5-1657/1 | 5-1657/1 |
7 JUNI 2012
Voor de N-VA is het terugkeerbeleid de komende jaren topprioriteit. Het grootste probleem in ons migratiebeleid is immers het totale onevenwicht tussen instroom en uitstroom. Terwijl de instroom elk jaar toeneemt, daalt de uitstroom van mensen die het land moeten verlaten. Zonder effectief terugkeerbeleid — vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet — is elk migratiebeleid gedoemd te mislukken.
De N-VA visie lijkt op het eerste gezicht ook te worden gevolgd in het regeerakkoord Di Rupo. Enkele citaten uit het regeerakkoord :
— « De regering zal maximale aandacht besteden aan de terugkeer, vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet. »
— « Wanneer de politiediensten personen die hier illegaal verblijven en die een gevaar voor de openbare orde vormen arresteren, zullen deze prioritair naar een gesloten centrum worden overgebracht en door de dienst Vreemdelingenzaken bij voorrang naar het land van herkomst worden verwijderd » »
— « De huidige capaciteit van de gesloten centra zal efficiënt worden gebruikt. Bij plaatsgebrek zal de regering nagaan of het netwerk moet worden uitgebreid, onder meer via de oprichting van een centrum voor personen die een gevaar vormen voor de openbare orde. »
Dit regeerakkoord werd mee onderhandeld door de PS en gestemd door alle federale parlementsleden van de PS. De geciteerde passages blijken echter een lege doos te zijn. De versoepeling van het terugkeerbeleid, dat eind 2011 werd gestemd met de lakse omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn wordt immers met deze regering niet teruggedraaid.
Meer nog, onlangs bleek bijvoorbeeld dat, mede door toedoen van PS-senator Fatiha Saïdi, een verwijdering werd afgeblazen. In Het Laatste Nieuws (28 maart 2012) was over betrokkene te lezen :
« De man zat niet zomaar op een vliegtuig naar Marokko. Mohammed C. was al 16 jaar illegaal in België. Hij werd sinds 1996 liefst 42 keer opgepakt voor zware diefstallen, heling, drugsfeiten, wapenbezit en brandstichting. Al twintig keer had hij het bevel gekregen het land te verlaten. De man staat bij politie en justitie bekend onder acht valse namen. Intussen zit hij nog steeds in ons land, in een gesloten asielcentrum. Zijn uitwijzing op 15 februari ging niet door nadat Saïdi hem hoorde roepen en tieren uit protest tegen zijn uitwijzing. Zij las de begeleidende agenten de levieten en de piloot blies de hele zaak af. »
Met dit wetsvoorstel wensen wij volgende wijzigingen door te voeren in het terugkeerbeleid :
— de effectieve oprichting van een gesloten detentiecentrum voor criminele illegalen;
— voortaan wordt slechts één kans gegeven om vrijwillig terug te keren. Vreemdelingen die een eerste uitwijzingsbevel naast zich neer leggen zullen, wanneer ze opnieuw opgepakt worden, gedwongen moeten terugkeren;
— ook zal telkens een bevel om het grondgebied te verlaten moeten worden afgeleverd wanneer een vreemdeling die illegaal in ons land verblijft wordt aangetroffen. Er zal niet langer sprake zijn van een loutere mogelijkheid om een bevel om het grondgebied te verlaten af te leveren zoals vandaag het geval is;
— verder moeten, om een effectieve verwijdering te garanderen, de mogelijkheden die de EU- terugkeerrichtlijn biedt inzake verblijf in gesloten centra volledig worden benut.
Door dit wetsvoorstel mee te stemmen zouden de regeringspartijen uitdrukkelijk afstand nemen van de tussenkomst die PS-senator Fatiha Saïdi deed bij de gedwongen repatriëring van de betrokken uitgeprocedeerde illegaal. Dit is nog meer noodzakelijk nu blijkt dat de man in kwestie een zwaar crimineel verleden had.
Wat de overige wetsartikelen met betrekking tot het terugkeerbeleid betreft, verwijzen zij naar de ganse reeks amendementen die werden ingediend in het wetsontwerp tot omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn (Parl. St. Kamer, 2011-2012, nrs. 53-1825/003, 53-1825/005 en 53-1825/009).
Artikel 2
Met deze wijziging wordt de keuzevrijheid voor de minister en zijn gemachtigde beperkt. Telkens wanneer er sprake is van een vreemdeling die zich bevindt in één van de twaalf bedoelde gevallen, geldt een verplichting om een bevel om het grondgebied te verlaten af te geven.
Deze wijziging maakt een correct en kordaat verwijderingsbeleid mogelijk. Eveneens wordt het zo mogelijk een beeld te krijgen van de ganse historiek van verblijf van de betrokken vreemdeling.
Verder zullen volgens dit wetsvoorstel illegalen die niet willen terugkeren, worden opgesloten in een gesloten terugkeercentrum. Die opsluiting kan volgens de huidige wet in principe slechts acht maanden duren, terwijl de EU-terugkeerrichtlijn achttien maanden mogelijk maakt. Gemiddeld zouden illegalen momenteel dertig dagen in zo'n gesloten terugkeercentrum verblijven.
Met dit voorstel wordt artikel 15.5 van de richtlijn 2008/115 volledig omgezet. Concreet is verlenging immers voor langere termijn uitdrukkelijk voorzien in de richtlijn (tot zes maanden en zelfs in bepaalde gevallen met daarbovenop nog met een extra termijn van twaalf maanden).
Het moet daarbij vanzelfsprekend niet de bedoeling zijn om vreemdelingen zo lang mogelijk in gesloten centra onder te brengen. Indien het gemiddelde verblijf dertig dagen kan duren of zelfs kan worden verminderd (terwijl vreemdelingen wél effectief worden verwijderd en niet terug worden vrijgesteld), dan kan dit enkel als positief worden aangemerkt.
Tegelijk moet echter de mogelijkheid worden ingebouwd om vreemdelingen die geen of onvoldoende medewerking verlenen aan hun verwijdering, langer onder te brengen in gesloten centra. Hiermee wordt een dubbel signaal gegeven :
— een algemeen maatschappelijk signaal waarbij België aantoont maximaal in te zetten op het terugkeerbeleid en daarvoor alle wettelijke mogelijkheden van de richtlijn uitput,
— en een signaal naar de individuele vreemdeling opdat deze zou worden aangespoord effectief medewerking te verlenen aan de verwijdering.
Een softe invulling van de richtlijn heeft enkel tot gevolg dat vreemdelingen geen incentive vinden in een correcte medewerking en dat de aantrekkingskracht voor vreemdelingen om toch maar in België en niet in een ander land een verblijfsaanvraag in te dienen, bijzonder hoog zal blijven.
Artikel 3
Voortaan wordt bij de afgifte van het eerste bevel om het grondgebied te verlaten de mogelijkheid geboden om vrijwillig terug te keren. Wanneer betrokkene hier niet aan voldoet, zal hij bij een volgende interceptie gedwongen worden verwijderd.
Artikel 4
Net als in artikel 3 van dit wetsvoorstel, wordt artikel 74/14 in die zin gewijzigd dat voortaan bij de afgifte van het eerste BGV de mogelijkheid geboden wordt om vrijwillig terug te keren. Wanneer betrokkene hier niet aan voldoet, zal hij bij een volgende interceptie gedwongen worden verwijderd.
Verder is het zo dat, zoals de wet vandaag is geformuleerd, tijdens de termijn van vrijwillig vertrek nooit kan worden overgegaan tot gedwongen verwijdering. De vreemdelingenwet ligt daarbij niet volledig in lijn met de recent gestemde wetswijziging van de opvangwet. Daarin wordt immers aangegeven dat in bepaalde gevallen alsnog kan worden overgegaan tot gedwongen verwijdering (bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling duidelijk niet meewerkt aan de vrijwillige terugkeer). Met de hier voorgestelde wijziging wordt de coherentie met de opvangwet verzekerd. Het wordt mogelijk om vreemdelingen die niet meewerken of die zich in een aantal specifieke en ernstige gevallen bevinden, gedwongen te verwijderen.
Artikel 5
In lijn met de wijzigingen die dit wetsvoorstel invoert in de artikelen 27 en 74/14 van de vreemdelingenwet, moet ook hier ingevoegd worden dat enkel het eerste bevel om het grondgebied te verlaten de kans biedt om vrijwillig terug te keren.
Bart DE WEVER. | |
Liesbeth HOMANS. | |
Karl VANLOUWE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 7 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, laatst gewijzigd bij de wet van 19 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid worden de woorden « kan de minister of zijn gemachtigde » vervangen door de woorden « geeft de minister of zijn gemachtigde » en worden de woorden « afgeven of moet de minister of zijn gemachtigde in de in 1º, 2º, 5º, 11º of 12º bedoelde gevallen een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven : » vervangen door het woord « af : »;
b) in het derde lid worden de woorden « , en zonder dat de duur van de vasthouding twee maanden te boven mag gaan » vervangen door de woorden :
« : 1º voor een termijn die twee maanden niet te boven mag gaan;.
2º de minister of zijn gemachtigde kan de termijn vermeld in 1º echter telkens met een periode van twee maanden verlengen, voor zover dit nodig is om een geslaagde verwijdering te garanderen, en zonder dat de totale duur van de vasthouding zes maanden te boven mag gaan;
3º de minister of zijn gemachtigde kan de termijn van zes maanden vermeld in de bepaling onder 2º telkens met één maand verlengen gedurende een termijn van nog eens twaalf maanden, en zonder dat de totale duur van de vasthouding dus achttien maanden te boven mag gaan, indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de betrokken onderdaan van een derde land niet meewerkt, of de nodige documentatie uit derde landen op zich laat wachten. »;
c) het vierde tot en met het achtste lid worden opgeheven.
Art. 3
In artikel 27, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996 en bij de wet 1 september 2004, worden de woorden « kunnen met dwang » vervangen door de woorden « worden met dwang » en worden de woorden « geleid worden of ingescheept worden » vervangen door de woorden « geleid of ingescheept ».
Art. 4
In artikel 74/14 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 januari 2012, worden in § 1 de volgende wijzigingen aangebracht :
1º vóór het eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende :
« De eerste beslissing tot verwijdering voorziet in een termijn voor vrijwillig vertrek; elke volgende beslissing tot verwijdering houdt de gedwongen verwijdering in. »;
2º in het eerste lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden « De beslissing » vervangen door de woorden « De eerste beslissing »;
3º het eerste lid, dat het tweede lid wordt, wordt aangevuld met de woorden : « tenzij de minister of zijn gemachtigde van oordeel is dat de vreemdeling onvoldoende meewerkt aan het vrijwillig vertrek of de vrijwillige terugkeer, waardoor zijn vertrek door zijn eigen gedrag wordt uitgesteld, of wanneer de vreemdeling zich bevindt in één van de gevallen bedoeld in artikel 74/15, § 2. »
Art. 5
In artikel 74/15, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 januari 2012, worden de woorden « Wanneer de onderdaan van een derde land zich tegen zijn verwijdering verzet of een risico op gevaar vormt tijdens zijn verwijdering, » vervangen door de woorden « In de in § 1 vermelde gevallen ».
24 mei 2012.
Bart DE WEVER. | |
Liesbeth HOMANS. | |
Karl VANLOUWE. |