5-178COM

5-178COM

Commission de la Justice

Annales

MERCREDI 7 NOVEMBRE 2012 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur «le droit de la jeunesse et la situation des jeunes dans la société» (no 5-2445)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In 2011 waren meer dan 10 000 kinderen het trieste voorwerp van ruim 7 000 meldingen over kindermishandeling en/of verwaarlozing, en dat enkel voor Vlaanderen. Dat is een alarmerende stijging met 8% tegenover 2010. De details van die aantallen, geleverd door de Vlaamse overheidsdienst Kind & Gezin, wijzen op 39% lichamelijke en 34% emotionele mishandeling of verwaarlozing. 26% van de meldingen gaat over seksueel misbruik. 351 plegers zijn minderjarig.

De cijfers confronteren ons met een uitermate harde werkelijkheid. Waar monsterlijke figuren zoals Dutroux juist door hun uitzonderlijke gruwel maandenlang de media overheersen, lijken die verhalen ondertussen tot het aanvaardbare gemeengoed van de samenleving te behoren. Met eenzelfde redenering belanden ook de alsmaar meer ernstige verhalen over kinderen in armoede, de falende schoolcarrières enzovoort in een vergaarbak van trivialiteiten.

Wellicht is er meer aan de hand. Hoewel een steeds nauwkeurigere registratie wellicht bijdraagt tot meer kennis over al die feiten, mag men een maatschappelijke onderstroom vermoeden waarin kinderen en jongeren steeds meer het slachtoffer worden van misbruiken, verwaarlozing en misdrijven. Uit de cijfers blijkt dat onze samenleving alsmaar meer gekwetste en daardoor meer kwetsbare en soms ook kwetsende jonge mensen produceert.

Die redenering verhoudt zich paradoxaal tot de mantra in de media, ook wel gulzig gebracht door diverse politieke coryfeeën, die de jeugd veeleer als daders opvoeren en karikaturiseren. Het discours over jonge mensen is de voorbije decennia onmiskenbaar verhard. De pedagogische inspiratie van de wet op de jeugdbescherming van 1965 verloor nagenoeg alle terrein aan een benadering die vooral wil vergelden en straffen. De bijzondere status van minderjarigen, gekoppeld aan hun profiel van nog niet gestabiliseerde maar snel groeiende mensen, verschafte hen op basis van de wet van 1965 een bijzondere juridische ruimte met prioriteit voor het creëren van nieuwe kansen en het gaaf houden van eerlijke toekomstkansen. Die benadering lijkt hopeloos verloren.

Tegelijkertijd bewijzen wetenschappers steeds sterker dat de groei van de hersenen actief en dynamisch blijft tot bijna het 23e levensjaar, dus langer dan tot 18 en 19 jaar zoals men eerder vermoedde. Die onderzoeksresultaten zouden ons eigenlijk moeten leren dat mensen nog langer jong blijven dan de arbitraire grens die momenteel op 18 jaar ligt. In de logica van het jeugdrecht, zou dat betekenen dat de aansprakelijkheid, die gekoppeld wordt aan de volwassenheid, eerder vooraan in de twintig dan laat in de tienerjaren ligt.

Ik pleit echter niet zomaar voor een verlenging van de minderjarigheid en een uitstel van de aansprakelijkheid. Ik aanvaard best een trapsgewijze opbouw met verschillende dimensies. Het gaat mij vooral om de status van jonge mensen voor wie het niet evident is een balans te vinden tussen bescherming en betutteling, tussen verantwoordelijkheden opnemen en gedragingen begrenzen, tussen repressie en het krijgen van een tweede, derde of zelfs een vierde kans als het fout loopt.

Aanvaardt de minister dat de maatschappelijke situatie van jonge mensen, zeker met betrekking tot hun kwetsbaarheid en bekeken vanuit een juridische benadering, niet rooskleurig evolueert en beaamt ze dat kinderen en jongeren in stijgende mate slachtoffer worden van mishandeling en misbruik? Deelt de minister mijn analyse dat die toegenomen kwetsbaarheid drastisch contrasteert met de steeds meer repressieve en bestraffende aanpak van jonge mensen door de media, door vele politici en ook door justitie? Hoe positioneert de minister zich tegenover die paradox? Met welke mate van enthousiasme kan ze zich nog vinden en herkennen in de sterk pedagogische en offensieve doelstelling van het uit 1965 daterende jeugdrecht, of aanvaardt en benadrukt ze de meer defensieve en repressieve teneur die de voorbije jaren de overhand kreeg in het discours over justitie versus jonge mensen?

Hoe evalueert de minister het instrumentarium waarover justitie beschikt om met jonge delinquenten om te gaan? Waar ondervindt ze tekorten, welke alarmsignalen bereiken haar, welke euvels staan met stip genoteerd en waar liggen in die context de prioriteiten in haar beleid?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Het nieuwe nationale veiligheidsplan 2012-2015 catalogeert intra-familiaal geweld terecht als een prioritair crimineel fenomeen, gelet op de bijzondere omvang, aanpak en weerslag ervan op de veiligheid en het welzijn van talrijke personen. Wordt beschouwd als intra-familiaal geweld: iedere vorm van fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld tussen leden van eenzelfde familie, ongeacht hun leeftijd. De politiediensten hebben reeds de nodige initiatieven genomen om kwalitatief en reactief op te treden.

Senator Anciaux heeft het ook over minderjarigen als daders en het jeugdbeschermingsrecht in het algemeen. Het jeugdbeschermingsrecht heeft opvoeding, responsabilisering, sociale reorganisatie en bescherming van de samenleving tot doel. De wet van 1965 betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, werd laatst grondig gewijzigd door de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006. Die wetten bieden een ruimere waaier aan maatregelen die de rechter kan uitspreken of die het parket kan voorstellen ten aanzien van een minderjarige die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. Het regeerakkoord van 1 december 2011 voorziet in een communautarisering voor de volgende materies: bepalen van de aard van de maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, regels inzake het uit handen geven, regels inzake de plaatsing in een gesloten instelling, de gesloten instellingen volgens nader te bepalen uitvoeringsregels. Mijn beleidscel en die van de eerste minister en staatssecretarissen voor institutionele hervormingen bereiden de daarmee overeenstemmende teksten voor zodat ze aan de Comori kunnen worden voorgelegd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben blij dat de strijd tegen het intra-familiaal geweld opgenomen is in het recente nationaal veiligheidsplan. Heb ik het juist dat dat nooit eerder het geval was?

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Ik denk dat het voordien ook al als prioritair aandachtspunt was opgenomen in het veiligheidsplan, maar ik zou dat moeten controleren. Ik weet dat er veel aandacht aan wordt geschonken, omdat het eigenlijk het grootste dark number is.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik vind het alleszins een goede zaak.

Ik zie de wet op de jeugdbescherming in eerste instantie niet zozeer als een bescherming van de maatschappij tegen crimineel gedrag van jongeren, maar vooral als een bescherming van jongeren tegen zichzelf. Dat maakt die wet uniek.

Deze materie is nog niet gecommunautariseerd, en daarom durf ik aandacht van de minister te vragen voor het feit dat al enige tijd een gevaarlijke tendens bestaat om jongeren minder kansen te geven dan vroeger. We eisen steeds meer van jonge mensen en het recht op falen, waarvan ik gedurende heel mijn jeugd een voorbeeld ben geweest, wordt eigenlijk niet meer aanvaard. Die tendens merken we bij de verkeerde uitvoering van de GAS-boeten, maar ook bij de toepassing van de jeugdbescherming.

De voorzitter. - Wat de grond van de zaak betreft, heeft de heer Anciaux gelijk: de jongeren krijgen op dit ogenblik steeds minder mogelijkheden om hun talenten te ontwikkelen. Misschien moeten we daarover een grondiger debat voeren. Ik betreur echter dat wij in de commissie voor de Justitie geen tijd meer hebben om debatten, zoals over de jeugdbescherming, te organiseren. Volgens mij is dat de rol van de Senaat, meer dan van de Kamer.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Ik ben het er helemaal mee eens dat we meer langetermijndebatten moeten voeren. Dat wordt in de politiek te weinig gedaan.