5-67

5-67

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 21 JUIN 2012 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Proposition de loi spéciale complétant l'article 92bis de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, en ce qui concerne la communauté métropolitaine de Bruxelles (de MM. Alexander De Croo, Philippe Moureaux et Dirk Claes, Mme Christine Defraigne, MM. Bert Anciaux et Marcel Cheron, Mme Freya Piryns et M. Francis Delpérée ; Doc. 5-1567)

Proposition de loi spéciale portant un juste financement des Institutions bruxelloises (de MM. Marcel Cheron, Dirk Claes, Philippe Moureaux et Bert Anciaux, Mme Christine Defraigne, MM. Bart Tommelein et Francis Delpérée et Mme Freya Piryns ; Doc. 5-1568)

Proposition de loi modifiant la loi du 10 août 2001 créant un Fonds de financement du rôle international et de la fonction de capitale de Bruxelles et modifiant la loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires (de MM. Philippe Moureaux et Dirk Claes, Mme Christine Defraigne, MM. Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein et Francis Delpérée et Mme Freya Piryns ; Doc. 5-1569)

Discussion générale

Mme Muriel Targnion (PS), corapporteuse. - Je me réfère au rapport écrit.

De heer Wouter Beke (CD&V), corapporteur. - Voor een uitgebreide weergave van de bespreking in commissie verwijs ik naar het verslag van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden, maar ik wil wel een aantal elementen toelichten of in herinnering brengen.

De cluster-Brussel bestaat uit drie onderdelen. Het eerste voorstel gaat over de oprichting van de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel en werd uitgebreid toegelicht door collega De Croo. Hij benadrukte dat de hoofdstedelijke gemeenschap een orgaan is waarin de leden facultatief over gewestelijke bevoegdheden zullen overleggen. Alleen over het sluiten of onbruikbaar maken van de op- en afritten van de ring rond Brussel is het overleg verplicht. Daarenboven zullen de drie gewesten nog een samenwerkingsakkoord moeten sluiten om de nadere regels en het voorwerp van het overleg, en dus de hoofdstedelijke gemeenschap, vast te leggen.

Het voorstel voor een correcte financiering van Brussel werd door collega Cheron toegelicht. Tegen 2015 wordt een bijkomend bedrag gereserveerd voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies en de plaatselijke besturen. Daarnaast wordt het krediet van het zogenaamde Toppenfonds verhoogd. Dat krediet wordt gebruikt voor een aantal veiligheids- en preventie-uitgaven die voortvloeien uit de nationale en internationale rol van de hoofdstad Brussel. Ook voor het Belirisfonds en het mobiliteitsbeleid wordt een inspanning geleverd. De gevolgen van de dode hand worden gecompenseerd. Tot slot wordt er een fonds opgericht ter financiering van de taalpremies die door de gewestelijke en plaatselijke besturen aan de houders van een tweetaligheidsbewijs worden toegekend.

Collega Mahoux lichtte het derde voorstel toe, dat eveneens de financiering van Brussel regelt. Hij sloot zich dan ook aan bij de toelichting van de heer Cheron.

In de algemene bespreking suggereerden enkele commissieleden dat de hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel een eerste stap kan zijn naar de invoering van een vierde gemeenschap, dan wel een orgaan dat op termijn een aantal wezenlijke bevoegdheden kan uitoefenen. De indieners weerlegden dit met klem en benadrukten dat aan de hoofdstedelijke gemeenschap geen andere invulling mag worden gegeven dan deze die zij hebben bedoeld: een structuur die een mogelijkheid tot overleg tussen de drie gewesten creëert, uitsluitend over gewestbevoegdheden en waarbij de gewesten en gemeenten hun volle bevoegdheden bewaren. Het overleg is bovendien facultatief, tenzij wanneer het gaat over het sluiten en onbruikbaar maken van de op- en afritten van de Brusselse ring. Verschillende indieners benadrukten bovendien dat voor de daadwerkelijke invulling en start van de hoofdstedelijke gemeenschap nog een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten is vereist.

Een tweede kritiek van een aantal leden van de commissie betreft het feit dat alle gemeenten van de vroegere provincie Brabant van rechtswege lid zijn van de hoofdstedelijke gemeenschap. De indieners benadrukten evenwel dat het lidmaatschap geen verplichting impliceert om aan het overleg deel te nemen.

Bij de algemene bespreking van de twee voorstellen voor een correcte financiering van Brussel, trokken verschillende commissieleden de Brusselse nood aan bijkomende financiering in twijfel, alsook de wijze waarop de voorstellen deze bijkomende financiering regelen. Meerdere indieners wezen echter op de specifieke noden van Brussel door zijn nationale en internationale hoofdstedelijke rol en de gevolgen daarvan inzake veiligheid, uitstraling, mobiliteit en dergelijke. Bovendien benadrukten enkele indieners het belang om de tweetaligheid van ambtenaren in lokale besturen en instellingen te stimuleren. Tot slot bevestigden de indieners het politiek akkoord om het in de voorstellen voor mobiliteit bepaalde deel van de bijkomende financiering binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest daadwerkelijk aan mobiliteit te besteden, aangezien het grondwettelijk onmogelijk blijkt dit als dusdanig in de bijzondere wet te verankeren.

Tijdens de artikelsgewijze bespreking van het eerste voorstel dienden één of meerdere fracties van de institutionele oppositie amendementen in. Deze werden evenwel door een meerderheid van de commissieleden verworpen.

Bij het tweede voorstel, over de correcte financiering van Brussel, dienden zowel de institutionele meerderheid als de oppositie amendementen in. Bij de stemming werden enkel de amendementen van de institutionele meerderheid aanvaard, waarna de geamendeerde teksten door de commissie werden goedgekeurd. Het zijn deze teksten die vandaag in de plenaire vergadering ter bespreking en ter stemming voorliggen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Vorige dinsdag was er iets minder volk, nochtans werd toen ook een heel belangrijk thema besproken.

Ik dank de heer Beke voor zijn verslag. Het is van belang dat we een verslag krijgen van de commissiebespreking over een voorstel dat niet alleen voor mij als Brusselse Vlaming en niet alleen voor de heer Anciaux belangrijk is, maar voor elke Vlaming en Waal die geregeld in Brussel komt. Ik dank de heer Beke dus voor de rapportering, maar niet voor de inhoud van het verslag, want we zijn het uiteraard niet eens met de verschillende voorstellen die vandaag op de agenda staan.

Ik zal onze fundamentele kritiek kort en bondig proberen te formuleren.

We weten dat er een onevenwichtige stemming was over BHV in de commissie. We zullen zien hoe het bij de stemming in de plenaire vergadering vanavond verloopt.

Zowel in de commissie als in de plenaire vergadering werd gewezen op het onevenwicht. De balans tussen de, volgens ons zeer onzuiver, splitsing van BHV, enerzijds, en de toegevingen, voornamelijk inzake Brussel, anderzijds, is absoluut niet in evenwicht. Er is gewezen op de bijzondere modaliteiten voor de Franstaligen in de zes Vlaamse randgemeenten. Er is gewezen op het schrappen van de bijzondere modaliteit voor de Nederlandstaligen in Brussel. Dat belangt Brussel aan, mijn stad waar ik al jaren woon en fier op ben.

Eén van de nadelen voor Brussel is dat er geen Brusselse Vlaming meer zal verkozen worden in het federale parlement. Dat is onmogelijk geworden. Dinsdag werd in de commissie uitvoerig gediscussieerd over het alternatief, het systeem van pooling.

M. Francis Delpérée (cdH). - C'était le débat de mardi, monsieur Vanlouwe ! Vous êtes deux jours en retard !

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik heb dinsdag het woord genomen, mijnheer Delpérée. We behandelen vandaag drie punten met betrekking tot Brussel, maar ik wens toch nog even te wijzen op het onevenwicht tussen de onzuivere splitsing en de voorrechten voor de Franstaligen.

Het systeem van pooling kon en mocht er dus niet komen. De Nederlandstaligen in Brussel daardoor verliezen hun vertegenwoordiger in het federaal parlement.

M. Francis Delpérée (cdH). - Parlez du sujet !

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Als u me laat uitspreken zal ik ertoe komen, mijnheer Delpérée.

De Nederlandstaligen in Brussel verliezen dus hun vertegenwoordiger in het federaal parlement. Dat is een stevige prijs voor de splitsing van BHV. De datum voor de splitsing wordt niet bepaald. De voorrechten worden daarentegen gebetonneerd, ook met betrekking tot Brussel.

Er komt nog een schep bovenop met de bijzondere rechten op het vlak van het administratief contentieux en in het bijzonder de benoeming van de burgemeesters, waarover we al uitvoerig hebben gediscussieerd.

Voorrechten zijn maar voorrechten. Vandaag komt het geld ter sprake, vele harde valuta en de deur op een kier voor de uitbreiding van Brussel met de hoofdstedelijke, de metropolitane gemeenschap. De heer Beke zal straks verwijzen naar nota-De Wever. Want hij zal liever discussiëren over wat er niet in het Vlinderakkoord staat. Ik heb de nota van Bart De Wever bij. Daar staat niets in over de metropolitane gemeenschap. Er wordt wel gewezen op het belang van samenwerking.

Vooraleer we het over de cijfers hebben, wil ik het echter eerst even hebben over de minder tastbare compensaties.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, de metropolitane gemeenschap is altijd een van de constituerende elementen geweest van het akkoord rond Brussel-Halle-Vilvoorde. Uw partij heeft dat standpunt zelfs mee verdedigd. Ik wil me niet moeien met de interne communicatie van de N-VA, maar ook uw collega Ben Weyts heeft het idee van een metropolitane gemeenschap tijdens een uitzending van Terzake verdedigd als een mogelijk element van een BHV-akkoord, op voorwaarde dat het geen uitbreiding van Brussel zou impliceren. Ik meen me te herinneren dat hij zich bijvoorbeeld afvroeg wie er in godsnaam tegen metropolitaan overleg over mobiliteit kon zijn.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijnheer Vanlouwe, u zegt dat het idee van een metropolitane gemeenschap niet voorkomt in de nota-De Wever.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mogen we het vandaag ook hebben over het Vlinderakkoord?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Zeker, maar u brengt zelf de nota-De Wever ter sprake om duidelijk te maken dat de metropolitane gemeenschap daar niet in terug te vinden is. Mijnheer Beke heeft daar al op gereageerd.

Ik wil antwoorden op wat u zegt over de financiering van Brussel. In de nota-De Wever, waarover we het voor mijn part vandaag niet meer moeten hebben, staan harde valuta voor Brussel, zonder voorwaarden! Na de verkiezingen kwamen de voorzitters van de winnende partijen bijeen in Vollezele, nog voordat er enig debat tussen de partijen was gevoerd. In een geheim overleg tussen Bart De Wever en Elio Di Rupo beloofde uw voorzitter aan de PS 500 miljoen euro voor Brussel.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat is onzin. Wat u vertelt, is fundamenteel fout, mijnheer Anciaux.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Bart De Wever heeft die 500 miljoen euro aangeboden in ruil voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, zonder dat daar verder ook maar iets tegenover stond. Een blanco cheque van 500 miljoen euro, recurrent, dat was toen blijkbaar geen probleem.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat is fundamenteel onjuist. Aan die 500 miljoen waren voorwaarden gekoppeld over een herstructurering, een vereenvoudiging van Brussel.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, ik was er uiteraard niet bij in Vollezele, maar ik was wel aanwezig op een overleg kort na dat onderhoud in Vollezele, waar uw partijvoorzitter een debriefing heeft gegeven en hij de contouren schetste waarbinnen de staatshervorming zou plaatsvinden. Ik suggereerde dat we in het kader van de staatshervorming ook iets zouden doen voor de gezondheidszorg. Uw partijvoorzitter zag dat niet zitten. `Dat gaat de PS niet graag hebben', was zijn argument. Ik bracht daarop die 500 miljoen ter sprake en vroeg hem wat daar dan wel tegenover stond.

`Ja', zegde hij, `dat ga je ze toch moeten geven'. Dat waren op dat ogenblik letterlijk zijn woorden.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - U haalt altijd spookverhalen boven, mijnheer Beke. Vorige keer verwees u trouwens naar een nota waar iets helemaal anders in staat.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik zal een gezagsargument aanbrengen. Op 3 september 2010 eindigde de preformatie. Op dat moment legde de preformateur voor het eerst een nota voor aan de partijen die op dat ogenblik aan de onderhandelingstafel zaten. In die nota is sprake van 500 miljoen euro voor Brussel ...

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Welke nota bedoelt u? U verwijst alsmaar naar verschillende nota's. (Samenspraak)

Ik dacht dat het mijn beurt was om te spreken, maar ik word voortdurend langs alle kanten onderbroken! (Samenspraak)

Mme la présidente. - Ou M. Vanlouwe demande à ne pas être interrompu et je veille à ce que son souhait soit respecté. Ou il veut un débat et nous arrêtons la montre de temps à autre. Le débat doit toutefois alors rester compréhensible. Si on crie dans tous les sens, ce n'est pas un débat.

Je rends maintenant la parole à M. Vanlouwe.

De heer Wouter Beke (CD&V). - En komt er dus geen debat?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik voer graag een debat, maar dan thema per thema. De heer Anciaux begint nu al te spreken over de herfinanciering en de heer Beke over de metropolitane gemeenschap. Ik bespreek de drie wetsvoorstellen één voor één. Straks kunnen de anderen repliceren. Ik houd van een debat, maar het moet wel gestructureerd verlopen.

Wij bespreken nu het Vlinderakkoord en de wetsvoorstellen die er uitvoering aan geven. Wanneer de heer Beke wil spreken over de nota-De Wever, die ik hier bij mij heb, dan is dat voor mij geen probleem, al had ik dan ook graag de nota-Beke gehad. Maar plots begint hij te spreken over wat ter sprake zou gekomen zijn in allerlei gesprekken, allemaal spookverhalen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Verstandige mensen hebben mij op de laatste dag van mijn mandaat als koninklijk onderhandelaar aangeraden niet de stommiteit van Johan Vande Lanotte te begaan door mijn nota onmiddellijk publiek maken. Dan wordt er immers een publieke reactie gevraagd en dreigt veel werk vergeefs te worden. Ik heb die verstandige adviezen ter harte genomen en heb na afspraak met Elio Di Rupo en Bart De Wever mijn nota niet bekendgemaakt. Ik heb er drie exemplaren van gemaakt: een voor mezelf, een voor de Koning en een voor degene die mij zou opvolgen. Op 16 mei heeft Bart De Wever in De Zevende Dag gevraagd dat Elio Di Rupo formateur zou worden. De dag nadien werd de heer Di Rupo formateur en heeft hij mijn nota gekregen.

De heer Vanlouwe beweert dat ik spookverhalen vertel. Ik zou graag hebben dat getoetst wordt of wat ik zeg spookverhalen zijn. Ik was inderdaad niet aanwezig in Vollezele, maar ik was wel van de eerste tot de laatste dag aanwezig bij alle besprekingen, met de N-VA, met de PS en met de andere partijen. De persoon aan wie ik zou kunnen vragen of ik spookverhalen vertel, was echter niet aanwezig dinsdag en is hier vandaag ook niet.

Ik heb verwezen naar de nota over de preformatie, die op 3 september 2010 door Elio Di Rupo overhandigd werd aan de verschillende onderhandelende partijen. Drie dagen later zegde Geert Bourgeois - het stond met grote kop in alle kranten - dat we met die nota niet ver stonden van een groot akkoord. Wel, in die nota was sprake van die 500 miljoen. Vandaag zegt de heer Vanlouwe dat het schandalig was dat er niets tegenover die 500 miljoen stond. Ik zeg alleen dat men consequent moet zijn. Wanneer men een lijn bepaalt, men moet die proberen te volgen en niet proberen met veel wind de voetsporen uit te wissen die men een jaar lang in het zand heeft gezet.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik hoop dat we nu kunnen discussiëren over wat in de wetsvoorstellen staat die nu voorliggen en die door de meerderheid zijn opgesteld. Ik wil niet langer discussiëren over verwijzingen naar allerhande gesprekken die ooit plaatsvonden, en naar allerhande nota's die ooit werden opgesteld, maar die hier niet ter zake zijn. Ik wil het alleen hebben over de beslissingen die de meerderheid voor de toekomst wil nemen. Wat mij betreft, maakt ze hierbij een historische fout, die ze zich in de toekomst zal beklagen.

De Brusselse hoofdstedelijke gemeenschap is volgens mij een vehikel. Het is een nieuwe structuur, een overlegorgaan, dat in een bijzondere wet wordt ingeschreven en waarvan we in toekomst bepaalde gevolgen zullen zien en voelen. Sommigen vergelijken dit orgaan met het orgaan voor de regio Rijsel-Kortrijk-Doornik. Dat is een Europees economisch samenwerkingsverband (EESV) en de steden en gemeenten die er deel van uitmaken zeggen dat het nuttig is voor de economie van de regio. Daarom stelde ik in de commissie voor eens te luisteren naar de ondervoorzitter van dat samenwerkingsverband, Stefaan De Clerck, en naar de voorzitter, Waals minister-president Rudy Demotte. Hoewel hun ervaring nuttig zou kunnen zijn, vond de commissie het niet de moeite hen te horen.

Ik vind het merkwaardig dat er in het Nederlands sprake is van de hoofdstedelijke gemeenschap, en in het Frans van de metropolitane gemeenschap. Ik zou het nochtans logisch vinden dat in het Nederlands en in het Frans dezelfde term wordt gebruikt, als het over hetzelfde begrip gaat. Blijkbaar wil men de elders opgebouwde expertise niet gebruiken.

Wat lees ik in de memorie van toelichting van het voorstel? Het voorstel vertrekt van het gegeven dat Brussel een zeer belangrijke economische pool vormt, zowel op Belgisch als op Europees niveau. De sociaaleconomische invloed van Brussel reikt veel verder dan de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het sociaaleconomisch hinterland van Brussel, gedefinieerd op basis van het woonmilieu, de migraties, de tewerkstelling en de uitwisseling tussen het centrum en de rand, beslaat een grootstedelijke zone die zich uitstrekt over meerdere tientallen gemeenten, die zowel in Vlaanderen als in Wallonië liggen. De nauwe samenwerkingsverbanden tussen Brussel en zijn hinterland zijn essentieel. Elk van de drie betrokken gewesten, en zelfs het hele land, haalt daar voordeel uit. Die verbanden zijn belangrijk op het vlak van werk, economie, ruimtelijke ordening, openbare werken, mobiliteit en milieu. Om die samenwerking te promoten, wordt een hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel opgericht. De gewesten zijn lid van die hoofdstedelijke gemeenschap, en de vertegenwoordigers van hun respectieve regeringen hebben er zitting in. Ook alle gemeenten van de voormalige provincie Brabant zijn van rechtswege lid, net zoals de federale overheid. De provincies Waals- en Vlaams-Brabant kunnen er vrijwillig bij aansluiten.

Ik wil toch wijzen op een aantal merkwaardige punten. Volgens de memorie van toelichting heeft de hoofdstedelijke gemeenschap als taak het overleg tussen haar leden te organiseren over gewestbevoegdheden, voor zover die meerdere gewesten aanbelangen. De drie gewesten sluiten samenwerkingsakkoorden over de nadere regels met betrekking tot dat overleg, en het voorwerp ervan. Het overleg zal handelen over mobiliteit, over verkeersveiligheid en over wegenwerken van, naar en rond Brussel.

In de commissie heb ik al gewezen op een vreemde logica. De gemeenten van de voormalige provincie Brabant zijn van rechtswege lid. Dat wordt gemotiveerd door de terechte vaststelling dat de sociaaleconomische invloed van Brussel verder reikt dan de negentien Brusselse gemeenten. Ik vraag mij toch af waarom gemeenten zoals Diest, Zoutleeuw of Linter, die allemaal grenzen aan de provincie Limburg, verplicht deel moeten uitmaken van de hoofdstedelijke gemeenschap. De provincies daarentegen worden uitgenodigd om lid te worden. Ik zie daar geen logica in: gemeenten moeten lid worden, provincies kunnen lid worden. De uitleg dat wie verplicht wordt om lid te zijn, daarom nog niet effectief moet deelnemen, overtuigt mij niet.

De invloed van Brussel reikt inderdaad ver, zelfs tot in Antwerpen. Ik zie dan ook niet in waarom de Vlaamse economische ruit, die zich uitstrekt tussen Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel, op haar beurt ook niet wordt geïnstitutionaliseerd in een structuur. Ook tussen Brussel, Luik en Namen bestaat er zo'n sociaaleconomische zone.

De heer Philippe Mahoux (PS). - Dat is België!

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik blijf het merkwaardig vinden dat in het voorstel enkel de pool rond Brussel centraal staat en dat andere economische polen er niet bij betrokken worden.

Brussel is wel een hoofdstad, maar geen stedelijk eiland in een zee van kleine gemeenten. Mechelen ligt immers op amper twintig kilometer, Antwerpen op amper vijftig kilometer, Leuven op amper twintig kilometer en Namen amper op zestig kilometer. Het is fout enkel uit te gaan van Brussel en zijn hinterland. Brussel maakt bijvoorbeeld deel uit van het economische hinterland van Antwerpen. We kunnen niet ontkennen dat de haven van Antwerpen ook voor Brussel bepaalde voordelen heeft. De haven van Antwerpen is bovendien toch iets belangrijker dan die van Brussel, ook al heeft Antwerpen maar een havenschepen, terwijl in Brussel een minister bevoegd is voor de haven!

Vandaag hoop ik op heel concrete vragen het antwoord te krijgen dat tot dusver is uitgebleven. Waarom moeten de gemeenten van de voormalige provincie Brabant van rechtswege behoren tot de hoofdstedelijke gemeenschap? En waarom vallen die andere economische polen van Antwerpen, Leuven, Gent, buiten die hoofdstedelijke gemeenschap. Ik heb al een paar keer gezegd dat ook wij voor samenwerking zijn tussen de gewesten. Ook in de commissie is meermaals aangehaald dat samenwerking tussen de gewesten absoluut noodzakelijk is en vruchten heeft afgeworpen. Zo is er het samenwerkingsakkoord tussen het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest over de uitwisseling van vacatures voor werkzoekenden. Over dat akkoord, dat het meest bekende is, bestaat er een spanningsveld tussen VDAB, FOREM en het Brusselse ACTIRIS. Het is wel een goede zaak dat de gewesten de vacatures voor werkzoekenden in Vlaanderen, Brussel en Wallonië uitwisselen. Die uitwisseling belet immers niet dat elk gewest zijn eigen beleid blijft voeren op vlak van arbeid en tewerkstelling. Iedereen weet ook dat het moeilijk is geweest dat samenwerkingsakkoord tot stand te brengen. Met name Brussel had er vragen bij, aangezien het vreesde voor een te grote invloed vanwege de VDAB. Aan de andere kant was Vlaanderen, in het bijzonder de vroegere minister uit de Vlaamse regering, Frank Vandenbroucke, er de grotere voortrekker van. Gelukkig is dat samenwerkingsakkoord doorgegaan. Dat is in het belang geweest van zowel de werkzoekenden in Vlaanderen en Wallonië als die in Brussel. Ik denk zelfs dat de Brusselse werkzoekenden er het meeste voordeel uit hebben gehaald.

Ik geef een tweede voorbeeld om aan te tonen dat samenwerkingsakkoorden een succes kunnen zijn. Met het Lambermontakkoord is landbouw overgeheveld naar de gewesten. Er is toen lacherig gedaan over het gebrek aan landbouwers in Brussel. In 2002 of 2003 is een samenwerkingsakkoord gesloten over de overheidstaken inzake landbouw te Brussel. Dat akkoord regelde onder meer inspecties, controles en het nemen van stalen waartoe de administraties van het Vlaams Gewest en het Waals Gewest te Brussel konden overgaan.

Dat was een zeer goede en rationele oplossing. Brussel moest de eigen administratie niet verder uitbouwen, maar kon voor bepaalde taken een beroep doen op de administratie, kennis en ervaring van twee andere gewesten. Een zeer goed samenwerkingsakkoord waar Vlaanderen, Brussel en Wallonië vragende partij voor waren. Jammer genoeg is dat samenwerkingsakkoord beëindigd en is er op het ogenblik een eigen Brusselse administratie opgebouwd. Ik blijf herhalen dat samenwerkingsakkoorden goed en nodig zijn. Er zijn er een paar succesvol, maar er zijn er ook die absoluut niet succesvol zijn. Ik denk dan aan dat over de plantentuin van Meise, maar er zijn er nog.

Zoals ik al zei krijg ik vandaag graag antwoord op concrete vragen waarop ik tot dusver geen antwoord kreeg. Waarom moeten we een nieuwe structuur opbouwen? Waarom moeten we een hoofdstedelijke, metropolitane gemeenschap creëren, met een bepaalde bevoegdheid, terwijl het over een overlegorgaan gaat dat mogelijk een eigen leven gaat leiden? Waarom gebruiken we niet iets wat we kennen, namelijk de samenwerkingsakkoorden? Ik verwijs hier even naar de nota-De Wever, anders doet de heer Beke dat toch!

Hoe gaan we de hoofdstedelijke gemeenschap organiseren? Waarom moeten we dat trouwens een gemeenschap noemen? In de Grondwet staat dat er drie gemeenschappen en drie gewesten zijn. Nu creëren we met een bijzondere wet een hoofdstedelijke gemeenschap.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Er mag geen misverstand ontstaan. De hoofdstedelijke gemeenschap, met een kleine g, heeft geen enkele institutionele gemeenschapsbevoegdheid. Dat wordt in de wetgeving heel uitdrukkelijk vastgelegd, en dat weet u, mijnheer Vanlouwe.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Waarom dan de term `gemeenschap' gebruiken?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Omdat `gemeenschap' in het Nederlands ook wordt gebruikt voor zaken die die niets te maken hebben met institutionele gemeenschappen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Maar waarom moet `hoofdstedelijke gemeenschap' in een bijzondere wet worden ingeschreven? Dat er in België inderdaad andere soorten gemeenschappen zijn, betwist ik niet, maar die kom ik niet tegen in de Grondwet of in een bijzondere wet.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik wil even reageren op de heer Anciaux. Het gaat niet om een gemeenschap in de institutionele zin van het woord, maar het gaat wel om gewestbevoegdheden. Daardoor kan het ene gewest nu het andere kapittelen en zich bemoeien met bevoegdheden zoals ruimtelijke ordening. Dat gaat veel te ver. We weten dat in Brussel de gemeenschapsbevoegdheden enigszins flou zijn, maar een `hoofdstedelijke gemeenschap' gaat over echte, effectieve bemoeienis en zeggenschap van Brussel over Vlaamse gewestbevoegdheden.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - We zijn het er dus over eens dat de hoofdstedelijke gemeenschap absoluut geen gemeenschapsbevoegdheden heeft en dat er geen enkele vermenging is met de institutionele gemeenschappen.

Als een gewest toetreedt tot de hoofdstedelijke gemeenschap dan bepaalt het zelf wat het in samenwerkingsakkoord wil steken. Ik heb er voldoende vertrouwen in dat een gewest dat voor zichzelf kan beslissen. Een gewest zal niets tegen zijn zin doen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Dat is een antwoord, maar op vele vragen krijg ik geen antwoord, mijnheer Anciaux. Graag kreeg ik een antwoord op volgende vraag. In de metropolitane gemeenschap zullen de drie gewesten overleggen over mobiliteit. Zal die metropolitane gemeenschap ook discussiëren over infrastructuurwerken in Brussel? Kan daar ook gesproken worden over bijvoorbeeld de uitbouw van de Brusselse metro, de sneltram van Simonis naar het UZ Brussel, de heraanleg van de Wetstraat?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat kan indien de gewesten daarover een samenwerkingsakkoord sluiten. Zo zou het kunnen dat de hoofdstedelijke gemeenschap het heeft over de op- en afrit in Anderlecht van de autosnelwegring om Brussel.

Anders gezegd, wat het Vlaams, het Brussels en het Waals gewest beslissen om samen te bespreken, zal ook samen besproken worden. Als er daarover een akkoord is dan kan bijvoorbeeld Diest als lid van de hoofdstedelijke gemeenschap perfect vragen dat er overleg komt over de situatie van de Wetstraat.

De heer Alexander De Croo (Open Vld). - Mijnheer Vanlouwe, waarom bent u toch zo wantrouwig tegenover de hoofdstedelijke gemeenschap, in uw ogen een baarlijk monster? Het is toch duidelijk gezegd dat de hoofdstedelijke gemeenschap zal functioneren op basis van een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten. Uw partij maakt toch deel uit van de Vlaamse regering die mee over het akkoord zal onderhandelen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik herhaal, zoals ik bij het begin van het debat al heb benadrukt, dat we schrik hebben van de metropolitane gemeenschap omdat de gemeenten uit de voormalige provincie Brabant, zoals Diest en Zoutleeuw bijvoorbeeld, van rechtswege lid zijn van dit vehikel. Ze worden daartoe verplicht. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom steden zoals Antwerpen, Gent, Namen of Luik die toch ook een sociaaleconomische interactie hebben met Brussel, niet bij de zaak worden betrokken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Hoe meer bevoegdheden naar de gewesten en de gemeenschappen worden overgeheveld, hoe groter de behoefte aan georganiseerd overleg kan worden. Nu het institutionele akkoord voorziet in een forse bevoegdheidsoverdracht, wordt het unitaire België steeds meer uitgekleed en evolueert het naar een federatie en zelfs confederatie. Dan hebben de Vlaamse en Waalse gemeenten rond Brussel er toch alle belang bij om een goede samenwerking te kunnen organiseren met de hoofdstad, die noch in Vlaanderen, noch in Wallonië ligt.

U spreekt over Diest. Hebben de inwoners van die stad, en vooral de pendelaars onder hen, dan geen belang bij een goed gesprek over de mobiliteit?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Hetzelfde geldt voor de inwoners van Mechelen, Gent, Aalst of Antwerpen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mag de hoofdstedelijke gemeenschap in jullie opinie dan tot heel België worden uitgebreid?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Wij zijn voorstander van pertinente samenwerkingsakkoorden, maar we zijn tegen bijkomende structuren omdat dit land al zoveel organen telt. Bovendien vrezen we dat de hoofdstedelijke gemeenschap alleen maar geld zal kosten en niet noodzakelijk een toegevoegde waarde zal hebben. U wou niet weten van hoorzittingen met vertegenwoordigers van soortgelijke structuren. Wij vrezen dat dit vehikel een eigen leven zal gaan leiden en zijn doel voorbij zal schieten. In de commissie voorspelde u, mijnheer Anciaux, dat die constructie een lege doos wordt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Neen, het is een lege doos, die in onderling overleg en na het sluiten van samenwerkingsakkoorden kan worden gevuld. Zonder die akkoorden blijft de doos leeg.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Misschien opent u wel de doos van Pandora en komt de uitbreiding van Brussel eruit te voorschijn. Vicepremier Milquet, toch een belangrijke vertegenwoordiger van de institutionele meerderheid, had het over een `communauté métropolitaine qui permet d'élargir Bruxelles sur la base du grand Brabant, ce qui organise le désenclavement de Bruxelles de manière évidente.' De bedoelingen zijn duidelijk. De hoofdstedelijke gemeenschap wordt een paard van Troje voor de groene rand rond Brussel.

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming. - Mijnheer Vanlouwe, blijkbaar is het niet toegelaten om de preformatienota aan te halen, maar mag u wel verwijzen naar de website van mijn partijvoorzitster.

U zegt dat u voor samenwerking bent. Dat is precies waar de hoofdstedelijke gemeenschap voor zorgt.

Verder vreest u de kostprijs en hebt u vragen bij de structuur en de werking. Wie zal echter al die elementen vastleggen? De gewesten uiteraard! Maakt uw partij dan geen deel uit van de Vlaamse regering? (Applaus)

De heer Danny Pieters (N-VA). - Als ik het goed begrijp is die hoofdstedelijke gemeenschap een lege doos, die alleen door de gewesten kan worden ingevuld. Men moet mij eens uitleggen waarom dat orgaan dan nodig is. Waarom kunnen de gewesten niet op eigen initiatief overlegstructuren creëren? Dat is niet strijdig met ons constitutioneel bestel. Waarom moet in het kader van een staatshervorming een orgaan gecreëerd worden waarvan men nu in alle talen beweert dat het geen enkele verplichting oplegt, behalve aan de gemeenten?

Niets in ons constitutioneel bestel verhindert de gewesten om als volwassen partners overleg te plegen, bijvoorbeeld over mobiliteit. Dat gebeurt nu al. Het Vlaams en het Brussels Gewest maken afspraken over mobiliteit. Als het niet de bedoeling is om in de toekomst aan dat orgaan andere opdrachten te geven, waarom laat men dan de gewesten niet gewoon taken vervullen? Ze zijn volwassen genoeg om afspraken te maken als het nodig is, en geen afspraken te maken als het niet nodig is.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Er is ook nooit beweerd dat er niets kan inkomen, maar dat wordt bepaald door de gewesten en de Vlaamse regering. De mogelijkheid voor overleg was er al, maar nu wordt de mogelijkheid gecreëerd om het overleg deftig te organiseren.

Nu hebben de betrokken gewesten vaak te veel angst om tot een samenwerkingsakkoord te komen. Wij geven ze een duwtje in de rug, zodat ze de angst kunnen opzij zetten en een beter overleg kunnen organiseren.

De heer Alexander De Croo (Open Vld). - Dat is het verschil tussen de partijen van de institutionele meerderheid en de N-VA. De N-VA spreekt veel over overleg. Dat kan politiek heel inspirerend zijn, maar tot hiertoe heeft het in de praktijk bijzonder weinig opgeleverd.

Zoals de heer Anciaux zegt, geven wij een duwtje in de rug. We zorgen ervoor dat een agenda kan worden opgesteld en dat de thema's kunnen worden vastgelegd. We zorgen ervoor dat er eindelijk iets wordt gerealiseerd. Dat is het verschil. De N-VA blijft bij woorden, wij komen met daden.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Mijnheer Beweert u dat de Vlaamse regering, vandaag en toen Open Vld er deel van uitmaakte, nooit met het Brussels Gewest overleg pleegde over zaken die van gemeenschappelijk belang zijn, bijvoorbeeld de mobiliteit?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Te weinig.

M. Philippe Mahoux (PS). - La ligne de partage vient d'être définie. Certains souhaitent que l'on puisse se concerter et discuter des problèmes mentionnés dans le texte, comme par exemple la mobilité, la sécurité routière, les travaux routiers à Bruxelles et aux abords de la ville. D'autres, en revanche, ne souhaitent pas cette concertation.

C'est précisément ce qui nous sépare. Pour notre part, nous estimons que la concertation est nécessaire, utile et souhaitable.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Beweert u dat er over mobiliteit en arbeidsmarktbeleid geen overleg en geen afspraken zijn tussen Brussel en Vlaanderen?

M. Philippe Mahoux (PS). - Il suffit de lire le texte, monsieur Pieters. Je me suis borné à citer des exemples qui y figurent et mon énumération n'est donc pas exhaustive.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - De heer De Croo had het over verschillen tussen politieke partijen, mijnheer Vanlouwe. U hebt het constant over angst. Welnu, angst is een slechte raadgever. U probeert de mensen voortdurend angst aan te praten. Wij doen dat niet. Wij gaan uit van het geloof in de kracht van overleg. Waarom? Omdat de voorliggende staatshervorming absoluut nodig is om onze staatstructuren en de politieke besluitvorming te verbeteren. Door het onderlinge overleg dat we hebben gehad, zullen we daartoe komen. Mijnheer Vanlouwe, u blijft aan de zijlijn staan, dan moet u maar wennen aan de gevolgen daarvan.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik treed mevrouw Piryns volkomen bij. Angst is een slechte raadgever. Angst komt maar naar boven voor zaken die ons ter harte gaan.

Mevrouw Piryns, als u voortaan op het spreekgestoelte komt om uw ecologische angst te uiten, terecht of onterecht, zal ik telkens het woord nemen om te zeggen dat angst een slechte raadgever is.

M. Armand De Decker (MR). - Vous avez peur de l'intelligence. Voilà la vérité ! Peur de l'intelligence !

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Je suis assez surprise de la tournure que prend le débat. Soyez honnête, monsieur Vanlouwe, s'il n'avait pas été question de concertation, vous auriez crié au scandale, en reprochant que l'on impose une situation. Nous connaissons les thèmes qui vous sont chers.

Je propose que l'on avance dans le débat. Il serait intéressant de vous entendre, monsieur Vanlouwe, sur les autres éléments du dossier.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Aan mijnheer Pieters wil ik antwoorden dat er misschien wel voldoende overleg is op het gebied van arbeid en tewerkstelling, maar geef mij eens een voorbeeld van overleg op het gebied van mobiliteit.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De op- en afrit in Wemmel, dat is al één voorbeeld.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Oké, dat is er één. Kunt u nog een tweede voorbeeld geven? Op gebied van mobiliteit is er amper enig overleg.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - U vroeg één voorbeeld, Wemmel is er een.

Dit gedeelte kan ik nu wel besluiten met nogmaals te zeggen dat ik geen antwoord heb gekregen op mijn vele vragen over de verplichte aanwezigheid in de metropolitane gemeenschap van de gemeenten van de voormalige provincie Vlaams-Brabant, noch op mijn vraag waarom andere centrumsteden er niet bij betrokken zijn. En ik heb ook geen antwoord gekregen op mijn belangrijke vraag waarom er voor Brussel een nieuwe structuur nodig zou zijn om de samenwerkingsakkoorden te begeleiden. Er worden samenwerkingsakkoorden over van alles en nog wat afgesloten. Moeten we daar telkens een nieuwe structuur voor maken, terwijl Brussel nu al veel te veel structuren heeft? Negentien gemeenten, negentien OCMW's, veel te veel politici ... en toch wil men nog een bijkomende structuur om de samenwerkingsakkoorden in goede banen te leiden. Dat is niet de vereenvoudiging die alle Vlaamse partijen vragen, integendeel. Men maakt het allemaal nog ingewikkelder. Dat is niet in het belang van de Brusselaars noch van de pendelaars die dagelijks naar Brussel komen.

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Monsieur Vanlouwe, vous ne parlez pas au nom des Bruxellois. En effet, ceux-ci applaudissent le juste financement de Bruxelles.

Vous affirmez que les intérêts des Bruxellois ne sont pas représentés, mais c'est inexact. Au lieu de dire que les Bruxellois ne sont pas contents, dites plutôt que cette mesure ne vous satisfait pas.

Les Bruxellois se sont battus pour un juste financement de leur ville et l'ont enfin obtenu.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ben ook Brusselaar. Er bestaan in Brussel meerdere meningen over de vereenvoudiging van de Brusselse structuren. De Vlaamse en de Franstalige partijen in Brussel hebben een andere visie over heel wat thema's: de fusie van de gemeenten, de overheveling van bevoegdheden, de politiezones, de vereenvoudiging van de structuren. De Vlaamse partijen willen die kwesties aanpakken, de Franstalige partijen zien zelfs het probleem niet.

Ook in dit debat pleiten vele collega's voor een bijkomende structuur voor Brussel, die blijkbaar ook het hinterland moet omvatten. En nergens is er sprake van een vereenvoudiging, ook al staat dat met zoveel woorden in de partijprogramma's van sp.a, CD&V en van Open Vld.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, u hebt de akkoorden duidelijk niet goed gelezen.

Het partijprogramma van CD&V ken ik zeer goed en dat van uw partij ken ik beter dan u. Dat is eergisteren in het debat nog gebleken.

Inzake vereenvoudiging was CD&V, mogelijk ook andere partijen, liever verder gegaan. Dit debat vandaag zal trouwens niet het laatste debat over de vereenvoudiging van de Brusselse structuren zijn.

Maar ik houd niet van populisme. Er zijn in Brussel drie keer zoveel politieke mandaten als in Antwerpen, maar Brussel is ook drie keer zo groot als Antwerpen. Er zijn in Brussel negentien burgemeesters. Maar hoeveel districtsraadvoorzitters en -raadsleden zijn er in Antwerpen? Niemand stelt dat in Antwerpen ter discussie, ook wij niet. Zeggen dat Brussel één grote stad moet worden en dat alle gemeenten, alle gemeentelijke en tussenmandaten moeten worden afgeschaft, dat is populisme. Ik wil daar met de N-VA wel een debat over voeren, maar wees dan consequent en eis hetzelfde voor alle steden die de N-VA binnenkort mogelijk mee gaat besturen.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Mijnheer Beke, waarom is het populistisch te zeggen dat wij één stedelijke structuur willen voor Brussel, die eventueel nog kan worden aangevuld met districtsraden? Is elke mening die verkondigd wordt door een andere partij, noodzakelijk populistisch en de mening die door CD&V wordt vertolkt, een uiting van goede, gezonde democratie? Sinds u in pepmodus bent, verwijt u ons om de twee zinnen populistisch te zijn. Maar ik wil wel eens weten waarom het populistisch is een andere opvatting te hebben dan de uwe?

De heer Bart Laeremans (VB). - Wij zijn blijkbaar iets gematigder dan de N-VA, want alle Brusselse gemeenten tot één gemeente herleiden vinden wij niet zo verstandig. We kunnen misschien naar zes gemeenten gaan en kleinere gemeenten bij grote sterke gemeenten voegen. We zouden bijvoorbeeld Evere en Sint-Joost bij Schaarbeek kunnen voegen. Wij zijn voor een redelijk, open debat, maar zelfs dat mag niet worden gevoerd. Er mag geen enkel debat over de herstructurering van Brussel worden gevoerd. Dat is het probleem.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het debat is begonnen, voor de eerste keer!

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Kunt u ook zeggen waar het zal eindigen? Is het uiteindelijke doel een fusie?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het debat is nu aan gang, maar we kunnen niet weten waar het zal eindigen. Het huidige voorstel gaat voor mij ook nog niet ver genoeg.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het debat is niet aan gang.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Anciaux, u hebt zelf een wetsvoorstel over de fusie van de Brusselse gemeenten ingediend. De N-VA heeft het overgenomen. Alle Vlaamse partijen zijn daar voorstander van. Iedereen weet dat die fusie er moet komen, zodat de structuur eenvoudiger wordt en er minder mandaten komen. Maar wat blijkt nu? U stemt tegen uw eigen voorstel! Dat zal ik nooit vergeten.

Ik ben zeer nieuwsgierig naar wat er uit die commissie zal komen. We hebben geen enkele garantie dat we een betere, eenvoudigere structuur voor Brussel zullen krijgen. We stellen alleen vast dat de metropolitane gemeenschap de structuren ingewikkelder zal maken en meer conflicten zal veroorzaken. Het orgaan is noch in het belang van de Brusselaars noch in dat van de vele pendelaars die dagelijks naar Brussel gaan.

Ik wil het nu hebben over de financiering.

Tegen 2015 zal het totaal van de extra middelen oplopen tot 461 miljoen euro. Nadien zal dat nog aanzienlijk toenemen. Voor alle duidelijkheid: in het voorstel is nog maar het eerste gedeelte van de extra financiering voor Brussel is opgenomen. Er komt dus nóg bijkomend geld voor Brussel, zonder ook maar enige voorwaarde inzake vereenvoudiging. Alles zit nu in commissies, maar het geld dat Brussel zal krijgen, hangt niet af van de resultaten die de commissies boeken. Brussel krijgt 461 miljoen euro in 2015 en dat bedrag wordt jaar na jaar verhoogd tot mogelijk ongeveer 1 miljard euro.

De N-VA verwijst altijd naar de al bestaande studies over de financiering van Brussel. Er is een studie van de KULeuven en één van de Facultés universitaires Saint-Louis, in opdracht van de Brusselse regering.

De studie van de KULeuven komt tot de conclusie dat Brussel eigenlijk al overgefinancierd is, dat het rationeler kan.

In de studie van de Facultés universitaires Saint-Louis in opdracht van de Brusselse regering staat dat Brussel 600 miljoen extra nodig heeft. Ik zie dus verschillende visies met betrekking tot Brussel. Ik zou graag horen wat de experts daarover zeggen. Hoe kan het dat het Hoofdstedelijk Gewest volgens de ene studie voldoende middelen heeft als het rationaliseert, maar volgens de andere studie 600 miljoen euro te weinig heeft?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Mijnheer Vanlouwe, uw collega Pieters heeft daarnet gevraagd wat de definitie is van populisme. Hij vroeg of het hebben van een andere mening een uiting van populisme is. Uiteraard mag men een mening hebben! Populisme betekent vooral dat men met een gespleten tong spreekt, dat men de ene keer een standpunt verdedigt en de andere keer doet alsof men dat niet meer weet.

U hebt zelf de nota van de koninklijk verduidelijker aangehaald. Als u dat mag, mogen wij dat ook. In die nota staat: `Vanaf 2011 wordt voorzien in een jaarlijkse extra financiering van 100 miljoen euro. Dat bedrag wordt tot en met 2013 jaarlijks verhoogd met 100 miljoen euro. Dit wordt onder meer gerealiseerd in het kader van de hervorming van de fiscaliteit binnen de bijzondere financieringswet en door de vrijstelling van trekkingsrechten'. De koninklijk verduidelijker heeft dus zelf voorgesteld om tegen 2013 aan Brussel 600 miljoen toe te kennen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - U bent intellectueel oneerlijk. U citeert de eerste alinea, maar niet de tweede.

De voorzitster. - Ik stel voor dat mevrouw Piryns haar argument afrondt en dat dan de heer Vanlouwe zijn betoog voortzet.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - In de nota van de koninklijk verduidelijker staat het voorstel om 100 miljoen in 2011, 200 miljoen in 2012 en 300 miljoen in 2013 toe te kennen aan Brussel, zonder dat de bestemming van die middelen vooraf werd vastgelegd. In onze wetsvoorstellen wordt met dit eerste deel van de herfinanciering van Brussel tegen 2015 461 miljoen aan Brussel toegekend, waarvan bovendien de helft geaffecteerd is. Ik zie echt niet goed in waarom de N-VA, die de koninklijk verduidelijker heeft geleverd, het niet eens kan zijn met die voorstellen. Als de heer De Wever dat hier was komen zeggen, dan zouden we graag met hem dat debat zijn aangegaan. Ik stel echter vast dat hij daar vandaag eens te meer niet toe in staat is of geen zin heeft.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mevrouw Piryns, u citeert niet verder uit de nota. `Meer transparantie, meer efficiëntie en een bestuurlijke organisatie op het territorium van Brussel 19'. Dat is een van de uitdrukkelijke voorwaarden voor de herfinanciering van Brussel in de nota-De Wever. Dat citeert u niet. Dat staat ook niet in het vlinderakkoord of in de wetsvoorstellen die u mee hebt ingediend. Nu komt er een herfinanciering, nu krijgt Brussel een blanco cheque waar niets tegenover staat.

Onze partij had in de commissie hoorzittingen gevraagd over die uiteenlopende studies over de herfinanciering van Brussel. Ik verwijs naar de studie van Saint Louis en naar die van de KULeuven.

M. Francis Delpérée (cdH). - Ce n'est pas la KULeuven, c'est VIVES.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Misschien hoort u niet graag dat die onderzoekers verbonden zijn aan de KULeuven, maar er zijn uiteenlopende studies. We hadden die experts in de commissie kunnen vragen of het nodig is Brussel in het belang van de Brusselaar te herfinancieren. Op welke manier kan er in Brussel in het belang van de Brusselaar gerationaliseerd worden? Op welke manier kunnen we vereenvoudigen en kosten besparen in het belang van de Brusselaar?

Zouden we hun argumenten hebben gehoord, dan hadden we misschien op een rationele basis een beslissing over de herfinanciering kunnen nemen. Dan hadden we dat niet zonder enige vorm van discussie, lukraak en willekeurig moeten doen.

M. Francis Delpérée (cdH). - Permettez-moi, monsieur Vanlouwe, de faire la différence entre une étude réalisée par un centre d'études, une faculté ou un centre de recherche de la KULeuven et un pamphlet émanant de quelques personnes relevant de cette université.

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Il ne s'agit pas, monsieur Vanlouwe, d'un refinancement mais d'un juste financement. C'est différent.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Daarover hadden we inderdaad kunnen discussiëren met de experts. Eén van de herfinancieringen van Brussel betreft het Belirisfonds, dat krachtens de wet van 1990 tot doel heeft de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel financieel te ondersteunen. Een raamakkoord zou moeten preciseren welke projecten onder de noemer `internationale rol en hoofdstedelijke functie' voor Belirisgeld in aanmerking komen. Toen de commissie zich op 8 juni bezon over het begroten van 25 miljoen extra Belirisgeld bovenop de tot nu toe gebruikelijke 100 miljoen, waren minister Onkelinx en minister-president Piqué dat geld voor de komende drie jaar al aan het verdelen op een persconferentie. Die 125 miljoen waren op dat ogenblik niet eens wettelijk verankerd.

Ik geef inderdaad kritiek op Beliris en die is gebaseerd op de samenvatting van het 168e Boek van het Rekenhof waarin te lezen staat: `Eind 2010 bedroegen de saldi van niet-aangewende vastleggings- en vereffeningskredieten van het Belirisfonds respectievelijk 208,2 miljoen euro en 468,3 miljoen euro. Het vastleggingspercentage van de middelen uitgetrokken voor de bevordering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel lag tussen 2008 en 2010 (68%) opmerkelijk hoger dan in de periode 2005-2007 (52,5%). Vooral de kredieten voor investeringen in mobiliteit, die meer dan een derde van het investeringsprogramma uitmaken, werden vrij veel benut. Toch blijven projecten vertraging oplopen. Dat komt door knelpunten die het Rekenhof al in een vorig onderzoek vaststelde, namelijk de vaak onrealistische planning en de lange doorlooptijden. Gelet op het evolutieve karakter van de doelstellingen van het samenwerkingsakkoord, zou het aangewezen zijn criteria te bepalen in het in 1993 reeds aangekondigde raamakkoord, dat evenwel nooit werd afgesloten.'

Het Rekenhof zelf leert ons dus een en ander over Beliris, met name dat er een onderbenutting is van de middelen. Jaarlijks wordt in 125 miljoen euro voorzien. Dat geld wordt niet opgebruikt, maar het saldo wordt virtueel opgepot in een begrotingsfonds. Wanneer die 125 miljoen in het lopende jaar niet worden uitgegeven, blijven ze in een fonds zitten waaruit het jaar nadien kan worden ...

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op al die zaken is in de commissie uitgebreid geantwoord. Ik stel voor dat iedereen het verslag erop naleest, want dit is echt oude koek.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik weet dat dit een gevoelig dossier is, maar op het ogenblik dat we aan het discussiëren waren, was de nieuwe besteding van het Belirisgeld nog niet eens bekend.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - U hebt een kort geheugen, zelfs dat hebben we besproken in de commissie.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Daarover werd een persconferentie georganiseerd terwijl we erover aan het discussiëren waren.

De fundamentele kritiek van het Rekenhof slaat op het feit dat het geld niet wordt opgebruikt, maar in een fonds wordt gestopt. Elk jaar kan daar op worden teruggekomen.

Daarnaast wijst het Rekenhof op de blijvende onduidelijkheid inzake het Belirisfonds. Het Hof stelt vast dat de internationale en hoofdstedelijke rol van Brussel evolueert, maar dat het raamakkoord met de concrete afspraken ter zake al twintig jaar uitblijft. Al twintig jaar weten we niet welke de concrete bestemming is van de Belirisgelden. Het was nu het uitgelezen moment om klare afspraken te maken over de besteding van de Belirisgelden, en om dat raamakkoord op te maken.

M. Armand De Decker (MR). - Vous savez fort bien que l'argent de Beliris ne peut en aucune façon être utilisé pour le budget ordinaire de la Région bruxelloise. Il n'y a donc pas de lien direct avec la discussion sur le refinancement de Bruxelles et sur sa gestion quotidienne. Cela n'a rien à voir.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer De Decker, we bespreken vandaag toch ook een wetswijziging met betrekking tot Beliris. Volgens de N-VA is Beliris een bijkomende financiering voor Brussel.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijnheer Vanlouwe, de wet op Beliris wordt niet gewijzigd, alleen de cijfers.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Anciaux, ik wil gerust over de cijfers spreken en ook over de concrete projecten die besproken worden in het Samenwerkingscomité. Dat comité heeft bepaalde bedragen vastgelegd. Ik kan een lange lijst studies opsommen: een studie ter verbetering van de mobiliteit rond het Meiserplein, een studie over de Koningsstraat, een studie over de verfraaiing van het Rogierplein, een studie over de overkapping van de Kruidtuintunnel, een studie over de Picardbrug, een studie over de as Waterloolaan-Gulden Vlieslaan, een haalbaarheidsstudie over het NEO-project, studies over de Europese wijk. Die studies kaderen dan nog in de Europese en hoofdstedelijke rol van Brussel en hebben betrekking op de mobiliteit. Daar heb ik nog niet zo veel problemen mee.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Mijnheer Vanlouwe, u weet toch dat de Vlaamse regering al tien jaar aan het studeren is over oplossingen voor de mobiliteitsproblematiek rond Antwerpen.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Mijnheer Vanlouwe, ik kan ook een lange lijst bezorgen van alle studies die momenteel gebeuren in opdracht van de Vlaamse regering, waar N-VA deel van uitmaakt. En het resultaat van al die studies is nihil.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Tommelein, als u goed had geluisterd, dan had u gehoord dat ik geen problemen heb met die mobiliteitsstudies: die kaderen effectief in de Europese en hoofdstedelijke rol van Brussel en daarvoor is Beliris inderdaad bedoeld.

Maar er worden ook nog andere projecten voorgesteld, zoals de herwaardering van wijken of de renovatie van sociale woningen. Dat moet natuurlijk gebeuren, maar hebt u daar in Oostende een extra potje voor ter beschikking? Die noden bestaan toch in zowat alle steden.

M. Armand De Decker (MR). - Vous oubliez de dire qu'on a collectivement organisé le sous-financement de la Région bruxelloise durant 25 ans. C'est ça, la différence.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer De Decker, dat is onzin wat u nu vertelt. Er bestaan zoveel verkapte en onduidelijke geldstromen naar Brussel. De N-VA wil dat daar duidelijkheid over wordt geschapen.

M. Armand De Decker (MR). - Dans le financement de Bruxelles, il n'est pas tenu compte des 400 000 navetteurs qui viennent tous les jours à Bruxelles et il est peut-être temps de le faire ! Pendant vingt ans, on a financé une ville qui rassemble un million et demi de personnes durant la journée, sur la base d'un calcul établi pour une ville comptant un million d'habitants. Cela a créé un déficit structurel majeur. C'est ce qu'il faut corriger aujourd'hui.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer De Decker, dat was misschien een interessant thema geweest tijdens de hoorzittingen. De experts hadden dan de resultaten van die studie kunnen toelichten.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik wil de heer Vanlouwe daarin bijtreden. Wat de heer De Decker nu aanvoert, is in de commissie nooit aan bod gekomen. Wat is de echte reden van de tekorten in Brussel? Hoewel we een echte behoeftestudie en een debat daarover gevraagd hebben, is daar niet op ingegaan. Een grondig debat over de financiering van Brussel is jammer genoeg nooit gevoerd.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ga even verder met de Belirisakte, dat is bijakte nr. 11 die is bedisseld in een samenwerkingscomité van acht personen. Daarover heerst de grootste onduidelijkheid. Ik heb ook mijn twijfels bij het democratische draagvlak. Buiten alle structuren om komt er opnieuw een geldstroom naar Brussel. Wij hebben bezwaren tegen de manier waarop die stroom wordt aangewend. Belirisgeld zal immers ten goede komen aan groene ruimtes en ontspanningsruimtes. Dat lijkt nodig en nuttig te zijn, maar noch Antwerpen, noch Luik, noch Aalst, noch Brugge kunnen een fonds aanspreken dat zoiets zou financieren. Voor de vele parken in Brussel kan dat daarentegen wel. Bovendien kunnen bepaalde gemeenten onrechtstreeks van dat Belirisfonds profiteren. Ik geef toe dat al die projecten nuttig zijn en dat er een renovatie nodig is. Maar misschien kan Brussel eens rationaliseren en zelf geld overhouden voor sociale huisvesting, renovatie en groene zones. Volgens de bijakte kunnen ook sommige zwembaden op dat Belirisgeld een beroep doen. Op dat vlak betwist ik evenmin dat er gemeentelijke inspanningen nodig zijn voor renovatie; dat is zelfs absoluut nodig. Maar waarom moet de federale overheid de renovatie financieren van het zwembad van Ganshoren, Sint-Gillis en Elsene? Zo'n financiering is er in de rest van het land toch ook niet. West-Vlaanderen bijvoorbeeld kan zijn zwembaden niet door de federale overheid laten financieren. Beliris betekent dus een extra financiering, een bijkomend voorrecht. Voor alle duidelijkheid blijf ik benadrukken dat er een renovatie moet zijn. Maar dan moet Brussel durven rationaliseren en saneren. Ik stel vast dat de mogelijkheden daartoe op het ogenblik absoluut niet worden benut.

Ook in Brussels Parlement doen de Belirisgelden heel wat discussie ontstaan. De kritiek is dezelfde als die van het Rekenhof: te weinig transparantie en willekeurige beslissingen. Ook de onderbenutting komt in dat verband ter sprake en ik wens ze nog even te benadrukken. Normalerwijze gaat het om 125 miljoen per jaar. Aangezien een Belirisakte geldig is voor drie jaar, spreken we over 375 miljoen. Er is nu een budget van 566 miljoen euro uitgegeven, omdat in het verleden blijkbaar bepaalde bedragen niet zijn gebruikt. Daarbij zijn tal van vragen mogelijk. Geld dat in het verleden niet is uitgeven, wordt opgepot in een fonds dat de regering later opnieuw zal aanwenden.

Ik ga verder met het derde wetsvoorstel, meer bepaald de dodehandcompensaties. Op het vlak van de mobiliteit voorziet het wetsvoorstel in een aanvullend budget ter waarde van 45 miljoen in 2012, 75 miljoen in 2013, 105 miljoen in 2014 en 135 miljoen in 2015. Er is meermaals verduidelijking gevraagd over de basis voor die bedragen. Waarom moet precies dat groeipad worden gevolgd? Nooit is er verduidelijking gekomen. Ik heb ook aan de staatssecretaris gevraagd of er geen overlapping is met de mobiliteitsprojecten binnen Beliris. Het antwoord daarop was negatief. Op dat ogenblik was evenwel nog niet bekend wat er met de Belirisgelden zou gebeuren.

Verder komt er extra geld voor de veiligheid in Brussel met wat we gemakkelijkheidshalve het `toppenfonds' noemen. Er worden in Brussel inderdaad veel Europese toppen georganiseerd. Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken ooit gevraagd hoeveel staatshoofden en regeringsleiders er jaarlijks naar ons land komen en hoeveel dat kost. Die informatie kan nuttig zijn om uit te maken hoe we dat `toppenfonds' moeten financieren. Dat blijken jaarlijks ongeveer 3 800 staatshoofden en regeringsleiders te zijn. Hoe de kosten voor hun veiligheid worden berekend en gefinancierd, kon de minister niet zeggen. Met de wet die vandaag wordt goedgekeurd, krijgt Brussel 13 miljoen extra voor de veiligheid van de Europese toppen. Dat is dus opnieuw een willekeurig bedrag voor de herfinanciering van Brussel.

Mijn spreektijd zit er bijna op. Ik was graag nog ingegaan op andere thema's, zoals de dode hand en de bestemming van de extra gelden voor Brussel. En de vereenvoudiging van Brussel.

Over dat laatste hebben we het daarnet heel kort gehad. Ik hoop dat Kamer en Senaat ooit het debat kunnen voeren over minder structuren in Brussel, en over een overheveling van gemeentebevoegdheden naar het Brussels Gewest, zodat Brussel een stad wordt waar het goed leven is, waar de financiering correct verloopt en er geen geld wordt verspild. Dat kunnen we met een wetswijziging bereiken.

Er is een voorstel over de Brusselse politiezone ingediend. In de praktijk zijn de mensen op het terrein vragende partij voor één enkele politiezone in Brussel. Ik lees dat de meeste partijen daar voorstander van zijn. De veel besproken fusie van de gemeenten blijkt voor de institutionele meerderheid een stap te ver. Ze is enkel bereid om in een commissie na te gaan hoever we op dat vlak kunnen geraken. Er wordt echter nooit efficiënt onderzocht hoe we Brussel eenvoudiger kunnen besturen, niet in het belang van de bestuurders van de 19 baronieën, maar wel in het belang van de Brusselaar en diens veiligheid en levenskwaliteit. De Brusselaars, de pendelaars en iedereen die graag naar Brussel komt, worden van de voorliggende wetsvoorstellen absoluut niet beter, enkele bestuurders in Brussel wel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik begin met het goede nieuws. Collega De Wever is intussen op de markt van Halle gespot. Wellicht geraakt hij dus vanmiddag of vanavond in Brussel.

Een van de zeer vele en te vergaande toegevingen in ruil voor de onvolledige en uiterst onevenwichtige kieskring BHV, is de creatie van de zogeheten hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel. Het is een draak van een creatie die haast `stommelings' wordt opgericht en die helemaal ingaat tegen de logica van de splitsing, namelijk de francofone bemoei- en veroveringszucht een halt toeroepen. Het imperialisme wordt er integendeel door versterkt.

Ik was dan ook niet ontevreden toen de heer De Croo bij de toelichting van dit wetsvoorstel verwees naar een voorstel uit 1920 van Xavier De Bue `strekkende tot inrichting van het metropolitaansch district van Brussel'. De bedoeling was om Brussel en zestien toenmalige randgemeenten, onder andere Anderlecht, Molenbeek, Jette en Ukkel, te laten opgaan in een intercommunaal verband. Ook andere gemeenten zouden geleidelijk aan kunnen toetreden tot de nieuwe instelling die een algemene vergadering, eigen bevoegdheden, belastingen en financiering zou krijgen. Die instelling zelf is er uiteindelijk niet gekomen, maar Brussel werd wel steeds groter. De gemeenten die men in 1920 wou opnemen in het metropolitaans district, maken intussen deel uit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van het grote Brussel zoals we dat vandaag kennen.

De Franstaligen zijn nog steeds op zoek naar nieuwe methoden en structuren om het in hun gulzige ogen veel te kleine Brussel verder uit te smeren tot diep in Vlaanderen. Ze willen de mooie, groene, Vlaamse rand rond Brussel verder inpalmen, veroveren en rijp maken voor verbrusseling. Dat is openlijk de agenda van alle francofone partijen. Ik zie mijnheer Deprez knikken. Iedereen met gezond verstand of met een beetje politiek, historisch en maatschappelijk besef weet dat de Franstalige politici onophoudelijk het zogeheten carcan rond Brussel proberen te doorbreken en met een grootstedelijke constructie proberen vat te krijgen op het brede, Vlaamse ommeland rond de hoofdstad.

Toch beweren sommigen in alle naïviteit dat de hoofdstedelijke gemeenschap alleen maar draait om wat beter gestructureerd overleg en onschuldige samenwerking. Een oud Vlaams spreekwoord zegt: als de vos de passie preekt, boer let op uw ganzen. Welnu, de champagneglazen staan klaar. Ik ben benieuwd naar de ronkende krantentitels wanneer dit onding onomkeerbaar zal zijn goedgekeurd en omgezet in een samenwerkingsakkoord van de regio's. Elke Vlaming met een beetje dossierkennis en ervaring weet nu al dat deze nieuwe instelling meteen zal worden misbruikt, zoals de Franstaligen in het verleden alle instellingen hebben misbruikt voor hun groot-Brusselse aspiraties.

Maandenlang hebben de Vlaamse, Brusselse en Waalse werkgeversorganisaties in alle luwte gemoedelijk zitten palaveren over de realisatie van hun Brussels Metropolitan Region, een samenwerkingsverband tussen de gewesten. Daags nadat VOKA op 30 augustus 2009 als laatste organisatie de formele overeenkomst tekende, blokletterde Le Soir: `Les patrons se mobilisent pour le Grand-Bruxelles'. Dan kwam de aap uit de mouw. De werkgevers waren voor hun kar gespannen. Of liever voor de kar van het Francofone imperialisme. Maar ze hadden getekend en konden niet meer terug. Of ze durfden niet meer terug, want ze wilden in een goed blaadje blijven staan bij degenen die hen hadden misbruikt.

Net zo zal het de hoofdstedelijke gemeenschap vergaan. Ook die zal vanaf dag één, zodra het kan, misbruikt worden door de francofonie. De nieuwe instelling gaat trouwens veel verder dan wat de patroonsorganisaties voorstelden. Het is niet zo maar een orgaan voor vrijblijvend overleg tussen de gewesten, zoals ze het hebben voorgesteld. Het is precies door in te gaan op de eisen van de Franstalige partijen en meteen ook iedere gemeente van Vlaams-Brabant bij dit onding in te lijven dat de weg naar massaal en massief misbruik wordt geopend. Men creëert inderdaad een belangrijke nieuwe politieke instelling, waar al die honderd en zoveel gemeenten van Waals- en Vlaams-Brabant van rechtswege, of ze het nu willen of niet, verplicht lid van zullen zijn. Het is een nieuwe politieke instelling in een land met al veel te veel politieke instellingen. Men moet al een goede jurist of een heel goede politicoloog zijn, mijnheer Beke, om door het bos de bomen te zien.

Dit land is al hopeloos ingewikkeld, ziek aan politieke instellingen, en toch vinden een aantal grote lichten in dit gremium dat er nog zo een loodzware mega-instelling moet bijkomen, en meteen ook via een bijzondere wet gebetonneerd worden, zodat we ze nooit meer kunnen wegkrijgen. Een mega-instelling, exact op de contouren van de oude, zieke, archaïsche en compleet onwerkbare provincie Brabant, twintig jaar nadat ze eindelijk was afgeschaft.

Ondanks alle ervaringen uit het verleden, wordt opnieuw een instelling opgericht die haaks staat op de grondwettelijke indeling van het land, de gewesten en gemeenschappen en op het territorialiteitsbeginsel. We kunnen niet om de vaststelling heen dat deze grens- en gewestgrensoverschrijdende overlegbevoegdheden in feite uitsluitend een eenzijdig karakter hebben ten nadele van de Vlaamse deelstaat en zonder enige wederkerigheid. Het overleg gaat immers over verkeer vanuit, naar en rond Brussel en niet `in' Brussel. Het gaat bijvoorbeeld niet over het afsluiten van belangrijke tunnels, die op de grens van Vlaanderen met Brussel liggen. Over de op- en afritten van autowegen is overleg verplicht, maar niet over die tunnels. Nu al is Brussel voornemens bepaalde tunnelingangen ter hoogte van de Reyerslaan te versmallen. Zonder enig overleg!

Officieel is deze Communauté métropolitaine enkel opgericht met het oog op vrijblijvend overleg over een aantal gewestelijke materies: werk, economie, mobiliteit, ruimtelijke ordening, openbare werken en milieu. Op één terrein heeft het overleg meteen een verplicht karakter: op- en afritten van de ring zullen nooit nog mogen worden afgesloten vooraleer er overleg heeft plaatsgevonden in de Hoofdstedelijke Gemeenschap van Brussel, de HGB. Dat is heel sluw bekeken, want die bepaling zorgt er meteen voor dat de drie gewesten daadwerkelijk aangezet, bijna verplicht worden om via een samenwerkingsakkoord aan deze Hoofdstedelijke Gemeenschap concreet gestalte te geven. Sommigen, onder meer professor Maddens in een column in Le Soir, hadden gehoopt dat de Vlaamse regering, met de N-VA als regeringspartner, nooit uitvoering zou geven aan wat hier vandaag zal worden goedgekeurd. Het zou bijna ondenkbaar zijn dat de N-VA dat goedkeurt. Het subtiele aan deze staatshervorming is dat er zoveel samenwerkingsakkoorden moeten worden gesloten, wel zevenentwintig, dat de Vlaamse regering permanent kan gechanteerd worden om dit samenwerkingsakkoord te sluiten.

Zo is de Plantentuin van Meise nog altijd niet gesplitst omdat de Franstalige gemeenschap dat eenzijdig kan blokkeren. Nu vrees ik dat het omgekeerde zal gebeuren, dat de Franse Gemeenschap zal weigeren om bijvoorbeeld over de Plantentuin of over andere over te hevelen bevoegdheden samenwerkingsakkoorden te sluiten, als Vlaanderen niet eerst een samenwerkingsakkoord sluit over de hoofdstedelijke gemeenschap. De Franse Gemeenschap zal Vlaanderen chanteren en verplichten hierover een samenwerkingsakkoord te sluiten.

De Vlaamse onderhandelaars benadrukken voortdurend het facultatieve karakter van het overleg in de hoofdstedelijke gemeenschap. Ook rapporteur Beke heeft dat daarnet nog eens onderstreept. Niemand kan toch tegen overleg zijn en het gaat alleen maar overleg, klinkt het dan telkens weer. Lees de tekst, zei mevrouw Piryns, maar veel belangrijker is wat niet in de tekst staat, maar wat wel wordt bedoeld. Nauwelijks enkele maanden geleden hebben de Franstaligen de Franse Gemeenschap plots zomaar omgevormd tot de Wallo-Brux, de Fédération Wallonie-Bruxelles, compleet tegen de Grondwet in en zonder enig overleg met de Vlaamse Gemeenschap van Brussel. De Nederlandstalige ministers van het Brussels Gewest Evenmin als de heer Anciaux zijn daarin gekend. Ze misbruiken de instellingen om er nieuwe namen aan te geven en Brussel in te palmen. Ook hier zijn de achterliggende intenties van de Franstaligen veel, veel belangrijker dan de letterlijke tekst. De naamsverandering tot Fédération Wallonie-Bruxelles is maar een voorbeeld van wat voortdurend gebeurt. De ongrondwettige praktijken worden altijd maar voortgezet. Daarom zijn we wel verplicht na te gaan welke de echte bedoelingen van de Franstaligen zijn en wat ze de hoofdstedelijke gemeenschap van plan zijn.

Overigens, als het alleen maar om overleg draait, waarom moet dan zo'n loodzware politiek gebetonneerde instelling worden opgericht, waarin al die gemeenten moeten/mogen komen vergaderen? Zo'n instelling heeft uiteraard de neiging om een eigen leven te gaan leiden, om voor zichzelf een missie uit te vinden en zich zeer belangrijk en onmisbaar te maken. Om meer overleg te plegen was trouwens geen instelling nodig, een betere ingesteldheid en meer bereidheid konden volstaan.

De Franstaligen boeken een drievoudige winst.

Ten eerste, ze krijgen de officiële erkenning dat het sociaaleconomische Brussel veel groter zou zijn dan het Brussels Gewest en - zo staat het letterlijk in de tekst - dat tientallen gemeenten in Vlaanderen en Wallonië deel uitmaken van een grootstedelijke zone. Dat is onzin. Collega's van de N-VA, dat idee staat haaks op het Vlaamse regeerakkoord dat het bestaan van zo'n grootstedelijke zone zelfs ontkent. Onder druk van het Vlaams Belang is de naam `Vlaams stedelijk gebied rond Brussel' zelfs veranderd in `Vlaams strategisch gebied rond Brussel', omdat men eindelijk heeft begrepen dat de bedoelde gemeenten of delen van gemeenten helemaal niet stedelijk, laat staan grootstedelijk zijn.

Ten tweede, de Franstaligen hebben nu ook een officieel orgaan waarmee ze zich zeer actief kunnen bemoeien met belangrijke Vlaamse gewestelijke materies, waarover ze tot vandaag niets te zeggen hadden, zoals het beleid inzake ruimtelijke ordening. Ze willen daarmee ingaan tegen ieder beleid van de Vlaamse regering dat gericht is op het indammen van de verstedelijking.

Ten derde, de nieuwe instelling zal het voor de Brusselse gemeenten veel makkelijker maken - dat blijkt overduidelijk uit alle voorbereidende teksten - om nauw samen te werken met gemeenten in Vlaams-Brabant, precies omdat de hoofdstedelijke gemeenschap uitdrukkelijk bedoeld is om dat soort samenwerkingsverbanden actief te promoten. Zo staat het allemaal in de teksten.

Gemeenten als Kraainem en Wezembeek-Oppem dreigen hierdoor meer dan ooit in de greep te komen van bijvoorbeeld Sint-Lambrechts-Woluwe, de gemeente van FDF-burgemeester Olivier Maingain. De Brusselse inmengingspolitiek in Vlaams-Brabant wordt dus nog aangewakkerd in plaats van afgeremd.

De Franstaligen koesteren dan ook zeer grote politieke verwachtingen in die nieuwe politieke instelling. Zo verklaarde Joëlle Milquet op 19 augustus in Le Soir: `Il y a un concept de communauté métropolitaine qui peut s'avérer fondamental en termes de désenclavement de Bruxelles'. Ik leg de nadruk op de potentialiteit van wat hier wordt goedgekeurd.

De MR gaat nog veel verder. In antwoord op de vraag of Brussel opgesloten zit in een carcan, schreef de MR op zijn website: `L'accord consacre l'existence par une loi spéciale d'une communauté métropolitaine qui permet d'élargir Bruxelles sur base du grand Brabant.'

De heer Wouter Beke (CD&V). - Waar staat dat in de teksten die vandaag ter bespreking in de Senaat voorliggen? Ik wil niet citeren uit de website van de partij van de heer Laeremans, om hem niet in verlegenheid te brengen, en evenmin uit websites van andere partijen.

Waar ziet de heer Laeremans de uitbreiding van Brussel? Waar ziet hij de corridor? Welke gemeente, welke vierkante meter wordt er toegevoegd aan Brussel via de metropolitane gemeenschap? Op welke bladzijde, in welk artikel leest hij dat? Hij heeft het nogmaals over de stok waarover we het twee dagen geleden al hebben gehad en hij zegt opnieuw: `Kijk naar die stok, kijk er lang genoeg naar, staar ernaar, want het zal een vis worden.'

Mijnheer Laeremans, net als voor twee dagen kreeg ik graag een duidelijk antwoord op mijn precieze vragen, geen wollig taalgebruik.

De heer Bart Laeremans (VB). - Wollig taalgebruik, daar kent de heer Beke wat van!

Het staat niet in deze tekst, dat zeg ik al de hele tijd. (Applaus)

Er bestaat ook zoiets als een stokvis, dat weet de heer Anciaux zeer goed. Ik zeg het al van in het begin: het staat niet in de teksten, maar wij willen de interpretatie kennen.

De Fédération Wallonie-Bruxelles van de Franstalige Gemeenschap staat ook niet in de teksten, maar ze is wel gemaakt. Wanneer een coalitiepartner enkele dagen na het sluiten van een akkoord op zijn website zijn interpretatie van de tekst ventileert, dan heb ik toch het recht te vragen hoe de heer Beke dat ziet. Aanvaardt hij die interpretatie?

De heer Wouter Beke (CD&V). - In de redenering van de heer Laeremans kan ik perfect zeggen dat het stadsbestuur van Diest het bestuur van Brussel zal overnemen. Dat is precies dezelfde logica.

De heer Bart Laeremans (VB). - Nu ridiculiseert de heer Beke zijn eigen regeringspartner. Hij zegt dat het een foute interpretatie is, en mevrouw Piryns zegt het ook. Ik heb echter nog van niet één van de Franstalige politici gehoord dat zij die instelling niet zullen misbruiken en niet verder zullen streven naar de uitbreiding van Brussel.

M. Armand De Decker (MR). - J'entends parfois M. Maingain craindre l'instauration d'une Communauté métropolitaine parce qu'il se dit que les Flamands s'en serviront pour gérer Bruxelles. Voyez-vous, monsieur Laeremans, vous jouez à vous faire peur mutuellement. Vous aimez avoir peur. Je découvre une Flandre qui a peur ; des nationalistes flamands qui ont peur ; des francophones qui ont peur de Bruxelles. C'est ahurissant !

Vous n'aimez pas la Belgique, mais la Belgique a une Constitution et rien ne peut être changé de fondamental dans ce pays - et c'est ce que vous découvrez dans l'exercice que nous faisons actuellement - sans une majorité des deux tiers. Vous semblez l'ignorer. Vous avez parfois l'envie de travailler unilatéralement et de tenter de vous approprier Bruxelles.

Ce qui est très drôle, c'est que vous voulez Bruxelles tout en la détestant. Ce choc psychologique devient presque un choc psychiatrique. Cela m'inquiète !

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - De heer Laeremans vroeg naar een interpretatie. De heer Beke heeft hem een antwoord gegeven en eigenlijk heeft de heer Laeremans zelf de correcte interpretatie gegeven.

De heer Laeremans zegt dat de Franstaligen geen verduidelijkingen hebben gegeven. Dat klopt niet. Tijdens de besprekingen hebben onder meer de heren De Decker, Deprez en Moureaux een heel duidelijke interpretatie van de tekst gegeven en niet contra legem, maar perfect conform de tekst. Ze hebben gezegd dat de nieuwe instelling over overleg gaat, dat het enkel over gewestelijke materies gaat die verschillende gewesten aanbelangen en dat een samenwerkingsakkoord is vereist. Ik heb daar trouwens aan toegevoegd dat het feit dat geen gebruik gemaakt wordt van het overleg dat niet verplicht is, geen aantasting van de rechtsgeldigheid teweeg brengt. De verwijten van de heer Laeremans zijn dus onterecht. Hij kan beter zijn eigen interpretatie volgen en moet dus geen spoken willen zien.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Laeremans, u vroeg daarnet een Franstalige te noemen. Ik zal iemand citeren. `Door de splitsing zal het idee zich in de Franstalige hoofden nestelen dat ze nooit meer hoeven te rekenen op een uitbreiding van Brussel. Ze zullen daarvoor wel blijven vechten, maar de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde heeft als gevolg dat de taalgrens een goede kans maakt als toekomstige staatsgrens van een onafhankelijk Vlaanderen.' Dat laatste zinnetje zal u misschien meer bevallen dan de rest, maar dat zijn de woorden van Olivier Maingain. U zegt dat de Franstaligen een geheime agenda hebben, maar Maingain zegt het omgekeerde. Laat ons dus niet vertrekken van spookbeelden, van wat de ene of de andere daaronder precies zou kunnen verstaan in een of ander waanbeeld. Laat ons vertrekken van wat in de teksten staat en van wat er niet in staat.

De heer Bart Laeremans (VB). - De heer Maingain is niet de juiste referentie en hij is hier ook niet aanwezig. Natuurlijk is hij tegen, als lid van de oppositie. Ik ben al jaren met het thema bezig en heb er in de commissie uren over gesproken. Ik ben niet tegen omdat ik lid ben van de oppositie. Ik ben er intrinsiek tegen omdat ik de gevaren zie. De uitspraak van de heer Maingain is voor mij niet relevant. Voor mij is veel relevanter wat een belangrijke meerderheidspartij op haar website zegt. Nu komt ze vertellen dat die tekst niet zo strikt moet worden geïnterpreteerd. Feit is dat die tekst bestaat.

Ik vrees dat de nieuwe instelling een instrument is voor misbruik. Als ze alleen was bedoeld voor vrijblijvend overleg, zou men ze niet grondwettelijk of met een bijzondere wet betonneren. Door alle gemeenten van de voormalige provincie Brabant er van rechtswege in op te nemen, wat een eis was van de Franstaligen, zonder dat de gemeenten zich kunnen verzetten, wordt die instelling zo sterk gemaakt dat ze later misbruikt kan worden of een nieuwe invulling kan krijgen. Ze kan het embryo zijn van een uit te breiden Brussel. Daar wil ik voor waarschuwen. Op haar website zegt een meerderheidspartij nu al over die instelling `qu'elle permet d'élargir Bruxelles sur la base du grand Brabant'. Ik had graag gehad dat die partij bij monde van de voorzitter die woorden uitdrukkelijk terugtrekt. Ze zijn dubbelzinnig. Hier wordt gezegd dat ze de instelling niet zullen misbruiken, maar op hun website staat het tegendeel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik kom terug op de kritiek van collega De Decker dat we overal spoken zien. U hebt onlangs het nieuws gehaald omdat u zich verzette tegen een kaartje dat de Vlaamse regering in Japan had verspreid. Vlaanderen had immers het `lef' gehad om zijn eigen hoofdstad erop te zetten. Volgens u moet daar een groot gat, of een blinde vlek staan. Wat u doet is beslag leggen op Brussel en als de Vlamingen Brussel als hun hoofdstad voorstellen, zegt u: `Handen af, dat is van ons'.

M. Armand De Decker (MR). - Monsieur Laeremans, ce que vous dites est faux. Simplement, je n'admets pas que, dans les documents de la Région flamande, on situe géographiquement Bruxelles à Alost, loin dans le territoire flamand. En outre, sur cette carte, vous ne faites pas apparaître que Bruxelles est une Région à part entière. Vous la dessinez comme une ville au milieu de la Flandre. Ce n'est pas du fédéralisme correct. Nos institutions doivent être respectées.

Par ailleurs, dans le même document, les chiffres relatifs aux efforts accomplis en matière de recherche en biotechnologie, notamment, s'établissent à zéro à Bruxelles, parce que vous incluez par exemple dans les statistiques pour la Flandre ceux d'UCB Bruxelles. Vous accaparez les firmes de Bruxelles comme si elles étaient établies en Flandre.

Bruxelles est une Région à part entière, et il est plus que temps que certains ministres flamands en tiennent compte.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik had het niet over de teksten, mijnheer De Decker, maar over het kaartje. Dat de Vlaamse regering in het buitenland de indruk durft te wekken dat Brussel de hoofdstad is van het Vlaams Gewest én van de Vlaamse Gemeenschap ...

De heer Armand De Decker (MR). - ... én van de Franse Gemeenschap!

De heer Bart Laeremans (VB). - Inderdaad! Maar wat die Franse Gemeenschap doet is veel erger. Zonder het minste overleg, roept u de Fédération Wallonie-Bruxelles (FWB) in het leven die niet in de Grondwet staat, waarvan de vorige premier trouwens gezegd heeft dat hij ze niet erkent. Eenzijdig, zonder de Vlamingen in Brussel daarover te raadplegen, stelt u Brussel op internationaal niveau voor als een Franstalige stad.

De heer Armand De Decker (MR). - Wie is minister van buitenlandse betrekkingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Dat is de heer Vanhengel! Daarvoor was het de heer Vanraes en de heer Chabert.

Zou u durven zeggen dat het Brussels Gewest zichzelf voorstelt als een Franstalig gewest? Dat is helemaal niet zo, mijnheer Laeremans.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het spijt me, mar ik weet dat mevrouw Grouwels en de andere Vlaamse ministers in Brussel, dan toch in de naamgeving van de FWB, niet gekend zijn. Dat is eenzijdig gebeurd en dus totaal ongrondwettig. Met dit soort achterbakse methodes kan ik niet anders dan jullie wantrouwen. Als ik zie wat er in het verleden over die metropolitane gemeenschap is verklaard, kan ik dat niet anders interpreteren ...

De heer Wouter Beke (CD&V). - Hecht u dan meer belang aan websites of briefpapier dan aan wetten en grondwettelijke bepalingen die hier goedgekeurd worden?

U gaf daarnet zelf al het antwoord op die vraag, denk ik. U voert oppositie, maar niet tegen de wetteksten die hier voorliggen. U probeert ze in een bepaald kader te plaatsten om uw eigen woorden een minimum aan geloofwaardigheid te geven.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De heer Beke vindt het blijkbaar niet relevant dat iemand verwijst naar zijn partijprogramma's of naar websites met partijprogramma's. De kiezer mag dus wel kennis nemen van het partijprogramma, maar weet dat het uiteindelijk niet zal worden uitgevoerd. De heer Beke trekt met een programma naar de kiezer, maar als puntje bij paaltje komt, beschouwt hij zijn programma maar als een vodje papier.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, ik voer mijn programma uit. Daarin staat dat het zwaartepunt moet worden verlegd naar de deelstaten en dat die deelstaten meer fiscale autonomie moet krijgen.

In mijn programma staat dat het arbeidsmarktbeleid en de kinderbijslagen moeten worden overgeheveld naar de regio's.

In mijn programma staat dat de deelstaten meer bevoegdheden moeten krijgen inzake gezondheidszorg.

In mijn programma staat dat BHV gesplitst moet worden. Dat zijn precies de punten waar het bij deze staatshervorming om gaat. Mijn programma en mijn manier van werken zijn duidelijk: ik voer mijn programma uit via onderhandelingen.

In het programma van de N-VA staat dat die partij streeft naar de autonome republiek Vlaanderen. Hier in de Senaat heeft uw partij verklaard dat dit in 2014 aan de orde zal zijn, en dat u daarvoor de grondwet aan de kant zal schuiven.

De heer Alexander De Croo (Open Vld). - Mijnheer Vanlouwe, u verwijst altijd naar partijprogramma's en websites omdat de N-VA zelf nooit voorbij dat stadium is geraakt. Het partijprogramma in praktijk omzetten, is de N-VA niet gelukt. U staat nu tegenover vier partijen die wel de stap hebben gezet van een verkiezingsprogramma naar de realisatie van dat programma. De N-VA zit nog altijd in verkiezingsmodus, maar vandaag gaat het in deze assemblee over realisaties. Het wordt tijd dat de N-VA die ook die sprong maakt.

M. Melchior Wathelet, secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité et aux Réformes institutionnelles. - M. Laeremans attend que des francophones annoncent qu'il n'y aura pas d'utilisation abusive de ces accords. Nous avons l'habitude de respecter les lois, nous respecterons les votes émis, et il n'y aura pas d'abus.

Par ailleurs, quand certains essaient de faire croire, par exemple en introduisant des procédures devant la Commission de Venise, que nous abusons de la Constitution, en fait nous gagnons !

Dat bewijst dat de uitvoering redelijk is en er geen misbruik zal zijn.

Velen wijzen op de programma's en websites van de partijen. Heb ik als lid van mijn partij toegevingen gedaan op mijn programma? Inderdaad! Als men nooit toegeeft, bereiken we nooit een akkoord. Maar de optie zonder akkoord is zeker niet de mijne. Ik heb ook in het Vlaams regeerakkoord gelezen dat, wat hier vandaag voorligt, daarmee niet in strijd is. Dat heeft de Vlaamse minister-president uit naam van zijn hele regering, dus ook van de N-VA-ministers, verklaard. Nochtans heeft de N-VA dat regeerakkoord ondertekend en steunt het die regering. Als er geen tegenstrijdigheid is met het regeerakkoord en de zienswijze van de Vlaamse regering, zie ik het probleem van de N-VA niet.

Wie teksten kiest, moet de hiërarchie respecteren. Eerst zijn er de wetten die het parlement goedkeurt, dan de regeerakkoorden en pas daarna de websites van de partijen. Wat de partijen publiceren, is toch minder belangrijk dan de teksten waarover het parlement moet stemmen?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik wil de heer Vanlouwe erop wijzen dat de dialoog het inderdaad heeft gehaald op het cynisme van de N-VA. Ik begrijp dat die conclusie voor hem vervelend is. Enkel door de dialoog gaande te houden, heeft Groen, samen met de andere partijen van de institutionele meerderheid, een evenwichtige splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde bereikt. Dat stond zowel in het programma van de N-VA als in dat van de andere partijen. Het verschil is dat wij de splitsing uitvoeren en u niet. Dat is nu eenmaal de realiteit.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik vind het bijzonder nuttig hier te vernemen dat Open VLD en CD&V hun partijprogramma's kennelijk niet zo belangrijk vinden. De partijen zoeken wel steun bij de kiezers, maar mogen daarna hun programma zomaar opzijzetten. Als hun programma het had over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, stond daar dan ook niet in dat geen toegevingen mogelijk waren? We discussiëren nu wel al wekenlang over de toegevingen die voor de splitsing nodig waren. Volgens sommigen gaat het om een onzuivere splitsing, volgens anderen om niet. Bij de CD&V is het steeds enerzijds en anderzijds.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Bij de N-VA is dat nog veel erger!

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Het is zeer duidelijk dat de meerderheid nu toegevingen doet op een domein waarop Vlaanderen juridisch gelijk heeft. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ongrondwettelijk is.

Daar zitten bepaalde discriminaties. Daarom hadden alle Vlaamse partijen een wetsvoorstel ingediend. Erover stemmen in de commissie kon nog, maar nadien moest het met alle mogelijke middelen worden geblokkeerd. Het gevolg was een reeks toegevingen: toegevingen in de faciliteitengemeenten, het gerechtelijk arrondissement niet splitsen, toegevingen in Brussel. En de Brusselse Vlaming, mijnheer Beke, die laat u gewoon vallen. De Brusselse Vlaming zal in het parlement niet meer vertegenwoordigd zijn. Verder wordt er nog eens een bijkomende structuur opgericht en dat staat ook niet in uw programma, mijnheer Beke. In dat programma staat wel de versterking van de gemeenschappen, de Vlaamse en de Franse, in Brussel. Wij zijn absoluut gekant tegen het nieuwe vehikel dat nu in het leven wordt geroepen en stellen voor, de gemeenschappen bij dat metropolitaan orgaan te betrekken. Ik dien dus, eigenlijk op basis van uw programma, mijnheer Beke, een amendement in om de gemeenschappen in Brussel te versterken.

En wat doet u? U stemt tegen. U stemt dus opnieuw tegen uw eigen programma. Net zoals de heer Anciaux de fusie van de politiezones eerst naar een later debat uitstelt en nu tegen stemt.

In Brussel zijn er te veel structuren, bevolkt door 800 mandatarissen. Een en ander moet dus vereenvoudigd worden. Wij dienen een reeks amendementen in om die structuren inderdaad te vereenvoudigen, maar de meerderheidspartijen stemmen tegen, dus tegen de uitvoering van hun eigen partijprogramma's, want er is een akkoord.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, ik weet niet waar u tussen de zomer van 2010 en de zomer van 2011 verbleef.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - In Brussel.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik weet ook niet op welke manier er in uw partij is overlegd over de verschillende stappen in de onderhandelingen en hoe u dat hebt gevolgd. Ik weet echter wel dat de elementen van het kader rond de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, de burgemeesters, de Raad van State, het geld voor Brussel, een overlegstructuur rond mobiliteit en de ring, voortdurend ter sprake zijn gekomen, ook toen uw partij mee aan tafel zat. U geeft hier vandaag voor de zoveelste keer het bewijs dat u probeert heel veel wind te maken in de hoop dat u uw voetsporen op de weg die u tussen de zomer van 2010 en de zomer van 2011 hebt afgelegd, kunt wegblazen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat is ook herhalen en blijven herhalen.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Geregeld brengen hier scholen een bezoek en moeten we uitleggen hoe een democratisch bestel werkt. Ik zeg die scholieren dan altijd dat ze een onderscheid moeten maken tussen een partijprogramma, een verkiezingsprogramma en een regeerakkoord. Dat zijn drie verschillende zaken en ik stel vast dat u, mijnheer Vanlouwe, dat hier altijd op één hoopje gooit. Laten we de straat eens oversteken, naar het Vlaams Parlement. Beweert u dat uw partijprogramma integraal is overgenomen in het regeerakkoord van de Vlaamse regering? Moet ik u een lijstje geven van alle punten waarmee uw partij het niet eens was en die ze in het parlement nooit zou goedkeuren, maar die haar verkozenen achteraf wél hebben goedgekeurd? Ik noem er alvast één: het derde net van de VRT.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Tommelein, aan studenten en leerlingen die hier komen, probeer ik de werking van de democratie uit te leggen: in een democratie zijn er winnaars en verliezers. De winnaars zijn nu in de oppositie geduwd.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Collega Vanlouwe, het zou interessant zijn om het verslag van de plenaire vergadering van gisteren in de Kamer te lezen. Daarin staat dat de heer Jambon heeft gezegd `toen we van de onderhandelingstafel afstapten'. Hij heeft dit veranderd in `weggeduwd' toen hij wakker werd geschud door het geroezemoes op de banken.

De Senaat is inderdaad geen Vlaams Parlement, maar als u daar hetzelfde zou zeggen als in de Senaat, zou u tenminste consequent zijn. In het Vlaams Parlement zegt u dat de voorstellen die in de Senaat voorliggen niet in strijd zijn met de afspraken van de Octopusnota, noch met die van het Vlaamse regeerakkoord. In de Senaat zegt u dan weer dat u en uw partij tegen die overlegstructuur zijn. Die structuur zou enkel verplichten om te spreken over het afsluiten van op- en afritten van de ring. In de nota-De Wever stond, volgens u, nochtans veel meer dan in de teksten die in de Senaat voorliggen, onder meer over verkeersplannen en wegennetwerken. We hadden dit graag met de heer De Wever willen bespreken, maar het is zoals bij een Europees kampioenschap: de dagen vóór de match laten de kapitein en de trainer in de pers van zich horen, maar ze verdwijnen in de kleedkamer zodra de match begint. (applaus)

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, wilt u dat de gemeenschappen bevoegdheden krijgen in die overkoepelende structuur?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Blijkbaar kan de heer Beke niet alleen niet luisteren, maar ook niet lezen. Zowel in de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden als in de Senaat, hebben wij voorgesteld de gemeenschappen te betrekken bij die structuur. Over gemeenschapsbevoegdheden heb ik nooit gesproken. Uw partij gaat ervan uit dat de gemeenschappen in Brussel moeten worden versterkt. In die grootstedelijke gemeenschap hebben wij voorgesteld die gemeenschappen te betrekken bij die - volgens ons - overbodige structuur.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dit is nu wél belangrijk omdat ik, en ook Bart De Wever, ons altijd terecht daartegen hebben verzet. Wij willen geen voorwaarden creëren waardoor er in de Vlaamse rand bibliotheken, cultuur centra, kinderopvang en zorgvoorzieningen kunnen worden opgericht.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat heeft de heer Vanlouwe ook niet gezegd. Dat is niet eerlijk. Dit is nu werkelijk populisme.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Vanlouwe, u hebt het nu over een overlegstructuur waarin ook gemeenschapsbevoegdheden worden opgenomen. Daar heb ik mij altijd tegen verzet.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik heb hierover een andere mening dan de heer Vanlouwe. We mogen dat zeker niet versterken met de gemeenschappen.

Mijnheer Beke, u zegt: `Wij voeren heel ons programma uit', maar het voorliggend akkoord is, wat Brussel betreft, duidelijk in strijd met de nota's van de Vlaamse regering, met de Vlaamse resoluties en met het Vlaamse regeerakkoord. Het Vlaamse regeerakkoord bepaalt de voorwaarden voor de financiering van Brussel zoals, meer inspraak in Brussel en de interne hervorming van Brussel. Dit is helemaal niet het geval. Daar schendt u het Vlaamse regeerakkoord. Daarom betreuren wij dat de Vlaamse regering, met de steun van de drie Vlaamse regeringspartijen, vindt dat ze het Vlaamse regeerakkoord niet schendt.

(M. Armand De Decker, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Kris Peeters heeft duidelijk gezegd dat de bevoegdheidsherverdeling moest gebeuren op basis van de twee deelstaten, maar het is net omgekeerd: Brussel krijgt veel meer bevoegdheden dan Vlaanderen en Wallonië en wordt een `supergewest'.

Dat is wat wij zo contesteren. In plaats van iets meer zeggenschap en controle te krijgen omdat we Brussel zo massaal financieren, gebeurt het tegenovergestelde en dat strookt niet met het Vlaams regeerakkoord en met uw eigen partijprogramma.

Ik vind het straf dat men het belang van websites minimaliseert. De teksten kunnen immers wel worden afgedrukt. Bovendien gaat het niet om een partijprogramma of een belofte aan de kiezer, maar om een interpretatie van het akkoord de dag nadat het werd gesloten. Charles Michel, voorzitter van het MR, verwoordt het als volgt: `Bruxelles est élargie par la mise en place d'une communauté métropolitaine comprenant l'ensemble des communes du grand Brabant.' Ik houd eraan dat deze woorden en die van staatssecretaris Wathelet in het verslag komen.

Even belangrijk is het de achterliggende bedoelingen te kennen. De wil om het akkoord loyaal uit te voeren, dan wel te misbruiken, blijft een groot vraagteken.

De Vlaamse politici realiseren zich te weinig dat het verschil tussen hun mentaliteit en die van de Franstaligen zeer groot is. Voor de Franstalige politici is de hoofdstedelijke gemeenschap een embryonaal instrument dat de uitbreiding van Brussel moet voorbereiden. Zij kijken tientallen jaren vooruit. De Vlaamse politici daarentegen verliezen zich in dagjespolitiek en denken louter op korte termijn.

De Franstaligen weten dat ze de strijd demografisch aan het winnen zijn. Niet voor niets zei de heer De Decker dat de faciliteitengemeenten over tien tot twintig jaar 100% Franstalig zullen zijn.

M. le président. - Je vous demanderai de ne pas m'attaquer pendant que je suis ici, parce que je ne peux pas vous répondre.

De heer Bart Laeremans (VB). - De Franstaligen verwachten dat de bevolking in Brussel tegen 2020 met 150 000 tot 200 000 mensen zal toenemen. Dat is de reden waarom Brussel moet worden geherfinancierd en waarom men in het verhaal van de hoofdstedelijke gemeenschap over immigratie spreekt. Om de immigratiestroom op te vangen, willen de Franstalige politici de controle over ons grondgebied en moet het centrale gedeelte van ons land een metropool worden.

Gemeenten zoals Lennik en zelfs Grimbergen, dat aan Brussel grenst, zijn landelijk en allesbehalve grootstedelijk en dat moet zo blijven. Door de metropool degradeert u ze tot een aanhangsel van Brussel. Ik wil u daarvoor waarschuwen.

De Vlaamse onderhandelaars hebben geen blijk gegeven van historisch besef. Ze onderschatten ook de nationale en internationale dynamiek die van de groot-Brusselse metropool kan uitgaan. Ze zijn zich bovendien niet bewust van de demografische evolutie die zich in en rond Brussel voordoet, noch van het moordend tempo waarin de regio de internationale toer opgaat. De oprichting van de hoofdstedelijke gemeenschap versterkt deze evolutie.

Ik verwijs nog naar de heel interessante uitspraak van MR-parlementslid Olivier de Clippele in Brussel Deze Week: `Ofwel evolueren we door de immigratie in de richting van Hong Kong en Istanbul, met heel hoge bouwlagen. Ofwel leggen we stedenbouwkundige regels vast om die mensen ertoe te verplichten Brussel te verlaten. Nu al verfranst Aalst.' Het was ook merkwaardig een professor van een Franstalige universiteit te horen zeggen dat ook Aalst deel moet uitmaken van de hoofdstedelijke gemeenschap.

De heer Armand De Decker (MR). - Hij is geen lid meer van de MR. Hij is overgestapt naar het FDF.

De heer Bart Laeremans (VB). - Hij was toen MR parlementslid en stond op de eerste bladzijde van Brussel Deze Week. Bepaalde mensen, of ze nu bij het FDF zijn of bij de MR, hebben de intentie wegens de immigratie, heel de Brusselse rand verder te verfransen. Ik ben blij dat dit aan het licht komt.

De Franstaligen willen greep krijgen op het zogenaamde hinterland van Brussel. Ze willen het ruimtelijke beleid in Vlaams-Brabant mee kunnen bepalen en de immigratie, die ze zelf niet meer onder controle hebben, uitsmeren tot diep in Vlaanderen. Dat is hun betrachting. Daar is het hen om te doen. Die Hoofdstedelijke Gemeenschap is daarbij een zeer belangrijk vehikel, werkelijk een Paard van Troje.

Bart Maddens verwoordde het op 25 september bijzonder treffend in zijn column op deredactie.be: `De Vlaamse politici sussen meteen: niet bang zijn, dit is enkel maar een overlegorgaan. Van een uitbreiding van Brussel is geen sprake! Maar morgen begint het geduw en getrek van de Franstaligen om de communauté métropolitaine meer macht te geven. De institutionele kiemen voor Groot-Brussel zijn gelegd en kunnen langzaam beginnen groeien. Tot op het punt dat het Brussels gewest zal samenvallen met de vroegere provincie Brabant, pakweg in 2051. Dan zal een of andere flamingant, als dat specimen nog bestaat, kunnen schrijven: dit is de slechtste staatshervorming sinds die van 2011.'

Ook daarom zijn wij voor Vlaamse onafhankelijkheid. Omdat we blijkbaar alleen op die manier deze waanzin kunnen bestrijden. Hoe langer België bestaat, hoe meer wij Brussel verliezen én hoe meer wij de Vlaamse Rand verliezen. Hoe sneller we België kunnen opdoeken, hoe groter de kans dat Brussel zal kiezen voor het gezond verstand en voor een toekomst van werk, welvaart en welzijn en dus voor een Vlaamse toekomst, in plaats van een uitzichtloze toekomst in een artificieel Wallo-Brux.

Ik wou ook nog iets zeggen over de financiering van Brussel. Daarnet zei een Ecolo-senator dat ze niet aan populisme willen doen en alleen de `juste financement' willen. Als er één slogan is in de debatten en als er één slagzin overduidelijk uit het wetsvoorstel tevoorschijn komt, dan is het precies de `juste financement'. De zogeheten `correcte financiering' is een slogan die alles dekt. Wat is correct, wat is juist, is voor interpretatie vatbaar. Beweren te ijveren voor de `juste financement' is de reinste demagogie.

Alsof Brussel vandaag niet correct gefinancierd zou worden. Alsof Brussel en de 19 gemeenten, die nu reeds allerlei extra's krijgen toebedeeld, vandaag niet correct gefinancierd zouden worden. Ondanks bijvoorbeeld de middelen van het grootstedenfonds, de extra middelen inzake veiligheid, de compensaties voor de dode hand, de enorme stroom aan middelen voor Beliris, die zodanig groot is dat men de middelen niet eens kan opgebruiken en de niet-gebruikte middelen torenhoog worden opgestapeld.

Wij hadden graag een ernstige doorlichting gehad van al die geldstromen, van de actuele financiering van Brussel. We wilden een ernstige, transparante studie ook over de voordelen die Brussel vandaag al haalt uit zijn hoofdstedelijk en zijn Europees statuut, en ja een studie over de echte noden en tekorten van Brussel die ondanks die internationale vetpotten overblijven.

We willen een echte kosten-batenanalyse. Wat brengt het op en wat gaan we daar tegenover plaatsen? We kregen enkel een flinterdun wetsvoorstel, zonder enige motivering of uitleg, geen zicht op waar Brussel problemen heeft en waar en waarom er tekorten zijn. Misschien heeft het te maken met financieel wanbeleid, financiële verwaarlozing en het doorsluizen van geld.

Maar de evidente vraag om hoorzittingen werd niet beantwoord. Nochtans hebben we nog al de tijd. Het parlementair reces start normaal gezien pas op 21 juli. We hadden dus ruim de tijd om die enorme financiering voor Brussel grondig te bestuderen.

In die hoorzittingen met deskundigen hadden we een beeld kunnen krijgen van de financiering van Brussel, maar onze evidente vraag naar hoorzittingen en naar transparantie werd helaas zonder ernstige motivatie afgewezen.

Dat Brussel zijn centen misbruikt - al lange tijd, openlijk en in steeds grotere mate - om taken op zich te nemen of te financieren die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren, kan door niemand betwist worden. Het Grondwettelijk Hof heeft dat nog maar eens bevestigd en aan de kaak gesteld. En ook nu weer wordt een deel van de toegewezen middelen voor duidelijke gemeenschapsbevoegdheden aan Brussel toegewezen.

Ik verwijs naar de demografische ontwikkelingen in Brussel en de gemeenschapsbevoegdheden die daarmee te maken krijgen, zoals scholen en crèches. Het argument is altijd dat de Brusselse bevolking de komende tien jaar spectaculair zal toenemen. Alsof dat een fataliteit is. Alsof dit probleem niet bij de bron kan worden aangepakt door, bijvoorbeeld, gewoon de kraan toe te draaien. En ik bedoel dan niet zozeer de geldkraan, maar wel de immigratiekraan. De druk op Brussel door immigratie uit Europese en andere landen is veel te groot. Maar de immigratiekraan staat in dit land nog altijd wagenwijd open.

De bevolkingsexplosie in Brussel is een gewilde bevolkingsexplosie. De Franstaligen willen dat de sluizen blijven open staan omdat dit past in hun communautaire strategie. Omdat het hen goed uitkomt dat het aandeel van de Nederlandstaligen in Brussel steeds verder verwatert. Omdat het hen zeer goed uitkomt, zowel in Brussel als in de Vlaamse Rand, dat het aantal Nederlandstalige gezinnen afneemt. Ook al is het evidente gevolg van die immigratie-invasie - het woord is nog te zacht - dat ook het aandeel van de Franstaligen verder verwatert. Dat laatste vinden ze niet belangrijk. Zolang de Vlamingen maar verder teruggedreven worden!

Zowel het Vlaams parlement als de Vlaamse regering heeft zich in het verleden al uitgesproken over de financiering van de Brusselse instellingen. Een van de Vlaamse resoluties van 1999, de resolutie betreffende de uitbouw van de financiële en fiscale autonomie in de volgende staatshervorming, stelt: `Om het Hoofdstedelijke Gewest toe te laten zijn hoofdstedelijke functie volwaardig op te nemen, zullen de deelstaten moeten bijdragen tot de financiering van deze functie, waarbij ze zeggenschap en controle moeten hebben op de aanwending van deze middelen'. Vlaanderen wil dus wel degelijk bijdragen aan de financiering van zijn hoofdstad, maar dat moet gepaard gaan met de nodige zeggenschap en controle vanwege de Vlaamse deelstaat, vanwege de netto-financier van dit land. Daarvan vind ik niets terug in de voorliggende teksten. Integendeel! Brussel wordt autonomer dan ooit en de Raad van State heeft intussen de weinige toegewezen bevoegdheden ook al onderuit gehaald.

Ook de Vlaamse regering sprak zich in gelijkaardige zin uit. In het debat over de Octopusnota van 2008, die deel uitmaakt van het huidige Vlaamse regeerakkoord, koppelde Vlaams minister-president Kris Peeters daar een aantal voorwaarden aan vast: `Onvermijdelijk zal bij een discussie over Brussel ook het kerntakendebat moeten gevoerd worden. Misschien worden bepaalde gemeentelijke taken om redenen van efficiëntie beter uitgeoefend op het niveau van het Gewest of moet de mogelijkheid tot een herschikking van het aantal gemeenten tot een kleiner aantal worden onderzocht. Deze elementen moeten onderwerp van discussie zijn.' Hier lezen we dus een pleidooi om over te gaan tot een rationalisering van de Brusselse instellingen, Het komt niet een partij die door de heer Beke beschuldigd wordt van populisme, maar van zijn eigen partij.

Als we deze standpunten vergelijken met wat er in deze zogeheten zesde staatshervorming omtrent Brussel aan hervormingen naar voren wordt geschoven, dan kunnen we alleen maar vaststellen dat het een heel andere richting uitgaat.

De rationalisering van de instellingen is niet aan de orde. De financiering gebeurt nog altijd vanuit het federale niveau. Van enige controle op de besteding van de middelen is minder dan ooit sprake.

Zoals bekend is de royale bijkomende financiering van Brussel in de zesde staatshervorming het gevolg van Franstalig Brusselse beweringen dat de Brusselse instellingen ondergefinancierd zijn. Deze stelling is zeer omstreden, zowel politiek als wetenschappelijk. Wetenschappelijk bijvoorbeeld werden de Brusselse aanspraken begin 2011 reeds in Een kritische evaluatie van de studie Vanraes door Geert Jennes van de KULeuven op losse schroeven gezet. Volgens Jennes zijn de meerkosten die Brussel beweert te hebben, een aanzienlijke overschatting van de realiteit. De auteur geeft daarvoor vier redenen aan.

Een aantal kostencompensaties wordt over het hoofd gezien. Voor sommige kosten wordt tweemaal compensatie gevraagd. Bepaalde gemiste inkomsten zijn het gevolg van de institutionele keuze van Brussel om een gewest te zijn. Aan de uitgavenzijde kan heel wat worden bespaard. Dat blijkt uit een vergelijking van de Brusselse uitgavenstructuur met die van de andere Belgische gewesten. In Brussel wordt zeer veel geld doorgesluisd naar de Franse Gemeenschap.

Politiek hebben de Vlamingen altijd volgehouden dat de Brusselse instellingen niet ondergefinancierd zijn, maar dat de organisatie van de instellingen hopeloos inefficiënt en geldverslindend is. In een poging om die kritiek te pareren, werd in het institutioneel akkoord omtrent de staatshervorming een hoofdstukje over de inter-Brusselse vereenvoudiging opgenomen. Aan Vlaamse kant is nagenoeg iedereen het erover eens dat de ingrepen die daarin worden voorgesteld, grotendeels kosmetisch zijn en dat de maatregelen die moeten worden genomen, zijn uitgebleven. Bepaalde taken die tamelijk goed georganiseerd worden op gewestelijk niveau, onder andere de reiniging van Brussel, worden nu aan de gemeenten overgedragen.

Een perfecte illustratie van die inefficiëntie is het voorbeeld van de veiligheid in Brussel. Ettelijke tientallen miljoen euro worden daarvoor uitgetrokken. In Vlaanderen is altijd gezegd dat de zes politiezones in Brussel inefficiënt en geldverslindend zijn en dat de fusie ervan tot één geheel nodig is en voor een rationalisatie zal zorgen. Alle steden van de omvang van Brussel en zelfs nog veel grotere, hebben één sterk politiekorps. Alleen in Brussel moeten er zes zones zijn. In het institutioneel akkoord vinden we daarover niets terug. Wel komt er een bijkomende financiering om de inefficiënte structuren in stand te houden. Het breekijzer om eindelijk een efficiënt veiligheidsbeleid in Brussel te krijgen wordt hiermee weggegooid.

Een ander probleem is dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met de bijzondere wet wel heel wat geld toegestopt krijgt, maar dat het zonder veel federale inspraak autonoom over de besteding ervan kan beslissen, weliswaar binnen de perken van de materies waarvoor het geld bedoeld is. Waar de federale inspraak al bestond, wordt ze afgebouwd. Dat geldt voor de middelen voor de veiligheid in Brussel. Over de aanwending daarvan werd tot op heden beslist door de federale overheid, maar nu krijgt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die beslissingsbevoegdheid. Blijkbaar oordeelt de meerderheid dat Brussel een supergewest moet worden met meer bevoegdheden dan het Vlaamse en Waalse gewest. De drieledigheid wordt versterkt, terwijl iedereen weet dat ze door de Franstaligen misbruikt wordt om de Vlamingen te minoriseren.

De extra financiering voor Brussel doet dus heel wat vragen rijzen. Ik haal nog het voorbeeld van de taalpremies aan. De taalwetgeving inzake bestuurszaken wordt nu al tientallen jaren niet nageleefd door de Franstaligen. Franstalige bestuurders hebben er tientallen jaren alles aan gedaan om de toepassing van de taalwetgeving zoveel mogelijk te saboteren.

Er werd massaal personeel in dienst genomen dat niet over de, nochtans wettelijk vereiste, kennis van de tweede taal beschikte. De taalwetgeving is nochtans van openbare orde. Ze moet worden nageleefd, maar in Brussel blijft men ze miskennen. In 2008 bijvoorbeeld werd niet minder dan 63% van het gemeentepersoneel in dienst genomen in strijd met de taalwetgeving in bestuurszaken. Voor de OCMW's liep dat percentage dat jaar zelfs op tot 91%. Ik kan dat alleen maar bestempelen als inciviek beleid, want men weigert in Brussel bewust om een wet van openbare orde na te leven.

Dit incivieke beleid van de Brusselse besturen was en is alleen maar mogelijk door het even incivieke beleid van de toezichthoudende overheden, te weten de Brusselse hoofdstedelijke regering en het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Ondanks verscheidene opeenvolgende arresten van de Raad van State waarin gesteld werd dat beide toezichthoudende instanties benoemingen in de plaatselijke besturen die in strijd zijn met de taalwetgeving in bestuurszaken, verplicht zou moeten vernietigen, gebeurt dat vrijwel niet. In 2008 werd 0% van de om taalredenen illegale benoemingen in de Brusselse gemeenten en 0,1% van deze benoemingen in de OCMW's door respectievelijk de bevoegde minister van de Brusselse hoofdstedelijke regering en de bevoegde collegeleden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vernietigd.

M. le président. - Monsieur Laeremans, je vous prie de terminer votre intervention.

De heer Bart Laeremans (VB). - Omdat ik twintig minuten lang werd onderbroken heeft de voorzitster mij extra spreektijd toegekend.

Het is dan ook een totaal verkeerd signaal dat dit volgehouden beleid van sabotage van de taalwetgeving nu wordt beloond met het toestoppen van federaal geld. Er is niet de minste aanmoediging voor de lokale besturen om de taalwetgeving eindelijk toe te passen. Het enige federale signaal dat in dit verband gepast zou zijn, zou erin bestaan de het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de toezichthoudende bevoegdheid te ontnemen over de toepassing van de taalwetgeving door de Brusselse plaatselijke besturen en die toezichthoudende bevoegdheid opnieuw toe te kennen aan de federale overheid.

De teksten van Wouter Beke, die in verband met die tweetaligheid niets aan duidelijkheid te wensen overlaten, zijn heel belangrijk. Ze zijn nog geen wet en ze maken geen deel uit van het Vlinderakkoord, maar ik heb ze wel gelezen. Zijn wetsvoorstellen over de aanpassing van de taalwetgeving hielden in dat de verplichte tweetaligheid bij de ondergeschikte besturen zou worden afgeschaft. Het ging dus niet zomaar om een vraag van de Franstaligen, maar om een wetsvoorstel dat de heer Beke op basis van de voorakkoorden had opgesteld. Gelukkig maken ze nog geen deel uit van de akkoorden, maar ze bestaan wel en ze werden bekendgemaakt. Ik houd mijn hart vast als dit opnieuw ter sprake zou komen in de commissies. Hopelijk zijn die voorstellen voor altijd begraven.

Tot slot wil ik het nog hebben over de omvang van de extra middelen voor Brussel. Het totale plaatje van wat hier wordt goedgekeurd, samen met wat in het regeerakkoord werd beloofd, bedraagt maar liefst 461 miljoen euro, niet eenmalig, maar jaarlijks, plus de garantie van 125 miljoen euro per jaar voor Beliris daar bovenop. Dat is een duizelingwekkend bedrag. Sommigen kunnen zich na de overschakeling op de euro nauwelijks voorstellen welke sommen die grote bedragen vertegenwoordigen, maar het gaat wel degelijk om 24 miljard oude frank extra per jaar. Op een begroting van twee tot tweeëneenhalf miljoen euro betekent dat dus een kwart extra. Dat is immens en onverdiend. Het is ook nog maar een begin, want die som zal jaarlijks worden geïndexeerd tot ongeveer 800 tot 900 miljoen, of misschien zelfs meer in 2030.

We kennen de cijfers niet, want de staatssecretaris was niet in staat ze te berekenen. Dat geld kan overigens voor het grootste deel vrij besteed worden, zonder inspraak van wie dan ook. Het is zo immens dat men zich wel moet afvragen of de onderhandelaars van toen en de verdedigers van nu wel bij hun volle verstand waren. Uitgerekend in een tijd van budgettaire krapte, van bezuinigingen en besparingen is er één gewest dat daar feestelijk aan ontsnapt en de jackpot lijkt te hebben gewonnen. Nergens wordt de omvang van deze fabelachtige nieuwe geldstroom, die door een Leuvens hoogleraar werd vergeleken met de `ringelingschat' en die Brussel in staat zal stellen zijn budget met een kwart op te trekken, objectief verantwoord.

Dit wetsvoorstel is flinterdun, slechts enkele A-viertjes lang, en nergens lezen we daarin wat in Brussel de echte problemen zijn, wat de oorzaken zijn van de tekorten. De behoeften worden voorondersteld en behoeven geen verantwoording. We lezen zelfs nergens een intentie van Brussel over de wijze waarop het gewest zijn centen beter zou gaan beheren. Geen goede voornemens, laat staan enig dankuwel.

De bijkomende toekenning van al die middelen wordt gebetonneerd via een bijzondere wet. Deze bijzondere bijkomende inkomsten zijn voortaan dus structureel verworven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Vlamingen geven hun democratische meerderheidsrechten prijs om in deze regeling nog wijzigingen aan te brengen, vermits wijzigingen voortaan enkel nog zal kunnen met de instemming van een meerderheid in de Franse taalgroep. Dat is natuurlijk niet toevallig, want het zijn de Vlamingen die voor deze financiering zullen zorgen.

Volgens een studie van het VIVES, het Vlaams Instituut voor economie en samenleving, van de KULeuven van 4 juni 2012 zullen die extra transferts uit het Vlaamse Gewest het spiegelbeeld zijn van de extra transferts naar het Brussels Gewest, terwijl er voor het Waalse Gewest een status quo is. Ik had graag het tegendeel vernomen, namelijk dat iedereen zijn steentje bijdraagt. Een van de twaalf basisprincipes inzake de financiering was dat niemand zou verarmen. Maar wat stellen we vast? Wallonië blijft status quo, Brussel wordt rijker en Vlaanderen verarmt. Ik had graag dit debat in detail in de commissie gevoerd, maar dat mocht niet.

De heer Wouter Beke (CD&V). - We zullen dat debat in detail voeren op het ogenblik dat de bijzondere financieringswet op de agenda staat. Dan zal bekeken worden of deze gratuite stelling al of niet klopt.

De heer Bart Laeremans (VB). - Maar waarom is daar dan nog niets over gezegd? Ik betreur het gebrek aan transparantie.

Samenvattend kan dus worden gesteld dat de Franstalige politieke agenda het in dit dossier ruimschoots heeft gehaald. De inefficiënte en de geldverslindende Brusselse instellingen worden royaal geherfinancierd op kosten van de Vlaamse belastingbetaler. Ze zullen verder kunnen blijven draaien, terwijl er van herstructurering, sanering of kostenverantwoording nauwelijks sprake is. De systematische sabotage van de taalwetgeving door de Brusselse francofonie wordt niet afgestraft, maar integendeel beloond met extra geld. Vlaanderen zal aan deze zaak een gescheurde portefeuille overhouden. Wíj moeten de belastingen verhogen, wíj moeten belangrijke taken afstoten omdat we de broeksriem moeten aanhalen. Brussel kan blijven potverteren zonder dat het verplicht wordt de tering naar de nering te zetten.

Men moet, Vlaamse collega's, masochist zijn om deze wet goed te keuren, om Vlaanderen zo te verarmen.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je souhaiterais rappeler ce que j'ai dit mardi dernier sur l'ensemble des propositions et sur le financement de Bruxelles en particulier.

Le juste financement de Bruxelles répond aux besoins auxquels cette ville est confrontée en tant que capitale nationale et internationale et en tant que premier bassin d'emploi. Il vise également à renforcer la crédibilité de notre capitale sur la scène européenne et internationale.

(M. Francis Delpérée prend place au fauteuil présidentiel.)

Cette proposition entend octroyer un juste financement à Bruxelles dans la mesure où son rôle de capitale et de grande ville pose des défis majeurs aux institutions bruxelloises dans le domaine de l'enseignement, de l'accueil des enfants, de la formation, de la formation professionnelle, de la sécurité et de la mobilité.

Pour ce faire, il sera prévu un refinancement de 461 millions de la Région d'ici à 2015 au bénéfice de la Région de Bruxelles-Capitale, de la Commission communautaire flamande, de la Commission communautaire française et des pouvoirs locaux.

Monsieur le président, je suis wallon, membre de la Fédération Wallonie-Bruxelles, je suis belge, je suis européen et je me considère comme un citoyen du monde. J'ai le sentiment que la caractéristique des deux orateurs qui viennent d'intervenir à cette tribune - c'est d'ailleurs ce qui nous sépare - est qu'ils n'aiment pas Bruxelles et les Bruxellois.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik wil het eerst hebben over de Brusselse hoofdstedelijke gemeenschap. Ze omvat de drie gewesten, de federale overheid en alle gemeenten van de voormalige provincie Brabant. De provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant kunnen eveneens toetreden.

Een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten bepaalt de nadere regels en het voorwerp van het overleg. Dat overleg heeft slechts betrekking op gewestbevoegdheden, waaronder mobiliteit. Ook het overleg inzake de Brusselse ring wordt gevoerd binnen de hoofdstedelijke gemeenschap. Ik herhaal dat over die onderwerpen overlegd moet worden, wat niet impliceert dat er ook een akkoord moet worden gevonden binnen de hoofdstedelijke gemeenschap.

Het gaat hier duidelijk niet over een uitbreiding van Brussel, wel over de oprichting van een overlegstructuur voor thema's die verder reiken dan de grenzen van Brussel. Het gaat om gewestbevoegdheden zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu en tewerkstelling. De nieuwe structuur komt niet in de plaats van en doet evenmin afbreuk aan de bestaande overlegstructuren waarin de bijzondere wet voorziet. De hoofdstedelijke gemeenschap krijgt geen apart verkozen orgaan en er wordt niet geraakt aan de gemeenschapsbevoegdheden. Het aldus georganiseerde overleg kan leiden tot een positieve samenwerking, waarbij ieders bevoegdheden worden gerespecteerd.

In de hoofdstedelijke gemeenschap moet wel worden overlegd over het afsluiten van de op- en afritten van de Brusselse ring. Dat idee was al eerder opgedoken in nota's waar ik liever niet verder op inga.

Het territorialiteitsbeginsel blijft onverkort gelden: elk gewest blijft exclusief bevoegd op zijn eigen grondgebied.

De overlegstructuur is bedoeld voor de gewesten, en kan zich dus niet buigen over gemeenschapsbevoegdheden.

De hoofdstedelijke gemeenschap wordt ingevoerd in artikel 92bis van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen. Aanpassingen kunnen dus enkel worden aangebracht met een tweederdemeerderheid en een meerderheid in elke taalgroep. Dat geldt dus ook voor de uitbreiding van de bevoegdheden waarvoor sommigen hun vrees hebben uitgesproken. Het zijn trouwens diezelfde sprekers die zeggen dat ze gekant zijn tegen de strenge vereisten die gesteld worden voor een wijziging van de bijzondere wet, begrijpe wie kan!

Inzake de financiering van Brussel, zijn er twee luiken. Een eerste luik betreft de herfinanciering van Brussel en omvat grotendeels geaffecteerde bedragen. Een tweede luik maakt deel uit van de globale herfinanciering in het kader van de bijzondere financieringswet. Eenmaal op kruissnelheid, gaat het voor de beide luiken samen om een bedrag van 461 miljoen euro. Op zich heeft CD&V nooit betwist dat er nood was aan een extra financiering voor Brussel, op voorwaarde dat die geaffecteerd, transparant en gerechtvaardigd is. Wat voorligt, is een geaffecteerde financiering, die bestemd is voor specifieke en te rechtvaardigen doeleinden zoals mobiliteit, veiligheid, gemeenschapscommissies en taalpremies.

De extra financiering voor Brussel komt ook Vlaanderen en de Brusselse Vlamingen goed uit. Zo komen er extra middelen voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ook de bijkomende middelen voor het openbaar vervoer komen iedereen ten goede. Ten slotte is iedereen gebaat bij een veilig Brussel, ook de pendelende niet-Brusselaars.

Een kritiek die hier vandaag werd geformuleerd is dat Brussel niet grondig hervormd wordt. Het institutioneel akkoord, dat vandaag niet ter bespreking voorligt, bevat vijf pagina's over de intra-Brusselse vereenvoudiging. Het gaat onder meer over een halvering van het aantal huisvestingsmaatschappijen en over een gewestelijk mobiliteitsplan.

Ik ben ten slotte verwonderd dat diegenen die - terecht - altijd verontwaardigd zijn als anderen zich mengen in bevoegdheden die niet de hunne zijn, op andere momenten precies hetzelfde doen, namelijk zich mengen in andermans autonome bevoegdheden.

Onze stelling is dat de samenwerking moet vertrekken vanuit de eigen kracht en vanuit de eigen bevoegdheden. Dat is de juiste en de beste aanpak.

M. Armand De Decker (MR). - Nous avons entendu beaucoup de choses ce matin, à propos de la Communauté métropolitaine notamment.

Je pense que de nombreux Belges sont fatigués d'être informés tous les matins de la formation de dizaines voire de centaines de kilomètres de file aux abords du carrefour Léonard, ou d'autres grands obstacles similaires à l'entrée de Bruxelles, que ce soit au nord, au sud, à l'est ou à l'ouest.

Un lieu de concertation pour discuter de la gestion du ring et des grands carrefours à l'entrée de Bruxelles, qui touchent très souvent aux trois régions, méritait d'être créé.

Cette communauté métropolitaine de Bruxelles n'aura pas de compétence particulière, elle sera un lieu de concertation et d'échange de vues, donc un lieu d'intelligence.

Je suis absolument consterné d'entendre que certains dans cet hémicycle ont peur de l'intelligence. Je ne savais pas qu'une partie des nationalistes flamands, du Vlaams Belang et de la N-VA, ressentait une telle peur à l'égard de Bruxelles. Ce sentiment n'est compris ni par les francophones ni par les Bruxellois.

Votre discours et celui de M. Maingain sont en symétrie opposée. Vous tenez des propos très semblables, vos positions respectives portent sur la même logique, mais en sens inverse. M. Maingain craint qu'à travers la Communauté métropolitaine, la Flandre ne domine complètement cet organe, n'impose des points de vue à Bruxelles et n'influence son rôle : à l'inverse, vous craignez que les Bruxellois n'influencent la politique de la Région flamande.

De grâce, ayez davantage confiance en vous ! Je trouve votre attitude un peu ridicule.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Daarstraks beweerde de heer Mahoux dat ik niet van Brussel houd. Nu zegt de heer De Decker dat ik schrik heb van Brussel. Nochtans woon ik in Brussel, ben ik een Brusselaar.

De heer Armand De Decker (MR). - Dat weet ik.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik spreek ook namens Brusselaars en heb absoluut geen schrik van Brussel. Ik heb het beste met Brussel voor, maar ik stel vast dat het met Brussel jammer genoeg niet goed gaat.

De heer Armand De Decker (MR). - Dat zegt u.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Brussel telt bijzonder veel politici, zo'n achthonderd, op federaal, gewestelijk en gemeentelijk vlak. En toch zijn de problemen inzake armoede, werkloosheid en mobiliteit er het grootst. Vandaag kwam nog in het nieuws dat in Brussel en Antwerpen de mensen het langst in de file staan.

Ik stel vast dat de vele beleidsniveaus die in Brussel al decennialang bestaan, die problemen niet kunnen oplossen. Mijn vraag is dan of een nieuwe structuur de oplossing is. Bestaat de oplossing niet veeleer in minder structuren? Daarom vrees ik dat een metropolitane gemeenschap geen uitweg zal bieden en zelfs nieuwe blokkeringen kan veroorzaken.

Ik heb dus absoluut geen schrik van Brussel, maar wil dat het zijn problemen op zo'n manier aanpakt aanpakken dat de Brusselaar er beter van wordt en niet de Brusselse bestuurders.

De heer Bart Laeremans (VB). - De heer De Decker herhaalt voortdurend dat we bang zijn, dat we niet moedig zijn. Ik zou eens willen weten of hijzelf moedig is. Ik citeer een uitspraak van de voorzitter van zijn partij: `Bruxelles est élargie par la mise en place d'une communauté métropolitaine comprenant l'ensemble des communes du grand Brabant'. Heeft hij de moed om Charles Michel te verzoeken zich van die uitspraak te distantiëren en ze van de website van de MR te halen?

M. Armand De Decker (MR). - Monsieur Laeremans, Bruxelles est la seule capitale de la planète dont le territoire est limité par la loi. Toute ville au monde se développe au-delà. Il ne sera pas question d'étendre Bruxelles à l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Pour l'instant, nous faisons le contraire. Cependant, nous savons qu'il est bon que les Bruxellois puissent avoir un lieu pour débattre leurs problèmes avec les gens qui vivent au-delà. Il faut que les Bruxellois ne soient pas obligés de penser tout le temps entre leurs murs, anormalement étriqués. Les Bruxellois doivent pouvoir respirer.

Vous avez des difficultés avec le fait que certaines communes de la périphérie - les six communes à facilités, dont la législation belge distingue les différences depuis des décennies -, comportent une très grande majorité de francophones. Veulent-ils rejoindre Bruxelles ? Nous l'ignorons. Un jour, il faudra leur poser la question. Cela, c'est la vraie démocratie.

Monsieur Vanlouwe, vous dites que rien ne va à Bruxelles, ni le transport, ni la sécurité, ni le financement. Bruxelles souffre depuis très longtemps d'un sous-financement chronique. Bruxelles est une ville d'un million cent mille habitants. Elle doit financer son fonctionnement sur la base de sa population. Le problème, c'est que quatre cent mille personnes s'y ajoutent pendant la journée pour lesquelles Bruxelles n'est actuellement pas du tout financée. Ces quatre cent mille personnes qui viennent de Wallonie et de Flandre utilisent nos transports en commun, nos hôpitaux et autres infrastructures que nous devons financer. Elles dorment en Flandre ou en Wallonie mais elles passent les parties les plus actives de leur vie dans les dix-neuf communes bruxelloises et y consomment donc les infrastructures. Ce seul élément démontre déjà à suffisance la nécessité de refinancer Bruxelles.

Cependant, il faut encore prendre une autre donnée en considération : la mainmorte. La Flandre connaît la mainmorte des administrations de l'État belge installées sur son territoire, mais Bruxelles doit supporter en plus la mainmorte de beaucoup d'autres institutions, ce qui représente des montants considérables. Les bâtiments de l'Union européenne, de l'Otan, des ambassades, des différentes administrations, du parlement européen coûtent et ne rapportent aucun impôt à la Région bruxelloise.

Le temps est venu de corriger de manière structurelle le sous-financement récurrent que nous avons collectivement organisé depuis 1989. C'est la raison pour laquelle je remercie tous les parlementaires des huit partis qui soutiennent cet accord d'avoir enfin regardé objectivement la situation bruxelloise et de s'être penchés sur cette question.

Vous dites que Bruxelles ne va pas bien, mais je vous signale que dans ma commune, par exemple, le budget est en équilibre avant le premier centime de subside. Évidemment, dans les communes bruxelloises, les centimes additionnels aux revenus et au précompte immobilier sont bien plus élevés que dans la périphérie flamande ou wallonne de Bruxelles. Les impôts des Bruxellois sont déjà beaucoup plus hauts.

Donc, les choses ne vont pas si mal.

On associe souvent Bruxelles à un coupe-gorge. Concernant la sécurité, certains problèmes se développent, j'en conviens, mais d'autres diminuent. Dans ma commune, les vols de voiture et ceux commis dans les voitures ont diminué de 20%, les cambriolages de 9% et les vols à main armée dans les commerces, de 60%. C'est aussi une réalité bruxelloise.

Nous ne supportons plus d'entendre dire que notre région est mal gérée. Cette affirmation nous scandalise car elle est totalement fausse.

Bruxelles est, certes, confrontée à un énorme problème d'immigration, mais ce ne sont pas les Bruxellois qui l'ont demandé ! La différence entre nous deux, monsieur Laeremans, c'est que je siège au parlement depuis trente ans. Quand, à l'époque, j'abordais ce problème, je me heurtais à une totale indifférence, y compris de la part du premier ministre.

(Mme Sabine de Bethune, présidente, prend place au fauteuil présidentiel.)

La problématique devient très aiguë et commence dès lors à être prise en considération, mais les Bruxellois n'ont évidemment pas demandé que 25% de leur population immigrée ne soient pas forcément utiles à l'activité économique du pays. Au départ, notre pays a recouru à l'immigration car il avait besoin de travailleurs extérieurs. Celle-ci s'est poursuivie, sans réelle nécessité, des décennies durant, mais les décisions en la matière ont été prises par le pouvoir fédéral, par des majorités au sein desquelles les Bruxellois étaient évidemment minoritaires.

Avant de conclure, je voudrais ajouter un élément. Bruxelles est une ville extraordinaire, qui a la chance exceptionnelle d'être la capitale de l'Europe. La quasi-totalité des pays de l'Union européenne nous envient certainement sur ce plan. Si Bruxelles continue à être traitée comme la mal-aimée, elle risque d'être, un jour, remplacée par Vienne ou une autre ville. Ce jour-là, ceux qui perdront le plus seront les chefs d'entreprise, qu'ils soient Wallons, Bruxellois ou Flamands. Les Flamands y perdront énormément aussi, mais cela, vous n'y pensez pas. Vous avez une vision basée sur d'anciens préjugés. Vous n'avez aucune vision du futur ni du rôle extraordinaire que Bruxelles, en tant que capitale internationale, joue et pourra encore jouer à l'avenir, à condition d'être aidée et de bénéficier d'un financement normal, d'ailleurs tout à fait légitime étant donné son rôle spécifique.

Cessez de tenir un discours perpétuellement empreint de considérations portant sur une situation que nous n'avons pas choisie. Je préférerais que les Flamands représentent 20 ou 25% de la population bruxelloise car le sentiment que vous exprimez ne serait pas aussi fort, mais notre génération n'est pas en cause.

Contrairement à ce que vous pensez, j'ai beaucoup d'amis flamands à Bruxelles. Je connais tous les hommes et femmes politiques flamands de Bruxelles. Ils n'oseraient pas parler de Bruxelles comme vous le faites.

(Applaudissements)