5-156COM | 5-156COM |
De heer Yves Buysse (VB). - In 1985 beslisten Duitsland, de Benelux en Frankrijk in het Luxemburgse grensdorp Schengen de onderlinge grenscontroles af te schaffen. Vandaag telt de Schengenzone reeds 27 landen. Controles aan de binnengrenzen van genoemde landen kunnen alleen nog tijdelijk in het kader van de bescherming van de openbare orde en de interne veiligheid.
Ondertussen ligt een herziening van het Schengenverdrag in het verschiet. In een gezamenlijke brief stelden de Duitse minister van Binnenlandse Zaken Hans-Peter Friedrich en zijn toenmalige Franse collega Claude Guéant onlangs dat de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben hun nationale grenzen gedurende een periode van dertig dagen te controleren wanneer ze dat nodig achten. Hun pleidooi is onder meer ingegeven door de vaststelling dat de buitengrenzen van de Schengenzone in het zuiden en het oosten niet afdoende worden bewaakt en het daaruit voortvloeiende feit dat naar schatting jaarlijks 400 000 illegale vreemdelingen de Schengenzone binnenkomen.
Na afloop van het Europees overleg van 26 april liet Europees commissaris voor Binnenlandse zaken, Cecilia Malmström, optekenen dat dit thema niet mocht worden gegijzeld door de Franse verkiezingscampagne. Ook minister Milquet zou een gelijkaardige uitspraak hebben gedaan. Dat belet evenwel niet dat het debat over afzienbare tijd hoe dan ook zal worden gevoerd.
1. Deelt de minister het standpunt van de Duitse en Franse ministers van Binnenlandse Zaken dat illegale immigratie mogelijk een bedreiging vormt voor de openbare orde en de interne veiligheid en bijgevolg een gewettigde reden kan zijn voor controles aan de binnengrenzen?
2. Is de minister het ermee eens dat een gebrekkige bewaking van de buitengrenzen door bepaalde lidstaten een bijkomende rechtvaardiging voor die controles kan vormen?
3. Is de minister van oordeel dat de individuele lidstaten soeverein moeten kunnen beslissen om over te gaan tot grenscontroles wanneer ze dat nodig achten?
4. Wat is het standpunt van de Belgische regering in het aan de gang zijnde debat over de mogelijke herziening van het Schengenverdrag?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. - Alle lidstaten, en dus ook België, zijn het erover eens dat ernstige tekortkomingen qua controles aan de buitengrenzen uitzonderlijk en voor een beperkte periode de herinvoering van controles aan de binnengrenzen kunnen verantwoorden. Dat werd reeds beslist door de Europese Raad in juni 2011 en over een ontwerp van verordening, ingediend door de Europese Commissie, wordt onderhandeld om daarin te voorzien in de Schengengrenscode. Het probleem van de illegale immigratie wordt dus in aanmerking genomen, voor zover is er niets nieuws.
Ik heb voor het overige reeds vermeld in mijn antwoord op de vraag van de heer Bousetta op 15 mei (vraag om uitleg 5-2113) dat het dossier opnieuw zal worden besproken tijdens de JBZ-raad van 7 juni. Sedertdien is het politieke landschap in Frankrijk veranderd en ik hoop dat dit op het dossier een weerslag zal hebben. Van mijn kant zal ik blijven aandringen op het feit dat de oplossing ligt in een versterking van de Schengenruimte via Europese beslissingsmechanismen en niet in de afzwakking ervan via een verbrokkelde benadering.
Natuurlijk hebben we een wijziging gevraagd van het ontwerp van de Europese Commissie. Als een tekortkoming van één van de lidstaten wordt vastgesteld aan de buitengrenzen, moet daarover een standpunt op Europees niveau worden ingenomen. Daarna moet de beslissing of er al dan niet controles aan de grenzen worden uitgevoerd, volgens België en een groot aantal lidstaten, op het nationale niveau worden genomen.
De heer Yves Buysse (VB). - Ik betreur dat het antwoord enigszins afwachtend is en ik denk niet dat het om een of/of-verhaal gaat. Het is in zekere zin het klassieke verhaal van de zwakste schakel. Ik vind dat de landen aan de buitengrenzen onder druk moeten worden gezet. De filières weten intussen langs waar ze de Schengenzone het gemakkelijkst binnenkomen. De gevolgen zijn meestal niet voor het eerste land, maar voor de West-Europese doellanden. Ik hoop dat de minister samen met haar Europese collega's het probleem zal blijven aanpakken.