5-1631/1 | 5-1631/1 |
24 MEI 2012
Dieren nemen een steeds belangrijkere plaats in onze samenleving in. Ze hebben in vele opzichten een weldoende invloed op de mens : naast hun onmiskenbare invloed op affectief gebied spelen gezelschapsdieren een rol bij de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen, bieden ze morele en sociale steun aan eenzamen of zieken en zijn ze van onschatbare waarde voor bepaalde gehandicapten.
Dieren krijgen dus een steeds belangrijkere plaats toegewezen binnen onze gezinnen. Uit de gegevens van 2004 van de federale overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenklasse en Energie telt België 836 000 gezinnen met minstens een hond en 1 067 000 gezinnen met minstens een kat. Een gezin op vijf is in het bezit van minstens een hond en een op vier van minstens een kat. In datzelfde jaar gaven de Belgen niet minder dan 757 miljoen euro uit aan hun gezelschapsdieren.
Iedereen is nu begaan met het dierenwelzijn. Dieren nemen een steeds belangrijkere plaats in onze samenleving in. Hun status is sterk veranderd : van consumptieobjecten zijn zij volwaardige wezens met gevoel geworden.
Hoewel er in België diverse doorbraken werden verwezenlijkt inzake dierenbescherming en -welzijn, meent de indienster van dit wetsvoorstel dat de toestand nog beter moet.
In België keurde het parlement reeds meer dan twintig jaar geleden de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren goed. Die wet, een uitstekende basis waaruit blijkt hoeveel belang ons land aan dierenwelzijn hecht, wordt regelmatig gewijzigd om hem aan te passen aan de ontwikkeling van die bescherming, die men voortdurend wil verbeteren en efficiënter maken. Die ideeën worden overigens gestaafd door nieuwe wetenschappelijke inzichten (studie van het dierengedrag, gevoeligheid voor pijn, ...).
De indienster van dit wetsvoorstel nam in vorige zittingsperiodes het initiatief tot verscheidene wetswijzigingen om te erkennen dat dieren een bepaalde status hebben.
Het ging om volgende initiatieven :
— het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 42 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, dat werd ingediend op 4 november 2003 en wet werd op 4 juli 2004.
Wanneer in het verleden een mishandeld dier in beslag werd genomen, kon de Diergeneeskundige dienst vier maatregelen nemen, te weten de teruggave aan de eigenaar tegen waarborgsom, het dier zonder verwijl doden, het verkopen of ten slotte aan iemand overdragen, een maatschappij ter bescherming van dieren of een andere instelling die het kan verzorgen.
De meeste van de aldus « overgedragen » dieren konden niet worden geadopteerd, omdat hun beul er eigenaar van bleef indien hij er geen afstand van deed. Men diende dan te wachten op het einde van het proces, dat bijzonder lang kon duren, voor een adoptie mogelijk werd.
De wet voegde een vijfde maatregel toe aan het bestaande scala waardoor de diergeneeskundige diensten een dier in volle eigendom kunnen geven aan bijvoorbeeld een maatschappij die dieren beschermt en die als taak krijgt het dier te onderhouden en het te laten adopteren.
— het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 1, 35 en 39 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren teneinde de strafmaat te verhogen in geval van dierenmishandeling en seks met dieren te verbieden, dat werd ingediend op 25 april 2005 en wet werd op 19 maart 2007.
Die wet strekt om de straffen tegen dierenbeulen te verhogen.
Er werd voorzien in een verhoging van de maximumstraf van drie tot zes maanden gevangenis voor handelingen waardoor « een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat ». Het is de bedoeling de rechter de kans te geven wreedaardige handelingen afhankelijk van de ernst ervan met meer zin voor proportionaliteit te bestraffen.
Bovendien werd erin voorzien dat de straf bij herhaling kan worden verdubbeld en dus op een jaar kan worden gebracht. De onderzoeksrechter krijgt dus de mogelijkheid een aanhoudingsbevel uit te vaardigen tegen een recidivist. De straf zal onmiddellijk volgen en dus ontradend werken.
— Het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, dat werd ingediend op 25 april 2005 en wet werd op 11 mei 2007.
Die wet strekt om de aankoop van gezelschapsdieren op krediet te verbieden. Met dat verbod stelt men de persoon die een dier koopt voor zijn verantwoordelijkheid, door te voorkomen dat hij impulsief een dier koopt. Over de aankoop van een dier moet goed worden nagedacht, want enerzijds is het ondenkbaar dat men er zich van ontdoet zoals van een wasautomaat wanneer men het beu is en anderzijds moet men de kosten van het houden van een dier kunnen dragen : voeding, zorg, dierenarts, onderdak, enz.
— het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 9 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren teneinde de termijn te verkorten die moet verlopen alvorens een achtergelaten hond kan worden geadopteerd, dat werd ingediend op 25 april 2005 en wet werd op 1 maart 2007.
Die wet bepaalt dat de termijn binnen welke een hond niet definitief door een nieuwe baas kan worden geadopteerd beperkt is tot twee weken.
— het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft de erkenning van handelszaken voor dieren, dat werd ingediend op 4 november 2003 en wet werd op 23 juni 2004.
Die wet voert de verplichting voor de diergeneeskundige diensten in om onverwijld verslag uit te brengen aan de minister wanneer ze artikel 42, § 2, moeten toepassen, te weten de in beslag genomen dieren moeten doden, verkopen, overdragen aan een andere instelling, met uitzondering van de teruggave aan de eigenaar tegen waarborgsom. Hij biedt de mogelijkheid in plaats van de instelling zelf de leidinggevende van de bestrafte instelling persoonlijk te treffen door de intrekking van de erkenning.
De huidige juridische regeling voor het dier, waarin de artikelen 524 en 528 van het burgerlijk wetboek voorziet, stelt het gelijk met een roerend goed.
Artikel 528 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Roerend uit hun aard zijn verplaatsbare zaken, zowel die welke zich zelf bewegen, zoals dieren, als die welke slechts van plaats kunnen veranderen door de werking van een vreemde kracht, zoals levenloze dingen. »
Dat artikel onderscheidt dieren van levenloze dingen.
Artikel 524 van hetzelfde Wetboek bepaalt : « Voorwerpen die de eigenaar van een erf voor de dienst en de exploitatie van dat erf daarop geplaatst heeft, zijn onroerend door bestemming.
Zo zijn de navolgende voorwerpen onroerend door bestemming, wanneer de eigenaar deze geplaatst heeft voor de dienst en de exploitatie van het erf : de aan het landbouwbedrijf verbonden dieren; het landbouwgereedschap; de aan de pachters of deelpachters gegeven zaden; de duiven van de duiventillen; de konijnen van de konijnenwaranden; de bijenkorven; de vissen van de vijvers; de persen, ketels, distilleerkolven, kuipen en tonnen; het gereedschap dat nodig is voor de exploitatie van smederijen, papierfabrieken en andere fabrieken; stro en mest.
Onroerend door bestemming zijn ook alle roerende voorwerpen die de eigenaar blijvend aan het erf verbonden heeft. »
Dat artikel scheidt de dieren van de voorwerpen die dienen voor de exploitatie van het erf.
Tot dusver werd het Burgerlijk Wetboek nog niet gewijzigd aangaande de eigen juridische status van het dier.
In Frankrijk is die stap al met succes gezet. De indienster van het voorstel heeft dus bij het opstellen van deze tekst heel wat inspiratie geput uit het Franse recht.
Onderhavig voorstel is de aanzet van de mentaliteitsverandering die de burger in het Belgisch recht wenst, opdat dieren in onze samenleving eindelijk hun rechtmatige plaats krijgen en het affect waarop ze recht hebben. Het is noodzakelijk dieren in het burgerlijk wetboek te definiëren als « wezens met gevoel », een begrip waaruit hun recht op welzijn voortvloeit, alsook ze uit de categorie van goederen te halen, waarin ze in 1804 werden ondergebracht.
Zwitserland, Duitsland en ook Moldavië waren voortrekkers inzake dierenbescherming en hebben hun Burgerlijk Wetboek in die zin veranderd. De indiener van onderhavig voorstel meent dat onze wetgeving moet worden afgestemd op het Recht van Europa, dat terzake veranderd is.
Het nieuwe artikel 641 van het Zwitsers Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Dieren zijn geen dingen. Tenzij anders bepaald, gelden de bepalingen voor dingen ook voor dieren. »
Het nieuwe artikel 90 van het Duitse Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch of BGB) bepaalt : « Dieren zijn geen dingen. Ze worden beschermd door specifieke wetten. De bepalingen die voor dingen gelden, zijn slechts op hen toepasselijk indien er geen andersluidende bepalingen bestaan. ».
Titel II van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kondigt bepaalde fundamentele beginselen af die de Unie in acht moet nemen. Door het verdrag van Lissabon werd een nieuw artikel 13 ingevoerd. In dat artikel is het volgende bepaald : « Bij het formuleren en het uitvoeren van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, interne markt en onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte, houden de Unie en de lidstaten ten volle rekening met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. »
Het Burgerlijk Wetboek moet het begrip gevoel, dat aan de dieren wordt toegekend, definiëren. We vermelden hier de recente definitie die de Fondation Ligue française des droits de l'animal voorstelt in « Droit animal, éthique et sciences » van april 2011 :
« Voor elk dier dat tot een zoölogische klasse of superklasse behoort waarin ten minste één soort bestaat waarvan wetenschappelijk wordt verondersteld dat ze pijn kan voelen en/of andere emoties kan ervaren, dienen wetgevende en reglementaire bepalingen te worden uitgevaardigd met het oog op het in acht nemen van dat bijzonder gevoel. »
De indienster meent dan ook dat de grondslag voor het harmoniseren van het dierenrecht in het Belgisch Burgerlijk Wetboek op het vermogen van dat dier om pijn en emoties te voelen berust; een vermogen dat afhankelijk is van een werkzaam hoger zenuwstelsel.
Artikel 2
In plaats van consumptieobjecten zijn dieren volwaardige wezens met gevoel geworden. Ze worden echter uitgesloten van de Eerste titel van boek II van het burgerlijk wetboek, die luidt : « Onderscheiding van de goederen ». Dit artikel strekt om het dier te erkennen in zijn bijzondere kenmerken ten opzichte van de goederen. De huidige eerste titel wordt vernummerd tot eerste titel/1.
Er werd een nieuwe titel ingevoegd in het Burgerlijk Wetboek : « Eerste titel « Dieren » ».
Er werd een nieuw artikel 515/1 ingevoegd, om te bepalen dat het dier een levend wezen met gevoel is, dat tevens recht heeft op welzijn.
Er werd een nieuw artikel 515/2 toegevoegd, om de voorwaarden van toe-eigening van het dier te definiëren. Daarin wordt verwezen naar de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de verkoop en naar de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Artikel 515/3 geeft een opsomming van de dieren die aan het landbouwbedrijf onlosmakelijk verbonden hulpmiddelen zijn.
Artikelen 3 tot 7
Het doel van die artikelen is alle verwijzingen naar dieren te schrappen.
Christine DEFRAIGNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In boek II van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het opschrift wordt vervangen als volgt :
« Boek II. Dieren, goederen en verschillende beperkingen van de eigendom »;
2º de eerste titel wordt vernummerd tot eerste titel/1.
3º er wordt een eerste titel ingevoegd, bestaande uit de artikelen 515/1 tot 515/3, luidende :
« Eerste titel : Dieren
Art. 515/1. Dieren zijn met gevoel begiftigde levende wezens doordat ze voorzien zijn van een hoger zenuwstelsel, waardoor ze wetenschappelijk het vermogen hebben om pijn en emoties te voelen.
Ze worden in dusdanige omstandigheden geplaatst dat hun welzijn geëerbiedigd wordt.
Art. 515/2. De eigendom van dieren komt tot stand overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de verkoop en van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
De bepalingen betreffende het huurcontract gelden voor dieren.
Art. 515/3. Onlosmakelijk aan een landbouwexploitatie verbonden hulpmiddelen zijn :
a) de aan het landbouwbedrijf verbonden dieren, die de eigenaar van een erf voor de dienst en de exploitatie van dat erf daarop geplaatst heeft;
b) de dieren die de eigenaar van het erf aan de pachter of aan de deelpachter voor de landbouw aflevert, al dan niet geschat, worden voor onroerend gehouden zolang ze uit kracht van de overeenkomst aan het erf verbonden blijven.
c) de duiven van de duiventillen, de konijnen van de konijnenwaranden, de bijenkorven en de vissen van de vijvers. »
Art. 3
Artikel 522 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 4
Artikel 524 van hetzelfde Wetboek wordt gewijzigd als volgt :
1º het derde lid wordt opgeheven;
2º het zesde lid wordt opgeheven;
3º het zevende lid wordt opgeheven;
4º het negende lid wordt opgeheven;
Art. 5
Artikel 528 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Art. 528. Roerend uit hun aard zijn de verplaatsbare zaken. »
Art. 6
Artikel 544 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende :
« De eigendom van dieren wordt beperkt door de wetsbepalingen die hun eigen zijn. »
Art. 7
In artikel 564 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « zaken » vervangen door het woord « dieren ».
4 oktober 2011.
Christine DEFRAIGNE. |