5-162COM | 5-162COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Gewonde verkeersslachtoffers worden geregistreerd door de politie en belanden zo in de statistieken. In de jaren negentig al bleek het registratiesysteem niet betrouwbaar door onzorgvuldigheid. Om problemen van diverse aard te vermijden, onder andere bij het interpreteren van registraties, werd een systeem van eenmalige registratie ingevoerd. Dat is een geautomatiseerde aanpak die alle ongevallen uit de pv's distilleert. Recent onderzoek van de Universiteit Gent - die ook betrokken was bij vroegere evaluaties van de registraties - wijst nog altijd op een duidelijke onderrapportering van ongevallen met bepaalde groepen. Dat blijkt uit een vergelijking tussen de politieregistraties en die van de ziekenhuizen. Zeker voor voetgangers, fietsers en jongeren noteren de ziekenhuizen beduidend hogere cijfers dan de politie.
Analyse van dat euvel legt vooral een methodologisch onvermogen vast. De oplossing ligt blijkbaar in een structurele koppeling tussen de politieregisters en de ziekenhuisdata. De onderzoekers stellen vast dat er heel wat politieke goodwill heerst en dat er veel middelen worden ingezet, maar dat de output niet voldoet. Het mobiliteitsbeleid zou aan slagkracht winnen indien het zich zou baseren op juiste cijfers en niet, zoals nu blijkt, op data die een systematische onderregistratie aantonen van vooral de zwakke categorieën weggebruikers.
Hoe evalueert en apprecieert de staatssecretaris de conclusie van het onderzoek, die een systematische onderregistratie in de ongevallenstatistieken aantoont van sommige categorieën van verkeersgebruikers, vooral voetgangers, fietsers en jongeren? Bevestigt de staatssecretaris dat ons registratiesysteem niet in staat is om de exacte cijfers te geven en in reële data om te zetten? Deelt de staatssecretaris het besluit van de analyse dat een optimale registratie alleen mogelijk wordt door een koppeling van de data van de politie en van de ziekenhuizen? Gaat de staatssecretaris akkoord met de conclusie van het onderzoek dat een slagkrachtige, efficiënte en effectieve beleidsvoering niet kan zonder de meest accurate informatie en dat hij daar momenteel niet over beschikt?
Is de staatssecretaris bereid om daaromtrent richtlijnen uit te vaardigen en de bestaande middelen, systemen, actoren, diensten en instellingen in die zin te herdefiniëren? Zo ja, wanneer en hoe en met welke partners zal hij dat concretiseren? Zo niet, wat is de verklaring om niets te ondernemen?
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - Net als in de meeste andere landen van Europa worden de statistieken van de verkeersongevallen met lichamelijk letsel ook in ons land bijgehouden door de politie. Bij zo'n ongeval zijn de betrokken weggebruikers wettelijk verplicht om de politie te verwittigen, die dan ter plaatse een pv opmaakt. Op basis van die pv's worden de officiële databanken opgemaakt, die analyses per leeftijd en geslacht mogelijk maken. Ze bevatten ook informatie over het type voertuig de plaats en de aard van het ongeval, enzovoort.
De onderregistratie van ongevallen met lichamelijk letsel is vooral te wijten aan het feit dat de bij een ongeval betrokken weggebruikers de politie niet verwittigen. Dat is geen recent probleem en ook niet specifiek Belgisch. Alle landen met ongevallenstatistieken hebben zo'n onderregistratie.
Om het probleem aan te pakken werd in 2001 een federale werkgroep opgericht, voorgezeten door het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) en met vertegenwoordigers van alle betrokken actoren: de lokale en federale politie, de FOD Economie, de gewesten, onderzoeksinstellingen en de FOD Mobiliteit. In 2011 werd binnen die werkgroep bovendien een subwerkgroep opgericht, die zich specifiek toelegt op de problematiek van de onderregistratie en waarvoor ook medische experten en de FOD Volksgezondheid werden uitgenodigd.
De subwerkgroep begon met een onderzoek van de ziekenhuisgegevens. Sinds 2003 moeten de minimale klinische gegevens of MKG die van iedere patiënt worden bijgehouden, verplicht een e-code voor verkeersongevallen bevatten. Een eerste pilootstudie, die in 2011 werd gepubliceerd, gebruikt die MKG. De studie baseert zich op een algemene vergelijking van de twee databanken voor gegevens van de jaren 2004-2007. Aan de ene kant is dat de databank van de politie over de zwaargewonden, aan de andere kant die van de in het ziekenhuis opgenomen gewonden.
De eerste resultaten van de studie werden op 26 april voorgesteld op een studiedag van het BIVV over de kwaliteit van de ongevallenstatistieken. In de databank van de politie werden 26 130 zwaargewonden geïnventariseerd versus 63 429 in de ziekenhuisdatabanken. Dat geeft een ratio van 2,5: voor elke door de politie geregistreerde zwaargewonde vind je er 2,5 in de ziekenhuisdatabanken. De ratio is overigens voor fietsers veel groter - 5,5 - dan voor de andere categorieën weggebruikers. Dat is 2,2 voor motorijders en 2,0 voor voetgangers.
De registratie van bestuurders en passagiers van gemotoriseerde voertuigen, andere dan motorfietsen ligt op 1,2. Ook qua leeftijd zijn er grote verschillen. Jongeren onder 15 jaar hebben een ratio van bijna 4 of zelfs meer, terwijl de ratio voor de categorie tussen 15 en 44 jaar onder het gemiddelde ligt. De ratio stijgt wel met de leeftijd: hij bedraagt meer dan 4 voor de 85-plussers.
Bij die resultaten moeten we er ook rekening mee houden dat de informatie van de ziekenhuizen slechts in de helft van de ongevallen bruikbaar is. Dat komt door het feit dat de onderregistratie dubbel zo hoog ligt als de studie aanneemt.
Na dat eerste pilootproject wil de werkgroep in de loop van 2013 in een pilootproject een onderzoek opstarten naar de haalbaarheid van een directe koppeling op grote schaal van persoon naar persoon tussen twee databanken. Daardoor kan er veel preciezere vergelijking worden gemaakt, kunnen de soorten registratiefouten worden gedefinieerd en de gewonden die in een van de twee of in beide databanken te vinden zijn, in rekening worden gebracht.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik zal het uitgebreide antwoord grondig bestuderen.