5-65

5-65

Belgische Senaat

Handelingen

DINSDAG 19 JUNI 2012 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (van de heren Philippe Moureaux en Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1563)

Voorstel tot herziening van artikel 160 van de Grondwet (van de heren Francis Delpérée, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1564)

Voorstel van bijzondere wet houdende wijziging van de zogenaamde `pacificatiewet' van 9 augustus 1988 en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (van de heren Francis Delpérée, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Marcel Cheron en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1565)

Voorstel van bijzondere wet houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen (van de heren Marcel Cheron, Dirk Claes, Philippe Moureaux en Bert Anciaux, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bart Tommelein en Francis Delpérée en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1566)

Algemene bespreking

De heer Wouter Beke (CD&V), corapporteur. - Ik verwijs in hoofdzaak naar het schriftelijke verslag, dat gisteren door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden is goedgekeurd, maar ik zal toch ook een korte toelichting geven.

De geschiedenis en de rechtsleer tonen immers aan dat dit soort verslagen in het verleden van belang is geweest bij de interpretatie van de institutionele hervormingen en bepalingen. Het zal voor deze hervorming niet anders zijn, aangezien bij herhaling in de verslagen en in de toelichting wordt aangegeven welke interpretatie aan sommige bepalingen dient te worden gegeven.

In zijn inleidende uiteenzetting over het voorstel 5-1563/1 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, heeft collega Mahoux duidelijk de onderscheiden en cumulatieve voorwaarden uiteengezet om vanuit de zes randgemeenten voor de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een geschil aanhangig te kunnen maken. Ook het procedureverloop en de wijze van besluitvorming van de algemene vergadering werden door de indieners uiteengezet.

Collega Delpérée heeft vervolgens het voorstel 5-1564/1 toegelicht tot herziening van artikel 160 van de Grondwet, dat de principes van de nieuwe bevoegdheden en beraadslagingswijzen van de Raad van State grondwettelijk verankert, en heeft daarbij gewezen op de bijzondere meerderheid die nodig is voor een wijziging.

Een derde voorstel 5-1565/1 werd eveneens door college Delpérée toegelicht en voorziet in een wijziging van de Pacificatiewet van 9 augustus 1988 en de Bijzondere Wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980 en heeft betrekking op het instellen van een nieuwe procedure voor de benoeming van de burgemeesters van de zes Vlaamse randgemeenten.

Tot slot werd het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de zogenaamde standstill uiteengezet door collega Cheron.

In de algemene bespreking in de commissie werd door een aantal leden in de eerste plaats kritiek geleverd op het feit dat een uitzonderingsprocedure voor de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak wordt ingevoerd, ten behoeve van de personen die gevestigd zijn in de zes randgemeenten, alsook voor de burgemeesters van deze gemeenten. Zij verzetten zich dan ook tegen, wat zij noemen, het verlenen van nieuwe rechten aan de inwoners van de zes randgemeenten, in de eerste plaats de Franstalige inwoners van die zes gemeenten.

De indieners zijn er echter van overtuigd dat de huidige voorstellen zullen leiden tot communautaire pacificatie aangezien door de voorstellen gezamenlijke en onbetwistbare standpunten inzake de toepassing van regelgeving tot stand kunnen komen. Bovendien benadrukken de indieners dat de huidige voorstellen de bevoegdheden van de verschillende overheden - in het bijzonder van de Vlaamse overheid - niet aantasten, noch de andere toepasselijke regels wijzigen.

In het kader van de standstill-regeling werd, in navolging van het advies van de Raad van State, door bepaalde leden ook de vraag gesteld naar de toepassing ervan voor de Nederlandstaligen in de zes randgemeenten, gelet op de uitbreiding naar de lokale besturen. Gezien het administratief toezicht van de Vlaamse regering op die lokale besturen, lijkt die toepassing de indieners echter weinig logisch, zodat ten aanzien van de Nederlandstaligen enkel de uitbreiding van de standstill op grond van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, van belang is.

Bovendien dient te worden opgemerkt dat de nieuwe bepalingen met betrekking tot de Raad van State en dergelijke, uiteraard ook door de Nederlandstaligen in de zes randgemeenten kunnen worden ingeroepen en aangewend.

Bij de artikelsgewijze bespreking van de vier voorstellen, werden telkens amendementen ingediend door een of meerdere fracties van zowel de institutionele meerderheid als van de oppositie. Enkel met betrekking tot de herziening van artikel 160 van de Grondwet, werden uitsluitend amendementen ingediend door collega Laeremans. Bij de stemming werden enkel de amendementen aanvaard, die waren ingediend door de institutionele meerderheid. De geamendeerde teksten werden vervolgens door de commissie goedgekeurd. Die geamendeerde teksten van de voorstellen worden nu ter bespreking en ter stemming voorgelegd aan de plenaire vergadering.

De heer Huub Broers (N-VA). - Nauwelijks twee jaar geleden deelden alle Vlaamse politici dezelfde mening over de problemen die nu voorliggen. Geen enkele Vlaamse politicus had toen gedacht dat vandaag ook de Raad van State in het geding zou zijn. Het Vlaamse front dat toen bestond, zou zorgen voor zuivere oplossingen en zou nooit uit elkaar worden geranseld. Ik stel vandaag met pijn in het hart vast dat dat front flinke deuken vertoont. Wij zweren nog steeds bij de aanpak die we toen samen uittekenden, terwijl de anderen er intussen voor kozen om BHV te splitsen op een manier die hun Franstalige collega's liever zien. U zult mij hier niet horen zeggen dat de Franstaligen alles hebben binnengehaald wat ze ooit hebben geëist. Maar we moeten eerlijk toegeven dat ze wel meer hebben binnengehaald dan waarop ze stiekem hoopten. We moeten ook eerlijk toegeven dat de Franstaligen rechten hebben verworven in Vlaanderen. Die rechten zijn voor eeuwig in staalbeton gegoten: de Franstaligen, en de Franstaligen alleen, zullen immers kunnen oordelen over de bijzondere meerderheid.

Beste Vlaamse collega's, als jullie de komende dagen goedkeuren wat nu voorligt, zal de drang om een deel van Vlaams-Brabant te verfransen nog verder worden aangescherpt. Dat geldt zeker ook voor de zes faciliteitengemeenten. Wie hoopt dat de regeling het begin van de pacificatie is, moet ik zeker ontgoochelen. Ik spreek vanuit mijn ervaring in de faciliteitengemeenten. Iedereen weet dat de Rand `ontnederlandst'. Volgens Kind en Gezin zou nog slechts in 37% van de gezinnen permanent Nederlands worden gesproken. Volgens de VDAB heeft de helft van de werkzoekenden een taalachterstand inzake de kennis van het Nederlands; liefst 65% van die werkzoekenden met een taalachterstand voor het Nederlands, is Franstalig. De hervormingen die nu voorliggen, zullen die mensen zeker niet aansporen om Nederlands te gaan leren, wel integendeel. Heel de Rand, en later heel Halle-Vilvoorde, zullen verder verfransen. Onze Franstalige collega's weten dat. Ze hoeven maar te wachten tot de verfransing nog verder toeneemt en ze geleidelijk andere delen van Vlaams-Brabant kunnen innemen. De roep naar een door Franstaligen gedomineerde provincie Brabant-Brussel zal nog groter worden. De Franstaligen hopen dat ze op dat moment opnieuw zullen kunnen rekenen op de steun van diegenen die ook nu de economische redding van het land als alibi hebben ingeroepen.

(Voorzitter: de heer Francis Delpérée.)

Aan dat scenario wordt vandaag door sommigen meegewerkt. Waarom is de meerderheid daartoe in staat? Ik verwijt de Franstaligen niets, maar het scenario gaat door omdat erop wordt gerekend dat de man in de straat het toch allemaal niet begrijpt en er dus geen boodschap aan zal hebben. Maar de Vlaamse man in de straat is wel verstandig genoeg. De meerderheid heeft er bewust voor gekozen zoveel mogelijk rommelbesluiten bij elkaar te brengen om de vis in zijn eigen water te laten verdrinken. Daarstraks wou collega Beke zelfs een stuk hout laten verdrinken in het water. Pas over vijf à tien jaar zullen heel veel Vlaams-Brabanders, ook buiten de zes gemeenten, beseffen wat hun nu wordt aangedaan. Velen van ons zullen dan waarschijnlijk geen politicus meer zijn en geen verantwoording meer hebben af te leggen. Ik wil vandaag voorkomen dat sommigen ooit moeten zeggen: `Wir haben es nicht gewusst'. Sommige politici weten blijkbaar niet goed wat overspel is. Overspel is ten eerste met het juiste been in het verkeerde bed stappen en ten tweede een Senaat die deze week de voorliggende teksten goedkeurt. De eerste stap kan misschien tijdelijk wat genot verschaffen. De tweede leidt enkel tot ellende. Ik doe niet mee aan een spelletje kiezersbedrog. Ik heb geen dertig jaar gestreden om op het verkeerde pad terecht te komen. Ik wil niet schuldig zijn aan de ondergang van de zes randgemeenten. Alleen standvastige beslissingen kunnen soelaas brengen. Ik deel dus het optimisme van de heer Anciaux en de Vlaamse meerderheidspartijen niet. We mogen al eens van mening verschillen! Ik wens de Franstaligen wel absoluut proficiat, omdat ze meer kregen dan wat ze hebben gehoopt. Ze zouden immers gek moeten zijn niet te aanvaarden wat ze nu krijgen. Zij hebben dus gelijk. Ik feliciteer dus de heer Deprez, want hij heeft gelijk te aanvaarden wat hem is voorgesteld. Het antwoord kan zijn dat de ex-vrienden van het FDF er anders over denken. Laat ik daarbij opmerken dat ten eerste het FDF in de Senaat niet meer vertegenwoordigd is en ten tweede dat de andere Franstalige partijen op termijn de weg wel zullen vinden, want het pad is vrijgemaakt.

Ik wil het daarom vandaag ook even hebben over het wetsvoorstel dat de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd kan maken over alle administratieve geschillen in de zes randgemeenten én over alle natuurlijke personen of rechtspersonen die er zijn gevestigd. Ik benadruk die `én', want die komt neer op een nauwelijks verborgen, maar ongelofelijke uitbreiding van de persoonlijke faciliteiten in de zes. Wie het tegenovergestelde beweert, zoals ik daarstraks heb gehoord, weet niets af van de faciliteiten en de faciliteitengemeenten en weet ook niets van af van de taalgrensgemeenten. Aan die `én' zullen nog anderen zich gaan spiegelen. Ik ben er dus niet zeker van dat de huidige Vlaamse meerderheidspartijen later niet zullen zeggen dat ze ook in andere gemeenten gelijkaardige toegevingen zullen doen. Laat ik er ook aan herinneren dat diezelfde partijen ooit met ons riepen dat ze nooit zouden instemmen met een flagrante aantasting van de Vlaamse rand. Mijn goede vriend en collega Michel Doomst - ook politieke tegenstanders kunnen een vriend zijn -, formuleerde het zo: `Ik besef dat wat op tafel ligt geen tovermiddel is, maar een werkmiddel'. Helaas miskent hij de inspanningen die de Vlaamse overheid sinds jaar en dag levert voor de Vlaamse rand.

Michel Doomst zegt nog meer. Ik citeer: `Nu heeft de Vlaamse Rand de handen vrij voor het echte werk. Nu moeten alle Vlaamse gemeenten in de Rand een actief en positief onthaalbeleid voeren. We zullen met z'n allen, dag in dag uit, op het terrein iets aan het vervreemdingseffect moeten doen' - het zijn zijn woorden, niet de mijne - `door mensen te begeleiden en te helpen zich te integreren. Anders zal een splitsing van BHV haar doel voorbij schieten.' Ik merk dat deze Vlaams-Brabander, die toch enige kennis van zaken heeft, enige reserves uit tegenover de gemaakte compromissen. Voor het eerst zie ik hem echter ook samen met zijn collega's compromissen aanvaarden en verdedigen waarvan hij twee jaar geleden zelf nog zei dat er geen sprake van kon zijn. Dus geen compromissen over de Raad van State, over de burgemeesters, over meer rechten in de zes faciliteitengemeenten. Nog geen tien jaar geleden schreven alle burgemeesters van Halle-Vilvoorde samen in een brief aan het staatshoofd duidelijk dat de taal-, gewest- en provinciegrenzen geëerbiedigd moesten worden. Ik hoor hier zeggen dat de taalgrens en taalfaciliteiten inderdaad geëerbiedigd worden, maar als taalgrensbewoner zie ik dat toch anders, al was het maar omdat er in de zes faciliteitengemeenten nog extremere rechten bijkomen voor de Franstaligen.

Luc Van den Brande leverde in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw forse inspanningen om die bepaalde delen van Vlaams-Brabant te ondersteunen. Had hij dat niet gedaan, dan was de verfransing mogelijk nog groter geweest. Nu zeggen dat we die inspanningen moeten intensiveren, is een steen werpen naar alle Vlaamse regeringen, die het gevaar allang inzagen. Het is respectloos tegenover de opeenvolgende Vlaamse regeringen en parlementen.

Het punt dat we behandelen is een uiting van dat gebrek aan respect. Het is een directe aanval op de besluitvorming van de Vlaamse overheden in de benoeming van de burgemeesters, van wie bij hun eedaflegging wordt gevraagd dat ze respect hebben voor alles wat de Vlaamse en de federale overheid hen aanreiken en ook voor het geld dat ze krijgen. Zo was het toch bij mijn eedaflegging.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Een kaakslag voor alle beslissingen die de Vlaamse regeringen in het verleden hebben genomen, zegt de heer Broers. Ik stel wel vast dat de huidige Vlaamse regering, waar ons beider partijen in zitten, bij monde van de minister-president heel uitdrukkelijk heeft verklaard dat de akkoorden niet in strijd zijn met de belangen van de Vlaamse regering of het Vlaamse regeerakkoord.

De heer Huub Broers (N-VA). - Als de scheidrechter een buitenspeldoelpunt goedkeurt, dan is er wel een fout gemaakt, alleen is ze niet opgemerkt. Lees de teksten en ga na wat er van aan is.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik verwijs naar wat de minister-president in het Vlaams Parlement namens de hele regering heeft verklaard. Verschillende partijen hebben daarover vragen gesteld en de meerderheidspartijen hebben zich allemaal, stuk voor stuk, achter zijn uitspraak geschaard.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat is maar de helft van het verhaal.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Waarom hebben de collega's-gemeenschapssenatoren van de N-VA niet een of andere procedure tot belangenconflict opgestart. Misschien geen toeval dat ze dat niet hebben gedaan ... En waar zijn ze vandaag? Alleszins niet hier.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - De vraag is niet waar ze nu zijn, maar waar ze waren op het ogenblik dat de minister-president zijn verklaring aflegde namens de hele regering. Ze hebben toen niets gezegd en dat zegt genoeg.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Bij de eerste cluster heeft senator Van Rompuy ook een zeer pertinente vraag gesteld, namelijk of er nog bereidheid was om te onderhandelen, binnen de grondwettelijke context. Het antwoord daarop was veelzeggend: we willen nog wel onderhandelen na 2014, maar over de grondwettelijke context werd gezwegen.

De heer Van Rompuy stelt voor de tweede maal een zeer pertinente vraag en krijgt opnieuw geen antwoord. Dat is veelbetekenend.

De heer Huub Broers (N-VA). - Blijkbaar moeten wij nu antwoorden op vragen in de plaats van de ministers en de staatssecretarissen.

Het voorliggende akkoord dat anderstaligen in de zes faciliteitengemeenten naar tweetalige algemene vergaderingen van de afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State stuurt, is een afwijking op de gangbare praktijken. Ik heb vanmorgen de Fransman Georges Wolinski al geciteerd. Hij deed ook een uitspraak over afwijkingen en zei: `Ik heb nooit voldoende afwijkingen gehad om een superieur iemand te zijn.' Evenmin kunnen de afwijkingen die vandaag voorliggen, leiden tot een superieure overeenkomst die een goed bestuur waarborgt. Integendeel, ze zullen het goed bestuur in de weg staan omdat ze een kans creëren om de Vlaamse overheid in al haar vezels aan te vallen. Ons wordt vandaag gevraagd om uitzonderingen goed te keuren voor mensen of bestuurders die zich niet wensen aan te passen aan Vlaamse decreten, rondzendbrieven en dergelijke. Alleen het ontvangen van het Vlaams gemeentefonds is blijkbaar geen probleem. Het is niet zo dat die mensen naar de zes faciliteitengemeenten zijn verbannen. Ze vinden wel dat ze ons mogen opleggen hoe wij daar moeten leven en hoe wij er moeten besturen. Nu krijgen ze daarvoor van de Vlaamse meerderheid in het parlement bijkomende wapens.

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). - Monsieur le président, serait-il possible de diminuer le volume du micro de M. Broers ?

M. Huub Broers (N-VA). - Je craignais que vous ne vous endormiez, c'est pourquoi j'ai parlé un peu fort !

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik citeer even wat ik op de website van de MR heb gevonden: `Est-ce que la Flandre peut continuer à vous imposer en toute impunité des tracasseries administratives, notamment par exemple la circulaire Peeters? La consécration légale de la circulaire Peeters a été empêchée. C'est donc la loi actuelle et la jurisprudence récente, favorable aux francophones, qui s'impose.'

`Prescrire ou faire subir quelque chose à quelqu'un, par exemple une chose contraignante, faire admettre par contrainte morale ou faire accepter par la force ou l'autorité.' Dat is `s'imposer'.

Dat gaan wij dus goedkeuren. (Uitroepen)

Tenminste, jullie gaan dat goedkeuren. De verzoeker die in een van de randgemeenten woont, moet aan cumulatieve voorwaarden voldoen om naar de Raad van State te kunnen stappen. Die cumulatie is ronduit belachelijk. Ten eerste moet het voorwerp waarover hij of zij een verzoek indient, in een van de randgemeenten gelegen zijn.

Die voorwaarde is nogal vanzelfsprekend. Als de verzoeker in één van de zes gemeenten woont, zal het voorwerp van zijn verzoek in één van de randgemeenten liggen. Hij moet vervolgens in zijn nota de behandeling door de algemene vergadering vragen. Ook dat is een eenvoudige voorwaarde. Bij het FDF en wie weet ook bij de MR zijn daarvoor zelfs formulieren te krijgen. De verzoeker moet formeel verwijzen naar de garanties, rechtsstelsels en taalrechten in die gemeenten. Ook dat is gemakkelijk.

Men wil het doen uitschijnen alsof dit zware voorwaarden zijn, maar iedereen ziet dat die voorwaarden onbenullige elementen zijn, die je zelfs formuliermatig kan opstellen.

Wanneer men niet aan deze voorwaarden voldoet, blijft de huidige regeling van één kamer gelden. Het is wel de algemene vergadering die oordeelt of aan deze voorwaarden voldaan is. Er zullen dus op dit vlak nogal wat tegenstellingen tussen raadsheren kunnen ontstaan. Een staking van stemmen is niet mogelijk, want er is een doorslaggevende stem.

Ik veronderstel dat de Vlaamse meerderheidspartijen toch af en toe op de rem zijn gaan staan, maar er werden bijkomende doorlaatkleppen gemonteerd, zodat er helemaal niets werd afgeremd. Het ene juk heeft het andere bevrijd!

Voor de verweerder of de tussenkomende partij, gevestigd in een van de randgemeenten, is er eveneens een geweldige cumul: hij of zij moet ervoor zorgen dat het voorwerp gelegen is in een van de randgemeenten; in het eerste procedurestuk gevraagd wordt naar de behandeling door de algemene vergadering en kunnen bewijzen dat de taalwetgeving in het geding is.

Daarna worden voor deze Vlaamse gemeenten twee auditeurs aangewezen. De Nederlandstalige auditeur en de Franstalige auditeur moeten een gezamenlijk verslag maken, maar als er geen akkoord is mogen ze een apart verslag opstellen.

Ik heb gezocht naar een equivalent in de Franstalige gemeenten, maar ik heb er geen gevonden. In geen enkele Franstalige gemeente kan dergelijke procedure worden toegepast. Misschien vindt de heer Deprez, die veel ondervinding heeft inzake staatshervorming, wel een voorbeeld.

Er zijn verder nog enkele bijzondere modaliteiten waar een geïnteresseerde burger, niet-jurist, zich vragen bij stelt.

Het doel van de specifieke procedure waarin dit voorstel voorziet is dat de rechtspersonen, de natuurlijke personen, de publieke personen en de private personen die op het grondgebied van de randgemeenten gevestigd zijn om een behandeling kunnen vragen bij de tweetalige algemene vergadering van de Raad van State. Het is een mogelijkheid, een recht. Een zaak komt dus op eenvoudig verzoek, zonder voorafgaand onderzoek naar de gegrondheid van de vraag, bij de algemene vergadering terecht. Eenmaal de zaak daar behandeld wordt, zal ze niet meer terugverwezen worden naar de gewone kamer.

De algemene vergadering zetelt met ten minste acht leden. Normaal gezien buigt die algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak zich enkel over de gevallen van machtsafwending.

Ik veronderstel dat niet wordt bedoeld dat de Vlaamse regering aan machtsafwending doet tegenover de opstandige burgemeester. Het is duidelijk wie gebruik zal maken van de mogelijkheden om het Vlaamse toezicht, de omzendbrieven en de Vlaamse decreten te ondermijnen via een tweetalige groep juristen die de Franstaligen steunen in hun kritiek op de visie van de Vlaamse raadsheren. Die visie is immers tot nu toe anders geweest.

Het is ook duidelijk dat met dit voorstel geen klachten van Nederlandstaligen worden beoogd. Misschien wordt er wel een weg geopend om, bij weigering van een of andere vergunning, ze via deze procedure alsnog te verkrijgen. Dit voorstel schakelt niet alleen de Vlaamse regering uit, het kan ook worden gebruikt om andere Vlaamse organen te omzeilen. De wetgeving op de ruimtelijke ordening is op sommige punten in Vlaanderen anders dan in Wallonië. Sommigen, ook Nederlandstaligen, zouden dit voorstel kunnen gebruiken om Vlaamse instanties te omzeilen.

Wie het tegenovergestelde beweert, voelt de leefwereld in de taalgrens- en faciliteitengemeenten niet aan.

Ik heb de uiteenzetting van onze Vlaamse staatssecretaris goed beluisterd. Ik vind hem zeer verstandig maar hij voelt heel weinig aan wat er in die gemeenten gebeurt. Ik kan dat wel begrijpen, maar niet aanvaarden. Hij voelt de onderliggende denkbeelden niet aan. De problemen reiken verder dan het pure materiële. De staatssecretaris is alleen met het materiële bezig en niet met de leefwereld in de zes gemeenten. Hij voelt onze problemen niet aan. Dit is geen verwijt, maar wij voelen de problemen helemaal anders aan dan de staatssecretaris, met zijn materiële benadering.

Ik herhaal wat ik ook al zei in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden. Dit voorstel geeft de facto faciliteiten aan de bestuurders, wat elke wetgever tot vandaag uitsloot, en dat terwijl ik daarstraks nog hoorde dat de faciliteiten niet uitgebreid worden. Ze worden wel degelijk uitgebreid. De Franstaligen willen afraken van de Nederlandstalige Kamer van de Raad van State. De Vlaamse meerderheidspartijen steunen hen daarin, want zij verwerpen vanaf vandaag de Vlaamse Kamer bij de Raad van State en ze vervangen ze ...

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Broers vindt het blijkbaar een probleem dat geschillen nu naar de algemene vergadering van de Raad van State gaan, ook al hebben daar zowel Nederlandstaligen als Franstaligen zitting in. Tijdens de onderhandelingen heeft de N-VA voorgesteld om die geschillen door het Grondwettelijk Hof te laten behandelen. Daarin zetelen ook Franstalige en Nederlandstalige magistraten.

De heer Huub Broers (N-VA). - Daar was wel een bijkomende voorwaarde aan verbonden. De N-VA heeft ook een voorstel gedaan om eventueel een Franstalige raadsheer toe te voegen aan de Nederlandstalige Kamer van de Raad van State. Dat voorstel kwam van de heer De Wever, die u nu blijkbaar niet bij naam wil noemen omdat het een goed voorstel was.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het klopt dat dit voorstel voorkwam in de nota van de verduidelijker.

Als de heer Broers het onaanvaardbaar vindt dat die burgemeesters terechtkomen in een procedure waarin ze ook door Franstalige raadsheren beoordeeld worden, hoe staat hij dan tegenover het voorstel dat er een procedure wordt gevoerd bij het Grondwettelijk Hof? Ook daarin zetelen Franstalige magistraten.

Dat voorstel werd door uw partij zelf op de onderhandelingstafel gelegd.

De heer Huub Broers (N-VA). - De meerderheidspartijen hebben gekozen voor een samengestelde kamer met een doorslaggevende stem. Wie een beetje zin voor timing heeft, weet dat de doorslaggevende stem op dat moment van een Franstalige raadsheer komt. Er is geen pariteit meer bij de Raad van State. Het komt erop aan goed te timen om een zaak in te dienen. Dat zouden we zelf toch ook doen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Men kan niet weten wie de voorzitter zal zijn. Dat is pure loterij.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb vijf zaken ingediend bij de Raad van State. Een keer heb ik een advocaat ingeschakeld, de vier andere keren heb ik ze zelf verdedigd, en ik heb ze alle vijf gewonnen, gewoon omdat de timing goed was.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wat de heer Broers zegt, klopt niet. Hij doet alsof hij als rechtzoekende zelf kan oordelen wanneer hij een bepaald geding aanhangig maakt bij de tweetalige kamer. Het gaat niet over privéaangelegenheden waarover de Raad van State zich moet uitspreken, maar geschillen aangaande de overheid. Al die geschillen zijn gebonden aan termijnen. De indiener heeft helemaal niet de mogelijkheid om te wachten tot hij weet wie op dat ogenblik de voorzitter van de kamer is.

M. Gérard Deprez (MR). - M. Anciaux a dit exactement ce que je voulais dire.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De essentie van dit verhaal is natuurlijk de vraag waarom men geen vertrouwen heeft in de rechtspraak van de Nederlandstalige kamer van de Raad van State. Die kamer heeft zich al verschillende malen uitgesproken over de omzendbrieven. De rechtspraak daarover is bekend en is altijd dezelfde. Dat is ook de reden waarom de burgemeesters nooit een procedure hebben ingeleid tegen de besluiten van de Vlaamse minister om hen niet te benoemen. Ze hadden dus geen vertrouwen in die Nederlandstalige kamer van de Raad van State. Nochtans was de rechtspraak van die kamer klaar en duidelijk en gaf ze een duidelijke interpretatie aan de omzendbrieven. Nu gaat men de procedure wijzigen, men gaat andere rechters kiezen, in de hoop dat de alternerende voorzitter een Franstalige is op het ogenblik dat ze hun zaak aanhangig maken en dat zo een andere rechtspraak wordt uitgelokt.

M. Gérard Deprez (MR). - Je vous renvoie la question, monsieur Vanlouwe : pourquoi cela risque-t-il de provoquer un tel détournement ?

Si des malentendus devaient naître dans l'opinion publique vis-à-vis d'une décision qui a été prise, la confidence-building measure - procédure par laquelle ce qui pouvait apparaître comme étant unilatéral est revêtu du caractère d'impartialité - serait de nature à inspirer confiance des deux côtés. Je ne vois franchement pas en quoi cette procédure peut vous gêner.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik begrijp niet goed waarom de heer Vanlouwe het voorbeeld van de omzendbrieven aanhaalt, want in de nota van één van de gemeenschapssenatoren die hier niet aanwezig is, stond al een toegeving over de aanpassing van de omzendbrieven. In deze regeling worden ze niet aangepast.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik sluit mij grotendeels aan bij wat de heer Deprez heeft gezegd. Wat mij betreft, gaat het niet zozeer om wantrouwen ten opzichte van een Nederlandstalige kamer, maar om een poging een oplossing te vinden die voor iedereen aanvaardbaar is.

Mijnheer Vanlouwe, wij zijn niet de enigen die uitgekomen zijn bij een tweetalig instrument. Wouter Beke heeft zojuist verwezen naar het feit dat ook jullie partij als uitgangspunt stelde dat een tweetalige instantie moest oordelen, zodat er in de toekomst meer wederzijds vertrouwen zou kunnen ontstaan. De Franstaligen hebben gemeend dat een breder draagvlak moest worden gevonden. Ook de vertegenwoordiger van uw partij heeft dat gedaan door te verwijzen naar het Grondwettelijk Hof.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik ga zeer kort antwoorden op de vraag van de heer Deprez. Mijn vraag aan hem blijft onbeantwoord.

Waarom hebben we geen vertrouwen in het feit dat deze procedures naar een tweetalige kamer gaan? Omdat dit een blijk is van manifest wantrouwen ten aanzien van de Nederlandstalige magistraten bij de Raad van State. Bovendien, stel dat er dan andersluidende rechtspraak zou komen, bijvoorbeeld, met betrekking tot die omzendbrieven, dat ze niet conform de taalwetgeving zijn. Dan krijgen we rechtspraak van de algemene vergadering van de Raad van State, die tegenstrijdig is met de bestaande arresten. Daarom denk ik dat het beter was om de bestaande procedure te blijven volgen in plaats van nieuwe privileges in het leven te roepen. De drie balorige burgemeesters uit de faciliteitengemeenten hadden echter totaal geen vertrouwen in de Nederlandstalige magistraten. Dankzij jullie kunnen ze nu via de nieuwe procedure proberen om een ander arrest uit te lokken. Daardoor wordt de rechtszekerheid aangetast. We gaan mogelijk tegenstrijdige rechtspraak krijgen van een en dezelfde Raad van State.

De heer Wouter Beke (CD&V). - In het verleden had de N-VA er blijkbaar geen problemen mee om geschillen voor het Grondwettelijk Hof te brengen, waar ook Franstalige magistraten in zitten. Dat voorstel is uiteindelijk niet doorgegaan, maar ik zie niet in waarom men meer vertrouwen zou moeten hebben in het Grondwettelijk Hof dan in de Raad van State.

Men heeft blijkbaar ook geen vertrouwen in de Nederlandstalige magistraten, alsof die de voorgeschiedenis van de arresten uit het verleden helemaal zullen vergeten.

Er werd gezegd dat er als het ware zal kunnen geshopt worden. Dat is niet zo, de inschrijving op de rol telt en de griffie wijst de zaak toe. Het is totaal onvoorspelbaar of een zaak bij een Nederlandstalige of een Franstalige voorzitter zal terechtkomen. Het beeld dat wordt geschetst is dat Franstaligen erop kunnen rekenen om bij een Franstalige voorzitter terecht te komen, die bij staking van stemmen de doorslag zal kunnen geven om heel de rechtspraak die de Raad van State in dit dossier heeft opgebouwd, onderuit te halen ...

De heer Louis Ide (N-VA). - De heer Beke verwijst vaak naar de nota van de verduidelijker, die als verduidelijker inderdaad gezocht heeft naar een compromis. Hij kan wel een aantal zaken afzonderlijk uit die nota lichten, maar het prijskaartje dat aan het globaal akkoord dat hier ter tafel ligt, vasthangt, is - in tijden van besparingen - veel groter dan het geval was voor de nota van de verduidelijker.

Er worden miljarden euro's besteed in tijden van besparingen. Het prijskaartje van het akkoord is slechts één van de facetten waarover u niet spreekt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is een slecht argument. Er is in Vollezele inderdaad al een toezegging gedaan, lang voordat er sprake was van de nota van de verduidelijker. De N-VA en de PS hadden toen al een akkoord voor een bedrag van 500 miljoen euro bereikt.

De heer Huub Broers (N-VA). - Voor wie mij niet gelooft, verwijs ik naar het College van Gouverneurs dat voor mijn gemeente is ingesteld. Dat College heeft de Vlamingen slechts een keer gelijk gegeven, namelijk toen er een klacht werd ingediend tegen mijn burgemeesterschap. Voor het overige heeft dat tweetalige College nooit geoordeeld in het voordeel van de Vlamingen. Er zijn wel tientallen beslissingen in het voordeel van de Franstaligen.

Uit het feit dat men die tweetalige kamer verdedigt, leid ik af dat het eigenlijk niet meer gaat over Vlaamse, maar wel over Brusselse gemeenten. We spreken wel degelijk over tweetalig gebied.

Ik verwijs nog eens naar de MR.

« Est-ce que la Flandre peut neutraliser la nomination du bourgmestre de votre commune ? (...) Ceci les soustrait totalement à l'arbitraire du gouvernement flamand qui, jusqu'ici, refusait de les nommer. La démocratie est enfin respectée ! ! »

De MR heeft dus klaar en duidelijk gezegd dat dit dossier, dat betrekking heeft op een Vlaamse gemeente, wordt onttrokken aan de - in hun ogen - arbitraire Vlaamse regering.

Ik wil iedereen oproepen om nog eens na te denken over hetgeen voorligt. Ik richt mij in het bijzonder tot mijn vrienden van CD&V. Een deel van de achterban van CD&V is het namelijk niet eens met wat hun partij hier zal goedkeuren. De Franstaligen in de Rand wil ik oproepen om voor CD&V, Open VLD, sp.a of Groen te stemmen. Zo blijven de stemmen bij de Nederlandstalige partijen. De Franstaligen van hun kant kunnen er zeker van zijn dat die partijen ooit nog meer toegevingen zullen doen. Als Vlaming zou ik een andere keuze gemaakt hebben om de eigenheid van onze gemeenten te beschermen.

Ik ben vandaag geen gelukkig man, want ik maak niet graag ruzie, noch met Walen noch met Vlamingen. Ik ben ook niet gelukkig met de benoemingsprocedure die is uitgewerkt voor de burgemeesters, waarover ik het nu kort wil hebben.

Indertijd werden er oplossingen gevonden voor acht faciliteitengemeenten. Aan zes ervan geeft de meerderheid nu privileges. Toen ik in 2001 werd voorgedragen als burgemeester, waren er drie klachten tegen mij. Op 30 januari van dat jaar wees de gemeenteraad mij aan als waarnemend burgemeester. Maar om het schepencollege, dat rechtstreeks door de bevolking gekozen wordt, samen te laten stellen zoals de bevolking dat had gewenst, was ik verplicht ontslag te nemen als schepen. Mijn toenmalige partij heeft me toen ervoor gewaarschuwd dat ik niet meer als schepen zou kunnen terugkeren.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - U moest toen geen ontslag nemen als schepen, mijnheer Broers. U hebt dat enkel gedaan opdat er een andere kandidaat in het schepencollege kon zitten. Er is geen rechtsregel die u tot ontslag heeft gedwongen.

De heer Huub Broers (N-VA). - De bevolking verkiest de schepenen rechtstreeks. Er wordt een rangorde vastgesteld. Ik zou dus in dat schepencollege zetelen met evenveel Franstaligen als Nederlandstaligen, terwijl de bevolking andersom had beslist. Zou u dat goedvinden? Ik moet dat nu nog doen, maar in de Brusselse rand is dat niet meer het geval. Daar kunnen ze hun schepenambt nooit verliezen; daar kunnen ze iedereen voor de gek blijven houden. In Komen-Waasten en Voeren zullen de kandidaat-burgemeesters dat niet kunnen doen.

Dat voorstel voor die acht gemeenten was definitief en moest leiden tot pacificatie. De pacificatie is er gekomen in Komen-Waasten en Voeren, maar niet bij de balorige Franstaligen in de Brusselse rand. Die moeten absoluut niet bang zijn, want ze kunnen hun mandaat als schepen nooit verliezen. Ze mogen doen wat ze willen, ze mogen de hele boel op stelten zetten, ze mogen weigeren omzendbrieven of richtlijnen van de Vlaamse overheid na te leven. Als ze slim zijn, nemen ze als burgemeester een lichtgewicht uit de gemeenteraad en blijven ze als eerste schepen waarnemend burgemeester spelen en de lakens uitdelen. Daar kan niemand nog iets aan doen.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik probeer te spreken met evenveel passie als collega Broers. We kennen zijn temperament en ik apprecieer enorm hoe hij hier vol emotie onze zaak verdedigt. Hij had het over de bijzondere procedure voor de Raad van State voor benoemingen en administratieve geschillen in de faciliteitengemeenten rond Brussel. Die creëert geen gewone rechten, maar voorrechten, zelfs echte privileges. Collega Broers heeft er ook op gewezen dat de hele benoemingswijze voor de kandidaat-burgemeesters uit de faciliteitengemeenten rond Brussel volledig verschilt van de procedure in de rest van Vlaanderen.

Ze geeft ook die kandidaat-burgemeesters voorrechten, privileges. Opnieuw wordt voor die burgemeesters een uitzonderingssituatie gecreëerd, omdat ze de voorbije jaren telkens hebben geweigerd de taalwet en de omzendbrieven van de Vlaamse overheid toe te passen. Ze worden dus beloond voor burgerlijke of administratieve ongehoorzaamheid; de wet wordt in hun voordeel aangepast.

Men had de bestaande procedures perfect kunnen behouden, de eenvoudige procedure voor Nederlandstalige kamer van de Raad van State kunnen toepassen en de rechtspraak van de Raad kunnen afwachten. De Franstaligen hebben echter geen vertrouwen in de Nederlandstalige kamer. En dus worden deze dossiers naar de tweetalige kamer verwezen. Mogelijk creëert dat rechtsonzekerheid. We hebben arresten van de Nederlandstalige kamer en in de toekomst misschien totaal andere arresten van de tweetalige kamer. De enen zullen zwaaien met het ene arrest, de anderen met een ander arrest. De communautaire vrede kunnen we wel vergeten.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Als we echt naar zulke onvoorstelbaar verschrikkelijke en verwerpelijke toestanden gaan, als de balorige burgemeesters beloond zullen worden, dan ben ik benieuwd hoe de minister van Binnenlandse Zaken van de Vlaamse regering zal reageren. Zal hij dan ontslag nemen? Want nu zegt hij, samen met de Vlaamse regering, dat de Vlaamse bevoegdheden niet worden aangetast.

De heer Louis Ide (N-VA). - Een decreet is in België gelijkwaardig aan een wet. In Vlaanderen nemen wij geen verantwoordelijkheid voor wat er federaal gebeurt. Daarvoor is de federale regering verantwoordelijk. Indien u problemen wenst te importeren in de Vlaamse regering, dan is dat het probleem van u en uw partij, mijnheer Anciaux.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ikzelf zit niet in de Vlaamse regering. De minister-president heeft in het Vlaams Parlement verklaard dat de Vlaamse regering het akkoord niet als een aantasting van haar bevoegdheden of van het Vlaams regeerakkoord beschouwt. Als het klopt wat u en de heer Broers hier zeggen, dan ben ik echt benieuwd naar de reactie van de N-VA ministers in die Vlaamse regering.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik hoop dat de partijen die deel uitmaken van de institutionele meerderheid, absoluut niet de bedoeling hebben om de problemen en de communautaire discussie van het federale niveau te importeren in de Vlaamse regering. Maar is vrees er wel voor dat de problemen telkens naar een ander niveau zullen worden doorgeschoven.

Ik wil het eigenlijk vooral hebben over een minder bekend punt, de discussie over de standstill, een technisch-juridisch zeer moeilijk punt, waarover we weinig in de rechtspraak terugvinden.

Het voorstel breidt de bescherming van de bestaande garanties in de faciliteitengemeenten en in Brussel, ingeschreven in artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen uit met de garanties die op 14 oktober 2012 van kracht zijn. Het is belangrijk dat die standstill in twee bijzondere wetten is opgenomen.

Het wetsvoorstel is echter heel vaag opgesteld. Men moet het een paar keer lezen om te begrijpen waarover het gaat. Zelfs na het lezen van de wettekst zelf is het mij niet duidelijk welke wijzigingen men in de bijzondere wetten aanbrengt.

De memorie van toelichting vermeldt de benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten en het recht om de administratieve geschillen met betrekking tot de zes randgemeenten door de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te laten beslechten als bijkomende garanties die in de standstill moeten worden ingeschreven. Ik lees in de toelichting echter niets over de rechten van de Brusselse Vlamingen.

Het voorstel maakt de bescherming van de bestaande garanties via de artikels 16bis en 5bis ook van toepassing op de plaatselijke besturen. Tot slot bevestigt het voorstel de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State volgens welke die extra bescherming niet alleen geldt ten aanzien van gewesten, maar ook ten aanzien van de gemeenschappen.

De klemtoon ligt natuurlijk op de benoeming van de burgemeesters in de randgemeenten en op de hele regeling in verband met de administratieve geschillen inzake de faciliteitengemeenten bij de Raad van State. Opnieuw staat de uitleg in de niet-amendeerbare toelichting. Vraag is of dit omwille van de bijzondere vaagheid en onduidelijkheid volstaat.

De standstill is ingevoerd met het Lambermontakkoord, dat volgens de grote roerganger, Guy Verhofstadt, de modelstaat België zou inleiden en communautaire rust tot stand brengen. De toenmalige partij van mij en van de heer Anciaux is erop gesplitst. Sindsdien zijn er tien jaren verstreken zonder communautaire rust en vrede. Collega Anciaux zal Verhofstadt ook wel niet geloofd hebben, maar hij heeft het akkoord wel goedgekeurd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het Lambermontakkoord was in elk geval een stap voorwaarts. Ik heb toen mee de onderhandelingen gevoerd.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Gelooft u dat er deze keer wel communautaire rust en vrede zal komen, mijnheer Anciaux?

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik hoop dat.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - In het verleden werd de standstill ingevoerd samen met de overheveling van de bevoegdheden over lokale besturen. De gewesten zouden bevoegd worden en toezicht uitoefenen op de gemeenten. Men dacht rechtszekerheid te creëren door een bepaling in de bijzondere Brusselwet in te voeren. In feite bleek de rechtsonzekerheid achteraf nooit zo groot te zijn geweest.

De staatssecretaris heeft nog geen zekerheid kunnen geven over de vraag of de interpretatie die aan de taalwetgeving werd gegeven met de goedkeuring van de Raad van State ook onder de standstill of de bescherming van de garanties valt.

Over de huidige versie van de standstill is heel veel onduidelijkheid. De tekst is bijzonder karig en werd aangenomen op het ogenblik dat de bevoegdheid door het Lambermontakkoord werd overgedragen. Daarom was men van mening dat deze bepalingen enkel van toepassing waren op de uitoefening van gewestbevoegdheden. De rechtspraak van de voorbije tien jaar maakte duidelijk dat niet alleen de gewesten, maar ook de gemeenschappen onder de toepassing vallen.

Tijdens de commissiebesprekingen heb ik meermaals concrete vragen gesteld over de bescherming van de bestaande garanties. Welke bescherming van de bestaande garanties in Brussel zal in artikel 5bis van de bijzondere Brusselwet concreet worden toegevoegd? De staatssecretaris zei vanochtend dat aan de rechten niet wordt geraakt. Maar er is een fundamenteel probleem met de rechten van de Brusselse Vlamingen in hun gemeente, bij de politie of de brandweer. Vanmorgen stelde ik nog vast dat de aanwezige politieagenten geen Nederlands spraken. Ze moesten er iemand anders bijhalen. Elke Brusselse Vlaming wordt hier dagelijks mee geconfronteerd.

Welke bescherming is er dus voor de bestaande garanties voor de Brusselse Vlamingen? Kunnen de staatssecretaris en de leden van de meerderheid mij garanderen dat de taalrechten van de Vlamingen in Brussel ten aanzien van hun gemeente, de politie of de brandweer in de toekomst zullen worden gegarandeerd? Volgens de Franstaligen is Brussel het derde gewest, naar analogie met het Vlaams Gewest en het Waals Gewest. Voor de Vlamingen is Brussel een hoofdstedelijk gewest, enigszins verschillend van de twee andere, want de twee gemeenschappen zijn er actief. Er komen dagelijks 250 000 pendelaars uit Vlaanderen en 180 000 uit Wallonië. De hoofdstad behoort tot de twee gemeenschappen. Waar zit dus de bescherming van de bestaande garanties voor de Brusselse Vlamingen in die hoofdstad, die alle Vlamingen, zelfs al wonen ze niet in Brussel, toekomt.

Er is een bijzonder goede taalwet, maar er is één probleem; hij kan niet worden afgedwongen. Er is dus een fundamenteel probleem met de bestaande garanties. Het voorstel met betrekking tot de standstill gaat echter vooral over de zes faciliteitengemeenten, over de bescherming van de rechten van de Franstaligen en dan vooral van de Franstalige mandatarissen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Waar stond in de nota-De Wever iets over het versterken van de garanties in Brussel?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik zal het u klaar en duidelijk zeggen, mijnheer Beke. De financiering van Brussel was geconditioneerd. Als er in de werkgroep, die afzonderlijk bijeengeroepen zou worden, resultaten zouden worden geboekt om de taalwetgeving te verbeteren of af te dwingen, kwam er een bijkomende financiering. Dat was de zekerheid voor extra geld voor Brussel en een extra bescherming van de Brusselse Vlamingen.

U grijpt telkens terug naar de nota die door de Franstaligen verworpen werd, maar u antwoordt nooit op onze kritiek op dit akkoord. Waar staat dat de rechten van de Brusselse Vlamingen gegarandeerd worden?

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik begrijp dat mijn vragen vervelend voor u zijn, mijnheer Vanlouwe. Volgens de nota-De Wever kreeg Brussel 300 miljoen euro `zakgeld', zonder voorwaarden, en 50 miljoen euro als er resultaat zou zijn in Brussel. Hoe dat resultaat geformuleerd moest worden, stond niet in de nota. Er stond ook niets in over extra garanties voor de Vlamingen. Het resultaat moest komen uit een werkgroep. Welnu, deze meerderheid heeft uiteindelijk een resultaat bereikt in de werkgroep inzake Brussel. Als onze partij het alleen voor het zeggen had, dan zouden we waarschijnlijk een stap verder zijn gegaan.

Er is iets dat mij vandaag toch bijzonder frappeert. Of het nu gaat over Brussel-Halle-Vilvoorde, over geld voor Brussel, over de Raad van State of over de burgemeesters ... alles waarover de N-VA mee heeft onderhandeld en waarvoor ze het kader mee heeft uitgetekend, dat blaast ze nu weg. Tot de zomer van 2011 hebben de N-VA, de CD&V en de andere Vlaamse partijen op een correcte manier samengewerkt en onderhandeld. De redelijkheid die de N-VA toen aan de dag heeft gelegd, is ze blijkbaar kwijtgeraakt op de dag dat ze de onderhandelingstafel heeft verlaten. Sindsdien brandt ze alles af wat ze mee heeft helpen opbouwen. De toegevingen die inderdaad in de voorstellen staan, noemt ze nu een uitverkoop van Vlaanderen. Dat is een gebrek aan een consequente lijn. Ik begrijp dat de N-VA het vervelend vindt, maar ik zal daarop blijven wijzen.

De heer Louis Ide (N-VA). - Ik heb de indruk dat het hier meer over de nota-De Wever gaat dan over de wetsvoorstellen waar we straks over gaan stemmen.

Ik wil over een paar zaken toch de puntjes op de i zetten. De heer De Wever heeft tien dagen als verduidelijker gewerkt en een nota afgeleverd, waarin hij Brussel 300 miljoen euro geeft in een globaal akkoord. In de huidige situatie met de financieringswet krijgt Brussel in 2030 drie miljard euro. De meerderheid tekent een blanco cheque.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Dat is gewoon flauwe kul, mijnheer Ide.

De heer Louis Ide (N-VA). - De nota van verduidelijker De Wever was een evenwichtige nota, waarin alles aan alles gekoppeld was. Het bevatte een totaalakkoord. Maar u haalt er hier en daar een stuk uit. Dat is intellectueel oneerlijk.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Mijnheer Beke, u stelt mij de hele tijd vragen, maar mag ik dan ook even vragen stellen over het Vlinderakkoord, dat nu in wetteksten wordt omgezet?

Mijn eerste vraag is: waar zitten die extra garanties voor de Brusselse Vlamingen? Waar zitten de garanties van artikel 5bis van de bijzondere Brusselwet?

De heer Wouter Beke (CD&V). - Waar staan die in de nota-De Wever?

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - We discussiëren hier niet over de nota-De Wever, maar over de wettekst van uw meerderheid.

Mijn tweede zeer concrete vraag is voor de heer Anciaux of voor de staatssecretaris. Ze gaat over de interpretatie die de Vlaamse regering, na het arrest van de Raad van State, vandaag geeft aan de omzendbrief-Peeters-Martens. Valt die omzendbrief ook onder de standstill? Valt die onder de bescherming van de bestaande garanties? Ik zou graag een antwoord krijgen, zonder dat de bal in het kamp van de Vlaamse regering wordt gelegd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op de eerste vraag is al geantwoord. Er is niet onderhandeld over de taalwetgeving, er wordt niet aan geraakt en dus worden er ook geen wijzigingen aangebracht die de afdwingbaarheid van de taalwetgeving, hoe belangrijk ook, kunnen versterken.

De standstill wil zeggen dat alle rechten van het verleden blijven gelden. De standstill is dus van toepassing op alles wat er al aan regelgeving bestond en de aanpassingen doen geen afbreuk aan de verworven rechten.

De heer Bart Laeremans (VB). - De tekst die we nu bespreken is helaas in heel belangrijke mate de versterking van wat we daarnet hebben besproken inzake de faciliteitengemeenten. Die zes gemeenten worden in belangrijke mate onttrokken aan Vlaanderen, ze worden ingelijfd bij de Brusselse kieskring. De staatssecretaris zei wel dat die groot-Brusselse kieskring niet bestaat, maar ik denk dat dit eerder een uiting is van fictie in zijn hoofd dan van dossierkennis. Ik stel vast dat die grote kieskring wel een realiteit is. De 19 plus 6 vormen wel degelijk één geheel. Uit de tekst leid ik af dat bijvoorbeeld het kanton Sint-Genesius-Rode zowel tot de kieskring Brussel als tot de kieskring Vlaams-Brabant behoort.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Collega Laeremans heeft voor die uitspraak geen enkele rechtsgrond. Hij spreekt hier contra legem, tegen de teksten die voorliggen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het eigene aan dit soort Belgische wetgeving is dat ze altijd op alle mogelijke manieren misbruikt wordt. In de faciliteitengemeenten is de kiesbrief met aan de ene kant de Vlaams-Brabantse lijsten en aan de andere kant de Brusselse lijsten een feit. Die gemeenten vallen dus tussen twee stoelen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Laeremans, u bent weer bezig van de stok een vis te maken.

De heer Bart Laeremans (VB). - U blijft bij die opmerking, maar ik lees alleen de realiteit.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Als u zo doorgaat, gaan sommigen nog toegeven dat de stok een vis is, al was het maar om van uw opmerking verlost te zijn.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijnheer Laeremans, waar zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volgens u ook maar enige bevoegdheid krijgen in de zes faciliteitengemeenten? Nergens!

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik heb het niet over het gewest.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Maar u zegt heel de tijd dat ze deel zullen uitmaken van Brussel.

De heer Bart Laeremans (VB). - Van de Brusselse kieskring voor de Kamer.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Maar u hebt het over de uitbreiding van de faciliteiten alsof de zes gemeenten deel uitmaken van Brussel. Bent u het ermee eens dat het Brusselse Gewest geen enkele bevoegdheid heeft in de faciliteitengemeenten?

De heer Bart Laeremans (VB). - Over gewestbevoegdheden heb ik niet gesproken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Vlaamse regering is 100% bevoegd voor de faciliteitengemeenten.

De heer Bart Laeremans (VB). - Over de Vlaamse bevoegdheden zal ik het nog hebben, want de Vlaamse bevoegdheid over die gemeenten wordt sterk uitgehold, namelijk wat de benoeming van de burgemeesters betreft.

Het is een flou artistique. Het is geen regelrechte anschluss bij Brussel, maar de faciliteitengemeenten worden losgeweekt uit Vlaanderen en aangehecht bij de groot-Brusselse kieskring. Zo staat het inderdaad niet in de wet, maar zo wordt het door de Franstaligen geïnterpreteerd en zo zal het in de praktijk zijn. De overgrote meerderheid van de inwoners van die gemeenten zal immers voor Brusselse lijsten stemmen. Wie dat niet beseft, kent de realiteit niet.

Die gemeenten worden hoe dan ook in grote mate aan Vlaanderen onttrokken en worden bij de Brusselse kieskring ingelijfd. Ze zullen daardoor meer dan ooit twistgebied tussen Vlaanderen en Brussel zijn.

Ik zou even willen terugkomen op het debat over die zes gemeenten. De heer Anciaux heeft daarbij de verdediging van mevrouw Gennez opgenomen. Hij vond het ongehoord dat ik zei dat mevrouw Gennez de zes gemeenten bij Brussel wou inlijven. Nochtans zei mevrouw Gennez in P-magazine en in het juninummer 2009 van Doorbraak het volgende: `De faciliteiten had men uitdovend moeten maken. De huidige regeling was een slecht signaal. Dit neemt niet weg dat in een aantal faciliteitengemeenten 98 of 95% van de inwoners Franstalig is.' Die cijfers kloppen niet, maar dat beseft de heer Anciaux misschien niet. Mevrouw Gennez zei nog meer: `Laten we niet flauw doen. Dit gebied is eerder Franstalig gebied of tweetalig en hoort de facto bij Brussel. Maak dat bespreekbaar, maar zeg er dan ook duidelijk bij dat de faciliteiten ophouden te bestaan. Dat is zinvoller dan nog eens twintig jaar elkaar te bestoken en het leven zuur te maken. Stop de taboes aan beide kanten van de taalgrens.' Daarop antwoordt de journalist: `Ik hoor u pleiten voor onderhandelingen over de grenzen van Brussel?', waarop Caroline Gennez antwoordt: `Ik pleit voor gezond verstand omdat ik oplossingen wil en niet met symbolen wil zwaaien. Voor mij moet Brussel niet uitbreiden, integendeel. Maar ik wil een oplossing en ik zie er geen andere.'

In P-magazine van 2 juni 2009 verklaart Caroline Gennez: `Brussel is een hoofdstad en hoofdsteden breiden nu eenmaal uit. Je kan de geschiedenis wel blijven becommentariëren maar je moet ook kijken naar de realiteit. Vandaag wonen in sommige faciliteitengemeenten 98% Franstaligen. Die gemeenten zijn zo verfranst dat ze eigenlijk bij Brussel horen. Wat heeft het hier nog voor zin om daar nog oorlog over te voeren. Ik bedoel niet dat we zomaar Vlaamse gemeenten aan Brussel moeten afstaan, maar dit land heeft een nieuwe start nodig, dat moet je kunnen bespreken zonder taboes.'

Wie ontkent dat Caroline Gennez dat gezegd heeft, kent het dossier niet. En zij kende het dossier duidelijk ook niet. Hopelijk is met het citaat wel duidelijk wat ze heeft gezegd.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mag ik enige twijfel aan de dag leggen over de journalistieke correctheid van de uitspraken in Doorbraak. P-magazine is natuurlijk een kwaliteitsblad! Toch durf ik te betwijfelen of Caroline Gennez dat letterlijk zo heeft gezegd.

De heer Bart Laeremans (VB). - Als het maar over één zinnetje zou gaan, dan zouden we nog kunnen denken aan een slip of the tongue. In de twee bladen staat precies hetzelfde. Dat maakt de uitspraken geloofwaardig. Overigens ben ik meer geneigd om de redactie van Doorbraak te geloven dan de woorden van Bert Anciaux. De waarheid heeft haar rechten.

Anderzijds wordt de inlijving bij Brussel ook langs juridische weg voorbereid.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben het daar niet mee eens.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ja, dat had ik begrepen. Zo wordt geprobeerd de exclusieve bevoegdheid te doorbreken van de Nederlandstalige kamers van de Raad van State voor de zes randgemeenten. Die Vlaamse kamers van de Raad van State waren immers consequent. Ze respecteerden de wil van de wetgever van 1963, die de faciliteiten zag als een beperkte maatregel ten gunste van individuele burgers om hen te helpen bij hun integratie in homogeen Nederlandstalig gebied. Uit de parlementaire voorbereidende werkzaamheden over de faciliteiten, waarnaar ik in de commissie heb verwezen, blijkt dat de faciliteiten niets afdoen aan het eentalig karakter van de streek. Dat is overigens de interpretatie van de faciliteiten in Wallonië. Zo hadden ze ook in Vlaanderen moeten worden geïnterpreteerd. Maar helaas werd de naïeve Vlaamse gulheid en openheid van meet af aan misbruikt en een middel tot verfransing, die de inwijking van anderstaligen heeft aangemoedigd en die de uitwijking van Nederlandstaligen heeft bevorderd. Een van de weinige instanties die er tot op heden in geslaagd is die totale verbrusseling van die zes gemeenten te voorkomen of in te perken is precies de Raad van State. Door veertig jaar van zorgvuldig opgebouwde rechtspraak heeft de Raad van State via de Vlaamse kamers ervoor gezorgd dat de gemeenteraden opnieuw en integraal in het Nederlands worden gehouden. Twintig jaar geleden heb ik als student samen met collega Ceder in die gemeenteraden amok gemaakt omdat er Frans werd gesproken. De laatste jaren werd er geen Frans meer gesproken, want anders werden de bijeenkomsten ongeldig verklaard. Die regeling komt nu mee op de helling door tweetalige kamers bevoegd te maken.

De Vlaamse kamers van de Raad van State hebben er dus voor gezorgd dat de omzendbrief-Peeters gehandhaafd werd, wat een doorn was in het oog van de Franstaligen. Om die interpretatie van de faciliteiten van tafel te kunnen vegen, moeten de hinderlijke Vlaamse kamers buiten spel gezet worden. Ik citeer professor Hugues Dumont:

« Ce qui est à la source des tracasseries administratives que subissent les francophones dans les communes à facilités, c'est une jurisprudence militante des chambres unilingues flamandes du Conseil d'État qui s'est constituée depuis 1973 avec une interprétation de l'homogénéité linguistique et territoriale. Elle fut à l'origine tant de la circulaire Peeters que de la non-nomination des trois bourgmestres. »

Vlaamse staatsraden worden zelfs beschuldigd van politiek militantisme. De Vlaamse kamers moeten weg omdat ze de omzendbrief-Peeters ongemoeid lieten. Bij de bespreking in commissie riep de heer Moureaux uit dat er in wezen niets zou veranderen, want een magistraat die Frans spreekt heeft geen andere hersenen dan een magistraat die Nederlands spreekt. De heer Moureaux is sluw als altijd en zijn verklaring klinkt vals. De overheveling naar de algemene vergadering van de Raad van State van alle bevoegdheden met betrekking tot de faciliteitengemeenten en hun inwoners, betekent immers een verschil van dag en nacht. In dat verband legt de website van de MR de echte intenties van de francofone partijen haarfijn bloot. Op de vraag of de pesterijen van de omzendbrief-Peeters blijven voortduren, luidt het antwoord van de website zeer beslist. Ik citeer: `Non. La consécration légale de la circulaire-Peeters prévue initialement a été empêchée par le MR. C'est donc la loi actuelle et la jurisprudence récente favorable aux francophones qui s'imposent. Si des abus du côté néerlandophone persistent, un recours sera possible devant l'assemblée générale du Conseil d'État.' Mevrouw Piryns heeft daarstraks gezegd dat er geen sprake is van de afschaffing van de omzendbrief-Peeters, maar de MR ziet dat duidelijk totaal anders. Het antwoord zal misschien zijn dat alleen de teksten van belang zijn. De ervaring heeft ons wel geleerd dat de interpretatie die eraan wordt gegeven, uiteindelijk werkelijkheid zal worden en in de plaats zal komen van de eigenlijke teksten.

Voor de MR en de andere Franstalige partijen volstond het zelfs niet dat die omzendbrief zou ingeperkt worden tot een eenvoudig briefje om de drie jaar, zoals de heer De Wever voorstelde in zijn verduidelijkingsnota, of om de zes jaar, zoals de heer Vande Lanotte voorstelde. De Franstaligen gaan voor het volle pond, en rekenen erop dat de omzendbrieven door de algemene, tweetalige vergadering volledig onderuit zullen worden gehaald. Die algemene vergadering heeft immers al een voor de Franstaligen zeer gunstige rechtspraak ontwikkeld.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Wat u nu zegt, geldt voor de rechtspraak van de eentalige Franstalige kamer.

De heer Bart Laeremans (VB). - De Franstaligen baseren zich wel op die rechtspraak om erop te vertrouwen dat ook de algemene vergadering zich in die zin zal uitspreken. Het feit dat ze genoegen nemen met de nieuwe regeling en niet opteren voor een inperking van de omzendbrieven, toont aan dat ze een bijzonder groot vertrouwen hebben in de nieuwe procedure. Het volstaat immers dat een Nederlandstalige magistraat, en dat hoeft niet eens de voorzitter te zijn, meestemt met de Franstaligen, en de Franstalige interpretatie haalt de bovenhand. Het is niet zeker dat het zo zal lopen, maar de Vlamingen nemen daar toch een zeer groot risico. Als de Franstaligen er niet van overtuigd waren dat de nieuwe regeling ook zal leiden tot een volkomen nieuwe interpretatie van de faciliteiten, dan hadden ze er nooit mee ingestemd.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik wil op mijn beurt eens verwijzen naar een website, namelijk de website van Groen. Op onze site staat een sectie Questions & Answers over de staatshervorming.

Ik geef een voorbeeld van een vraag: `Er heerst onrust dat de zes faciliteitengemeenten definitief worden verbrusseld. Klopt dat?' Het antwoord van Groen luidt: `Neen, enkel het kiessysteem verandert. Voor de zes faciliteitengemeenten komt dat neer op een status quo. Er is dus niets veranderd aan de inhoud van de faciliteiten. Zelfs de afschaffing van de omzendbrief-Peeters over het aanvragen van documenten in het Frans is niet in het uiteindelijke akkoord opgenomen.'

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat zou erg mooi zijn. Maar ik merk op dat u nog niet zo lang in het parlement bent en dat de groenen niet de grote deskundigen zijn op het vlak van de staatshervorming en communautaire conflicten. Uw partij is op dat gebied in het verleden vaak erg naïef uit de hoek gekomen en niet echt deskundig. Laten we niettemin het beste hopen.

De heer Alexander De Croo (Open Vld). - U onderstreept graag dat u een expert ter zake bent. Hoeveel staatshervormingen heeft uw partij al gerealiseerd? Aan hoeveel resultaten hebt u al meegewerkt. U zegt dat u een expert bent, maar dan wel één aan de zijkant. U bent gewoon een supporter die boe staat te roepen, maar geen speler. U kunt immers geen doelpunten maken.

De heer Bart Laeremans (VB). - Het lijkt alsof u zou willen dat ik meespeel, dat u met mij in onderhandeling zou gaan voor een gemeentebestuur of voor een Vlaamse regering. Daarop zou ik niet meteen neen zeggen, wel integendeel.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik zou willen dat u uw ranzige kantje zou afzweren en meer verantwoordelijkheid zou opnemen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik ben zeker tot praten bereid. Laat dit een eerste aanzet zijn om met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen over samenwerking te spreken. Laten we de programma's naast elkaar leggen. Ik zie wel meer en meer convergentie. Wij zeggen al jaren `gedaan met de straffeloosheid'. Vandaag zegt minister Turtelboom dat `alle straffen van minder dan drie jaar' moeten worden uitgevoerd. Ons standpunt wordt dus overgenomen. Datgene wat vaak als ranzig wordt bestempeld, is gewoon de logica zelve. Wij zijn op dat vlak blij dat de andere partijen in onze richting marcheren en ons gelijk geven. De heer De Croo verwijt me dat ik tot op heden niet bij het regeerwerk was betrokken. Voor elk soort werk zijn er mensen nodig. Lange tijd voordat ik in het parlement zat, was ik reeds actief binnen de Vlaamse beweging. En toen vond ik mijn rol ook interessant. Ik heb mij er nooit zorgen over gemaakt dat ik maar een militant was van de Vlaamse beweging, affiches ging plakken of in de studentenvereniging actief was. Dat vind ik allemaal niet zo belangrijk, wel het feit welke invloed we kunnen kunt uitoefenen. Hoe kunnen we vanuit de politiek de anderen vooruitduwen? Ik stel vast dat er wel een zekere invloed mogelijk is. Kan dat niet in de meerderheid, dan wel in de oppositie. Oppositie heeft waarde en zin, want ze kan de vinger op de wonde leggen. De vraag is alleen of de oppositie ook het woord krijgt, vooral in de media. Dat is het grote probleem in dit land. Laten de media correct de oppositie aan het woord? Ik stel vast dat er vanaf september geen enkel mediadebat is gevoerd omtrent Brussel-Halle-Vilvoorde. Rond 15 september waren er even een paar straffe verklaringen en nadien was het gedaan. Ik herinner mij nog mijn eerste stappen, mijn eerste bewustwording ten tijde van het Egmontpact en de problemen rond faciliteiten in de periode 1977-1978. Ik was toen elf à twaalf jaar en herinner me zeer goed dat in die tijd bijna elke dag vrije tribunes verschenen in De Standaard, hetzij pro, hetzij contra het Egmontpact. Er was toen een levendig debat in de media.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Laeremans, kent u de wet van Gresham? Gresham was enkele honderden jaren geleden bankier, in die tijd nog geen verdacht beroep. Die wet zegt: `Bad money drives out good money'. De geamendeerde versie van die wet luidt: `Bad news drives out good news'. Weet u waarom er weinig media-aandacht is over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde? Omdat de splitsing er is en het probleem is opgelost.

De heer Bart Laeremans (VB). - U verdedigt natuurlijk de media, omdat ze u op handen dragen, mijnheer Beke.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Kunt u me eens zeggen welke kranten me op handen dragen? Ik heb die namelijk nog niet gelezen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat ziet u een beetje te zwart in. Ik stel echter wel vast dat de media de huidige regering-Di Rupo bijzonder veel krediet geven. Vroeger waren er oppositiekranten, vandaag komt de oppositie nog nauwelijks aan bod in de kranten. Is het normaal dat in een krant als De Standaard op regelmatige basis opiniestukken van alle mogelijke politici verschijnen, ook van Waalse politici en journalisten en zelfs van het FDF en van Tom De Meester van de marxistische PVDA, maar dat stukken van het Vlaams Belang, toch een partij met tien procent van de stemmen, consequent worden geweigerd? Het is vier jaar geleden dat er in De Standaard nog een opiniestuk van iemand van ons is verschenen. Twee of drie weken geleden heb ik een bijdrage geschreven naar aanleiding van wat de heer De Croo had gezegd bij de voorstelling van de metropolitane gemeenschap. Hij verwees daarbij naar een wetsvoorstel uit 1920. De dame die bij De Standaard verantwoordelijk is voor de opiniestukken en door haar collega's spottend `de rode non' wordt genoemd, omdat ze anti-Vlaams en antikatholiek is, liet me weten dat er voor dat debat geen ruimte was, dat het hen niet interesseerde. Dat is het drama.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik twijfel niet aan uw woorden, mijnheer Laeremans, maar u hebt niet het monopolie op die verontwaardiging. Ik heb twee weken geleden over hetzelfde thema naar dezelfde krant ook een opiniestuk gestuurd en ik heb precies hetzelfde antwoord gekregen. Het is gewoon een bewijs van de wet van Gresham waarover we het daarstraks hadden: het slechte nieuws verdrijft het goede nieuws. Dat Brussel-Halle-Vilvoorde na 51 jaar van blokkering eindelijk wordt gesplitst, dat er wetsvoorstellen worden ingediend, besproken en goedgekeurd in het parlement is goed nieuws en goed nieuws verkoopt blijkbaar minder. Of het van u, van mij of van anderen komt, speelt blijkbaar minder een rol.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dan zou alles wat rond BHV verschijnt, goed nieuws zijn, maar vanmorgen heb ik precies de analyse gemaakt dat geen goed nieuws is. In 1977-1978 was er een debat mogelijk. Uiteindelijk heeft dat geleid tot de mislukking van het Egmondpact. Vandaag is er echter zelfs geen debat mogelijk. Van september tot nu heb ik nagenoeg geen enkel opiniestuk over de kwestie gelezen. Dat is geen verwijt aan u, mijnheer Beke, maar aan een belangrijke speler in het hele verhaal, de media. Zij zwijgen het onderwerp dood en laten geen enkele discussie toe. Dat is een zeer grote verarming van de democratie. Als het debat alleen nog in het parlement kan worden gevoerd, dan is er een probleem. Dat wilde ik toch even terloops aankaarten, want ik heb er een groot probleem mee. Het betekent dat er maar één waarheid kan zijn. De meest radicale Vlaamse oppositie krijgt geen forum, de marxisten van de PVDA wel.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik stel voor dat we samen een amendement op de wet van Gresham indienen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Prima. Ik dacht even dat u zou zeggen dat we samen naar de krantenredacties zouden trekken. Maar ik ben blij dat ik dit toch even heb kunnen zeggen.

Op 15 september verklaarde Brussels minister-president Charles Picqué op de RTBF-radio dat de omzendbrieven door de inschakeling van de tweetalige kamer worden `geneutraliseerd'. Zo dreigen de faciliteitengemeenten in de Rand in de praktijk tweetalige gemeenten te worden. Net als in Brussel zullen de inwoners van die gemeenten op een onwettige wijze op taalbasis worden ingedeeld, zullen er taalregisters worden aangelegd en zullen de Franstalige inwoners binnen afzienbare tijd al hun documenten in het Frans toegestuurd krijgen. Op voorwaarde natuurlijk dat de interpretatie van de heer Picqué wordt gevolgd en de omzendbrieven worden `geneutraliseerd'.

De regeling is heel verregaand: in zes Vlaamse gemeenten - maar niet in Waalse faciliteitengemeenten - zal binnenkort, afwisselend en afhankelijk van de voorzitter, een meerderheid van Nederlandstalige magistraten, dan wel een meerderheid van Franstalige magistraten beslissen hoe ruim de faciliteiten moeten worden geïnterpreteerd. Een meerderheid van Franstalige magistraten zal binnenkort de Vlaamse regering de les kunnen spellen en de Vlaamse overheid kunnen dicteren hoe soepel ze de faciliteiten moet interpreteren in zes Vlaamse gemeenten. Het omgekeerde zou eens waar moeten zijn: een Waalse gemeente waarover een meerderheid van Vlaamse magistraten zou oordelen. Dan zou er protest rijzen! Dat zouden de Franstaligen nooit toestaan. Men zou nooit tot zo een compromis komen. Het is het zoveelste bewijs dat deze zes Vlaamse gemeenten inderdaad in grote mate weggetrokken worden uit Vlaanderen.

Ik blijf trouwens op mijn honger over het concrete taalgebruik tijdens deze vreemde procedures. Daarover werd absoluut geen duidelijkheid gegeven. Staatssecretaris Wathelet heeft er zich vanaf gemaakt door altijd opnieuw te beklemtonen dat er niets aan de taalwet verandert. Het is me absoluut niet duidelijk wat dat in de praktijk betekent en of al die procedures inderdaad in het Nederlands zullen verlopen, met inbegrip van het verslag van de Franstalige auditeur.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Voor de zoveelste keer herhaal ik dat er aan de taalwetgeving niets verandert. Aan de taalwetgeving raakt deze nieuwe wetgeving niet. Het is niet correct te blijven beweren dat men nu voor de Raad van State de procedures in het Frans moet voeren.

De heer Bart Laeremans (VB). - Dat is mijn vraag.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dan heeft u nu een antwoord.

De heer Bart Laeremans (VB). - De onzekerheid is heel groot. De taalwet verandert niet, maar de procedure wordt gewijzigd. De zaken worden behandeld door de tweetalige algemene vergadering, met een verslag van de twee auditeurs, de Nederlandstalige en de Franstalige. De advocaat kan wel in het Frans pleiten, of het verzoek kan in het Frans worden ingediend, maar verloopt de procedure voor de rest volledig in het Nederlands?

Ik heb horen zeggen dat voor de algemene vergadering de procedure in twee talen verloopt, dat iedereen zijn eigen taal spreekt, dus ook de Franstalige auditeur. Ik hoop dat dit niet het geval is.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat de hele procedure in het Nederlands verloopt en dat de Franstalige auditeur zijn advies in het Nederlands geeft?

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - Er is daarover in de commissie gediscussieerd en collega Wathelet heeft daar op geantwoord. Ik verwijs daarvoor naar het verslag. Men blijft tot in het oneindige duidelijkheid vragen. Nogmaals, aan de taalwetgeving wijzigt niets: niet aan de taalwetgeving in bestuurszaken, noch aan het taalgebruik voor de Raad van State. Wat vroeger kon, kan nu ook. Wat vroeger niet kon, kan nu ook niet. Indien een procedure in het Frans of in het Nederlands gevoerd moest worden, dan is dat nu ook het geval.

De heer Bart Laeremans (VB). - De procedure wordt wel gewijzigd. In plaats van de procedure voor de Nederlandstalige of de Franstalige kamer, gaat het geschil nu naar de algemene vergadering en daar geldt een andere regeling.

De staatssecretaris heeft niet bevestigd dat de Franstalige auditeur een Nederlandstalig verslag opstelt.

De heer Jurgen Ceder (Onafhankelijke). - Voor de verenigde kamers worden alle procedurestukken en alle conclusies in twee talen vertaald. Alleen de overtuigingstukken worden niet vertaald. Dat geldt zowel voor de Franstaligen als voor de Nederlandstaligen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik heb begrepen dat die procedure volledig in de twee talen verloopt.

De staatssecretaris zegt van niet. Dat is interessant, maar een hoorzitting met mensen van de Raad van State was nuttig geweest. Dat had niet veel extra tijd gevergd. Zij hadden ons een beeld van de procedure kunnen geven, want die procedure is heel specifiek en verschilt van de gewone gerechtelijke procedures.

M. le président. - Cette question a été débattue en commission et a fait l'objet d'un vote, monsieur Laeremans.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik pleit niet voor nieuwe hoorzittingen, ik betreur alleen dat ze er niet zijn geweest, want over deze kwestie hadden we die zeker mogen houden.

Ik blijf dit hele verhaal een enorme verspilling van mensen en middelen vinden. Het is buitengewoon absurd dat voor een administratieve betwisting over bijvoorbeeld de bouw van een duiventil, er zoveel staatsraden zullen moeten worden opgetrommeld ter vrijwaring van die zogenaamd vreselijk geschonden rechten van de Franstaligen, terwijl de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten toch niet te klagen hebben. Zij worden vandaag op een onvoorstelbare manier in de watten gelegd. Ze delen in alle zes de gemeenten de lakens uit, maar veel is blijkbaar niet genoeg. De Franstaligen zullen pas rusten wanneer het hele taalstatuut van die gemeenten onderuit is gehaald, wanneer die zes gemeenten de facto `verbrusseld' zijn. Getuige daarvan zijn de uitspraken van oud-senaatsvoorzitter De Decker, die zo arrogant was om op 15 september op de Vlaamse televisie te verklaren dat die gemeenten over tien of twintig jaar voor honderd procent Franstalig zullen zijn. Die uitspraak toont toch duidelijk aan dat men geen respect heeft voor de Nederlandstaligen?

Trouwens, hoelang zal het in de ogen van een De Decker duren vooraleer de negentien gemeenten van Brussel eveneens voor honderd procent Franstalig zijn? De agenda van de Franstaligen is overduidelijk. Het probleem is alleen dat de heer Anciaux dat niet wil inzien, dat hij bewust voor struisvogel speelt en dat hij zich in al zijn naïviteit onttrekt aan zijn verantwoordelijkheid.

Ook inzake de benoeming van de burgemeesters worden de zes gemeenten in grote mate onttrokken aan het Vlaamse gezag en voor minstens de helft van de procedures onderworpen aan de wil van Franstalige magistraten. De regeling die we hier bespreken, tart alle verbeelding. Er komt een uitzonderingsregime dat sterk verschilt met het regime van de rest van de Vlaamse gemeenten en dat bijgevolg hoogst discriminatoir is. De benoemingsregels voor de burgemeesters bijvoorbeeld zijn totaal anders dan elders in Vlaanderen. We creëren een categorie van superburgemeesters die niet meer benoemd hoeven te worden maar die automatisch burgemeester zijn, zonder de minste rol van een politieke autoriteit. Een stemming in de gemeenteraad volstaat en als de Vlaamse regering niet tijdig reageert, dan is die zogenaamde aangewezen burgemeester automatisch benoemd. Zo staat het in de teksten. Is de Vlaamse regering het met de voordracht niet eens, dan moet ze zelf een procedure aanhangig maken bij de Raad van State. Dit is de omgekeerde wereld: niet de burgemeester moet in beroep gaan tegen de weigeringsbeslissing, maar de Vlaamse regering zelf. Men kan dat ontkennen, maar zo werkt het wel. De weigering wordt betekend aan de gouverneur, de adjunct van de gouverneur en ook, vermoed ik, aan de gemeente en aan de tweetalige kamer van de Raad van State. Dan pas moet de burgemeester een memorie van toelichting indienen bij de Raad van State. Maar dan is de procedure al begonnen. Het aanhangig maken bij de Raad van State gebeurt dus wel degelijk door de Vlaamse regering. Het is absurd, maar zo staat het er. Het omgekeerde, dat de burgemeester reageert tegen zijn niet-benoeming, zou veel logischer zijn. Wat een merkwaardige, hybride situatie! Een duidelijker bewijs dat het gaat om een soort superburgemeesters kan moeilijk worden geleverd. De rollen worden omgedraaid: zodra zij door de gemeenteraad zijn aangewezen, worden de burgemeesters bijna onaantastbaar. In feite is dat een machtsoverdracht. De Vlaamse overheid is niet langer bevoegd voor haar burgemeesters, maar wel de Raad van State en dan nog wel de tweetalige algemene vergadering, die voor de helft van de tijd door een Franstalige meerderheid wordt gedomineerd. Dit is een abdicatie, een machtsoverdracht. Als men dan zegt dat dit hele akkoord niet raakt aan de bevoegdheden van de Vlaamse regering, heb ik daar moeite mee, want dat is precies wat er gebeurt.

Dit gaat in tegen de bijlagen van het Vlaams regeerakkoord. Een partij die dit voorstel vandaag mee bestrijdt, heeft de fout begaan het in de Vlaamse regering te steunen. De Vlaamse regering zal over de zes Vlaamse gemeenten nog veel minder te zeggen hebben dan vandaag, en ze wordt ten zeerste gefnuikt in haar bevoegdheden. Ze wordt voortaan geconfronteerd met superburgemeesters die van rechtswege benoemd worden en zich boven de wet mogen plaatsen. Die incivieke randfiguren worden beloond voor het incivisme dat ze jarenlang aan de dag hebben gelegd. De Vlaamse regering wordt in de helft van alle administratiefrechtelijke procedures inzake de zes geconfronteerd met een Franstalige meerderheid van magistraten die Vlaanderen oplegt hoe ruim de faciliteiten moeten worden geïnterpreteerd en wat er gedaan moet worden met de omzendbrieven. Ze wordt bovendien geconfronteerd met Brusselse politici die zich meer dan ooit geroepen zullen voelen om zich met die zes gemeenten te bemoeien. Waaraan heeft Vlaanderen dit verdiend? Vlaanderen, dat zo hoffelijk, zo correct, zo royaal en gul omgaat met die zes gemeenten. En vooral, waaraan hebben die zes gemeenten dat zelf allemaal verdiend? In tegenstelling tot wat hier wordt voorgewend, zal dit niet leiden tot pacificatie, wel integendeel. De arrogantie zal alleen maar toenemen, de onwil tot integratie in Vlaanderen zal alleen maar vergroten. De opgestoken vinger naar Vlaanderen zal meer dan ooit de regel worden. Waaraan hebben die zes kleine, Vlaamse gemeenten dit verdiend?

Mme Christine Defraigne (MR). - Cet intéressant débat procède d'un découpage qui, s'il a certes sa logique, est malgré tout un peu intellectuel puisque les textes ont été séparés et groupés. Cela donne l'occasion à certains de jouer à qui perd gagne, d'essayer de compter les points en disant « ici on a gagné et là on a perdu », avec cette particularité un peu surréaliste qu'un côté va se présenter comme le grand perdant alors que cette réforme de l'État à laquelle nous travaillons doit faire l'objet d'une approche globale, générale ou holistique. Il faut en effet prendre en considération la réforme dans son ensemble.

Ce matin, on a expliqué que oui, on scinde BHV et qu'un certain nombre de francophones de la grande périphérie, qui n'ont pas démérité et ne sont pas des scélérats, perdent des droits ou voient le standstill s'effriter. Cela a été dit de façon très objective et intellectuellement honnête par des francophones. À cela, il faut un pendant afin d'assurer un équilibre général. Les droits des francophones des six communes à facilités sont préservés mais l'équilibre nécessite un balancier. Or, les textes qui nous sont soumis constituent des accords importants et équilibrés, qui complètent la scission de l'arrondissement électoral de BHV, dont nous avons discuté ce matin et en ce début d'après-midi, et qui sont également complémentaires à la réorganisation et au refinancement de Bruxelles dont il sera question ultérieurement.

Lorsque cette négociation s'est engagée, certains avaient fait de la nomination des bourgmestres une espèce de préalable, de question à régler à tout prix et à tout crin avant de pouvoir discuter du reste. Il faut souligner que cet aspect-là aussi a été mis de côté, et dire que les uns et les autres ont mis de l'eau dans leur vin et que cette revendication qui a figuré un moment sur le site du MR comme étant un préalable obligé a été abandonnée.

On a fait grand cas du site du MR qui est certainement bien fait mais que je ne consulte pas tous les jours... Mon voisin, M. Broers, s'est exprimé avec fougue. Il parle le flamand avec l'accent liégeois. Je dirais que M. Broers est Liégeois. (Exclamations)

M. Huub Broers (N-VA). - Mais moi, je ne suis pas pour le retour à Liège !

Mme Christine Defraigne (MR). - Quand il s'exprime en français, M. Broers a un délicieux accent liégeois et quand il s'exprime en flamand, il a aussi l'accent liégeois. Si j'étais vraiment principautaire, je dirais que M. Broers est un citoyen de la principauté de Liège.

M. Huub Broers (N-VA). - Vous avez entièrement raison...

Mme Christine Defraigne (MR). - Monsieur Broers, bienvenue !

M. le président. - Madame Defraigne, je rappelle que dans cet hémicycle, on peut admirer le portrait de Notger !

Mme Christine Defraigne (MR). - M. Broers a fait régulièrement allusion au retour de l'arbitraire. Pour ma part, je dirais plutôt qu'il est vrai que jusqu'à ce jour, les droits des francophones de la périphérie restaient soumis si pas à l'arbitraire, au libre arbitre - M. Cheron appréciera la nuance - du gouvernement flamand et de la chambre flamande du Conseil d'État. M. Vanlouwe estime qu'il s'agit d'un manque de confiance, pour ne pas dire de méfiance. Je lui réponds qu'en matière judiciaire, en matière de justice au sens large, l'impartialité est extrêmement importante, bien entendu, mais la perception de l'impartialité l'est tout autant.

L'indépendance du magistrat est extrêmement importante ; c'est le fondement d'une justice sainement rendue, mais l'apparence ou la perception de l'indépendance est tout aussi importante. Le justiciable doit certes avoir affaire à un juge indépendant mais il doit aussi avoir l'impression que son juge est indépendant. Ce sont les confidence-building measures dont a parlé M. Deprez.

Il était important de construire un système restaurant la perception et l'impression de la confiance. C'est cela l'exercice difficile auquel on s'est livré. Cette question dégradait le climat politique belge depuis plus de cinquante ans. Je veux être optimiste et faire le pari de la pacification. Un accord ne fonctionne que si on lui donne la possibilité d'exister et de fonctionner. Certains peuvent être de mauvais augure, pousser des cris d'orfraie, jouer les Cassandre et dire que cela ne marchera pas. Je veux faire le pari inverse.

J'ai entendu les propos de M. Laeremans, mais je pense qu'il faut tordre le cou à un certain nombre de canards.

Tout d'abord, la législation sur le fond en matière d'emploi des langues n'est pas modifiée. Il s'agit simplement d'une loi de procédure. Ensuite, il n'y aura pas d'arrêt bilingue. Enfin, après avoir entendu une série de contre-vérités ou d'approximations juridiques, il me semble opportun de rappeler ci-après la procédure de nomination car la vérité juridique a ses droits.

L'acte de présentation du bourgmestre est confirmé par un vote en conseil communal et transmis au gouvernement flamand. À partir de ce jour, l'intéressé porte le titre de bourgmestre désigné.

Le gouvernement flamand dispose d'un délai de soixante jours pour prendre ou non une décision de nomination.

Si la décision est acceptée ou si le gouvernement flamand s'abstient de prendre une décision dans les soixante jours, le bourgmestre désigné est définitivement nommé.

Si le gouvernement flamand refuse la nomination, le refus est notifié à l'intéressé et le bourgmestre désigné dispose de trente jours pour introduire un recours devant l'assemblée générale (AG) du Conseil d'État ; celle-ci dispose à son tour de nonante jours pour statuer.

Ce n'est donc pas le gouvernement flamand qui a l'initiative du recours, mais bien le bourgmestre concerné. Or c'est précisément l'inverse qui a été dit.

Si l'AG du Conseil d'État confirme le refus de nomination, le refus est définitif et le conseil communal concerné procède à une nouvelle présentation dans les trente jours. Si l'AG du Conseil d'État casse la décision de refus du gouvernement flamand, le bourgmestre désigné est définitivement nommé et l'arrêt vaut nomination.

Il me semblait intéressant de rappeler le processus parce que j'ai entendu beaucoup d'approximations, alors que nous disposons d'une procédure résolument objective de nomination des bourgmestres. Qu'il soit francophone ou néerlandophone, l'intéressé conserve le droit de choisir entre une procédure de droit commun et la procédure de l'AG en cas de contentieux administratif au sujet de personnes morales et physiques établies. La compétence de l'AG peut couvrir l'ensemble du contentieux et un choix est possible.

La procédure objective mise sur pied constitue la fondation de la confiance. Pour le surplus, sur le fond et en termes de législation, rien n'a été modifié.

Ce texte est le prix de l'équilibre, le contrepoids à la scission acceptée par les francophones avec les restrictions que l'on sait, et le contrepoids à leur abandon du préalable obligé à la négociation. C'est la raison pour laquelle je pense qu'il s'agit d'un accord équilibré.

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

De heer Bart Laeremans (VB). - Mevrouw Defraigne zei dat de procedure moet worden ingeleid door de burgemeester, maar ik kan maar lezen wat er in de wetteksten staat. Als de Vlaamse regering de benoeming weigert, deelt ze die beslissing mee aan de aangewezen burgemeester, aan de gouverneur, de adjunct van de gouverneur, de gemeentesecretaris en aan de algemene vergadering van de Raad van State. Binnen een termijn van dertig dagen wordt een memorie ingediend door de burgemeester. De memorie bij de Raad van State is de reactie op de inleiding door de Vlaamse regering. Het is een hybride procedure; het is niet duidelijk wie die procedure start.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het is wel duidelijk: als er geen memorie wordt ingediend, wordt er ook geen zaak aanhangig gemaakt. Niet de mededeling van de Vlaamse regering aan de Raad van State zorgt ervoor dat de Raad van State een uitspraak zal doen. Er komt maar een uitspraak indien de aangewezen, maar niet benoemde burgemeester als reactie een memorie indient. Dan pas wordt de Raad van State geactiveerd.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik neem daar akte van en ik vind dat interessant. Maar een memorie is eigenlijk een soort van conclusie. Dit is dan de enige procedure die gestart wordt met een memorie. De inleiding van een procedure gebeurt gewoonlijk door een verzoekschrift of zo. De procedure is heel dubbelzinnig. Volgens mijn interpretatie wordt ze ingeleid door de Vlaamse regering. De toekomst zal uitwijzen hoe het functioneert, maar ik vind het allesbehalve duidelijk.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik wil terugkeren naar de wetteksten en ik ga mij daartoe beperken.

Als het gaat over de algemene vergadering van de Raad van State, waarover hebben we het dan? Iedereen die gevestigd is in een van de zes randgemeenten en die een administratief geschil heeft dat betrekking heeft op die gemeente, kan vragen dat zijn zaak wordt behandeld door de algemene vergadering van de Raad van State. Bij de algemene vergadering komt er een alternerend voorzitterschap per zaak met een doorslaggevende stem voor de voorzitter in geval van staking van stemmen. De bevoegdheid van de algemene vergadering van de Raad van State voor geschillen die betrekking hebben op de zes, wijzigt niets aan de bestaande faciliteitenregeling. De geldende taalwetgeving blijft onverkort van toepassing op de zes en er wordt op geen enkele wijze geraakt aan het territorialiteitsbeginsel. Een van de bewijzen daarvan is dat alle inwoners van de zes randgemeenten worden meegerekend voor de berekening van het aantal zetels in de kieskring Vlaams-Brabant.

Er wordt dus niet geraakt aan het territorialiteitsbeginsel, zelfs niet in de vorm van welke corridor dan ook. De zes zijn Vlaams en ze blijven dat ook. De promotie van het Vlaamse karakter van de Rand zal en moet onverminderd doorgaan.

De bevoegdheid van de algemene vergadering om uitspraak te doen over gevoelige administratieve geschillen is niet nieuw. Reeds van bij de oprichting van de Raad van State is de algemene vergadering bevoegd om uitspraak te doen over administratieve geschillen met het oog op het bewaren van de eenheid van de rechtspraak. Deze regeling geldt trouwens niet alleen voor de zes, maar ook voor het gehele grondgebied.

Er wordt geen enkele wijziging aangebracht in de wet inzake het gebruik van talen in bestuurszaken, in tegenstelling tot wat in andere nota's stond. Dat betekent dat de omzendbrief-Peeters onverkort blijft bestaan.

Bij betwistingen over de toepassing van die omzendbrief zal een inwoner uit een van de zes faciliteitengemeenten kunnen vragen dat de kwestie wordt behandeld door de algemene vergadering van de Raad van State. De helft van de magistraten in die vergadering is Nederlandstalig; de Nederlandstalige kamers hebben in het verleden heel duidelijk gesteld dat de rondzendbrief-Peeters volledig overeenstemt met de taalwet in bestuurszaken. De Raad van State oordeelde dat de omzendbrief de enige correcte interpretatie was van het eentalig karakter van het volledige Nederlandstalige taalgebied.

Er is nu een nieuwe specifieke procedure uitgewerkt voor de benoeming van de burgemeesters in de zes faciliteitengemeenten rond Brussel. De gemeenteraad kan de voordrachtsakte van de kandidaat-burgemeester bevestigen, waardoor de betrokkene de titel van aangewezen burgemeester krijgt. De Vlaamse regering behoudt haar benoemingsbevoegdheid volledig en moet beslissen binnen een termijn van zestig dagen. Als de Vlaamse regering de benoeming weigert en de betrokkene binnen dertig dagen geen memorie indient bij de Raad van State, is de weigering om te benoemen definitief. In dat geval moet de gemeenteraad binnen dertig dagen een nieuwe voordracht doen. Als er wel een beroep wordt ingesteld, doet de Raad van State uitspraak binnen negentig dagen. Geeft de Raad van State de betrokkene gelijk, dan wordt hij automatisch tot burgemeester benoemd; hij wordt dan ook vervangen als schepen. Krijgt de betrokkene geen gelijk, dan is de weigering tot benoeming definitief en moet de gemeenteraad binnen dertig dagen een nieuwe voordracht doen.

De inhoud van de bestaande standstill inzake de rechten van de Franstaligen in de zes randgemeenten en van de Nederlandstaligen in Brussel wordt aangepast om rekening te kunnen houden met de nieuwe waarborgen en de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Het wordt ook toepasbaar ten aanzien van de ondergeschikte besturen.

Het wetsvoorstel wijzigt helemaal niets aan de bestaande bevoegdheidsverdeling: de Vlaamse regering en de federale regering blijven verder bevoegd in de domeinen waarvoor ze reeds bevoegd waren. De Vlaamse regering behoudt dus haar volledige beslissingsbevoegdheid inzake de benoeming en blijft daarnaast bevoegd voor de voordrachtsakte. Het voorstel voorziet er enkel in dat geschillen over de eventuele niet-benoeming voortaan worden beslecht door de algemene vergadering van de Raad van State, volgens de specifieke procedure die ik zonet heb toegelicht.

Het gaat hier dus om een wijziging van de bestaande federale regeling inzake de Raad van State. De Vlaamse regering heeft in dat verband officieel vastgesteld dat die regeling overeenstemt met de Vlaamse bevoegdheden, met het Vlaams regeerakkoord en met de octopusnota. Net zomin als hun collega's in het Vlaams Parlement heeft de Vlaamse regering het nodig geacht om ter zake een belangenconflict in te roepen.

De heer Bart Laeremans (VB). - Mijnheer Van Rompuy, u doet alsof er nauwelijks een verschil is met de gewone benoemingsprocedure voor burgemeesters, terwijl de wet toch een heel fundamenteel onderscheid instelt.

De benoeming van zo'n burgemeester is wezenlijk verschillend omdat het gaat om een benoeming van rechtswege, tenminste als er geen verzet is vanwege de Vlaamse regering. Voor alle andere Vlaamse burgemeesters geldt echter dat ze pas effectief hun functie bekleden als ze de eed hebben afgelegd. Waar moet ik, in die specifieke benoemingsprocedure, de eedaflegging situeren van een van rechtswege benoemde burgemeester? Moet een burgemeester in zo'n geval überhaupt nog de eed afleggen? En wat is daarvan dan de juridische waarde?

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Die vraag is al uitgebreid aan bod gekomen in de commissie. U hebt daar al alle nodige antwoorden gekregen. Ik beperk me nu dus tot de vaststelling dat het verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie bijzonder klein is.

Ik ga even door op deze materie, meer speciaal op de zogenoemde benoemingscarrousel noemt. Wanneer de benoeming van een kandidaat-burgemeester definitief werd geweigerd, bepaalt het voorstel dat de betrokken gemeenteraad binnen dertig dagen een nieuwe voordrachtsakte moet bevestigen. Het voorstel wijzigt niets aan de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de Vlaamse gemeenschap. Indien ze dat zou wensen, blijft de Vlaamse gemeenschap bevoegd om de benoemingscarrousel te regelen. Het Vlaams Parlement bespreekt thans een ontwerp van decreet dat daarover handelt.

Als het gaat om een voordracht door de gemeenteraad, moet die raad in een stemming de voordrachtsakte van de burgemeester bevestigen en aan de Vlaamse regering bezorgen. In het kader van haar benoemingsbevoegdheid controleert de Vlaamse regering dan de wettigheid ervan. Vanaf de stemming in de gemeenteraad is de betrokkene aangewezen burgemeester en voert hij ook die titel. In die hoedanigheid oefent hij alle functies uit die aan de burgemeester zijn toevertrouwd. Hij wordt evenwel niet vervangen als schepen, als hij als schepen verkozen was.

Inzake de standstill is er een parallel tussen de faciliteitengemeenten en de regeling in Brussel. De uitbreiding van de standstill met garanties die bestaan op datum van inwerkingtreding, biedt op die manier evenzeer een bijkomende bescherming aan de Vlaamse Brusselaars. Ook de lokale besturen zijn voortaan gebonden door de standstill.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik heb de teksten nogmaals bekeken. Wanneer de gemeenteraad een burgemeester heeft aangewezen, wordt die aanwijzing aan de Vlaamse regering meegedeeld. Er is nergens aangegeven binnen welke termijn dat moet gebeuren. Als er geen mededeling gebeurt, mag de betrokkene gedurende zes jaar aangewezen burgemeester blijven zonder verlies van zijn mandaat als schepen. Die aanwijzing mag dus in een kast worden opgeborgen en de betrokkene kan dan zes jaar lang aangewezen burgemeester zijn. Ik zeg maar eerlijk hoe ik het zou aanpakken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik vermoed dat zeker na de gemeenteraadsverkiezingen sommigen in de Vlaamse administratie wel zullen kijken wat er in die faciliteitengemeenten gebeurt. Indien de gemeenteraad van Kraainem bijvoorbeeld iemand tijdelijk aanstelt, dan zal de Vlaamse regering daar wel van op de hoogte raken, ook al `vergeet' de gemeenteraad de Vlaamse regering op de hoogte te brengen.

De heer Huub Broers (N-VA). - Volgens mij zal dat alleen maar gebeuren als een Nederlandstalig raadslid of iemand als de heer Laeremans een klacht indient of een vraag stelt. Anders blijft hij zes jaar aangewezen burgemeester.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - De heer Van Rompuy had het over de standstill. Die garandeert de bescherming van bestaande rechten van Franstaligen in de rand, zoals is bepaald in artikel 16bis. Artikel 5bis vormt daarvan de tegenhanger en beschermt de garanties van de Brusselse Vlamingen. Daarstraks heb ik een hele concrete vraag gesteld. Hoe is de bescherming van de Brusselse Vlamingen geregeld? Hoe worden hun taalrechten in Brussel beschermd? De memorie van toelichting verwijst naar de taalrechten van de Franstaligen in de rand. Nergens is sprake van de bescherming van de taalrechten van de Brusselse Vlamingen. Zijn die taalrechten nu uitgebreid?

Worden de rechten die in de taalwet staan, maar nu niet afdwingbaar zijn, afdwingbaar? Of komt er eigenlijk niets? Dat is concreet mijn vraag.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik had die vraag wel verwacht, want ik weet dat het uw stokpaardje is, mijnheer Vanlouwe. U hebt daarnet en in de commissie ook al een antwoord gekregen. Aan de taalregeling van de Vlaamse Brusselaars verandert niets. Er komt een standstill. Ze zullen dus ook niet achteruitgaan. Als u nog meer vragen hebt, stel ze dan. We zijn hier uiteindelijk om elkaar te informeren.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Die heb ik. Valt de interpretatie die de Raad van State aan de omzendbrief-Peeters geeft, onder de standstill?

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Dat is opnieuw dezelfde vraag. Aan de taalregeling verandert er niets.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Volgens de heer Anciaux is het antwoord op die vraag positief. Wat zegt u?

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Aan de taalregeling verandert er niets. Ik wil dat gerust zeven of acht keer herhalen.

De standstill doet geen afbreuk aan de op 11 oktober 2011 bestaande administratieve rechtscolleges van de gemeenschappen en de gewesten, inzonderheid op het vlak van hun bevoegdheid ratione loci. In de toekomst kunnen gemeenschappen en gewesten ook nieuwe administratieve rechtscolleges oprichten of de bevoegdheden van de bestaande uitbreiden, op grond van hun impliciete bevoegdheden binnen de voorwaarden van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.

Voor de bevoegdheid ratione loci van de administratieve rechtscolleges in de zes randgemeenten zal geval per geval moeten worden nagegaan of de uitoefening ervan afbreuk doet aan de standstill.

Voor deze cluster kunnen we zeggen dat een evenwichtig akkoord is bereikt dat de CD&V-fractie zeker kan steunen.

M. Marcel Cheron (Ecolo). - Je me réfère à ce que j'ai dit en commission sur le sujet. J'ai le bonheur d'être le primo-signataire de la proposition sur le standstill. Nous avons eu des débats instructifs, même s'ils sont contestés. Cela ne se limite pas au dossier relatif au « BHV électoral » pour les élections législatives et européennes. Il était bon de s'assurer de la pérennité des dispositions relatives à la nomination des bourgmestres ou au contentieux, en formulant l'espoir que nous trouvions une autre manière un peu plus adulte d'aborder ces questions et que ce standstill-là soit le dernier. La date qui a été choisie ne doit rien au hasard. Le 14 octobre 2012 est en effet un jour important.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Deze keer probeer ik het echt kort te houden. Peter Van Rompuy heeft de zaken nog eens heel duidelijk op een rij gezet. Ik ga dat dus niet herhalen.

Het gaat hier niet om een uitbreiding van de faciliteiten, noch om een aanpassing van de taalwetgeving. De zes faciliteitengemeenten vallen voor honderd procent onder Vlaams gezag. De Vlaamse regering, de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest zijn en blijven bevoegd. Daar verandert niets aan.

We maken hier ook voortdurend de fout te doen alsof geschillen over de benoeming van de burgemeesters van een eentalig Nederlandstalige kamer, overgaan naar een tweetalige kamer. Dat is niet juist. Ze gaan van een eentalige kamer naar een verenigde kamer. Aan de taalwetgeving verandert niets en aan de procedure evenmin. Alleen het aantal mensen die oordelen, wordt uitgebreid. Ik kom daarop nog terug.

M. Francis Delpérée (cdH). - Il ne faut pas parler de chambres réunies mais d'assemblée générale. Les chambres réunies, c'est une chambre francophone plus une chambre néerlandophone, soit deux fois trois personnes. L'assemblée générale regroupe l'ensemble des membres.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Nog beter, de algemene vergadering van de Raad van State. Het gaat niet over een kamer waar de procedure in de twee talen verloopt. Er is één proceduretaal en er wordt een eentalig arrest geveld, waarvan wel een vertaling wordt gemaakt.

De Vlaamse regering heeft erop gewezen dat dit akkoord geen schending van haar bevoegdheden inhoudt. Het blijft de bevoegdheid van de Vlaamse regering om de procedures te bepalen die bij deze wet niet geregeld zijn. De Vlaamse regering zal bijvoorbeeld de eedaflegging dus zelf kunnen regelen.

Het gaat fundamenteel over één zaak. Een gemeente kan perfect voor honderd procent Vlaams zijn, zonder daarom honderd procent Nederlandstalig te zijn. De vraag is of we in Vlaanderen bereid zijn om de realiteit van die gemeenten te erkennen en naar oplossingen te zoeken om het extremisme te milderen? Door deze procedure zullen toekomstige burgemeesters veel minder de behoefte hebben om zich op extreme standpunten inzake taal te profileren. Ik denk dat drie van de zes burgemeesters niets liever hadden dan dat deze carrousel keer op keer in werking werd gezet.

Met de nieuwe procedure zal die carrousel stoppen. Ook de aanpassing van het decreet zou inhouden dat die carrousel stopt. De zes faciliteitengemeenten zullen op een normale manier als Vlaamse gemeente kunnen worden behandeld. Het extremisme, met de bedoeling zelf groter te worden ten koste van anderen, zal voor een deel verdwijnen. Ik heb geen garanties, maar ik voel aan dat de Franstalige kant en de meerderheid aan de Nederlandstalige kant dat als doel zien van heel deze regeling. Het is niet de bedoeling toegevingen te doen, maar om een regeling te treffen die een pacificatie tot stand kan brengen in de zes Vlaamse randgemeenten rond Brussel. We zullen afwachten hoe het verloopt, maar ik ben optimistisch.

De heer Bart Laeremans (VB). - Ik heb nog een vraag over de eedaflegging. Men zegt dat het de bevoegdheid is van de Vlaamse regering, maar de benoeming is van rechtswege gebeurd. Stel dat een balorige burgemeester zegt dat hij de Vlaamse regering niet erkent en geen eed aflegt. Op welke wijze kan de Vlaamse regering afdwingen dat die eed wordt afgelegd en wat is de juridische meerwaarde ervan? Heeft zo een eed nog zin? Als de burgemeesters de eed niet moeten afleggen bij de Vlaamse regering, worden de burgemeesters nog meer aan de Vlaamse voogdij onttrokken.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik verwijs naar een schitterende uiteenzetting van de heer Delpérée in de commissie, bij cluster vier. Hij zei dat het niet de eedaflegging is die bepaalt of je al dan niet een mandaat hebt, maar wel de verkiezing. De eedaflegging is een vormvereiste om het mandaat dat je rechtsgeldig hebt bekomen ook in de praktijk te kunnen uitoefenen. De Vlaamse regering heeft perfect de mogelijkheid om de benoemde burgemeesters volgens de procedure die hier voorligt te verplichten de eed af te leggen. Die procedure behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse regering en daar wordt niet aan geraakt.

M. Francis Delpérée (cdH). - J'ai ajouté, monsieur Anciaux, pour parler non seulement de l'élection des parlementaires mais aussi de la nomination d'un certain nombre de personnes - les ministres, les fonctionnaires... - que c'est la nomination qui confère la fonction mais c'est la prestation de serment qui détermine le moment de l'entrée en fonction.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mijnheer Broers wierp daarstraks de vraag op wat er gebeurt als er een betwisting is over een burgemeester en als de Vlaamse regering niet reageert. Ik ga ervan uit dat de Vlaamse regering altijd reageert, maar voor het hypothetische geval dat ze dat toch niet doet, wat dan? Dan bestraft een gemeentebestuur zichzelf, want een schepen kan pas de plaats van de burgemeester innemen zodra de hele procedure is afgewikkeld. Er is dus een feitelijke controle door de Vlaamse regering, die de kwestie bekijkt op vraag van een inwoner van de gemeente, het Vlaams Parlement of wie dan ook. Daarnaast is er druk van onderuit, omdat men de definitieve samenstelling niet kan regelen, zolang de procedure betreffende de betwiste burgemeester niet is afgewerkt.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat verschilt dus niet van wat er nu gebeurt. Ze hebben daar nu ook nooit een volledig schepencollege gehad. Dat is het spel dat ze nu ook gespeeld hebben.

Toch wil ik de oefening maken met de regels die mijnheer Beke beschrijft. Stel dat de Raad van State de aanstelling van de burgemeester afwijst. De gemeenteraad doet dan na stemming een nieuwe voordracht. Er staat nergens dat ze niet dezelfde persoon mag voorstellen en dus kan de carrousel toch nog beginnen draaien. Ik weet niet of het zo is, maar ik stel de vraag, want we zullen met dit soort situaties te maken krijgen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dit wordt geregeld bij decreet. Ik heb begrepen dat men op dit ogenblik bezig is het decreet aan te passen, zodat die carrousel niet kan doorgaan.

M. Francis Delpérée (cdH). - Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, j'aborderai sans précautions oratoires la question des communes périphériques bruxelloises. La formule irrite parfois mais elle est pourtant très correcte tant sur le terrain de la langue que sur celui de la politique.

Sur le terrain de la langue, six communes belges sont qualifiées de « périphériques ». Elles sont ainsi qualifiées parce qu'elles se définissent logiquement par rapport à un centre. En grec, « peri » signifie « autour ». Le « périf », à Paris, est un ensemble de voiries, de routes et de tunnels autour de la ville. Pour nos six communes, le centre, ce n'est pas Liège ou Anvers, ce n'est pas Namur ou Ostende, c'est Bruxelles. Elles se définissent par rapport à Bruxelles, la capitale du pays.

Je rappelle que cinq de ces six communes périphériques jouxtent le territoire bruxellois. Il en va de même, à quelques mètres carrés près, de la sixième, Wezembeek-Oppem. Le lien géographique est donc évident, plus évident qu'avec Hal ou avec Vilvorde.

Il y a les mots ; il y a aussi les réalités politiques. Ces réalités politiques s'imposent à tous, qu'elles plaisent ou qu'elles ne plaisent pas. Sur ce terrain, les choses sont assez claires. Les partis francophones qui sont présents à Bruxelles le sont tout autant dans les communes périphériques et chacun sait qu'ils y remportent des succès en voix, en sièges et en mandats.

Je dois bien constater que la réforme électorale en projet ne fera que renforcer ces liens linguistiques, culturels et politiques avec la périphérie. La périphérie n'a jamais été aussi proche du centre qu'aujourd'hui.

Je me suis déjà exprimé ce matin sur les mérites du vote alternatif. C'est un vote qui ne modifie pas les limites de la région bilingue de Bruxelles-Capitale ni celles de la Région bruxelloise.

La réforme est importante puisqu'elle préserve les droits individuels des habitants des six communes et leur permet, s'ils le veulent, de joindre leurs voix à celles des électeurs bruxellois, qu'ils soient francophones ou flamands.

Je voudrais maintenant m'exprimer sur deux aspects de la réforme envisagée pour ces six communes. Le contentieux administratif, tout d'abord, soulève deux questions. La première est très particulière, même si c'est celle qui est la mieux connue et qui soulève le plus de controverses. Elle a trait à la nomination du bourgmestre dans chacune de ces six communes.

La deuxième question est beaucoup plus générale, même si, à tort, elle est passée sous silence. Elle concerne l'ensemble des actes administratifs qui sont accomplis dans l'une ou l'autre de ces six communes.

En ce qui concerne la nomination du bourgmestre, des règles nouvelles sont conçues pour réaliser une opération administrative et, en tout cas, pour régler les litiges qui pourraient intervenir.

Je le dis comme je le pense, je crois que le système imaginé est ingénieux. En effet, il est fondé sur la distinction élémentaire entre les compétences de l'autorité fédérale et celles de l'autorité régionale. Il y a lieu de respecter et de concilier les unes et les autres. Autrement dit, chaque autorité doit mettre de l'eau dans son vin.

Le système est ingénieux aussi parce qu'il respecte les suffrages exprimés. Pour rappel, c'est le conseil communal sorti des urnes qui doit qualitate qua formaliser la proposition de nomination du chef de l'administration communale. C'est d'autant plus important que nous savons qu'en Région flamande, le bourgmestre n'est pas à proprement parler élu mais nommé dans sa commune après avoir fait l'objet d'une présentation dont tout le conseil communal va désormais porter la responsabilité.

Le système est aussi ingénieux parce qu'il est fondé sur la distinction entre la désignation et la nomination. Ce sont deux opérations successives qui, en principe, devraient concerner la même personne et doivent permettre de gérer la commune en toute légalité, même si des recours contentieux devaient se développer à ce sujet.

Mais il est encore ingénieux parce qu'il est fondé sur la distinction entre les décisions explicites et les décisions implicites.

Il importe que certains silences soient porteurs de décisions sans que les auteurs de ces silences ne voient leur conduite inutilement exposée à la critique.

C'est un système ingénieux qui respecte les compétences et les susceptibilités des mandataires et des autorités publiques, ainsi que les droits et les intérêts des personnes concernées, notamment de celles qui briguent la fonction de bourgmestre dans les communes visées.

À titre personnel, je voudrais ajouter que le système envisagé ne pourra fonctionner en l'absence d'un esprit de compréhension mutuelle sur le terrain, dans les états-majors de parti et à la rue de la Science, siège du Conseil d'État. Je rejoins ici les préoccupations exprimées par certains de nos collègues.

De bonnes procédures comme celles qui sont inscrites dans les propositions en discussion sont nécessaires, mais elles ne suffisent pas. Je ne citerai qu'un seul exemple. J'ai entendu, dans cette enceinte, des mots comme « incivisme », voire « Anschluss ». Je n'ai pas de leçon de civisme à donner ou à recevoir mais, en démocratie, il y a une règle de conduite à respecter. On peut ne pas être d'accord avec l'une ou l'autre réforme, mais on doit se garder d'insulter l'autre, en particulier les citoyens qui ne sont pas là pour se défendre.

Si des attitudes intolérantes devaient se manifester après le vote des différentes propositions de loi, il va de soi que les communes périphériques deviendraient de nouveaux terrains d'affrontements et que les prétoires du Conseil d'État seraient utilisés comme autant de lieux servant à poursuivre les conflits plutôt qu'à les apaiser et à les concilier.

Les propositions que nous allons voter contribueront, je l'espère, à l'apaisement de ces conflits.

Mes chers collègues, ce n'est pas naïveté de ma part de dire cela. C'est plutôt l'expression de la confiance qu'en principe, je porte à la loi et à la capacité que celle-ci peut avoir, non de supprimer les conflits, mais de les mettre sur les rails d'une procédure qui apportera, sinon la paix judiciaire, du moins, et je reprends l'expression de Bert Anciaux, le règlement équilibré de certaines difficultés.

C'est aussi l'expression de la confiance qu'en principe, je porte au Conseil d'État et à la capacité que doivent avoir ses membres, non de relayer les préoccupations qui peuvent légitimement animer une société politique, mais de trouver les méthodes et les solutions permettant de faire respecter l'État de droit dans toutes ses dimensions individuelles et collectives.

Le législateur et le juge administratif doivent prêcher d'exemple. Ils doivent nous donner des raisons de croire, chaque jour un peu plus, aux mérites de l'État de droit.

La question de la nomination des bourgmestres dans quelques-unes des six communes périphériques bruxelloises n'est qu'un problème contentieux parmi bien d'autres.

Il ne s'agit que de quelques dossiers, tous les six ans. Cependant se pose un autre problème, beaucoup plus vaste. Il concerne très concrètement les milliers d'habitants des communes périphériques. Il concerne ceux qui y sont établis. Il concerne des personnes physiques et des personnes morales.

La réforme en discussion entreprend de porter tous ces litiges devant le juge administratif. Pas n'importe quel juge administratif ! L'assemblée générale du Conseil d'État ! Inutile de dire quelle sera la responsabilité de cette haute juridiction dans le règlement des litiges administratifs.

Nous n'avons pas à lui donner des consignes ou des instructions mais, en tant que législateur, nous pouvons émettre le voeu que le Conseil d'État reprenne à frais nouveaux l'examen des questions qui lui sont soumises, qu'il développe dans le respect de la Constitution, des lois et des décrets une jurisprudence qui soit porteuse de solutions constructives. Vous excuserez cette formule, mais c'est facile d'annuler. C'est plus compliqué mais aussi plus utile d'expliquer, de concilier et de rendre plus humaine et plus sociale la vie au coeur du pays et dans sa périphérie immédiate.

J'ai dit un jour, il y a vingt-cinq ans, que les six communes périphériques étaient le test de la coexistence - à l'époque, j'ai ajouté : de la coexistence possible - de deux communautés au sein de l'État fédéral. Je n'ai pas changé d'avis. Le test n'est pas commode mais le Conseil d'État peut nous aider à le réussir. C'est la raison pour laquelle je voterai, comme mes amis, la réforme que nous avons proposée avec d'autres, qui est actuellement soumise à notre discussion et qui le sera bientôt à nos suffrages.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - De tweede cluster omvat voorstellen die de procedure voor de benoeming van burgemeesters in de zes randgemeenten aanpassen en die de procedure voor de administratieve geschillen voor de Raad van State wijzigen.

Ik overloop enkele elementen.

Het voorstel over de Raad van State voorziet in het voorschrift dat alle administratieve geschillen met betrekking tot de zes randgemeenten en de natuurlijke personen of rechtspersonen die er gevestigd zijn, onder de bevoegdheid van de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ressorteren.

Die natuurlijke en rechtspersonen moeten in de randgemeenten zijn gevestigd en het voorwerp van de aanvraag moet in een van deze zes gemeenten gelegen zijn.

Het komt de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toe te onderzoeken of de verzoeker, die gevraagd heeft om zijn zaak naar die algemene vergadering te verwijzen, effectief voldoet, niet alleen aan de voormelde voorwaarden, maar ook aan de voorwaarde van de formele referentie in de inleidende akte naar de waarborgen, rechtstelsels, taal en taalrechten die in de randgemeenten van toepassing zijn. Indien de algemene vergadering vaststelt dat dit niet het geval is, verwijst zij de zaak naar een kamer.

Er zullen twee auditeurs van een verschillende taalrol worden aangewezen om verslag uit te brengen, terwijl het voorzitterschap van de algemene vergadering, per zaak volgens de inschrijving op de rol, op alternerende wijze door de Eerste Voorzitter en de Voorzitter van de Raad van State zal worden uitgeoefend.

In geval van cassatieberoep tegen een beslissing van administratieve rechtbanken wordt er voorzien in een filter die gezamenlijk door de eerste voorzitter en de voorzitter zal worden uitgeoefend en die voor de verzoeker slechts ongunstig zal zijn indien beiden van oordeel zijn dat het beroep niet toelaatbaar moet worden verklaard.

Wat betreft de nieuwe benoemingsprocedure voor de burgemeesters van de zes randgemeenten wordt een sinds jaren etterende wonde eindelijk uitgekuist. Wie herinnert zich niet de absurde burgemeestercarrousels? Nu is er een duidelijke procedure met telkens een strikte timing.

De nieuwe benoemingsprocedure wordt gekenmerkt door de volgende krachtlijnen.

1. De voordrachtsakte van de burgemeester wordt bevestigd door een stemming in de gemeenteraad en aan de Vlaamse regering bezorgd. Vanaf deze stemming is de betrokkene aangewezen-burgemeester en oefent hij alle functies uit die eigen zijn aan het burgemeesterschap.

2. De Vlaamse regering beschikt over een termijn van zestig dagen om haar benoemingsbevoegdheid uit te oefenen. Indien de Vlaamse regering de aangewezen-burgemeester benoemt of indien ze zich binnen de haar toegewezen termijn niet uitspreekt, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd. Indien de Vlaamse regering de definitieve benoeming weigert, betekent ze deze met redenen omklede beslissing aan de aangewezen-burgemeester, aan de gouverneur en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na de betekening van de beslissing tot weigering door de Vlaamse regering kan de aangewezen-burgemeester binnen een termijn van dertig dagen een memorie indienen bij de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na de indiening van de memorie door de aangewezen-burgemeester spreekt de Raad van State zich volgens de nieuwe procedureregeling binnen negentig dagen uit. Indien de algemene vergadering de beslissing van de Vlaamse regering bevestigt, is de beslissing tot weigering van de benoeming definitief. Wordt daarentegen de beslissing van de Vlaamse regering teniet gedaan, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd.

De bijzondere wet rond de standstill inzake benoeming wordt uitgebreid met de waarborgen die door toedoen van de zesde staatshervorming worden ingevoerd en die ik eerder heb toegelicht, met name de specifieke procedure met betrekking tot de benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten en het recht om de administratieve geschillen met betrekking tot de zes randgemeenten door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te laten beslechten wanneer voldaan is aan de door de desbetreffende wet gestelde voorwaarden.

Verder wordt de standstill-verplichting van toepassing verklaard op de plaatselijke besturen.

Tot slot wordt de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State bevestigd, volgens dewelke de standstill niet alleen geldt ten aanzien van de gewesten, maar ook ten aanzien van de gemeenschappen.

Met de goedkeuring van deze voorstellen schrijven we geschiedenis. Het eentalige karakter van Vlaanderen blijft onverkort bewaard. Er is geen uitbreiding van Brussel. Er is geen benoeming van de opstandige Franstalige burgemeesters in de rand. Deze cluster bevestigt dit duidelijk en past binnen het akkoord dat we hier willen doorvoeren, tot spijt van sommige calimeropolitici die liever op de zijlijn zitten te klagen.

Ik heb dit reeds eerder aangekaart bij de bespreking van de regeringsverklaring namens onze fractie. Het lange proces van politieke besluitvorming dat dit land, de burgers en de ondernemingen hebben moeten ondergaan, heeft wat onze partij betreft alvast één groot voordeel: zelden is de wil om te slagen zo groot geweest. De voorstellen die ter stemming voorliggen, bewijzen nogmaals ons punt. Dit akkoord is van een zelden geziene omvang.

Zij die heden in de Senaat klagen dat dit akkoord geen eten en drinken bevat, zullen snel genoeg de realiteit ondervinden. Onder meer in de Vlaamse regering zullen zij immers snel genoeg de mouwen moeten opstropen om van de uitgebreide nieuwe instrumenten gebruik te maken om een efficiënte invulling te geven op maat van de verwachtingen van de Vlaamse burger.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - De procedure voor de benoeming van de burgemeesters in de zes randgemeenten heeft de voorbije jaren, zoals vele collega's al gesteld hebben, de communautaire gemoederen meermaals verhit. Daarom ben ik verheugd dat vandaag een onderhandelde oplossing wordt voorgesteld om uit de communautaire impasse te geraken waarin ons land zich al ettelijke jaren bevindt. Het is een compromis waarin de belangen en de wensen van de beide gemeenschappen van ons land moesten worden verzoend.

De voorgestelde regeling heeft tot gevolg dat een nieuwe benoemingsprocedure voor de zes burgemeesters van de Vlaamse randgemeenten wordt ingevoerd. Hun benoeming zal in de toekomst op een andere manier verlopen dan de benoeming van de andere burgemeesters van Vlaamse gemeenten. Dat betekent echter geenszins dat de voorgestelde regeling voor Vlaanderen onaanvaardbaar of nadelig zou zijn.

De Vlaamse regering behoudt in essentie immers haar benoemingsbevoegdheid. Het is inderdaad de Vlaamse regering die uitspraak zal kunnen en moeten doen over de akte van voordracht van de `aangewezen burgemeester', die in het kader van die nieuwe procedure door de gemeenteraad aan de Vlaamse regering zal moeten worden bezorgd. Het is dus nog steeds de Vlaamse regering die zal kunnen beslissen om de burgemeesters al dan niet te benoemen. Het spreekt vanzelf dat de Vlaamse regering, indien zij die benoeming weigert, haar beslissing ook formeel zal moeten motiveren. Dat is vandaag trouwens ook het geval.

De benoemingsprocedure op zich is geen echte nieuwigheid, maar wel de rechtsmiddelen die tegen een eventuele weigering tot benoeming mogelijk zijn. Net zoals voorheen zal tegen een weigering tot benoeming van een burgemeester uit de randgemeenten een beroep mogelijk zijn bij de Raad van State.

Wat wel nieuw is, is dat dit beroep niet door een Nederlandstalige kamer, maar door de algemene vergadering zal worden behandeld en dat het voorzitterschap van de algemene vergadering afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter zal worden waargenomen.

De tegenstanders van de voorgestelde regeling vinden dit blijkbaar onaanvaardbaar. Daarom vraag ik mij af of wij - en in het bijzonder de Vlamingen - ons daar inderdaad zulke grote zorgen over moeten maken. Volgens mij is dat niet het geval. Wat mij betreft, leven we nog altijd in een rechtsstaat.

De heer Huub Broers (N-VA). - Dat is juist, en daarom zou men verwacht hebben dat vorige uitspraken ook zouden zijn gerespecteerd, bijvoorbeeld over de omzendbrief. Dat is echter niet het geval. Ik heb dus mijn twijfels over de rechtsstaat die u aanbidt.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - U weet dat we op dit moment een aantal dingen aan het rechtzetten zijn en dat een aantal partijen daarom zo lang onderhandeld hebben om tot een oplossing te komen. Wat de beslissingen van de Raad van State betreft, heb ik, of het nu over Franstaligen dan wel over Nederlandstaligen gaat, het volste vertrouwen in een onafhankelijke rechterlijke instantie. In dit geval gaat het nota bene over het hoogste administratieve rechtscollege van ons land. Ik deel dus niet het wantrouwen dat u blijkbaar a priori ten aanzien van die algemene vergadering koestert.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Indien u vertrouwen hebt in de rechtspraak van de Raad van State, waarom moet de regeling dan veranderen?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik heb er vertrouwen in dat, ongeacht of iemand Franstalig of Nederlandstalig is, hij zich aan de uitspraken en aan de wet zal houden.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Tot driemaal toe was er een niet-benoeming van een burgemeester. De betrokken burgemeesters hadden de mogelijkheid om tegen die niet-benoeming beroep aan te tekenen bij de Raad van State.

Van die mogelijkheid is echter nooit gebruik gemaakt. Nu wordt de procedure gewijzigd, waardoor de zaak behandeld wordt door andere raadsheren. Ik heb het volste vertrouwen in de Raad van State, maar ik vraag mij af waarom de bestaande procedure gewijzigd moet worden opdat de zaak voortaan door andere rechters wordt beoordeeld.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik wantrouw niet a priori mensen, rechters of organen op basis van hun taal, ongeacht of ze nu Franstalig of Nederlandstalig zijn.

De juridische analyse en het besluit zouden toch niet verschillend of tegengesteld mogen zijn, naargelang ze gemaakt of genomen worden door uitsluitend Nederlandstalige of Franstalige staatsraden in het ene geval, en door een taalgemengde vergadering van staatsraden in het andere. Ik roep iedereen op om vertrouwen te hebben in de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ik ben ervan overtuigd dat die vergadering in de grootste sereniteit en wijsheid zal oordelen over een weigering tot benoeming van een burgemeester uit een faciliteitengemeente. Mocht die algemene vergadering al tot een ander besluit komen, dan ben ik er zeker van dat dat besluit niet lichtzinnig tot stand zal komen. Een omwenteling in de rechtspraak van de Raad op het vlak van de toepassing van de taalwetgeving, zou immers betekenen dat de eerdere rechtspraak ter zake en de Nederlandstalige kamer openlijk zouden worden gedesavoueerd.

Ik heb uiteraard geen glazen bol, maar ik heb vertrouwen in het werk van de algemene vergadering van de Raad van State. En als de vernieuwing van de benoemingsprocedure van de burgemeesters kan bijdragen tot de communautaire vrede die ons land broodnodig heeft, dan kan ik alleen maar instemmen met die hervorming.

Ik wil mijn betoog daarom besluiten op de manier zoals ik het heb gedaan bij de bespreking van de splitsing van BHV. De voorstellen die wij thans bespreken, strekken ertoe bij te dragen tot een pacificatie van de beide gemeenschappen. Ik kan alleen maar hopen dat dat ook effectief het geval zal zijn. Dan zullen wij ons kunnen concentreren op zaken die een concreet verschil kunnen betekenen voor alle burgers, Nederlandstaligen en Franstaligen, die met de gevolgen van de financieel-economische crisis worden geconfronteerd.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). - Ik hoor mevrouw Piryns zeggen dat ze hoopt dat de rechtspraak van de algemene vergadering van de Raad van State kan bijdragen tot de communautaire vrede. De Raad heeft echter al heel wat arresten gewezen, onder meer met betrekking tot de omzendbrieven. Die arresten bevestigden telkens de interpretatie die de Vlaamse regering had gegeven aan de rondzendbrieven-Peeters en -Martens. Als men die arresten aanvaardt, draagt dat uiteraard bij tot de communautaire pacificatie. Maar men kan die arresten natuurlijk ook verwerpen en vragen dat de wet wordt gewijzigd zodat de Nederlandstalige kamer niet langer bevoegd is, en er andere rechters bevoegd worden. In die laatste hypothese is het niet onmogelijk dat er tegenstrijdige rechtspraak tot stand komt. Dat zou natuurlijk niet bijdragen tot pacificatie.

Denkt u nu werkelijk dat u door van rechter te veranderen communautaire rust en pacificatie tot stand zal brengen? U zal immers de weg vrijmaken voor tegenstrijdige rechtspraak, wat de rechtsonzekerheid zal doen toenemen. Tegenstrijdige arresten zijn niet uitgesloten. Ik verwacht dat de Vlaamse regering steun zal zoeken in arresten van de Raad van State die een duidelijke interpretatie geven. Daarentegen zullen er mogelijkerwijze burgemeesters zijn die zich baseren op de rechtspraak van de tweetalige, algemene vergadering van de Raad van State waar een andere interpretatie wordt gevolgd. Denkt u nu werkelijk dat u op die manier de communautaire rust zal bevorderen?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). - Ik denk dat u goed moet luisteren naar wat ik heb gezegd en dat ook goed moet interpreteren. Ik heb gezegd dat de aanpassing van de procedure zal bijdragen tot pacificatie in dit land, niet meer of niet minder dan dat. Dat is uiteraard ook voor interpretatie vatbaar, maar misschien moet u daar nog even over nadenken.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ten eerste is er de vraag waarom er iets moet veranderen. Omdat we inderdaad willen bekijken hoe de hele problematiek van de burgemeesters in de toekomst kan worden gepacificeerd. Dat was het uitgangspunt van alle onderhandelingen, ook toen de N-VA daar nog bij betrokken was. Die vraag hier stellen, is eigenlijk wel raar. Het is het zoveelste bewijs van wat Bart De Wever reeds in oktober of november 2010 heeft aangegeven. Hij heeft toen eerlijk toegegeven dat zijn nota wel heel moeilijk lag binnen zijn eigen partij. Dat is toen weggelachen, maar als ik nu alle reacties hoor, denk ik dat zijn woorden juist waren. Op de duur was hij wellicht blij dat de Franstaligen die nota hebben verworpen. De kwestie is dat we nu willen nagaan hoe we pacificatie tot stand kunnen brengen. Dat streven is niet nieuw. Het is al sinds 2010, de hele onderhandelingsperiode dus, aan de orde. Maar ik ga nog even in op de vraag van de heer Vanlouwe. Is er een mogelijkheid dat er een rechtspraak wordt ontwikkeld die afwijkt van de huidige rechtspraak? Die mogelijkheid bestaat inderdaad. Is die mogelijkheid groter of kleiner dan wanneer de problematiek van de burgemeesters terecht zou zijn gekomen bij het Grondwettelijk Hof, zoals de N-VA heeft voorgesteld? Eerlijk gezegd denk ik dat de kans kleiner is. De Raad van State zal immers streven naar continuïteit met haar eigen rechtspraak in het verleden. De kans dat er een totaal andere rechtspraak wordt ontwikkeld, is toch wel bijzonder klein. Het is immers dezelfde instantie die bevoegd blijft. De Raad zal hoe dan ook enige logica in acht nemen tegenover datgene wat hij daarover tot dusver heeft gezegd. We kunnen de toekomst niet voorspellen, maar ik acht de kans groter dat de Raad continuïteit voor ogen houdt met zijn bestaande rechtspraak, dan dat het Grondwettelijk Hof dat zal doen. Dat hof is immers niet met een verleden van eigen rechtspraak geconfronteerd en zou zich dus op dat vlak meer vrijheid van handelen kunnen veroorloven.

De heer Louis Ide (N-VA). - Ik wil toch nog eens het volgende benadrukken. De heer Beke verwijst altijd naar de nota-De Wever. Het is goed dat die op het internet staat. Dat kunnen we niet van alle nota's zeggen. Ook de nota van Vande Lanotte staat er op, maar die van Beke hebben we nooit gezien. De nota-De Wever is hier vrijwel het onderwerp van de discussie geworden, terwijl ik het eindelijk wel eens wil hebben over de wetsvoorstellen die op de agenda staan. Of laten we anders de hele nota-De Wever bespreken in plaats van er selectief enkele zaken uit te plukken. Ze gaat namelijk ook over arbeidsmarktbeleid, de financieringswet en de gezondheidszorg.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik begrijp waarom Bart De Wever niet deelneemt aan deze besprekingen. Hij wil niet geconfronteerd worden met zijn eigen nota.

De heer Louis Ide (N-VA). - Het lijkt me interessant om in de handelingen van deze vergadering eens na te gaan hoe vaak het hier over de nota-De Wever is gegaan. Dat is natuurlijk een intelligente strategie, een bliksemafleider, om niet te moeten ingaan op de essentie van de wetsvoorstellen die goedgekeurd zullen worden tegen de wil van een Vlaamse meerderheid in. Dat is de bottom line.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Als u vanmorgen aanwezig was geweest, mijnheer Ide, had u uit mijn uiteenzetting begrepen waarom de nota-De Wever relevant is. Verschillende collega's hebben dat trouwens ook aangestipt. In 2007 is geprobeerd Brussel-Halle-Vilvoorde eenzijdig te splitsen, maar dat bleek niet te lukken. Op het Vlaams Belang na, hebben toen alle partijen, ook N-VA, gezegd dat we alleen op een onderhandelde manier tot een splitsing konden komen. Na de verkiezingen van 2010 heeft ook de N-VA niet onmiddellijk wetsvoorstellen over BHV ingediend, omdat toen pas dat bewustzijn was gegroeid dat dit op een onderhandelde manier moest gebeuren. Tussen de zomer van 2010 en de zomer van 2011 is uitgetekend in welk kader de splitsing zou worden geplaatst en beslist wat er niet in zou passen. Wat er allemaal niet in dat kader past, heb ik opgesomd, u kunt dat in het verslag nalezen.

Als u, mijnheer Ide, en uw fractie echter vragen waarom er iets moet gebeuren aan de benoeming van de burgemeesters en waarom er naar die burgemeesters geld moet gaan, kan ik in mijn antwoord alleen teruggaan naar de bron van het onderhandelingskader, toen de N-VA nog mee aan de onderhandelingstafel zat.

De heer Huub Broers (N-VA). - Ik vraag me alleen af wat het verschil is tussen deze balorige mensen die rond Brussel wonen en mijn goede vriend José Happart, die na het compromis van de pacificatiewet nooit meer als burgemeester mocht terugkomen. Een mens zou bijna gaan roepen: geef mij Martens en Dehaene terug!

De heer Louis Ide (N-VA). - Mijnheer Beke, u licht systematisch bepaalde elementen uit de nota-De Wever, terwijl een onderhandeling staat of valt met een globaal akkoord. We kunnen alle nota's eens overlopen. Ze gaan over veel meer dan Brussel-Halle-Vilvoorde. Alleen, de agenda van vandaag gaat enkel over de wetsvoorstellen die de meerderheid heeft ingediend en waarvoor er geen Vlaamse meerderheid is.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Excuseer, mijnheer Ide, u kunt niet tellen. 48 zetels op 88 in de Kamer, is dat een meerderheid of niet?

De heer Louis Ide (N-VA). - Nu is dat een kleine meerderheid - ik vergat de groenen -, maar we zullen zien wat de toekomst brengt.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. - De institutionele meerderheid beschikt over een tweederdemeerderheid en een gewone meerderheid bij elke taalgemeenschap. De voorliggende wetsvoorstellen kregen zopas in het debat het adjectief `ingenieus'. Men mag ze echter niet het adjectief `origineel' toekennen, want dit gegeven bestaat al in de wetgeving op de Raad van State. De artikelen 91 en 92 hebben betrekking op de algemene vergadering van de Raad van State, meer bepaald, wanneer een kamer van de Raad van State omwille van de eenheid van rechtspraak een beroep wenst te doen op de algemene vergadering. De voorliggende voorstellen vullen de bestaande bevoegdheden van de Algemene vergadering van de Raad van State aan, zoals die geregeld worden door de artikelen 91 en 92. Ik wil de discussie van daarnet even heropenen. Als de Senaat en de Kamer het voorstel aannemen, verandert er niets. Op de procedure voor de Algemene vergadering is gewoon de generieke taalwetgeving van toepassing. Daaraan wordt niets gewijzigd.

De heer Ceder verwees daarnet naar de specifieke taalregeling die geldt voor de tweetalige kamers, wat een toepassing is van artikel 62 van wet op de Raad van State en hier uiteraard niet geldt. Ik wil duidelijk stellen voor het verslag dat door het voorstel de taalwetgeving en de taalwet bestuurszaken niet worden gewijzigd. Deze wetsvoorstellen geven de pacificatie een kans. Ik hoop dat alle actoren die hierin een rol kunnen spelen, constructief meewerken om de pacificatie op het terrein te realiseren.

-De algemene bespreking is gesloten.