5-66

5-66

Sénat de Belgique

Annales

MARDI 19 JUIN 2012 - SÉANCE DU SOIR

(Suite)

Proposition de loi spéciale modifiant la législation électorale en vue de renforcer la démocratie et la crédibilité du politique (de Mme Freya Piryns, MM. Philippe Moureaux et Dirk Claes, Mme Christine Defraigne et MM. Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein et Francis Delpérée ; Doc. 5-1570)

Proposition de loi spéciale renforçant le rôle de l'électeur en prévoyant la cessation d'office du mandat de membre du Parlement wallon, du Parlement flamand et du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale en cas d'élection à une autre assemblée parlementaire (de MM. Dirk Claes, Jan Durnez et Peter Van Rompuy ; Doc. 5-428)

Proposition de loi spéciale interdisant, en vue de lutter contre la mystification de l'électorat, les candidatures multiples lorsque les élections pour les Parlements de Région coïncident avec celles pour les Chambres législatives fédérales ou pour le Parlement européen (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-435)

Proposition de loi spéciale concernant la candidature d'un membre d'un parlement ou d'un gouvernement de Région ou de Communauté à l'élection d'une autre assemblée parlementaire (Doc. 5-866)

Proposition de loi modifiant la législation électorale en vue de renforcer la démocratie et la crédibilité du politique (de MM. Bert Anciaux, Philippe Moureaux et Dirk Claes, Mme Christine Defraigne, MM. Bart Tommelein et Marcel Cheron, Mme Freya Piryns et M. Francis Delpérée ; Doc. 5-1571)

Proposition de loi renforçant le rôle de l'électeur en prévoyant la cessation d'office du mandat de membre de la Chambre des représentants, de sénateur élu directement ou de sénateur coopté en cas d'élection à une autre assemblée parlementaire (de MM. Dirk Claes, Jan Durnez et Peter Van Rompuy ; Doc. 5-429)

Proposition de loi renforçant le rôle de l'électeur en prévoyant la cessation d'office du mandat de membre du Parlement européen en cas d'élection à une autre assemblée parlementaire (de MM. Dirk Claes, Jan Durnez et Peter Van Rompuy ; Doc. 5-430)

Proposition de loi renforçant le rôle de l'électeur en prévoyant la cessation d'office du mandat de membre du Parlement de la Communauté germanophone en cas d'élection dans une autre assemblée parlementaire (de MM. Dirk Claes, Jan Durnez et Peter Van Rompuy ; Doc. 5-431)

Proposition de loi interdisant, en vue de lutter contre la mystification de l'électorat, les candidatures multiples lorsque les élections pour le Parlement européen coïncident avec celles pour les Chambres législatives fédérales, pour le Parlement flamand, pour le Parlement wallon ou pour le Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale (de MM. Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-434)

Proposition de loi visant à renforcer la démocratie et la crédibilité du politique après les élections (de MM. Danny Pieters, Armand De Decker, Wouter Beke, Frank Vandenbroucke et Bart Tommelein et Mme Liesbeth Homans ; Doc. 5-512)

Proposition de loi concernant la candidature d'un membre du parlement fédéral ou d'un membre du gouvernement à l'élection d'une autre assemblée parlementaire (Doc. 5-864)

Proposition de loi modifiant diverses lois électorales concernant la candidature de membres d'un parlement ou d'un gouvernement à l'élection d'une autre assemblée (Doc. 5-865)

Proposition de loi concernant la candidature d'un membre du parlement de la Communauté germanophone à l'élection du Parlement fédéral (Doc. 5-875)

Proposition de loi spéciale modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles relative à l'élargissement de l'autonomie constitutive de la Communauté française, de la Région wallonne et de la Communauté flamande (de Mme Freya Piryns, MM. Philippe Moureaux et Dirk Claes, Mme Christine Defraigne et MM. Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein et Francis Delpérée ; Doc. 5-1572)

Discussion générale

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De heer De Croo, die corapporteur is, laat zich verontschuldigen.

M. Gérard Deprez (MR). - M. De Croo m'a donné mandat de parler au nom des deux rapporteurs. C'est une preuve de confiance que j'apprécie.

Nous nous référons à notre rapport écrit, mais je souhaite formuler deux petits commentaires.

Tout d'abord, je tiens à réitérer devant l'assemblée plénière les propos que j'ai tenus en commission pour remercier et féliciter les parlementaires qui ont pris l'initiative, voici quelques années, de déposer des propositions qui ont finalement abouti. Je pense notamment à M. Claes. Je pense aussi, plus récemment, à M. Pieters rejoignant sur un certain nombre d'éléments les propositions dont M. Claes avait été l'un des initiateurs.

Ensuite, je me réjouis que la N-VA puisse, sur un point au moins, accompagner les partis de la majorité institutionnelle. En effet, si elle confirme le vote qu'elle a émis en commission, elle se joindra à celui de la majorité sur ces propositions.

Certains partis ne sont bons à rien ! Ce n'est manifestement pas le cas de ceux de la majorité et je ne pense pas que ce soit le cas de la N-VA.

Certains partis sont mauvais en tout ! Si la N-VA devait confirmer par son vote l'attitude qu'elle a adoptée en commission, je pense que ce ne serait pas son cas non plus.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik zal het eerst hebben over het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving ter versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid. Daarna zal ik spreken over het wetsvoorstel inzake de constitutieve autonomie. De twee voorstellen zijn verschillend en ik zal ze dan ook afzonderlijk behandelen.

Ondanks de vriendelijke woorden van de heer Deprez kan ik niet anders dan betreuren dat initiatieven waarvan de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden de bespreking al had aangevat - initiatieven van collega Claes en van mezelf - plots werden geschrapt en vervangen door voorstellen met een gelijkaardige inhoud, maar van de institutionele meerderheid. Zo konden die voorstellen voorgesteld worden als een cadeau voor de groene partijen. Het is echter weinig fraai om op die manier de oppositie uit te sluiten. Het was nochtans mogelijk om tot een gemeenschappelijke conclusie te komen.

Het is merkwaardig dat dit net gebeurt met voorstellen die handelen over politieke geloofwaardigheid en over ethiek in de politiek. Het is jammer omdat het uiting geeft aan een houding van `wij tegen hen'. Ik ben het op dat vlak eens met de heer Deprez dat er heel wat domeinen zijn waarover we het met elkaar kunnen eens zijn. Het is bijzonder jammer dat we dat in die gevallen dan ook niet doen.

Het strekt de heren Anciaux, Deprez overigens tot eer dat zij, als lid van de meerderheid dat hier ook ruiterlijk hebben toegegeven.

De twee voorstellen streven een drievoudige doelstelling na: een verbod op het cumuleren van kandidaturen bij gelijktijdige verkiezing waarvan de mandaten onverenigbaar zijn, het ontslag van rechtswege uit de lopende bij verkiezing verkregen mandaten als effectief lid bij een andere parlementaire assemblee, wanneer deze mandaten onverenigbaar zijn, en het verbod op het cumuleren van kandidaturen op eenzelfde lijst van een effectieve plaats en een plaats op de lijst van opvolgers.

Het spreekt vanzelf dat de N-VA-fractie deze voorstellen zal steunen, vermits ze inhoudelijk overeenstemmen met de eerder door de N-VA ingediende voorstellen. Wij zijn niet schizofreen.

Inzake politieke vernieuwing zijn er in het Vlinderakkoord ook zaken afgesproken die niet in de twee vermelde voorstellen staan. Daarom zal ik eerst enkele vragen stellen over wat er wel in de teksten staat en daarna enkele opmerkingen formuleren over onderdelen die er niet in terug te vinden zijn in de teksten over politieke geloofwaardigheid.

In de toelichting wordt verwezen naar het andere stuk van de voorstellen die we vandaag behandelen, namelijk het deel over de constitutieve autonomie. Sommige delen zijn me niet geheel duidelijk. In welke mate kan bijvoorbeeld het verbod op het cumuleren van kandidaturen bij gelijktijdige verkiezingen teruggeschroefd worden via bepalingen van de constitutieve autonomie. Ik begrijp dat men de klip probeert te omzeilen door te spreken van aanvullende bepalingen, maar de verhouding tussen die twee is me niet geheel duidelijk. We zijn het er vermoedelijk wel over eens dat het niet de bedoeling kan zijn om, als de gemeenschappen en gewesten eenmaal hun regels gaan vastleggen, op federaal vlak terug te draaien wat we hier vandaag beslist hebben. We moeten ervoor zorgen dat onze partijen dat op het niveau van de gewesten en gemeenschappen niet doen.

Een tweede punt betreft het ontslag van rechtswege uit door verkiezingen verkregen lopende mandaten. Ik heb daar al een hele boom over opgezet in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden. Ik herhaal dat het woord `verzaken' hier onvoldoende gedefinieerd is. Wat is verzaken? Moet er formeel verzaakt worden?

Collega Anciaux heeft in de commissie gezegd dat verzaken een actieve daad is. Anderen meenden dat wanneer iemand niet opdaagt om de eed af te leggen en geen reden geeft voor zijn afwezigheid, dat feit ook als verzaken moet worden beschouwd. Tijdens de bespreking werd gezegd dat dit probleem hier niet moet worden geregeld. Omdat we moeten proberen problemen te voorkomen, blijf ik erop wijzen dat hierdoor wel degelijk een probleem kan ontstaan.

Zodra cumul en alles wat we vandaag willen terugschroeven, mogelijk is, bestaat dan niet het gevaar dat iemand verkozen is en niet komt opdagen? Dat gebeurt niet, onder meer omdat hij daardoor zijn plaatsvervanger blokkeert. In de situatie die we nu zullen creëren, is het gevaar veel groter dat mensen niet de eed komen afleggen, maar ook nergens formeel verzaken. We moeten hiervoor een oplossing vinden. Ik denk dat we naast het formele verzaken ook andere vormen van verzaken zullen moeten aanvaarden, want als we het niet concreet vastleggen, kan het later tot moeilijkheden leiden. Wanneer we donderdag deze bepalingen goedkeuren, moeten we het verzaken zo snel mogelijk nader invullen, anders zullen bij volgende verkiezingen problemen ontstaan.

Ik kom nu tot een aantal punten die niet in de voorstellen werden opgenomen, al was dat misschien beter wel gebeurd. Ik zal me beperken tot de punten waarover blijkbaar wel eensgezindheid bestaat. Ze staan immers in het vlinderakkoord en in het institutioneel akkoord, namelijk de follow-up van het beleid, het opstellen van een boordtabel, periodieke evaluaties en becijferde doelstellingen.

Onder de rubriek politieke ethiek wordt in dit akkoord aangekondigd dat een deontologische commissie zou worden opgericht die een deontologische code zou opstellen met regels inzake belangenconflicten. Dat zou niet slecht zijn, bijvoorbeeld voor overheidsopdrachten. Het zou de bedoeling zijn ervoor te zorgen dat, zelfs wanneer men zich binnen de wettelijkheid begeeft, enig fatsoen wordt gehanteerd bij het opnemen van mandaten buiten de politiek en het opnemen van mandaten of ondersteunende functies in de politiek. Hiervan staat niets in de voorstellen die nu voorliggen. Geldt dit element van het institutioneel akkoord dan niet meer? Ik meende te begrijpen dat men er nu niet over wil stemmen, maar de reden daarvan, begrijp ik niet.

Ook het voornemen van de regering om haar leden zich binnen de zes weken te laten voorstellen en hun beleid uiteen te zetten in de Kamer, wordt naar later verschoven hoewel het in het Vlinderakkoord staat.

Vandaag bestaat er een aangifteplicht van mandaten voor kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs. Wij zouden graag hebben dat die aangifteplicht uitgebreid wordt tot alle kabinetsmedewerkers. Het zou de politieke geloofwaardigheid ten goede komen. Nu zijn er in de kabinetten vaak verschillende experts die voltijds of vier dagen per week werken voor een ziekenfonds of een privéfirma en één dag voor het kabinet. Daar bestaat veel meer gevaar op belangenvermenging of alleszins op het vertroebelen van de kijk op het algemeen belang. Als we die verplichting meteen invoeren, dan hebben we een volledig pakket dat de geloofwaardigheid van de politiek ten goede komt.

We zullen de voorstellen inzake politieke ethiek steunen. Ze liggen in de lijn van wat we zelf vroeger al hebben gezegd.

We zullen de amendementen die we in de commissie hadden ingediend, opnieuw indienen. Ze strekken ertoe de uitoefening van bepaalde functies tijdens en na het ministerambt aan banden te leggen, de aangifteplicht met betrekking tot de uitgeoefende mandaten uit te breiden tot alle leden van een kabinet, en het principe van een deontologische code wettelijk vast te leggen. Tevens willen we het ondervragen van de ministers over hun beleidsintenties in de wet inschrijven. We zullen hetgeen thans wordt voorgesteld, goedkeuren, maar we pleiten voor een uitbreiding van die voorstellen. De meerderheid heeft verklaard het daar principieel mee eens te zijn, maar blijkbaar acht ze dat nu niet mogelijk.

Ik kom nu tot het tweede deel. Het zal u niet verbazen dat we daar meer vragen bij hebben. Het betreft het gedeelte over de uitbreiding van de constitutieve autonomie van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. In weerwil van het opschrift gaat het niet om constitutieve autonomie in zijn geheel, aangezien de indieners van het voorstel zich beperken tot de regels betreffende de samenstelling van het parlement, de plaatsvervangers, het invoeren van de gewestelijke kieskring en de devolutieve werking van de kopstem. Het gaat dus enkel om die deeltjes van de constitutieve autonomie die verband houden met verkiezingen.

Wij zijn voorstander van een volwaardige constitutieve autonomie en we zouden dit dus kunnen zien als een stap in de goede richting: eerst de constitutieve autonomie voor de verkiezingen en later een algemenere constitutieve autonomie voor het Vlaams Parlement.

De inhoud van de voorliggende tekst verontrust mij echter, meer bepaald het amendement nr. 1 van mevrouw Piryns, dat in de commissie is aangenomen en deel uitmaakt van de tekst. Het betreft het begrip `aanvullende samenstellingsregels'. Die woorden vinden we te vaag om in een bijzondere wet te worden opgenomen. Het zou gaan om regels die bij de bestaande federale regels worden gevoegd. Op die manier kan er een bevoegdheidsafbakening tot stand komen tussen het federaal niveau en het deelstaatniveau, die exclusief afhankelijk wordt van de beslissingen die op federaal niveau worden genomen. Zo dient de bevoegdheidsverdeling in ons land niet te worden geregeld. Het is niet raadzaam dat de bevoegdheid van een deelstaat afhangt van de wijze waarop de federale staat zijn eigen bevoegdheden invult. In plaats van de vage term `aanvullende' te gebruiken, zou men beter gewoon zeggen waarover het gaat. De draagwijdte van een dergelijke algemene term is helemaal niet duidelijk en de federale wetgever zal kunnen bepalen wat de deelstaatwetgever al dan niet kan doen. Dat is geen gezonde toestand.

Voorts stel ik vast dat de constitutieve autonomie alleen wordt uitgebreid voor het invoeren van een gewestelijke kieskring. De idee van kieskringen die elkaar overlappen wordt niet in aanmerking genomen. Ik wil hier even herinneren aan de bespreking in de commissie. In een eerste fase wees collega Anciaux erop dat de gewestelijke kieskring, waarin artikel 3 van het voorstel voorziet, beantwoordt aan de logica die geldt voor het Parlement van de Franse Gemeenschap, dat is samengesteld uit het Waals Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Voor het Vlaams Parlement zijn het de kieskringen van het Vlaams Gewest en de kieskring Brussel die in aanmerking dienen te worden genomen. De constitutionele logica wil dat die constitutieve autonomie aan Vlaamse kant ook geldt voor de Vlaamse Gemeenschap en niet alleen voor het Vlaamse Gewest. Ik deelde volledig deze analyse van collega Anciaux. Dat bleek genoeg om de meerderheid in spoedberaad te doen gaan, want dat we het daarover eens waren, was blijkbaar gevaarlijk. Na een korte schorsing verduidelijkte de heer Anciaux dat het voorgestelde artikel 26, paragraaf 2bis de samenstelling betreft, enerzijds, van het Waals Parlement en, anderzijds, van het deel van het Vlaams Parlement dat de emanatie is van het Vlaams Gewest.

Met andere woorden, de meerderheid heeft haar ideeën bijgestuurd, wellicht omdat men tot nieuwe inzichten was gekomen tijdens de besprekingen. Ik wijs hier even op omdat er op dit punt een probleem rijst.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - C'est-à-dire, le texte qui était là au départ. Vous le reconnaîtrez !

De heer Danny Pieters (N-VA). - Dat neemt niet weg dat wij erop mogen wijzen dat er een probleem is, dat erin bestaat dat onze constitutionele ordening op een sluikse manier wordt veranderd. Ons land heeft een asymmetrische staatsstructuur. De structuur aan Vlaamse kant verschilt van die aan Franstalige kant.

Er is een Vlaams parlement, dat overeenstemt met de Vlaamse gemeenschap, en dat de gewestbevoegdheden mee uitoefent. In dat laatste geval nemen de Brusselse verkozenen niet deel aan de stemming. Aan Franstalige kant is de structuur helemaal anders: de Franstalige Gemeenschapsraad is samengesteld uit de Waalse Gewestraad en de Franstalige verkozenen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat structuurverschil is niet toevallig: Vlaanderen heeft altijd de nadruk gelegd op gemeenschappen, terwijl Franstalig België de nadruk heeft gelegd op gewesten. Beide opties zijn legitiem en ingebed in onze huidige staatsstructuur.

Nu wordt daaraan echter een wijziging aangebracht.

M. Gérard Deprez (MR). - Constitutionnellement et légalement, la Région flamande existe-t-elle ?

De heer Danny Pieters (N-VA). - Het Vlaamse Gewest bestaat wel, maar er is geen Vlaamse Gewestraad. In onze asymmetrische staatsstructuur bestaat er wel een Waalse Gewestraad. Die asymmetrische structuur is tot stand gekomen om zowel aan de Vlaamse als aan de Franstalige verzuchtingen te kunnen tegemoetkomen.

Nu wordt echter constitutieve autonomie gegeven aan het Waalse Gewest. De Vlaamse Gewestraad bestaat niet, dus die kan geen constitutieve autonomie krijgen, en aan de Vlaamse Gemeenschap wil men die autonomie niet geven. Dat is het probleem.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Nous avons déjà eu ce débat en commission. Y a-t-il, oui ou non, des compétences régionales et des compétences communautaires ?

De heer Danny Pieters (N-VA). - Dat lijdt geen twijfel. Maar is er een Vlaamse Gewestraad? Ja of neen?

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Opérer la fusion fut un choix légitime puisque démocratique. Je n'étais pas encore né que M. Deprez parlait déjà de fusion, de dé-fusion et même parfois de confusion.

Le fait est qu'à un moment donné les francophones ont choisi de faire en sorte que la Constitution ne permette pas d'opérer cette fusion de leur côté. Ce fut leur choix. On peut le regretter ou s'en chagriner mais c'est la réalité. Vous avez essayé de faire croire - mais je vous sais assez subtil pour ne pas y croire vous-même - qu'il n'y avait pas de base constitutionnelle à une situation qui distingue compétences régionales et compétences communautaires. Pourtant, cela a pour conséquence que les décrets que l'on vote sont de natures différentes....

De heer Danny Pieters (N-VA). - Aan Vlaamse kant is er geen fusie. De Vlaamse Gemeenschap oefent in het Vlaams Parlement gewestbevoegdheden uit. Dat is iets anders.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Ne m'interrompez pas, faute d'argument.

Je vous sais suffisamment connaisseur de la question. À un moment donné, vous devez vous rendre compte qu'il y a des décrets de compétences régionales et des décrets de compétences communautaires. Ils ne relèvent du reste pas du même type de vote. Vous le savez.

En tant que dernier argument, voici un raisonnement par l'absurde : si on n'avait pas rédigé le texte sur l'autonomie constitutive comme il se présente, vous seriez en train de hurler.

De heer Dirk Claes (CD&V). - We willen die asymmetrische structuur behouden en het voor de rest aan het Vlaams parlement overlaten om zelf te bepalen hoe de 118 leden uit het Vlaamse gewest worden verkozen. Op die manier vergroten we toch de Vlaamse constitutieve autonomie. Dat is ook precies de bedoeling.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Dat klopt niet en ik zal dat aantonen door de heer Moureaux te citeren. Hij is van mening dat de politiek er in dit stadium voor kiest om noch aan de Franse gemeenschap noch aan de volledige Vlaamse gemeenschap te raken. Als men dat toch zou doen, raakt men tegelijk ook aan het statuut van Brussel. Op dit moment is dat dus volgens de heer Moureaux niet de bedoeling, maar indien men in een tweede fase constitutieve autonomie zou geven aan Brussel, wil hij ook overwegen om diezelfde autonomie toe te staan aan de Vlaamse gemeenschap.

Als we goedkeuren wat nu voorligt, dan brengen we ons in een positie die ertoe leidt dat we nog toegevingen zullen moeten inzake de constitutieve autonomie voor Brussel, als we later constitutieve autonomie willen voor de Vlaamse gemeenschap. Is het dat wat de Vlaamse meerderheidspartijen willen?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het gaat hier over constitutieve autonomie voor de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap, maar steeds beperkt tot de kieskring van het betrokken gewest. De Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest mogen vandaag al bepalen dat er één kieskring wordt ingevoerd. In de toekomst mogen ze daarnaast ook bepalen dat er naast die ene kieskring tegelijkertijd ook provinciale kieskringen bestaan, dat bijvoorbeeld enkele van hun leden in één enkele kieskring binnen het Waals Gewest verkozen worden voor de Franse Gemeenschap en voor het Waals Gewest. Hetzelfde geldt voor de Vlaamse Gemeenschap, die voortaan mag bepalen dat binnen de bestaande kieskring voor het Vlaams Gewest, er naast provinciale kieskringen ook één gemeenschappelijke kieskring kan bestaan.

Het gaat dus vooralsnog enkel over de kieskring voor het Waalse Gewest, met inbegrip van het luik Franse gemeenschap in dat gewest, enerzijds, en het luik Vlaams Gewest binnen het Vlaams Parlement, anderzijds.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Het Vlaams Parlement krijgt dus niet de mogelijkheid om een kieskring te maken die zowel het Vlaams Gewest als het Brussels Hoofdstedelijk Gebied beslaat, waar kiezers ervoor zouden kunnen kiezen om op een Vlaamse lijst te stemmen.

Of dat straks wel mogelijk wordt, hangt af van de toekenning van constitutieve autonomie aan Brussel, met alle gevolgen die daaraan verbonden zijn, zoals bijvoorbeeld het verdwijnen van een aantal garanties voor de Vlamingen in Brussel.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik probeer gewoon mijn redenering af te maken. Voor de Franse Gemeenschap in haar geheel zijn er twee kieskringen, één die overeenkomt met het Waals Gewest en een andere die overeenkomt met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor het Vlaams Parlement zijn er twee kieskringen, die respectievelijk overeenkomen met Vlaams Gewest en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Dit voorstel regelt niet het gemeenschapsluik en evenmin de constitutieve autonomie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat laatste geldt ook niet voor het beperkte gedeelte dat de mogelijkheid zou bieden binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te komen tot een kieskring voor dat gewest, naast bijvoorbeeld zes kieskringen die overeenstemmen met de politiezones die er vandaag zijn. Die constitutieve autonomie is er niet. Het gaat ook niet over meer dan dat.

Op een bepaald ogenblik is inderdaad gesuggereerd dat het nuttig zou zijn, mochten de gemeenschappen een gemeenschappelijke kieskring kunnen oprichten. Dit is echter niet opgenomen in het institutionele akkoord, dat wel afspraken bevat over beperkte vormen van constitutieve autonomie. Dat is niet in tegenstrijd met de grondwettelijke bepalingen die we langs Vlaamse kant hanteren. Het huidige voorstel is dus nog niet volledig, want het gemeenschapsluik ontbreekt.

De redenen daarvan zijn heel duidelijk. Men is altijd van het heilige principe uitgegaan dat er nooit mag worden afgeweken van de gewestelijke kieskring. Men wil immers voorkomen dat er kieskringen komen die het gewest overstijgen. Anders zouden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest aanspraak kunnen maken op een kieskring die ruimer is dan het betrokken gewest. Dat is niet de bedoeling. Het principe is daarom uitdrukkelijk bevestigd, zoals ook is gebleken uit de ingetrokken amendementen van collega Laeremans. De kieskringen mogen dus in geen geval het gewestelijk grondgebied overstijgen, wat vanzelfsprekend lijkt. Wij hebben nog niet de durf gehad het debat over de kieskringen van de gemeenschappen te voeren en ik weet niet of we daar ooit uit geraken. Maar ik ben er wel vragende partij voor.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Maar heb ik dan stemmen gehoord of heb ik gehoord dat de heer Moureaux dat koppelt aan de constitutieve autonomie van Brussel?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De heer Moureaux heeft dat gekoppeld aan het debat over Brussel. Dat is ook logisch. Als we de Franse Gemeenschap constitutieve autonomie geven, zitten we met het probleem Brussel. Datzelfde geldt ook, mocht er constitutieve autonomie zijn voor de Vlaamse Gemeenschap. We moeten dus bekijken of er voor Brussel in deze beperkte materie geen constitutieve autonomie kan komen.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik blijf het daarmee oneens. U zit met een verschuiving van het paradigma waarbij een asymmetrische patroon wordt opgelegd dat aan Franstalige kant bestaat. De terminologie zelf wijst het aan. We gaan niet over woorden vitten, maar er staat niet `Gewest'. Er staat: `Nederlandstalig taalgebied' als bevoegdheidssfeer. Zoals de kieskringen voor de gemeenschappen zijn bepaald, is er één kieskring voor het Nederlandstalige taalgebied en één voor het tweetalige gebied Brussel. Dat is de terminologie die vandaag in de teksten staat; daarin is geen sprake van `gewestelijke kieskring'.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik citeer: `Het Vlaams Parlement en het Waals Parlement kunnen bij decreet, elk wat hen betreft, een kieskring instellen voor het hele grondgebied van hun gewest.' Er staat dus niet Vlaams gewestparlement, maar Vlaams Parlement.

De heer Danny Pieters (N-VA). - In de huidige teksten over de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en haar kieskringen staat niet dat het Vlaams Parlement een kieskring `Vlaams Gewest' en een kieskring `Brussels Hoofdstedelijk Gewest' heeft. Er staat dat er een kieskring is in het Nederlandstalige taalgebied en een kieskring die overeenstemt met het Brussels tweetalig gebied. Dat staat er en ik kan alleen maar daarop blijven wijzen. Als we straks moeten onderhandelen om voor de Vlaamse Gemeenschap een deftige constitutieve autonomie te krijgen en daarvoor zaken in ruil moeten geven, dan zullen we nog eens met elkaar praten. Wij zijn er altijd van uitgegaan dat het Vlaams Parlement bevoegd is voor alle Vlamingen en dat alle Vlamingen gelijk zijn, of ze nu in Brussel wonen, in Voeren of aan de kust. Dat principe vinden we echter niet terug in het onderdeel over de constitutieve autonomie en dat is voor ons meteen het grote bezwaar om dit voorstel goed te keuren.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik ben blij dat staatssecretaris Verherstraeten vandaag aanwezig is, omdat hij mee aan de basis ligt van de wetsvoorstellen die we donderdag zullen goedkeuren en die ook op de instemming van Vlaams Belang en N-VA kunnen rekenen. Hij heeft mee de `eerste steen' gelegd, al zaten we toen nog in de oppositie. Ik moet toegeven dat dat veel leuker was.

De wetsvoorstellen over politieke ethiek vormen een onderdeel van de cluster `politieke geloofwaardigheid', die mee werd opgenomen in het institutioneel akkoord van de acht partijen. Beide voorstellen, een voorstel van bijzondere wet en een gewoon wetsvoorstel, voeren drie principes in om kiezersbedrog aan te pakken. Bij samenvallende verkiezingen mogen kandidaten niet langer op meerdere lijsten tegelijk staan. Een effectieve plaats en een plaats als opvolger mogen niet meer worden gecumuleerd. Een zetelend parlementslid verliest zijn of haar mandaat als hij of zij in een andere assemblee wordt verkozen, ongeacht of het nieuwe mandaat al dan niet wordt opgenomen. Deze drie principes moeten er mee voor zorgen dat de inspraak van de kiezer wordt versterkt, vooral door te vermijden dat een kandidaat die effectief wordt verkozen, toch zijn mandaat niet opneemt. We weten allen dat dit in de praktijk maar al te vaak voorkomt. Dan laait telkens opnieuw de discussie over kiezersbedrog op en regent het verwijten over en weer tussen de verschillende partijen. Dat geeft een niet zo fraai beeld van de politiek in het algemeen en dat kunnen we missen.

CD&V is dan ook tevreden dat deze wetsvoorstellen nu op algemene bijval kunnen rekenen. Dat is niet altijd zo geweest. In het verleden werden soortgelijke wetsvoorstellen van ons niet altijd op applaus onthaald. Toen onze voorstellen in 2003 en 2004 dan toch op de agenda van de Kamer kwamen, werden ze door de paarse meerderheid gewoon weggestemd.

In 2004 werden ze op de agenda van de Kamer geplaatst, maar ze werden door de toenmalige paarse meerderheidspartijen simpelweg weggestemd. Nog diezelfde legislatuur dienden we aangepaste wetsvoorstellen in die, zoals nu, een dubbele kandidatuur moesten verhinderen. Ze voorzagen ook in een ontslag van rechtswege voor degenen die in een andere assemblee verkozen werden. Deze voorstellen werden door diezelfde meerderheid evenwel niet meer op de agenda gezet.

Eind 2010 kwam er een ommekeer. Nog voor het afsluiten van het institutioneel akkoord vatte de commissie voor de Binnenlandse Zaken de discussie aan over politieke ethiek. Ik wil iedereen die hieraan meegewerkt heeft danken, want de verstandhouding was uitstekend.

De heer Moureaux was commissievoorzitter en de heer Pieters, de heer Deprez en het cdH werkten constructief mee. Er was een samenwerking over de partijgrenzen heen en een goede verstandhouding die de grens meerderheid-oppositie oversteeg. We werkten voor hetzelfde doel. Op basis van het advies van de Raad van State hebben de diensten van de Senaat de nodige aanpassingen aan de voorstellen aangebracht.

Toen we het punt van akkoord hadden bereikt, trad echter de nieuwe regering aan met een uitgebreid institutioneel akkoord. Tot onze vreugde zat een heel stuk aan politieke geloofwaardigheid in het akkoord.

We hadden kunnen voortwerken, maar het belangrijkste is dat de wetsvoorstellen wet worden.

Ik ben tevreden dat we de voorstellen waar niet alleen de CD&V-fractie, maar iedereen heeft aan meegewerkt, vandaag kunnen goedkeuren.

In het institutioneel akkoord werden nog andere zaken opgenomen die vandaag niet ter stemming liggen, waaronder het instellen van een zogenaamde deontologische code. Dit wil geenszins zeggen dat deze bepalingen worden afgevoerd, integendeel. Maar zoals wij allen weten is de zesde staatshervorming zeer omvangrijk. Om de hele hervorming in goede banen te leiden werd een duidelijk tijdsschema opgesteld.

De heer Louis Ide (N-VA). - Mijnheer Claes, u vindt dat meerderheid en oppositie bepaalde zaken samen zouden moeten kunnen doen. Ik waardeer dat, maar ik vraag me af waarom een aantal van onze amendementen dan niet goedgekeurd raken door de meerderheid. Het gaat over de amendementen die ertoe strekken dat kabinetsleden een mandatenlijst moeten indienen. Ik zie niet in waarom meerderheid en oppositie deze amendementen niet zouden aannemen.

Waarom is dat niet mogelijk?

De heer Dirk Claes (CD&V). - De zesde staatshervorming is gefaseerd. We kunnen onmogelijk alles tegelijkertijd uitvoeren. We zullen daar nog op terugkomen en er in de commissie met open vizier over praten.

De heer Louis Ide (N-VA). - Voor alle duidelijkheid, de amendementen zijn twee wetsvoorstellen die ik al tijdens de vorige legislatuur heb ingediend. Als ik u goed begrijp hebt u er inhoudelijk geen problemen mee en zal er prioriteit van worden gemaakt in de commissie. Inhoudelijk gaat de meerderheid er dus mee akkoord dat er een mandatenlijst komt voor de kabinetsleden. De wetsvoorstellen die al jaren onder het stof liggen komen hoog op de agenda en zullen prioritair worden behandeld en gestemd. Mag ik dit engagement verwachten?

De heer Dirk Claes (CD&V). - Die zaken die in het institutioneel akkoord staan, zullen terugkomen bij de verdere fasering van de uitwerking van de staatshervorming.

De heer Louis Ide (N-VA). - Met andere woorden, dan mag u niet zeggen dat u de intentie hebt dat meerderheid en oppositie de zaken moeten overstijgen en moeten kunnen samenwerken rond ethiek in de politiek, want u beperkt het domein tot wat de meerderheid wil en niets daarbuiten.

De heer Dirk Claes (CD&V). - We zullen daar voorstellen rond formuleren en de andere partijen, ook van de oppositie, uitnodigen om die mee te bespreken.

De heer Louis Ide (N-VA). - Ik volg toch niet helemaal. Net als collega Deprez pleit de heer Claes ervoor dat meerderheid en oppositie elkaar moeten vinden. Ik wil daar gerust in meegaan, maar dan mag het niet blijven bij loze woorden en moet dat hard gemaakt worden. Ik heb geen enkel inhoudelijk argument gehoord tegen de twee amendementen, die intussen wetsvoorstellen zijn geworden. We hebben die in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden behandeld en dus kan de heer Claes met kennis van zaken zeggen of hij met die voorstellen akkoord gaat en of hij bereid is die hoog op de agenda te zetten en goed te keuren.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik heb daar al twee keer duidelijk op geantwoord, ik ga dat niet nog eens herhalen.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik wil de vraag anders stellen. Gaan we het over enkele maanden hier opnieuw meemaken dat leden van de meerderheid die voorstellen indienen en zich tegelijk excuseren dat hun voorstellen dezelfde inhoud hebben als de voorstellen die de oppositie een of twee legislaturen geleden al heeft ingediend? Gaan we dan opnieuw vriendelijk en constructief moeten zijn voor een meerderheid die ons niet eens wil betrekken bij dingen die we samen kunnen doen?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik ben de collega's Pieters, Claes en Verherstraeten oprecht zeer erkentelijk voor de belangrijke wetsvoorstellen die ze in het verleden rond politieke geloofwaardigheid hebben ingediend. Ik denk dat we het allemaal eens zijn dat er een probleem van geloofwaardigheid in de politiek bestaat en dat we via een transparantere kiesverrichting daar iets aan kunnen doen. De drie collega's hebben daar inderdaad een voortrekkersrol in gespeeld en ze mogen dat vandaag met recht en reden aanhalen.

Maar de vraag stellen of ze bij de nieuwe voorstellen per se hadden moeten betrokken worden en of ze die mee hadden moeten kunnen ondertekenen, dat is niet zo evident. De heer Claes heeft het al gezegd: zijn eerste voorstellen dateren van de tijd toen hij nog in de oppositie zat en toen heeft ook niemand naar hem willen luisteren. Collega Pieters zei daarnet dat hij in dezen constructief wil zijn. Dat is positief en ik hoop dat we deze wetvoorstellen straks unaniem zullen goedkeuren. Maar constructief zijn betekent ook aan tafel blijven zitten, in dialoog blijven gaan in de overtuiging dat de voorstellen die we hier behandelen deel uitmaken van een groter pakket. Hij zegt dat de huidige voorstellen een cadeautje voor de groenen vormen. Ik heb al bij herhaling gezegd dat wij die niet als een snoepje voor de groenen beschouwen, dat wij de staatshervorming in haar geheel goed vinden ... Maar het klopt, zonder de groenen in het institutioneel akkoord hadden deze voorstellen er niet in gezeten. Wij hebben gepleit dat deze voorstellen echt noodzakelijk zijn. Onder andere daarom zijn wij aan tafel blijven zitten. Dat is de echte betekenis van constructief zijn, van in dialoog blijven gaan.

De heer Louis Ide (N-VA). - Met alle respect, mevrouw Piryns, maar met wat u nu zegt, ondergraaft u de parlementaire democratie. De wetsvoorstellen dateren al van een vorige legislatuur, ze zijn nu alleen opnieuw ingediend. Volgens u hebben jullie dat allemaal bedisseld in een of andere werkgroep, waarvoor de Senaat veel betaald heeft.

Mevrouw Piryns, u zegt nu dat niets nog buiten de parlementaire democratie kan worden gedaan. Ik zeg de heer Claes, die zijn betoog begint over meerderheid en oppositie concreet dat ik kan aanvaarden dat men de zaken wil afronden zoals ze nu werden ingediend. Maar dan wil ik wel een engagement voor de behandeling van mijn twee wetsvoorstellen. Ik vraag het ook aan u, mevrouw Piryns. Zullen we samen druk uitoefenen om die voorstellen op de agenda te plaatsen en er over te laten stemmen?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik vind dit een belangrijk debat. Het is voor mij ook al frustrerend geweest om vanuit de oppositie voorstellen niet te kunnen laten agenderen in de commissies. Dat spel tussen meerderheid en oppositie vind ik vaak niet fair. Ook in de Senaat, die toch een reflectiekamer zou moeten zijn, wordt dat spel constant gespeeld, wat ik bijzonder jammer vind. Als u wetsvoorstellen indient, hoop ik dat ze ook effectief besproken kunnen worden en ik wil mij er dan ook engageren dat gesprek met u aan te gaan en te kijken of we het al dan niet eens kunnen zijn. Tegelijkertijd wijs ik erop dat het institutioneel akkoord dat tussen acht partijen is overeen gekomen, een aantal thema's bevat, dat het eerste pakket daarvan vandaag voorligt, maar dat alle andere thema's, die collega Pieters heeft aangebracht, binnen het institutioneel akkoord zullen worden uitgewerkt. Als u die voorstellen graag mee had ondertekend, dan had u aan de onderhandelingstafel moeten blijven.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Het is niet belangrijk wie die voorstellen heeft ingediend of wie er achter staat. Het is veel belangrijker dat ze worden goedgekeurd.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Mon intervention se fera en deux temps.

J'aborderai tout d'abord les textes relatifs à la crédibilité du politique. Voici quelques années, on parlait de « renouveau politique » ; je suppose que l'on n'ose plus utiliser le terme « renouveau » sans quoi on pourrait s'interroger sur la portée du mot.

L'intervention de M. Pieters, particulièrement attendue, en tout cas par moi-même, m'oblige à distinguer différents types de textes et de majorités. On a souvent parlé dans ces débats de « majorité papillon » et de « majorité institutionnelle ». Je rappelle quand même qu'il y a d'abord eu une majorité institutionnelle sur ces questions ; le texte concerné a ensuite été intégré dans l'accord du gouvernement papillon. Il y a donc un ordre chronologique.

On est passé de huit partis, pour la majorité institutionnelle, à six, pour le gouvernement, et, sur ces thèmes, monsieur Pieters, il semble que nous soyons au nombre de neuf. C'est certainement ce qu'a voulu dire Gérard Deprez dans la présentation de son rapport, à savoir qu'une large majorité a adopté ce texte puisque les huit partis ont été rejoints par la N-VA. Quand la N-VA est d'accord, il n'y a pas de souci pour améliorer les textes !

Mais je comprends aussi votre impatience, monsieur Pieters, sur un certain nombre d'éléments figurant dans l'accord institutionnel.

Vous avez cité notamment la mise en place d'une commission de déontologie et d'éthique et un certain nombre de dispositions liées à ce que l'on appelle les codes de déontologie, à savoir le rôle des uns et des autres dans les cabinets, conflits d'intérêts ou pas, la présentation des ministres sous forme de hearing ou autre processus utilisé pour les commissaires européens et qu'il faudrait adapter. Il ne s'agit pas à proprement parler d'un examen de passage, mais le ministre se verrait obligé à présenter une vision claire de sa politique. Croyez bien que nous sommes aussi impatients et que nous espérons avancer rapidement en la matière.

Vous savez aussi, monsieur Pieters, que l'accord institutionnel contient d'autres éléments. N'hésitez pas à aborder la question de l'autonomie constitutive pour la Région bruxelloise. Je vous sais également très demandeur à ce sujet. N'hésitons pas à rassembler les esprits positifs.

Finalement, le texte qui va être adopté, c'est le texte primo-signé par Mme Piryns. Je me réjouis de ce consensus même si des auteurs de nature différente ont contribué à porter cette dimension.

Il faut bien insister sur le fait que nous sommes dans une loi spéciale et dans une loi à majorité simple. En effet, dans notre organisation de l'État, la loi simple peut régler certains cumuls de candidatures à des élections simultanées. Cependant, nous devons non seulement nous préoccuper des élections fédérales, mais aussi des élections dans les régions et/ou les communautés - je suis prudent compte tenu des spécificités ; n'oublions pas la communauté germanophone - d'où la nécessité de la loi spéciale.

Ces dispositions permettront d'améliorer la lisibilité et la crédibilité du politique : les candidats siégeront là où ils se sont présentés en dernier lieu. Je m'en réjouis car il était temps de mettre un terme à certains carrousels qui étaient indécents aux yeux des électeurs.

Il est dommage que nous n'ayons pu trouver cette même majorité à neuf pour l'autonomie constitutive. Je vous avoue que je ne comprends pas, monsieur Pieters, car vous avez une ambition forte en matière d'autonomie. Certains vous reprochent d'ailleurs d'être trop autonomiste, voire indépendantiste. Pourquoi refusez-vous plus d'autonomie ? Cela me paraît antinomique mais soit, chacun fait ses choix politiques.

J'en viens aux règles complémentaires de composition. Les auteurs de la proposition ne voulaient pas habiliter le parlement flamand, le parlement wallon ou le parlement de la Communauté française à modifier l'ensemble des dispositions de la Section première « De la composition », du chapitre II, Titre III, de la loi spéciale du 8 août 1980.

Cet aspect de la composition ne relève pas des règles fédérales. Nous sommes dans la loi spéciale qui s'applique aux entités fédérées. Nous n'y touchons pas, nous la complétons. Le Conseil d'État a interrogé les auteurs sur la précision qu'il fallait donner. L'amendement vise à habiliter les parlements des entités fédérées à fixer des règles complétant les règles énoncées. Il s'agit de leur permettre d'établir des règles particulières pour tendre à assurer certains équilibres dans la composition du parlement qui est décrite plus haut. Cela a trait à la question du genre et à la question des mandataires locaux. Ces précisions se trouvent dans l'amendement proprement dit et dans sa justification.

Vous avez tenté, avec un certain talent, de semer le doute sur des choses qui sont écrites, justifiées et dites mais, pour la qualité des travaux, je tenais à dissiper toute équivoque quant à la volonté du législateur. Vous savez que le sens du travail parlementaire est important. Un jour peut-être, la Cour constitutionnelle devra relire ce texte. Il fallait donc bien préciser cet ensemble visant améliorer la crédibilité du monde politique grâce à un chapitre sur le renouveau politique qu'il faudra compléter, si possible à neuf.

Ensuite, sur le plan de l'autonomie constitutive, nous avons entamé une étape, mais il faudra aussi traiter de l'autonomie de la Région de Bruxelles-Capitale.

Puisque vous êtes très attaché à l'autonomie des régions, monsieur Pieters, je vous rappelle que la Région de Bruxelles-Capitale mérite une autonomie constitutive mais, comme le prévoit l'accord institutionnel, dans le respect des spécificités de cette région bilingue et en procédant de façon harmonieuse. Vous savez combien nous nous intéressons à la protection de la minorité et aux garanties qu'il faut lui octroyer, car elle le vaut bien !

De heer Danny Pieters (N-VA). - Voor alle duidelijkheid, wij zijn niet gehecht aan de constitutieve autonomie van de gewesten, maar wel aan die van het Vlaams Parlement. Wat de andere parlementen van het land willen doen, is een andere zaak. Ik denk niet dat de heer Cheron mij ooit heeft horen verklaren dat we gehecht zijn aan de constitutieve autonomie van de gewesten.

Die meerderheid van negen partijen neem ik met een korrel zout. Het is een meerderheid van acht partijen plus één, waarbij de negende elke letter en komma die door de acht is afgesproken mag goedkeuren, zonder deel te nemen aan de discussie. Hopelijk is het anders, want anders klinken de blijken van sympathie wat hol.

De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik denk dat de heer Pieters artikel 24bis nog eens aandachtig moet nalezen. Dat artikel bepaalt nergens dat die verkiezing plaatsvindt in het Nederlandse taalgebied.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik wens eerst te antwoorden op twee vragen van collega Pieters in verband met de versterking van de democratie en de politieke geloofwaardigheid. Alle partijen die deze voorstellen mede hebben ingediend, zijn het erover eens dat de verschillende parlementen hun constitutieve autonome niet kunnen inroepen om van de bepalingen ervan af te wijken.

Het debat in de commissie over het probleem van de verzaking wens ik hier niet over te doen. Ik ga ervan uit dat zoals bedoeld in onderhavige tekst de verzaking een actieve daad inhoudt.

Wel wil ik even verwijzen naar een uitdrukkelijke verklaring van de heer Delpérée in de commissie, namelijk dat de verwerving van het mandaat geldt vanaf de verkiezing, terwijl de eedaflegging waarnaar collega Pieters verwijst, an sich niet bepalend is om het mandaat te verwerven. De eedaflegging activeert inderdaad de praktische uitoefening van het mandaat.

Ik deel echter de vrees van de heer Pieters dat zich in de toekomst wel eens meer dergelijke problemen zouden kunnen voordoen. Misschien moeten we nog maar eens nadenken over afdoende regels hiervoor, want in deze wetsvoorstellen is daarin niet voorzien.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik neem graag nota van die opening. Ik bedoel alleen dat als de verkiezing zelf het mandaat onmiddellijk opent, er geen sprake kan zijn van verzaking en dan wordt het hele debat zinloos, want dan kan de verkozene niet het mandaat verzaken.

Laten we het hierbij nu houden en later de praktijk bekijken, want door de anticumulbepaling krijgen we in ieder geval af te rekenen met fenomenen die we vroeger niet kenden.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wat er ook van zij, in het voorstel zoals het nu voorligt, komt dat specifieke probleem niet aan bod. Het zou zich in de praktijk wel kunnen voordoen als gevolg van de voorgestelde regeling. Daarmee ben ik het eens.

Ik heb in mijn loopbaan heel dikwijls in de oppositie gezeten en ben dus bijzonder gevoelig voor de rechten van de oppositie. Daardoor verwijten sommigen me wel eens de vriend van de N-VA te zijn, terwijl heel Vlaanderen weet dat ik dat niet ben en dat ik in elk geval geen vriend ben voor de N-VA.

Los daarvan vind ik wel dat men in het parlement, en zeker in de senaat, de instelling moet hebben om, indien mogelijk, veel meer met de oppositie samen te werken. Voor wat deze voorstellen betreft, bedoel ik samenwerking met de N-VA.

De twee aspecten die door Danny Pieters werden aangebracht en die in het akkoord staan, namelijk het `ministerexamen' en de problematiek van de belangenvermenging van de kabinetschefs, kunnen volgens mij, ook vooraleer dat er een initiatief wordt genomen door de acht partijen, samen worden bekeken in de commissie.

Mevrouw de voorzitster, misschien kunt u zoals uw voorganger voorheen heeft gedaan, een initiatief nemen in dat verband. Ik vermoed dat de staatssecretaris daar zeker geen bezwaar tegen heeft. Dit gaat misschien nog net iets verder dan het engagement dat daarnet werd aangegaan.

Tot slot wil ik het, wat de constitutieve autonomie betreft, nog even hebben over het aspect dat Danny Pieters naar voor bracht over de federale `voogdij' met betrekking tot de constitutieve autonomie van de gemeenschappen of de gewesten. Mogelijks worden er dit jaar nog voorstellen ingediend over de hervorming van de Senaat. Er is afgesproken dat in de Grondwet en in de bijzondere wetten wordt bepaald dat de gewesten en de gemeenschappen in de toekomst volledig betrokken zullen worden bij elke institutionele hervorming in dit land. Dat is toch een onvoorstelbare uiting van een confederalistische visie. In die zin is vormt het een globaal antwoord op de bezorgdheid van de heer Pieters. Ik denk niet dat een of ander voorstel over een institutionele hervorming in de toekomst kan worden doorgevoerd als een deelparlement daar een fundamenteel bezwaar tegen heeft. Eigenlijk zal er via de hervormde Senaat een veel grotere betrokkenheid zijn van de gewesten en gemeenschappen.

Ik sluit af met het laatste pakket dat we vandaag behandelen. Lieven De Cauter zei gisteren of vandaag in een duidingsprogramma dat democratie altijd onvolmaakt is en dat we dus altijd onderweg zijn naar democratie. Ik denk dat de voorstellen die ingediend werden door acht partijen, maar waaraan anderen, zoals Dirk Claes en Danny Pieters, evenveel verdienste hebben, een versterking van de democratie kunnen en zullen inhouden. Dit vereist dat we de grenzen van meerderheid en oppositie durven doorbreken. Ik dank de pioniers die op dit punt meer klare regels hebben afgesproken, zodat de kiezer beter begrijpt wie voor wat kan verkozen worden. Door ontslag te nemen heb ik in het verleden zelf meer dan een elftal, om het in voetbaltermen uit te drukken, in parlementen binnengeloodst. In de huidige context lijkt dit op een vorm van kiezersbedrog, die we hier vandaag in belangrijke mate een halt toeroepen.

M. Francis Delpérée (cdH). - Nous sommes invités à nous prononcer sur des propositions qui visent à réaliser une bonne gouvernance dans une société démocratique et, en particulier, dans les institutions parlementaires.

C'est une question importante qui, à mon sens, ne se situe pas en marge de la sixième réforme de l'État mais au coeur de celle-ci, si nous voulons que notre État belge fonctionne convenablement, que les compétences des uns et des autres soient mieux déterminées et si nous voulons assigner de manière plus précise des tâches aux mandataires politiques.

Ce sujet mériterait de larges développements mais, à cette heure avancée de la soirée, je voudrais simplement formuler deux observations, que je résumerai en deux mots : pourquoi et comment ?

Pourquoi cet ensemble de propositions concernant l'organisation et le fonctionnement de nos assemblées parlementaires ? La réponse est évidente : pour assurer ce que l'on appelle, dans le langage des Nations unies, la bonne gouvernance. Qu'est-ce à dire ? La réponse n'est pas très précise, ce qui se comprend aisément. Qui est contre une bonne gouvernance ? Autrement dit, qui est pour une mauvaise gouvernance ? Qui est pour une gouvernance opaque ? Qui est pour une gouvernance dispendieuse ? Qui peut s'opposer à la bonne gouvernance ?

C'est une manière de dire que nous sommes, ici, trop souvent dans le domaine des proclamations de principe, dans le domaine des bonnes intentions, dans le domaine des déclarations générales ou généreuses.

Je crois que c'est le mérite de cette assemblée d'avoir dépassé ce genre de discours, d'avoir dépassé les déclarations d'intention pour faire oeuvre législative.

André Mast, conseiller d'État et ancien professeur à l'Université de Gand, disait : « La certitude est la première dignité de la règle constitutionnelle ». Et j'ajoute : de la règle législative. D'ailleurs, la Cour constitutionnelle nous rappelle très régulièrement qu'une bonne loi doit être claire, précise, intelligible dans les deux langues et, par-dessus tout, effective.

La deuxième question est celle du comment. Je retiens deux préceptes. Le premier reprend une proposition de révision de la Constitution que j'ai formulée dès 2004 et qui se résume en une phrase : celui qui est candidat à un mandat public et qui l'obtient doit l'exercer. Autrement dit, nous devons faire la chasse aux candidatures bidon, aux candidatures fantômes, aux hommes - et aux femmes - de paille. Nous devons faire la chasse à tous ceux qui, à peine choisis, se retirent et qui installent en leur lieu et place une autre personne inconnue ou moins connue. Cette tromperie électorale n'est plus de mise. Elle ne respecte pas le précepte de loyauté qui doit s'instaurer de manière implicite entre les électeurs et les élus.

Le second précepte découle du premier. Il se situe sur le terrain de l'interdiction ou de la limitation des cumuls au niveau des candidatures et de l'exercice des mandats.

On dit aujourd'hui que 2014 - et ensuite tous les cinq ans, si possible - sera l'année de toutes les élections : régionales, fédérales et européennes. Par un beau dimanche de juin, l'électeur recevra trois bulletins de vote ou trois cartes magnétiques qu'il remplira dans l'isoloir.

On peut s'interroger sur les mérites du système et se demander notamment si la concomitance des élections n'aura pas pour effet de brouiller les cartes et les enjeux de ces différents scrutins. L'avantage de la formule est évident : les candidats ne pourront pas se présenter à plusieurs scrutins à la fois et a fortiori ne pourront pas, comme c'est déjà le cas aujourd'hui, exercer plusieurs mandats en même temps. Permettez-moi cette formule : l'offre politique s'en trouvera déployée, voire démultipliée. Je crois qu'il faut s'en réjouir sans réserve.

Je conclus en disant que la réforme qui nous est proposée nous concerne, nous en particulier ou nos successeurs ; elle concerne les habitués des travées parlementaires ou ceux qui aspirent à y siéger. Soyons clairs : cette réforme ne sera vraiment utile que si elle percole, comme on dit aujourd'hui, si elle entre dans les esprits, les moeurs et les comportements. Je rappelle l'ancienne formule Quid leges sine moribus ? À quoi sert-il de faire des lois si les moeurs ne changent pas ? Je ne veux pas faire preuve ici d'un scepticisme de mauvais aloi. Je veux au contraire témoigner de réalisme. Si nos concitoyens ne se montrent pas plus attentifs à la chose publique, si nos formations politiques ne prennent pas davantage leurs distances avec des phénomènes de clientélisme ou de populisme, si les élus ne retrouvent pas le sens de l'indépendance et du service qui fait la noblesse de notre fonction, nous aurons sans doute apporté une pierre à la construction d'une société démocratique mais nous n'aurons pas changé en profondeur notre société. Dès lors, posons dès à présent cette première pierre. Toutefois, sachons-le, la démocratie que nous édifions ne sera durable - je veux une démocratie durable - que si un ciment, c'est-à-dire un esprit démocratique, vient s'insérer entre les moellons de cette construction. Ce n'est pas l'affaire d'une loi, si utile soit-elle. C'est l'affaire de tous les jours. C'est l'enjeu majeur d'une société démocratique. Je crois que cet enjeu figure au coeur de la sixième réforme de l'État à laquelle nous adhérons.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Mevrouw de voorzitster, ik zal de hele tekst niet doorlopen, maar me beperken tot de items die mijn fractie ziet als een versterking voor de democratie en voor de politieke geloofwaardigheid.

De voorstellen bevatten maatregelen met betrekking tot alle parlementen en niet alleen met betrekking tot de Senaat. Voor de Senaat zullen we een en ander regelen bij de globale hervorming van de Senaat.

Onze partij vindt de politieke vernieuwing een belangrijke kwestie en zet zich er al jaren voor in. Mijn fractie heeft voorstellen uitgewerkt en samen met andere partijen ingediend om onder andere de opkomstplicht af te schaffen, het gewicht van de lijststem te verminderen of die stem af te schaffen en het systeem van de opvolgers af te schaffen. We wilden nog andere items aanpakken, maar daarvoor hebben we noch in het Vlaams Parlement, noch in de Kamer of de Senaat de vereiste meerderheid kunnen vinden.

Met de huidige voorstellen worden de keuzemogelijkheden en de keuzevrijheid oneindig veel groter. Onze samenleving is veel complexer geworden en de rechtsstaat en de democratie moeten daaraan uiteraard worden aangepast.

Als we vandaag concrete stappen kunnen doen dan is dat dankzij de vele verdienstelijke voorstellen uit het verleden die meermaals de toetsing door de Raad van State hebben doorstaan en uiteindelijk tot de huidige consensus hebben geleid.

Het ontbreekt de voorstellen noch aan duidelijkheid, noch aan transparantie, zodat de kiezer niet meer zal bedrogen worden door dubbele kandidaturen en door verkozenen die hun mandaat niet opnemen, waardoor vaak bijzonder veel opvolgers in onze assemblees zitting krijgen.

Bij de volgende gelijktijdige verkiezingen van 2014 zal voor het eerst geen enkele kandidaat nog een dubbele kandidatuur mogen indienen, waardoor de meeste problemen opgelost kunnen worden, aangezien die verkiezingen samenvallen voor alle assemblees. Bij latere, niet samenvallende verkiezingen moet voorrang worden gegeven aan het laatst opgenomen mandaat en wie een mandaat weigert op te nemen verliest het vorige automatisch. Er blijven dus geen achterpoortjes openstaan.

Alleen de opvolgers ontsnappen hieraan vanuit de terechte redenering dat in de nieuwe regeling de kans dat een opvolger daadwerkelijk wordt opgeroepen om zitting te hebben, veel kleiner is, zodat betrokkenen wellicht naar hun beroepsbezigheden terugkeren. De kiezer weet inmiddels ook dat een opvolger geen effectieve kandidaat is.

Ministers in functie die zich verkiesbaar stellen en verkozen worden, moeten geen ontslag nemen.

Het gelijktijdig als opvolger en effectief kandidaat opkomen, was gebruikelijk voor politici op een strijdplaats, maar wordt voortaan onmogelijk.

In het raam van de politieke vernieuwing kan weinig tegen deze voorstellen worden ingebracht, tenzij dan de schending van de absolute vrijheid van de verkozenen. Men zou er immers van uit kunnen gaan dat uiteindelijk de verkozene zelf verantwoording moet afleggen aan de kiezer, ook wat betreft de keuze van een mandaat.

Mijn fractie is echter van oordeel dat in de huidige situatie het vertrouwen van de burger in de verkozenen op lange termijn wordt ondermijnd. Daarom was het nodig duidelijkheid te scheppen, wat met deze voorstellen dan ook is gebeurd.

In de sociale media moet ik telkens weer lezen hoe vaak burgers twijfelen aan de oprechtheid, de integriteit en eerlijkheid van vele politici. Ik herhaal telkens opnieuw dat de meesten van mijn collega's tot welke partij, strekking of ideologie ze zich ook bekennen, correcte, eerlijke, integere en geëngageerde mensen zijn.

Sommige mensen en groepen in onze samenleving willen altijd alles veralgemenen, waar het ook over gaat. Ik weet dat er uitzonderingen zijn, die zich niet correct en integer gedragen, maar ik blijf mijn collega's en de mensen die de kracht en de overtuiging vinden om aan politiek te doen en zich voor de samenleving in te zetten, verdedigen. Dat moet ook.

Vanuit onze oprechte bezorgdheid voor het herstel van de politieke geloofwaardigheid zullen wij deze voorstellen dan ook met volle overtuiging goedkeuren.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Het derde pakket dat we vandaag bespreken is, zoals velen al gezegd hebben, eigenlijk van een andere orde dan de twee vorige pakketten. Het zijn de voorstellen die al gedeeltelijk uitvoering geven aan het luik politieke vernieuwing van het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011.

Ik dank nogmaals collega Pieters, collega Claes en de staatssecretaris Verherstraeten die al heel wat initiatieven hebben genomen om een aantal maatregelen in te voeren die kiezersbedrog moeten tegengaan. We zijn het er allen over eens dat het vertrouwen in de politiek aan herstel toe is. De voorstellen die destijds al zijn uitgewerkt, maar ook de voorstellen die vandaag voorliggen, moeten bijdragen tot het herstel van het vertrouwen in de politiek. Dat kunnen we doen door de kiesverrichtingen, in het bijzonder de kandidaatstelling, transparanter en begrijpelijker te maken. De mensen vragen dat van ons en het wordt tijd dat we het ook effectief invoeren.

Er liggen drie maatregelen voor om tegemoet te komen aan de transparantie. Ten eerste is er het verbod om bij eenzelfde verkiezing een effectieve plaats en een plaats als opvolger in te nemen. Dat moet alvast een zeer belangrijke stap in de goede richting zijn.

Ten tweede wordt het, wanneer verkiezingen voor verschillende assemblees samenvallen, wat in de toekomst vaker het geval zal kunnen zijn, verboden kandidaat te zijn voor mandaten die onverenigbaar zijn. Er komt dus een einde aan de huidige praktijk die erin bestond te kandideren voor mandaten die in feite onverenigbaar waren.

Ten derde, indien de verkiezingen voor verschillende assemblees niet samenvallen maar elkaar in de tijd opvolgen, zal de effectief verkozen kandidaat verplicht zijn het laatste mandaat waarvoor hij kandidaat was, op te nemen. Hij zal dus van rechtswege ontslagnemend zijn uit de lopende mandaten die hij bij eerdere verkiezingen heeft gekregen, uiteraard enkel voor zover ze onverenigbaar zijn met het nieuwe mandaat waarvoor hij verkozen werd.

Ik ben ervan overtuigd dat die voorstellen zullen helpen onze eigen geloofwaardigheid als politici te herstellen en te versterken. In die zin ben ik oprecht blij dat de voorstellen in de commissie alvast unaniem werden goedgekeurd. Ik hoop dat het in de plenaire vergadering niet anders zal zijn.

Tot slot wil ik ingaan op de constitutieve autonomie van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap. De institutionele meerderheid heeft het voornemen ook de constitutieve autonomie van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap uit te werken, maar daarover zullen later teksten worden ingediend. Vandaag wordt de constitutieve autonomie van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap uitgebreid. Dat betekent dat die parlementen veel meer dan vroeger bepaalde aspecten van hun eigen samenstelling en verkiezing kunnen regelen. Aangezien het gaat om een uitbreiding van de autonomie van die parlementen, blijf ik er bij collega Pieters op aandringen toch te overwegen om die belangrijke stap voorwaarts - ik zeg niet dat hij alomvattend of perfect is - samen met ons goed te keuren.

Concreet wordt de autonomie van de drie parlementen namelijk op vier punten uitgebreid. Om te beginnen krijgen ze de mogelijkheid aanvullende samenstellingsregels goed te keuren. Tijdens de bespreking in de commissie en ook vandaag nog heeft collega Pieters zich er zorgen over gemaakt dat de parlementen op die manier de kans krijgen om de bestaande regels voor hun samenstelling, zoals die door de bijzondere wetgever zijn vastgelegd, te wijzigen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat dat zeker niet de bedoeling is en ook niet het geval zal zijn. Integendeel, de aanvullende samenstellingsregels moeten wel degelijk aanvullend zijn. Dat adjectief is echt niet zonder belang.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Ik wil het debat niet rekken, maar mijn bezwaar ligt een beetje anders. Door de regels aanvullend te maken, wordt de inhoud ervan bepaald door datgene wat wordt aangevuld. Ik geef een voorbeeld. Stel dat de federale wetgever zegt dat er evenveel vrouwen als mannen moeten worden verkozen. Dan kan er geen aanvullende regel over het geslacht worden uitgevaardigd. Legt de federale wetgever dat niet op, dan kan zo'n regel wel in de aanvullende bepalingen worden opgenomen. Bepalen dat een bevoegdheid van een deelstaatparlement aanvullend is op wat er federaal gebeurt, houdt eigenlijk geen bevoegdheidsafbakening in. Het woord aanvullend is veel te vaag omdat het zich ent op iets wat in handen is van de federale overheid.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik begrijp uw bezorgdheid, maar ons gaat het erom de parlementen aanvullend, bijkomend, meer dan nu de mogelijkheid te geven eigen samenstellingsregels te bepalen. Nogmaals, ze kunnen de bestaande bepalingen over hun samenstelling niet wijzigen. Ze krijgen enkel de bevoegdheid bijkomende regels vast te leggen die het bestaande wettelijke kader aanvullen. Concreet denken wij dan aan bepaalde evenwichten bij de samenstelling van een parlement, aan de verhouding tussen mannen en vrouwen in het bijzonder en het aantal parlementsleden dat zijn parlementair met een lokaal mandaat cumuleert.

De heer Danny Pieters (N-VA). - Schrijf in de tekst wat je erin wil, maar gebruik geen vage omschrijving waardoor om het even wat kan worden ingebracht. `Aanvullend' zegt niets over `wat aangevuld' wordt. Ik heb er geen probleem mee dat bepaald wordt dat er moet gedifferentieerd worden op basis van geslacht, mandaten, cumulatieregels, weet ik veel. Daarmee zit ik op de lijn van de Raad van State. Van de heel algemene bepaling die voorgesteld wordt, vrees ik wel dat er zaken worden ingevoerd die we niet willen. Ik had liever een lijst gezien waaruit kan worden geput voor de uitoefening van de constitutieve autonomie. Nogmaals `aanvullend' zegt eigenlijk niets.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - We kunnen hier blijven over discussiëren, maar dat heeft geen zin. Uw mening is heel duidelijk, mijnheer Pieters. Omwille van uw bezorgdheid vond ik belangrijk dat uw mening aan bod komt zodat ze ook in het verslag staat verwoord.

Krachtens de constitutieve autonomie zullen de drie parlementen de mogelijkheid krijgen om een kieskring in te stellen voor het hele grondgebied van hun gewest. Ik ben er mij van bewust dat, mocht het Vlaams Parlement van die bevoegdheid gebruik maken en een gewestelijke kieskring instellen, we bijvoorbeeld hoogstwaarschijnlijk nogmaals het `genoegen' zullen hebben om een man als Bart De Wever met een touringcar door heel Vlaanderen te zien trekken. Dat zou dan trouwens een betere aanleiding zijn dan voor de verkiezingen van de Antwerpse gemeenteraad. Dat soort gevolg van de uitbreiding van de constitutieve autonomie, neem ik er dan maar noodgedwongen bij.

Voorts zullen door de uitbreiding de drie parlementen ook de regels met betrekking tot de verkiezing van de opvolgers kunnen wijzigen of opheffen.

En ten slotte, zullen de drie parlementen ook de regels met betrekking tot de zogenaamde `devolutieve werking van de kopstem' kunnen wijzigen of opheffen.

Met de verruiming van de constitutieve autonomie van de drie parlementen, en dus de uitbreiding van hun autonomie tout court, wordt tegemoetgekomen aan al diegenen die een grotere autonomie voor de deelentiteiten wensen. Met de voorgestelde uitbreiding van de constitutieve autonomie van de drie parlementen, wordt aan die parlementen bovendien de mogelijkheid geboden om de regels met betrekking tot de samenstelling en de verkiezingen op een aantal punten aan te vullen en te rationaliseren, indien ze dat nodig achten. Ook dat biedt mogelijkheden en perspectieven op het vlak van het herstel van het vertrouwen in de politiek en vooral in de politici. Ik hoop dan ook dat de voorstellen worden goedgekeurd.