5-70

5-70

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 5 JULI 2012 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «het standpunt van de Belgische regering over een mogelijke militaire interventie in Syrië» (nr. 5-628)

De voorzitster. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw, antwoordt.

De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - De dramatische situatie in Syrië is voldoende gekend en behoeft geen verdere commentaar.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft eerder laten weten dat hij hoopte op vooruitgang in de internationale besluitvorming over Syrië tijdens de conferentie van Genève van vorige zaterdag en die van Parijs van morgen vrijdag.

Het vredesplan voor politieke transitie van Kofi Annan werd zaterdag inderdaad aanvaard door de Actiegroep voor Syrië in Genève, maar dat plan is ondertussen al afgewezen door het Syrische verzet. Het ziet er niet naar uit dat er veel van in de praktijk terecht zal komen. Morgen komen de Vrienden van Syrië samen in Parijs. De minister van Buitenlandse Zaken zal daar ook aanwezig zijn.

In De Standaard lezen we dat de minister denkt dat er in Syrië militair kan worden ingegrepen `desnoods zonder een mandaat van de Verenigde Naties.'

Welk standpunt zal hij morgen namens België innemen op de conferentie van Parijs? Zal hij daar een militaire interventie steunen? Zal hij ook een Belgische militaire bijdrage beloven?

Spreekt de minister namens de gehele Belgische regering als hij een militaire interventie ook zonder toestemming van de VN mogelijk acht?

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw. - Ik lees het antwoord van collega Reynders.

De bijeenkomst van de contactgroep in Genève op 30 juni heeft tot enkele positieve resultaten geleid, zij het minder dan werd verwacht.

Ten eerste wordt er een ordelijke transitie vooropgesteld, die ongetwijfeld geleidelijk zal verlopen. Over het principe daarvan is er alvast een akkoord bereikt. De overgang zal worden gestuurd door een orgaan, dat `met wederzijdse instemming' van oppositie en het regime wordt samengesteld, waardoor president Bashar al-Assad de facto van het orgaan uitgesloten wordt. Ten slotte is er ook uitzicht op een verlenging van UNSMIS.

In de conclusies van de vergadering van de Vrienden van Syrië in Parijs zal mogelijk steun worden betuigd aan het plan-Annan en aan de resultaten van Genève. Misschien komt er ook een verwijzing naar Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. Wij hopen dat die vergadering de vragen over de overgang, maar ook over militaire aspecten zal beantwoorden.

De Syrische oppositie is nog steeds sterk gefragmenteerd. Een groot en zo representatief mogelijk deel van de oppositie zal in Parijs aanwezig zijn en pas daar zullen we duidelijk vernemen wat de oppositie denkt.

Over een eventuele militaire interventie heb ik mij al meerdere keren uitgesproken, zeer recentelijk nog in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging. Ik herhaal dat ik pleit voor een militaire aanwezigheid in Syrië, een soort van interventiemacht, om de ongewapende waarnemers van UNSMIS te kunnen beschermen. Die zou natuurlijk ook de burgerbevolking beschermen en de levering van humanitaire hulp beveiligen. Die interventie valt evenwel helemaal niet te vergelijken met de recente interventie in Libië. De belangrijkste rol zou overigens weggelegd moeten worden voor de Arabische landen en de rest van de regio. Natuurlijk, als een dergelijke militaire aanwezigheid gevraagd wordt, moet de vraag worden bekeken door de verschillende instanties die in dergelijke gevallen steeds de beslissingen nemen.

Ik onderstreep nog dat ik alleen naar een mogelijke interventie buiten het kader van de Veiligheidsraad heb verwezen, omdat een dergelijk scenario in de regio al de ronde doet.

De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - Ik begrijp heel goed dat de situatie in Syrië heel complex is en dat de tijd dringt. Aan de andere kant waarschuw ik voor een sluipende besluitvorming, waarbij het land meegesleept wordt in een interventie waarvoor in het parlement en bij de bevolking geen draagvlak bestaat.