nu ook de fiscus zich op die verenigingen gaat concentreren, gaat dit tot nog meer ongewenste bureaucratie leiden. In heel wat gevallen is het sop de kool niet waard.
Begrijpt de minister dat een volledig terechte en zelfs noodzakelijke aanpak van fraude en zwartgeldcircuits in sommige sportcircuits wellicht ook onnodige en vooral ongewenste effecten sorteert bij de tienduizenden vrijwilligersverenigingen in vele sectoren, die nogmaals worden geconfronteerd met een bedreiging van hun voortbestaan?
Wil de minister overwegen om die tienduizenden lokale en relatief kleine verenigingen een aantal fiscale vrijstellingen toe te staan, weliswaar strikt gereglementeerd en controleerbaar, maar heel expliciet gericht op het verlichten van de organisatorische druk op de vrijwilligers die toch heel belangrijk werk verrichten?
De heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. - We staan inderdaad voor een moeilijke evenwichtsoefening, want de fiscale fraude in sportclubs moet inderdaad vervolgd worden maar tezelfdertijd mogen we het de kleine sportclubs niet al te lastig maken.
Daarom precies bestaan er circulaires voor vrijwilligersvergoedingen en verplaatsingsvergoedingen voor vrijwilligers. Daarom bestaat er ook een specifieke vrijwilligersregeling voor de sportsector. Die regelingen worden veelvuldig toegepast, tot voldoening van iedereen. Iedereen kan die circulaires raadplegen op de website van mijn departement.
Dan is er nog het vraagstuk van de btw. Er is nogal wat te doen geweest over de btw-controles op drankbonnetjes. Al die berichten over een zogenaamde heksenjacht op die bonnetjes doen me toch wat denken aan een kind dat komt klagen dat hij voor een werk waarin hij tal van dt-fouten had gemaakt een slechte score heeft gekregen, zeggende dat de leraar ook nog had aangestipt dat hij vergeten was een punt te zetten aan het einde van een zin. Niemand zal een ambtenaar van mijn administratie kunnen citeren die zou hebben gezegd dat zoiets een vervolgingsprioriteit is of dat we ons daarop concentreren. De controle op de drankbonnetjes is geen vervolgingsprioriteit en zal het ook nooit zijn, zolang ik minister ben.
Na overleg en afspraken met de sector en na een overgangsperiode voor de clubs, zijn een aantal clubs volledig fiscaal doorgelicht. De focus lag op de grote fraude. Het had niets met drankbonnetjes te maken.
Sommigen pleiten vandaag voor een wettelijke uitzondering voor gratis drankbonnetjes. Zoiets kan echter wettelijk niet. Het zou discriminatie zijn, strijdig met het btw-wetboek en met het Europees recht. Er zijn immers nog wel organisaties die dingen gratis willen aanbieden, mocht dat de weg zijn richting btw-vrijdom.
Voor kleine verenigingen - en niet alleen voor sportclubs - brengt de btw-regelgeving heel wat administratieve formaliteiten met zich mee. Ik weet dat het vrijwilligers die zich op een zondagochtend of een woensdagmiddag inzetten kan ontmoedigen. Ik heb dan ook niet gewacht op deze discussie in de media om iets voor die verenigingen te doen, iets wat verder gaat dan die drankbonnetjes.
In mei van dit jaar heb ik de Europese Commissie een btw-vrijstelling gevraagd tot 25 000 euro. De grens ligt vandaag op 5 580 euro. De verhoging van dat maximum kan de werking van sportclubs en culturele verenigingen heel wat makkelijker maken en ligt in de lijn van de btw-regelgeving van onze buurlanden. Dat is de meest zinvolle maatregel die we kunnen treffen voor het verenigingsleven.
Ikzelf en mijn ambtenaren hebben met grote verbazing gezien hoe een aantal afspraken met de bedoeling de grote fraude tegen te gaan, worden geridiculiseerd door ze toe te spitsen op gratis drankbonnetjes. Ik herhaal: dat is geen vervolgingsprioriteit.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De minister zoekt duidelijk het evenwicht. De aanpak van de fiscale fraude is een zeer belangrijke aangelegenheid.
De kleine verenigingen mogen in hun bestaan niet worden bedreigd en de minister toont aan dat hij daar oog voor heeft. Het voorstel dat hij in mei heeft gedaan is voor mij nieuw. De vrijstelling tot 25 000 euro is een positief voorstel.
Eigenaardig is dat de clubs die gecontroleerd werden, op vergaderingen informatie hebben gekregen over de manier waarop ze de zaak in de toekomst moeten aanpakken. Achteraf bleek dan dat ze tot vijf jaar terug werden gecontroleerd en daar zijn sommige clubs van geschrokken.
Bovendien zijn sommige van die clubs zo zwaar beboet, dat ze de boete wellicht niet zullen kunnen betalen. Maar ik begrijp dat de minister niet mag discrimineren. Zijn antwoord dat de kleine verenigingen niet de prioriteit zijn, bevredigt mij.