5-927/3

5-927/3

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

25 MEI 2012


Voorstel van resolutie inzake de tussentijdse stand van zaken van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds


AMENDEMENTEN


Nr. 5 VAN DE DAMES ZRIHEN EN ARENA

Het opschrift vervangen als volgt : « Voorstel van resolutie betreffende de opmaak van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) ».

Nr. 6 VAN DE DAMES ZRIHEN EN ARENA

De tekst van het voorstel van resolutie vervangen als volgt :

« De Senaat,

A. aangezien het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) het belangrijkste instrument is van de ontwikkelingssamenwerking met de ACS-landen Afrika, het Caraïbisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan), alsook een extracommunautair budgettair instrument dat wordt gefinancierd door vrijwillige bijdragen van de lidstaten van de Europese Unie (EU) (op basis van periodes van vijf jaar);

B. aangezien de « agenda voor verandering » van het EU-ontwikkelingsbeleid (oktober 2011) en de voorstellen van de Europese Commissie en van de Europese Dienst voor Extern Optreden voor de toekomstige instrumenten van de samenwerking 2014-2020 eisen dat de aanpak die gericht is op armoedebestrijding wordt vervangen door een model dat gericht is op economische groei;

C. er niettemin aan herinnerend dat de Europese Commissie in het raam van de opmaak van de elfde EOF een budget van 34 miljard euro aan de ACS-landen wenst toe te kennen;

D. gelet op de wens van de Europese Commissie tijdens de tussentijdse stand van zaken van de tiende EOF om het EOF opnieuw op te nemen in het budget van de EU en veronderstellende dat het Fonds door een dergelijk initiatief opnieuw onder het toezicht van het Europees parlement zou komen;

E. aangezien de overeenkomst van Cotonou (2000), die berust op principes als « ownership » en « partnerschap » of « gelijkheid van de partners », ervan uitgaat dat het maatschappelijk middenveld volledig betrokken moet worden bij de uitwerking en de herziening van het EOF;

F. eraan herinnerend dat de actoren van het maatschappelijk middenveld, zowel van het Noorden als van het Zuiden, het EOF beschouwen als een drukkingsmiddel ten aanzien van de ACS-landen, dat de prioriteiten van het EOF niet genoeg rekening houden met de verwachtingen van de bevolking en dat de complexiteit en de ondoorzichtigheid van het beheer van het EOF zorgen voor vertraging bij de uitbetalingen en de doeltreffendheid van de aangevatte acties beperken;

G. wetende dat de instrumentalisering van de hulp risico's inhoudt en tegelijkertijd rekening houdend met de bezorgdheid die de leden van het maatschappelijk middenveld en een aantal onafhankelijke deskundigen hebben geuit over de transformatie van het EOF in een instrument van voorwaardelijkheid met wisselende inhoud, waarmee zware druk kan worden uitgeoefend op de zwakste regeringen;

H. eraan herinnerend dat de transparantie en de politieke dialoog systematischer zouden moeten worden, opdat het budgettaire instrument dat het EOF is, niet simpelweg in verband gebracht wordt met een machtsverhouding, en benadrukkend dat er steeds grotere bedragen van het EOF langs budgettaire kanalen passeren die weliswaar de rol van de ACS-landen legitiem kunnen ondersteunen, maar die om nog meer transparantie vragen om het toezicht door de parlementen en de organisaties van het maatschappelijk middenveld mogelijk te maken;

Verzoekt de regering :

In het kader van de toekomstige opmaak en tussentijdse herziening van de komende Europese Ontwikkelingsfondsen — en meer bepaald in het kader van de programmatie van het 11e EOF :

Binnen de Europese Unie :

1. ervoor te pleiten dat de hulp van het EOF van betere kwaliteit zou zijn, gericht op de bevordering van de mensenrechten en van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, op de gezondheids-, onderwijs- en landbouwsectoren, en met een garantie dat zij de middelen op gepaste wijze aanwendt voor die sectoren om zo de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te halen, teneinde te beantwoorden aan de prioriteiten van de ACS-landen en zich voornamelijk te richten op de sectoren die cruciaal zijn voor de menselijke ontwikkeling;

2. te herinneren aan de vereisten van « transparantie », « ownership » en « partnerschap » zoals ze gedefinieerd werden in het juridisch kader waarvan het EOF afhangt, namelijk de Overeenkomst van Cotonou;

3. zich er bij de goedkeuring en kwijting van de jaarlijkse begroting van de EU van te vergewissen dat de ontwikkelingsfondsen worden toegekend aan de efficiëntste instrumenten, actoren en beleidslijnen met betrekking tot de strijd tegen armoede en ongelijkheid, en niet worden afgeleid ten gunste van de economische en veiligheidsgerelateerde belangen van de EU;

4. zich ervan te vergewissen dat de omzetting van de « agenda voor verandering » in de toekomstige samenwerkingsinstrumenten een ontwikkelingsbenadering steunt die is gestoeld op rechten en die is gericht op de strijd tegen armoede en ongelijkheid in alle ontwikkelingslanden;

5. verduidelijking te eisen van het begrip « inclusieve groei », dat in de Agenda voor verandering wordt verdedigd, en mee te werken aan de omschrijving en de omzetting ervan in de vorm van een actiestrategie;

6. een herziening ten gronde te bepleiten van het mechanisme van het « aanmoedigingsbedrag » voor « good governance » en er zo voor te zorgen dat er geen nieuwe economische en geopolitieke voorwaarden (op het vlak van migratie, strijd tegen het terrorisme, enz.) worden opgelegd om aanspraak te kunnen maken op hulp van de EU;

7. na te denken over het inbouwen van juridische garanties om ervoor te zorgen dat de mogelijke integratie van het EOF in het budget van de EU niet betekent dat de fondsen opnieuw verdeeld worden ten voordele van andere landen dan de ACS-landen of van andere beleidsinitiatieven van de EU die de integriteit en de specificiteit van dit financieel instrument in gevaar dreigen te brengen (bijvoorbeeld door de systematische verlaging van de toegekende budgetten);

8. de rol van het Europees Parlement bij de Europese Commissie te ondersteunen op het gebied van coherentie van het ontwikkelingsbeleid en te garanderen dat het parlement zijn recht op toezicht op het EOF en op de hele realisatie van strategische documenten per land volledig kan uitoefenen;

Bij de ACS-landen :

9. de ACS-regeringen te steunen in hun wil om toezicht te houden op het programmatieproces op hun eigen nationale niveau en zich ervan te vergewissen dat de parlementsleden, de plaatselijke overheden en het maatschappelijk middenveld steeds betrokken zijn, met het oog op een correcte toepassing van het principe van partnerschap van alle beleidsactoren en het maatschappelijk middenveld in alle stadia van de cyclus van het EOF (programmering, uitvoering, tussentijdse herziening, evaluatie op het einde van de periode, enz.);

10. op te roepen tot de bevordering van het democratisch ownership dat de ACS-regeringen in staat stelt om samen met hun nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld vrij te bepalen welke sectoren bij voorrang recht hebben op de hulp voor hun land, los van de belangen van de EU of de prioriteiten die de Europese Commissie en de staten die haar gesprekspartners zijn, hebben vastgesteld, en deel te nemen aan het toezicht op en de evaluatie van de impact van het beleid van de EU en haar lidstaten, met de bedoeling de samenhang van het ontwikkelingsbeleid te verbeteren;

11. ertoe op te roepen de transparantie van het proces en van de nationale begrotingscontrole alsook van de samenwerking met de donoren (ook in het kader van een gezamenlijke programmatie) te garanderen;

12. ertoe op te roepen dat de ACS-regeringen bijdragen tot het vastleggen van het nationale beleid inzake inclusieve groei, maatschappelijke samenhang, sociale zekerheid en waardig werk, teneinde deze begrippen zinvol in te vullen in het maatschappelijk, economisch en cultureel kader van de ACS-landen;

In het kader van de Europese Unie — ACS :

13. ertoe op te roepen de rol van de Paritaire Assemblee van de ACS en de EU te versterken, zodat deze instelling de middelen krijgt om de landen- en regiostrategieën werkelijk te volgen en de ontwikkelingsprioriteiten op basis van de wensen en belangen van de ACS-landen in goede banen te leiden;

14. aan te dringen op het organiseren van regelmatige en transparante dialogen tussen de Europese Commissie en de ACS-landen, zodat de medewerking van de parlementsleden en de actoren van het maatschappelijk middenveld permanent kan worden vastgelegd. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe het volledige voorstel van resolutie nr. 5-927/1, dat intussen gedeeltelijk achterhaald is, te vervangen. Het gaat dus om een actualisering, aangezien de tussentijdse balans in de loop van 2011 werd gemaakt. Er dient nu een voorstel van resolutie te worden opgesteld met betrekking tot het proces inzake de opmaak van het 11e Europese Ontwikkelingsfonds (EOF).

Olga ZRIHEN.
Marie ARENA.

Nr. 7 VAN DE DAMES TEMMERMAN EN PIRYNS

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het considerans, in het punt A, de woorden « op basis van » vervangen door de woorden « in principe voor ».

Verantwoording

Correctie. De periodes van financiering voor het EOF verschillen in lengte. Het 10e EOF overkoepelde een periode van zes jaar, het 11e EOF zal voor zeven jaar zijn. Het is dus beter te spreken van « in principe » vijf jaar aangezien dit variable is.

Nr. 8 VAN DE DAMES TEMMERMAN EN PIRYNS

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het considerans, het punt C aanvullen als volgt : « voor een periode van zeven jaar ».

Verantwoording

Aanvulling. Het is belangrijk te vermelden voor welke periode de EC het budget van 34 miljard euro aan de ACS-landen toekent.

Nr. 9 VAN DE DAMES TEMMERMAN EN PIRYNS

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het dispositief, een punt 8bis (nieuw) invoegen luidend als volgt :

« 8bis. ervoor te zorgen dat de EU, zoals art. 12 van de Overeenkomst van Cotonou stelt, regeringen van ACS-landen op de hoogte brengt en consulteert wanneer maatregelen genomen worden die een impact hebben op de belangen van de ACS staten, indien het binnen de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou ligt; ».

Nr. 10 VAN DE DAMES TEMMERMAN EN PIRYNS

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het dispositief, een punt 8ter (nieuw) invoegen luidend als volgt :

« 8ter. de rol van niet-gouvernementele organisaties in Noord en Zuid erkent en ondersteunt als belangrijke actoren in het proces en er voor zorgt dat ze betrokken worden bij het besluitvormingsproces, het bepalen van de strategische doelstellingen en de uitvoering van de deze doelstellingen; ».

Nr. 11 VAN DE DAMES TEMMERMAN EN PIRYNS

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het dispositief, een punt 8quater (nieuw) invoegen luidend als volgt :

« 8quater. te wijzen op de coördinerende rol die de Europese Commissie dient op te nemen om complementariteit bij de donoren te verzekeren en een effectieve « Division of Labour » in de praktijk te brengen; ».

Marleen TEMMERMAN.
Freya PIRYNS.

Nr. 12 VAN DE HEER MILLER

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het dispositief, punt 6 vervangen als volgt : « een grondige evaluatie te bepleiten van het mechanisme van het governance-aanmoedigingsbedrag om na te gaan of het efficiënt is en beantwoordt aan de beginselen van de verklaring van Parijs. ».

Verantwoording

Het governance-aanmoedigingsbedrag is er niet gekomen om opnieuw voorwaarden te kunnen stellen. De aanpak is aanmoedigend, contractueel, gebaseerd op de politieke dialoog.

Het partnerland krijgt niet minder hulp wanneer het niet aan de doelstellingen van de EU beantwoordt; het krijgt meer hulp indien het een governanceplan ontwikkelt. Dat mechanisme geeft aan hoeveel belang de EU hecht aan goed democratisch bestuur in het ontwikkelingsproces.

In de conclusies van de Raad van 2009 worden de lidstaten verzocht om die aanmoedigende en positieve aanpak aan te wenden in hun bilaterale samenwerking. België, dat het nut verdedigt van een evaluatie van die aanpak, om hem in de toekomst te verbeteren, doet dat.

Nr. 13 VAN DE HEER MILLER

(Subamendement op amendement nr. 6)

In het dispositief, in punt 8, de woorden « en op de hele realisatie van strategische documenten per land » doen vervallen.

Verantwoording

Dit is een eis van het Europees Parlement, waartegen de Raad zich verzet, aangezien het, krachtens het ownership van de partnerlanden en hun parlement, niet het parlement van de geldschieters toekomt om de programmatiesectoren te bepalen.

Richard MILLER.