5-1762/2 | 5-1762/2 |
18 JULI 2012
Nr. 1 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 5
In het voorgestelde artikel 13.12, § 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :
1º de woorden « twee uur » telkens vervangen door de woorden « één uur »;
2º een nieuw lid invoegen, luidende :
« Indien de vatting wordt gevolgd door een vrijheidsbeneming van de betrokkene in de zin van artikel 34, § 4, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of van de artikelen 1, 1º en 2 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, wordt de duur van de vatting meegerekend in de maximumduur van de vrijheidsbeneming waarin deze bepalingen voorzien. ».
Verantwoording
1º Zonder toe te lichten waarom, verlengt dit wetsvoorstel tot twee uur de mogelijkheid om een persoon op te houden wanneer hij strafrechtelijke een misdaad of wanbedrijf of de reglementen van het openbaar vervoer heeft overtreden, en zo zijn veiligheid of die van derden ernstig in gevaar heeft gebracht.
De karige verantwoording die de regering hiervoor geeft, lijkt aan te geven dat deze verlenging nodig zou zijn omdat de politie niet altijd binnen de in de wet van 10 april 1990 bepaalde 30 minuten na de aanhouding ter plaatse kan zijn. Deze termijn verlengen tot twee uur zou betekenen dat men aanvaardt dat de politie meer dan 30 minuten, of zelfs meer dan één uur nodig heeft om aan te komen.
Veiligheidsagenten moeten echter niet opdraaien voor het onvermogen van de politiediensten. Zeker niet wanneer het erom gaat iemand te beroven van zijn bewegingsvrijheid, een fundamenteel recht in een staat als de onze. Men kan beter de samenwerking en de protocolakkoorden tussen de politiediensten en de interne veiligheidsdiensten van de openbare vervoermaatschappijen versterken. Daarom stelt de indienster van het amendement voor de termijn van de vatting tot één uur te beperken.
2º Zoals de Raad van State opmerkt, is de vatting door veiligheidsagenten een concrete toepassing van artikel 1, 3º van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. De Raad van State wijst er bovendien op dat krachtens artikel 34, § 4, van de wet van 5 augustus 1992, politiebeambten een persoon maximum 12 uur kunnen ophouden indien hij weigert het bewijs van zijn identiteit te leveren.
De Raad van State besluit dat het meerekenen van de duur van de vatting in de bij wet bepaalde maximumduur van de vrijheidsbeneming ervoor zou zorgen dat de proportionaliteit van de vattingsregeling voor veiligheidsagenten van openbare vervoermaatschappijen beter wordt gewaarborgd.
Cécile THIBAUT. |