5-1703/1

5-1703/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

7 JULI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, om de kosten van de centrale oproepnummers in de eerstelijnsgezondheidszorg te beperken tot maximaal het zonale tarief

(Ingediend door de dames Fauzaya Talhaoui en Marleen Temmerman)


TOELICHTING


Huisartsen, apothekers, tandartsen en andere zorgverstrekkers richten vandaag vaak een centraal oproepnummer in om patiënten te informeren over hun wachtdienst. Momenteel bestaan hiervoor zeer veel verschillende tarieven. Dit wetsvoorstel strekt er toe de kosten van deze oproepen te beperken tot maximaal het zonale tarief.

Een centraal oproepnummer is een bemande telefooncentrale die de oproepen tijdens de wachtdienst centraliseert en ze behandelt volgens vastgelegde afspraken. De oproepen van de patiënten worden doorverwezen naar de meest adequate verstrekker volgens overeengekomen procedures en er wordt een interne registratie opgezet teneinde een kwaliteitsopvolging te waarborgen.

Door verschillende zorgvertrekkers met wachtdiensten worden reeds centrale oproepnummers ingericht. Hiervoor gebruiken zij zeer uiteenlopende oproepnummers met verschillende tariefplannen. Sommige van deze diensten gebruiken lokale geografische nummers, andere een niet geografisch 070- of 0800-nummer, nog andere een betalend nummer in de 0900-reeks of een 090x-nummer.

Voor een aantal gebruikers zijn bepaalde nummertypes niet toegankelijk, op hun eigen vraag of door een actie van hun dienstenleveranciers, of kunnen zij door betalingsmoeilijkheden alleen gebeld worden of naar gratis nummers bellen. De verscheidenheid aan nummers maakt dat ze niet erg bekend zijn bij de bevolking waardoor dan de nummers 100 en 112 veel oproepen krijgen voor niet dringende medische hulpverlening. De verlaagde toegankelijkheid van de wachtnummers heeft vanzelfsprekend eveneens een negatief effect op de beleidsdoelstelling van een selectiever gebruik van de spoeddienst in de ziekenhuizen.

De Europese richtlijn 2009/136/EC en de beschikking 2007/116/EG van de Europese Commissie van 15 februari 2007 stellen dat er uniforme (en gratis) oproepnummers moeten komen voor dringende en niet-dringende hulpverlening. De implementatie van het tweede luik (niet dringende hulpverlening) vinden we in het regeerakkoord onder de noemer « project 1733 ». Van dit project lopen al proefprojecten en wordt uitbreiding voorzien.

Om de toegankelijkheid van deze oproepnummers te verhogen, en in afwachting van de invoering van een uniform en gratis oproepnoemer voor niet dringende medische hulp, stellen wij in dit wetsvoorstel voor om de kosten van deze oproepen te beperken tot maximaal het zonale tarief.

De oprichting van de wachtdiensten is geregeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, waarvan artikel 9 bepaalt dat de representatieve beroepsverenigingen wachtdiensten mogen instellen (zie hieronder). De gouverneur en de geneeskundige commissie hebben een initiatiefrecht voor het oprichten van wachtdiensten. De gezondheidsinspecteur controleert.

Het is overigens bij koninklijk besluit van 21 februari 2006 dat de huisartsen verplicht worden deel te nemen aan de plaatselijke wachtdienst om hun erkenning te kunnen behouden. Krachtens de artikelen 4 tot en met 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen zijn de huisartsenkringen belast met de organisatie van deze wachtdiensten. Dat besluit preciseert ook dat de kringen een systeem van centraal oproepnummer kunnen invoeren (artikel 5, 8º).

In artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 10 november 1967 nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen wordt het volgende bepaald :

« Art. 9. § 1. De representatieve beroepsverenigingen van de beoefenaars, bedoeld in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis en 21noviesdecies, of de te dien einde opgerichte groeperingen mogen wachtdiensten instellen, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als ten huize waarborgen. Geen enkele beoefenaar, bedoeld in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis en 21noviesdecies, die voldoet aan de vereiste voorwaarden kan uitgesloten worden van deze wachtdiensten, op voorwaarde dat hij/zij het huishoudelijk reglement onderschrijft en zich houdt aan de deontologische regels. Indien een wachtdienst werd ingesteld voor de voor het publiek opengestelde apotheken, dienen alle op de wachtrol voorkomende voor het publiek opengestelde apotheken hieraan deel te nemen overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning.

De in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde verenigingen of groeperingen delen aan de bevoegde geneeskundige commissie de door hen opgestelde wachtrol mede alsook elke wijziging die er zou aan gebracht worden en een huishoudelijk reglement.

De Koning kan de door Hem bepaalde opdrachten in verband met de lokale organisatie en de vertegenwoordiging van de betrokken beroepsbeoefenaars, en in verband met de samenwerking met andere beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, toevertrouwen aan de verenigingen of de groeperingen bedoeld in het eerste lid, op voorwaarde dat ze daarvoor erkend worden. De voorwaarden en de procedure voor het verkrijgen van de erkenning worden vastgesteld door de minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft. »

In artikel 5, 8º, van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen wordt het volgende bepaald :

« 8º Het eventuele gebruik van een systeem van centraal oproepnummer gebeurt overeenkomstig de artikelen 2, 5, en 4 van het koninklijk besluit van 4 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent in de werking van de huisartsenkringen erkend overeenkomstig de normen vastgesteld op basis van artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. »

Op basis van het koninklijk besluit van 4 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkoming verleent in de werking van de huisartsenkringen erkend overeenkomstig de normen vastgesteld op basis van artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, wordt aan erkende huisartsenkringen jaarlijks een subsidie toegewezen die op forfaitaire wijze de werkingskosten dekt. De subsidie bedraagt 0,20 euro per inwoner in de huisartsenzone. Indien een kring voor de gehele bevolking van de kring ter organisatie van de wachtdienst een systeem van centraal oproepnummer operationeel maken, kan die kring aanspraak maken op een aanvullende financiering.

Een centraal oproepnummer is een bemande telefooncentrale die de oproepen tijdens de wachtdienst centraliseert en ze behandelt volgens vastgelegde afspraken. De oproepen van de patiënten worden doorverwezen naar de meest adequate verstrekker volgens overeengekomen procedures en er wordt een interne registratie opgezet teneinde een kwaliteitsopvolging te waarborgen.

Om in aanmerking te komen voor deze aanvullende financiering, moet het centraal oproepnummer voldoen aan de volgende voorwaarden (artikel 4 van het hierboven vermelde koninklijk besluit van 4 juni 2003) :

— er wordt een billijke financiële bijdrage in de exploitatiekosten geleverd door de betrokken beroepsbeoefenaars of door andere bronnen;

— er worden initiatieven omtrent de veiligheid van de verstrekker geïmplementeerd;

— het centraal oproepnummer wordt georganiseerd in wederzijdse samenwerking met andere beroepsdisciplines van de eerste lijn op contractuele basis;

— er wordt een rapportering uitgebracht omtrent de vastgestelde kwaliteitsnormen.

Deze aanvullende subsidiëring gebeurt onder de vorm van een jaarlijks bedrag van 0,175 euro per inwoner in de betrokken huisartsenzone.

Wanneer de kring geen gebruik maakt van een centraal oproepnummer kan zij aanspraak maken op een aanvullende financiering van 0,125 euro per inwoner van een gemeente binnen de huisartsenzone waarvan de bevolkingsdensiteit onder de 125 inwoners per vierkante kilometer ligt.

Om de kosten voor de patiënt die belt naar het centraal oproepnummer van een wachtdienst te beperken wordt voorgesteld om in het koninklijk besluit nr. 78 (zie hierboven) een lid toe te voegen dat bepaalt dat een centraal oproepnummer, voor zover het wordt ingericht door een wachtdienst, voor de oproeper niet meer mag kosten dan het zonaal tarief.

Fauzaya TALHAOUI.
Marleen TEMMERMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1976 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, laatst gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, luidende :

« In het kader van een wachtdienst moet een systeem van centraal oproepnummer ingericht worden dat de patiëntoproepen tijdens de wachtdienst centraliseert, behandelt volgens vastgelegde afspraken, doorverwijst naar de meest adequate participerende verstrekker volgens overeengekomen procedures en een interne registratie opzet teneinde een kwaliteitsopvolging te waarborgen. Het bedrag ten laste van de oproeper van het centraal oproepnummer van de ingestelde wachtdiensten mag nooit meer bedragen dan het zonaal tarief. »

2 mei 2012.

Fauzaya TALHAOUI.
Marleen TEMMERMAN.