5-1189/2

5-1189/2

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

18 NOVEMBER 2011


Wetsontwerp betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW KHATTABI

Art. 134

In het voorgestelde artikel 572bis, in het 2º, de woorden « en wettelijk samenwonenden » vervangen door de woorden « en wettelijk samenwonenden die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of die op een permanente en affectieve wijze samenwonen op het ogenblik dat de zaak bij de rechtbank aanhangig wordt gemaakt, voor zover zij niet zijn verbonden door een band van bloedverwantschap of aanverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. ».

Verantwoording

Zoals het artikel nu is geredigeerd, wordt de familie- en jeugdrechtbank op willekeurige wijze onbevoegd gemaakt voor aangelegenheden die betrekking hebben op een groot aantal feitelijke stellen die evenzeer als bepaalde wettelijk samenwonenden (zo niet meer dan die wettelijk samenwonenden) een gezin vormen, bijvoorbeeld een priester en zijn huishoudster.

Dit artikel wordt derhalve gewijzigd om de bevoegdheden van de rechtbank te verruimen. Die wijziging is ingegeven door de definitie van « samenwonenden » die is opgenomen in artikel 343 van het Burgerlijk Wetboek voor adoptie. De voorwaarde dat de betrokkenen enige jaren op affectieve wijze moeten hebben samengewoond (drie jaar in het geval van adoptie) wordt in deze tekst niet overgenomen, omdat zulks geen zin heeft op het stuk van de bevoegdheid.

Zakia KHATTABI.

Nr. 2 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 29

In het voorgestelde artikel 223, eerste lid, de woorden « artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 » vervangen door de woorden « artikelen 1253/7 en 1253/8 ».

Verantwoording

Dit amendement volgt uit de amendementen op de artikelen 214 en volgende. Het amendement strekt tot een betere leesbaarheid van de wettekst. De wet van 14 juli 1976 had de artikelen 1253bis tot 1253octies ingevoegd. Nu worden opnieuw nieuwe artikelen ingevoegd, nl. 1253ter/1 tot 1253ter/7. De meeste van deze artikelen bevatten zelf complexe onderverdelingen. Om talrijke vergissingen omwille van deze onderverdelingen te vermijden, stelt dit amendement en volgende een vernummering voor van de artikelen 1253bis tot en met 1253octies Ger.W en de amendementen voorzien bij dit wetsontwerp.

Dit geeft volgende concordantietabel :

Oud Nieuw
1253 1253
1253bis 1253/1
1253ter 1253/2
1253ter/1 1253/3
1253ter/2 1253/4
1253ter/3 1253/5
1253ter/4 1253/6
1253ter/5 1253/7
1253ter/6 1253/8
1253ter/7 1253/9
1253quater 1253/10
1253quinquies 1253/11
1253sexies 1253/12
1253septies 1253/13
1253octies 1253/14

Omwille van deze wijziging dienen nog enkele wetsartikelen, die naar de vernummerde artikelen verwijzen, gewijzigd te worden. Dit is het geval voor artikel 50 Ger.W. en artikel 1280 Ger.W. Ook de interne verwijzingen in de artikelen 1253bis tot 1253octies, die door het wetsontwerp geamendeerd worden, dienen te worden aangepast. Enkele andere amendementen van het wetsontwerp, met name de artikelen 29, 61, 106 en 231 van het wetsvoorstel, die een verwijzing naar de vernummerde artikelen invoegen, dienen te worden gewijzigd.

Nr. 3 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 61

In het voorgestelde artikel 387bis, de woorden « artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 » vervangen door de woorden « artikelen 1253/7 en 1253/8 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 4 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 106

In het voorgestelde artikel 1479 de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In het eerste lid, de woorden « artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 » vervangen door de woorden « artikelen 1253/7 en 1253/8 ».

2º In het vierde lid, de woorden « artikelen 1253ter tot 1253octies » vervangen door de woorden « artikelen 1253/2 tot 1253/14 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 5 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 107/1 (nieuw)

Onder Hoofdstuk 3 « Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek » een artikel 107-1 invoegen, luidende :

« Art. 107/1. — In artikel 50 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juni 1970 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2001, worden in het tweede lid, de woorden « artikel 1253quater » vervangen door de woorden « artikel 1253/10 ». »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 6 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 111

Het 4º vervangen door wat volgt :

« 4º het achtste lid wordt vervangen door wat volgt :

« De leiding van de familie-en jeugdrechtbank en de verdeling van de dienst berust bij de oudstbenoemde ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die zitting heeft in de familie-en jeugdrechtbank of, bij gebreke hiervan, bij de titularis die aangewezen wordt overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 259quinquies, § 1, 1º. »

Verantwoording

Dit amendement komt ten eerste tegemoet aan de opmerking van de dienst wetsevaluatie die opmerkte dat artikel 79 van het Gerechtelijk Wetboek, dat door artikel 111 van dit wetsontwerp gewijzigd wordt, betrekking heeft op de rechtbank van eerste aanleg, en niet enkel op de familie-en jeugdrechtbank.

Ten tweede heeft dit amendement tot doel om de bepaling bij wie de leiding en de verdeling berust aan te passen aan de noodzaak van modern management. De keuze om de leiding van de jeugdrechtbank en de verdeling van de dienst toe te vertrouwen dateert van de wet van 8 april 1965. Thans kan dit niet meer beschouwd worden als een juiste keuze : de oudstbenoemde magistraat van een rechtbank, zelfs indien hij een uitstekende rechter is, is daarom niet de meest geschikte persoon om de leiding van de rechtbank waar te nemen.

In de grote arrondissementen zal de familie-en jeugdrechtbank bestaan uit een aanzienlijk aantal rechters. De leiding van een dergelijke afdeling vereist specifieke competenties inzake management en leiderschap.

De aanwijzing van een magistraat die de leiding van die afdeling waarneemt, dient dan ook op een aangepaste manier te worden georganiseerd. Dit amendement stelt dan ook voor beroep te doen op de procedure voor de aanwijzing van de adjunct-mandaten, zoals bepaald in artikel 259quinquies van het Gerechtelijk Wetboek.

Nr. 7 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 114

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De behandeling van een dossier betreffende een minderjarige door een rechter die deze minderjarige reeds kent, biedt meer voordelen dan nadelen. De jeugdrechter en de familierechter zijn magistraten die speciaal opgeleid worden om respectvol en constructief te communiceren met de minderjarigen en hun ouders. De ervaring leert dat vele rechtzoekenden eraan houden dat hun zaak behandeld wordt door de rechter die hun dossier reeds kent. Uiteraard is dit niet altijd het geval. Niettemin hebben rechtzoekenden in de meeste gevallen geen voordeel dat hun zaak behandeld wordt door een rechter die de familiale situatie helemaal niet kent.

De huidige tekst zal ook leiden tot grote organisatorische moeilijkheden en tot vertraging in de behandeling van een aantal zaken, omdat het niet altijd mogelijk is om op voorhand te weten of de rechter voor wie de zaak is vastgesteld al kennis heeft genomen van een dossier over hetzelfde minderjarig kind. Dit dreigt soms onoverkomelijk te worden, zeker in het licht van andere artikelen van het wetsontwerp die de organisatie van de rechtbank verzwaren. Zo bepaalt het wetsonwerp dat het een rechter verboden is te zetelen in zaken waarvan hij reeds kennis heeft genomen in de kamer voor minnelijke schikking. In graad van beroep komt er bovendien een veralgemeende collegiale behandeling van de zaken die thans door de jeugdkamers worden behandeld.

Nr. 8 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 117

Het artikel vervangen door wat volgt :

« In artikel 109bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1985, de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) het 1º vervangen door wat volgt : « 1º het hoger beroep tegen beslissingen genomen door de jeugdrechtbank en door de familierechtbank in de materies met betrekking tot minderjarigen; »

b) de paragraaf aanvullen met een 4º, luidende : « 4º de minnelijke schikking. »

Verantwoording

In toepassing van de huidige wetgeving worden de meeste geschillen met betrekking tot de uitoefening van het ouderlijk gezag en de verblijfsregeling van de kinderen beslecht door de jeugdrechtbank en de jeugdkamer van het hof van beroep, met andere woorden : door alleenzetelende rechters. Het wetsontwerp schaft dit impliciet af, vermits de familiekamer collegiaal zal zetelen zodra de appellant of de geïntimeerde dit op de in artikel 109bis voorziene wijze aanvraagt.

Zonder evenredige aanpassing van het aantal magistraten, zal dit tot vertraging en bijkomende achterstand in de hoven van beroep leiden. Burgerlijke procedures voor de jeugdkamer worden reeds sinds 1965 door een alleenzetelende rechter behandeld, zonder klachten hierover. Dit is ook logisch, aangezien het alleen zetelen de rechtstreekse communicatie tussen de rechter en de rechtzoekenden bevordert. Het alleen zetelen is zeker aangewezen in materies met betrekking tot minderjarigen.

In die materies kan de rechtbank overigens rekenen op de aanwezigheid van het openbaar ministerie op grond van artikel 138bis Ger.W. dat door artikel 119 van het wetsontwerp in die zin wordt aangepast.

Tot slot moet gewezen worden op het feit dat beslissingen van de jeugdrechtbank die vatbaar zijn voor hoger beroep niet alleen bij vonnis genomen worden maar ook bij beschikking, en zelfs, in uitzonderlijke gevallen, bij gewone brief. Hiertoe wordt in de huidige tekst van artikel 109bis, § 1, 1º het woord « vonnissen » vervangen door het woord « beslissingen ».

Punt 2 herneemt de huidige tekst van artikel 117 van het wetsontwerp.

Nr. 9 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 130

In het voorgestelde artikel 508/26, eerste lid, de woorden « in elke gerechtelijke rechtspleging als bedoeld in artikel 1004/1, § 1, of » doen vervallen.

Verantwoording

Door de bijstand van een advocaat te beperken tot de gevallen bedoeld in artikel 1004/1, § 1 Ger.W., zoals gewijzigd door het wetsontwerp, zouden andere gevallen waarin bijstand nuttig zoniet noodzakelijk zou zijn, niet mogelijk zijn. Dit bijvoorbeeld bij het nemen van voorlopige jeugdbeschermingsmaatregelen ten aanzien van kinderen die de leeftijd van 12 jaar niet hebben bereikt en derhalve niet persoonlijk (moeten) worden gehoord (artikel 52ter Jeugdwet).

Nr. 10 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 150

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 150. — Artikel 638 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 16 juli 2004, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 638. — In zaken die vallen onder de bevoegdheid van de familie-en jeugdrechtbank waarbij de partijen minstens één gemeenschappelijk kind hebben, wordt de territoriale bevoegdheid van de rechtbank bepaald door de woonplaats van de minderjarige, of door zijn gewone verblijfplaats indien de minderjarige geen woonplaats heeft of indien zijn woonplaats niet overeenstemt met zijn gewone verblijfplaats. »

Verantwoording

Het domicilieadres van een minderjarig kind wordt gemakkelijk bewezen en is dus een handige manier om een territoriaal bevoegde rechtbank aan te duiden. Maar de woonplaats van een minderjarig kind wordt ook zeer gemakkelijk gewijzigd door één van zijn ouders, zonder de toestemming van de andere ouder. Soms wordt dit doelbewust gedaan om in een ander arrondissement, een ander gewest of een ander land naar de rechter te stappen. Wanneer het domicilieadres van een minderjarig kind niet overeenstemt met zijn gewone verblijfplaats, is er geen enkele reden om de reële toestand te negeren ten voordele van de administratieve toestand.

De huidige tekst van artikel 44 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming laat toe om onaanvaardbare manoeuvres te beletten. De voorgestelde tekst van het wetsontwerp niet.

Om alle manipulaties te vermijden, moet het werkelijke criterium wel degelijk zijn : de gewone verblijfplaats op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, waarbij het bijvoeglijk naamwoord « gewoon » naar een zekere duur of bestendigheid verwijst. Dit criterium wordt gehanteerd in de verordening Brussel IIbis, in ons wetboek van internationaal privaatrecht en ook meer en meer in de wetgevingen van de andere Europese landen.

Nr. 11 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 157/1 (nieuw)

Een artikel 157/1 invoegen, luidende :

« Art. 157/1. — In artikel 757, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij wet van 2 juni 2010, in het 10º, worden de woorden « artikel 1253quater » vervangen door de woorden « artikel 1253/10 ». »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 12 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 161

In het voorgestelde artikel 1004/1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In § 1, de woorden « recht op de verblijfsregeling » vervangen door het woord « verblijfsregeling »;

2º In § 1, de woorden « recht op persoonlijke relaties » vervangen door de woorden « recht op persoonlijk contact »;

3º Paragraaf 5 doen vervallen;

4º In § 6, die vernummerd wordt tot § 5, de zin « Het verslag wordt hem voorgelezen. » doen vervallen.

Verantwoording

De huidige wetgeving voorziet niet in een verblijfsrecht maar in een verblijfsregeling voor de minderjarige kinderen wiens ouders gescheiden zijn. De uitdrukking « recht op de verblijfsregeling » is dan ook niet gepast. Het is de correcte term « verblijfsregeling » die gebruikt wordt in andere artikelen van het wetsontwerp (bijvoorbeeld de artikelen 62, 134 en 218).

De uitdrukking « recht op persoonlijke relaties » is een letterlijke maar gebrekkige vertaling van de woorden « droit aux relations personnelles ».

De tweede zin van paragraaf 6 van het artikel bepaalt reeds dat de advocaat aanwezig kan zijn tijdens het horen. Het is dan ook niet nodig om in een afzonderlijke paragraaf de volledige bepaling te vermelden.

Het horen van een kind wiens ouders gescheiden zijn, is een delicate zaak omwille van zijn loyauteit ten aanzien van beide ouders. Essentieel daarbij is dat het horen op een rustige, serene en zo weinig formalistisch mogelijke manier gebeurt. Formalistische elementen zoals het voorlezen van het verslag dienen dan ook vermeden te worden. Dit wordt herhaaldelijk geadviseerd door jeugdpsychologen.

Nr. 13 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 214

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Art. 214. — Artikel 1253bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 3 augustus 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 1253/1. — De familierechtbank houdt rekening met alle nuttige elementen die voorkomen in het in artikel 725bis bedoelde familiedossier. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 14 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 215

Het voorgestelde « artikel 1253ter/1 » vernummeren tot « artikel 1253/3 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 2.

Nr. 15 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 216

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het voorgestelde « artikel 1253ter/2 » vernummeren tot « artikel 1253/4 »;

2º In het voorgestelde eerste lid, de woorden « artikel 1253ter/4, § 2, 1º tot 4º » vervangen door de woorden « artikel 1253/6, § 2, 1º tot 3º ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Bovendien wordt het amendement aangepast aan het amendement op artikel 218, meer bepaald punt 4 en 5.

Nr. 16 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 217

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het voorgestelde « artikel 1253ter/3 » vernummeren tot « artikel 1253/5 »;

2º In de voorgestelde § 1, eerste lid, de woorden « artikel 1253ter/4, § 2, 1º tot 4º » vervangen door de woorden « artikel 1253/6, § 2, 1º tot 3º »;

3º In de voorgestelde § 1, tweede lid, de woorden « artikel 1253ter/2 » vervangen door de woorden « artikel 1253/4 »;

4º In de voorgestelde § 2, eerste lid, de woorden « artikel 1253ter/4, § 2, 1º tot 4º » vervangen door de woorden « artikel 1253/6, § 2, 1º tot 3º »;

5º In de voorgestelde § 4 de woorden « artikel 1253ter/4, § 2, 1º tot 4º » vervangen door de woorden « artikel 1253/6, § 2, 1º tot 3º ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Bovendien wordt het amendement aangepast aan het amendement op artikel 218, meer bepaald punt 4 en 5.

Nr. 17 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 218

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Een inleidende zin invoegen luidende : « In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1253/6 ingevoegd, luidende : »;

2º Het voorgestelde « artikel 1253ter/4 » vernummeren tot « Artikel 1253/6 ».

3º In de voorgestelde § 2, het 2º vervangen door wat volgt « 2º het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met een minderjarig kind; ».

4º In de voorgestelde § 2, het 3º doen vervallen;

5º In de voorgestelde § 2, punten 4 en 5 vernummeren tot respectievelijk punten 3 en 4.

6º In § 2, 5º de woorden « internationale kinderontvoeringen » vervangen door de woorden « verzoeken bedoeld in artikel 1322bis ».

Verantwoording

Dit amendement komt tegemoet aan de opmerkingen van de dienst wetsevaluatie.

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Dit amendement wil de coherentie van het wetsontwerp versterken. De verblijfsregeling is een onderdeel van de uitoefening van het ouderlijk gezag, zodat ouderlijk gezag, verblijfsregeling en recht op persoonlijk contact best samen worden vermeld, zoals in de artikelen 62,134, 161, 219 en 221 van het wetsontwerp.

Deze wijziging maakt dat verwijzingen naar dit artikel, die het wetsontwerp in andere artikelen maakt, dienen worden aangepast. Zie amendementen op de artikelen 216 en 217.

Dit amendement strekt ertoe de volledige draagwijdte van artikel 1322bis van het Gerechtelijk Wetboek te dekken. Het begrip « internationale kinderontvoering » is als begrip te eng om alle gevallen bedoeld in artikel 1322bis van het Gerechtelijk Wetboek te omvatten. Bovendien kan het gekozen begrip ook stigmatiserend zijn.

Nr. 18 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 219

De volgende wijzigingen aanbrengen :

Het voorgestelde « artikel 1253ter/5 » vernummeren tot « artikel 1253/7 ».

In het voorgestelde artikel 153ter/5, eerste lid, 1º, in de Nederlandstalige tekst, de woorden « organisatie van de verblijfsregeling » vervangen door het woord « verblijfsregeling ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

De woorden « organisatie van de verblijfsregeling » zijn pleonastisch. Zie ook het amendement op artikel 161 van het wetsontwerp.

Nr. 19 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 220

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het voorgestelde « artikel 1253ter/6 » vernummeren tot « artikel 1253/8 ».

2º Het voorgestelde vierde lid doen vervallen.

3º Het voorgestelde zesde lid doen vervallen.

Verantwoording

1º Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

2º Het vierde lid is een letterlijke overname van artikel 50, 3e lid van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. Die bepaling werd ingevoerd met het oog op de behandeling van protectionele zaken en heeft weinig zin in familierechtelijke procedures die betrekking hebben op de uitoefening van het ouderlijk gezag over minderjarige kinderen en de regeling van hun verblijf bij elk van hun ouders. Die materies vereisen sowieso een voorlopige beslissing, al kan die beslissing uiteraard bestaan in een voorlopige handhaving van de vorige beslissing of bestaande situatie.

3º Het zesde lid herhaalt de regeling die in artikel 1004/1, § 7, zoals ingevoerd bij artikel 161 van het wetsontwerp, gesteld wordt. Het is dan ook niet nodig dit te herhalen.

Nr. 20 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 221

De volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het voorgestelde « artikel 1253ter/7 » vernummeren tot « artikel 1253/9 »;

2º In de voorgestelde § 1, tweede lid, 3º, in de Nederlandstalige tekst, de woorden « organisatie van de verblijfsregeling » vervangen door het woord « verblijfsregeling ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Zie amendement nr. 18 bij artikel 219.

Nr. 21 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 222

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart en 2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Artikel 1253quater wordt vernummerd tot artikel 1253/10;

2º Letter a)wordt opgeheven. »

Verantwoording

1º Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

2º Deze tekst herneemt de huidige tekst van artikel 222 van het wetsontwerp.

Nr. 22 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 223

Dit artikel aanvullen met een 3º, luidende :

« 3º Artikel 1253quinquies wordt vernummerd tot artikel 1253/11. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 23 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 224

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« In 1253sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Artikel 1253sexies wordt vernummerd tot Artikel 1253/12;

2º In § 1, eerste lid, worden de woorden « Het verzoek » vervangen door de woorden « De aanvraag ». »

Verantwoording

1º Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

2º Dit herneemt de tekst van het huidige artikel 224 van het wetsontwerp.

Nr. 24 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 225

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« In artikel 1253septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Artikel 1253septies wordt vernummerd tot artikel 1253/13;

2º Het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :

« De echtgenoot die verzoekt om het vervreemden of hypothekeren van voor hypotheek vatbare goederen te verbieden, kan in spoedeisende gevallen aan de familierechtbank vragen dat zij hem, nog voor zij zich uitspreekt over de waarde van de aanvraag, toelaat zijn verzoek te doen inschrijven op de kant van de laatst overgeschreven titel van verkrijging van de in de akte van rechtsingang bedoelde goederen. De griffier geeft aan de hypotheekbewaarder kennis van een uittreksel uit de beslissing. ».

Verantwoording

1º Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

2º Dit herneemt de tekst van het huidige artikel 225.

Nr. 25 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 225/1 (nieuw)

Een artikel 225/1 invoegen, luidende :

« Art. 225/1. — Artikel 1253octies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, wordt vernummerd tot artikel 1253/14. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 26 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 231

In het voorgestelde artikel 1280, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º In het eerste lid, de woorden « artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 » vervangen door de woorden « artikelen 1253/7 en 1253/8 ».

2º In het tweede lid, de woorden « artikelen 1253sexies, § 1, 1253septies, eerste lid, en 1253octies » vervangen door de woorden « artikelen 1253/12, § 1, 1253/13, eerste lid, en 1253/14 ».

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 2.

Nr. 27 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 261

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Artikel 44 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 februari 1994 en gewijzigd bij de wetten van 29 april 2001, 24 april 2003 en 13 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 44. — De territoriale bevoegdheid van de jeugdrechtbank wordt bepaald door de verblijfplaats van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, of, ingeval van gezamenlijke uitoefening door gescheiden ouders, door de verblijfplaats van de persoon bij wie de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft.

Wanneer dezen geen verblijfplaats in België hebben of wanneer hun verblijfplaats onbekend is of niet vaststaat, is bevoegd de jeugdrechtbank van de plaats waar de betrokkene het als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, van de plaats waar hij wordt aangetroffen of van de plaats waar de persoon verblijft of waar de inrichting gevestigd is aan wie hij door de bevoegde instanties werd toevertrouwd.

Wanneer de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig wordt gemaakt nadat de betrokkene de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, is bevoegd de jeugdrechtbank van de plaats waar de betrokkene zijn verblijfplaats heeft of, indien deze onbekend is of niet vaststaat, van de plaats waar het als misdrijf omschreven feit werd gepleegd.

De verandering van verblijfplaats brengt mede dat de zaak wordt onttrokken aan deze rechtbank en verwezen naar de jeugdrechtbank van het arrondissement waar de nieuwe verblijfplaats gelegen is. Het dossier wordt haar toegezonden door de griffier van de rechtbank waaraan de zaak is onttrokken.

De rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, blijft echter bevoegd om uitspraak te doen in geval van verandering van verblijfplaats tijdens het geding.

De rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, kan op verzoek van een van de partijen of van het openbaar ministerie het geschil verwijzen naar de jeugdrechtbank van een ander arrondissement indien zij zulks nodig acht in het belang van het kind. De rechtbank omkleedt haar beslissing met redenen. Deze beslissing is bindend voor de rechtbank waaraan de zaak wordt overgedragen. Met uitzondering van het hoger beroep ingesteld door de procureur des Konings is zij niet vatbaar voor enig rechtsmiddel. »

Verantwoording

Het wetsontwerp schaft de huidige tekst van artikel 44 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming volledig af. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat het wetsontwerp dat tot doel heeft de burgerlijke procedures inzake familierecht te hervormen, de territoriale bevoegdheid in protectionele procedures volledig zou wijzigen. Er moet gewaakt worden dat aan de specifieke behoeften van MOF en POS-zaken wordt tegemoet gekomen.

Minderjarigen die het voorwerp uitmaken van een plaatsingsmaatregel zijn immers vaak gedomicilieerd bij andere personen dan hun ouders, terwijl het een bewuste keuze is om de territoriale bevoegdheid van de jeugdrechtbank te bepalen in functie van de ouders en niet van de pleegouders of instelling. Wanneer men weet dat, om diverse redenen, meer dan de helft van de door de jeugdrechtbank van Brussel geplaatste minderjarigen terecht komen in pleeggezinnen of instellingen die gelegen zijn buiten het arrondissement, zou het wetsontwerp moeilijkheden veroorzaken. Bovendien worden de jeugdrechtbanken regelmatig geconfronteerd met minderjarigen die geen enkele (gekende) woon- of verblijfplaats hebben.

Nr. 28 VAN MEVROUW FAES EN DE HEER VANLOUWE

Art. 262

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Artikel 54 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 2 februari 1994 en 24 april 2003, wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 54. — In de gevallen bepaald in titel II, hoofdstuk III, moeten de partijen in persoon verschijnen. »

Verantwoording

Het wetsontwerp heeft niet tot doel om de protectionele procedures voor de jeugdrechtbank te hervormen. Artikel 54 van de Jeugdbeschermingswet mag niet opgeheven worden. Het is immers die bepaling die de persoonlijke verschijning van de partijen op de zitting gebiedt in de protectionele procedures.

Inge FAES.
Karl VANLOUWE.

Nr. 29 VAN MEVROUW KHATTABI

Art. 161

In het voorgestelde artikel 1004/1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º paragraaf 5 vervangen als volgt :

« § 5. De minderjarige heeft het recht zich te laten bijstaan door een advocaat of een vertrouwenspersoon naar keuze. Wanneer de minderjarige vraagt om bijgestaan te worden door een advocaat, wordt een afschrift van het verzoek aan die advocaat gezonden indien hij een advocaat heeft gekozen, of aan de stafhouder met het oog op de aanwijzing van een advocaat overeenkomstig artikel 508/26. »;

2º paragraaf 6 vervangen als volgt :

« § 6. De rechter hoort de minderjarige op een plaats die hij geschikt acht. Tenzij de rechter hier bij een met redenen omklede beslissing van afwijkt, vindt het onderhoud plaats buiten de aanwezigheid van wie ook, uitgezonderd, in voorkomend geval, de advocaat van de minderjarige of de vertrouwenspersoon die hij gekozen heeft.

Het verslag van het onderhoud wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd. Het geeft weer wat de minderjarige heeft gezegd. Op vraag van de minderjarige en bij uitzondering kan de rechter echter beslissen dat het verslag slechts een samenvatting van het onderhoud bevat of dat het slechts vermeldt dat de minderjarige werd gehoord. De minderjarige wordt geïnformeerd over het feit dat de partijen er kennis van kunnen nemen. Het verslag wordt hem voorgelezen.

Een afschrift van het verslag kan alleen aan de advocaat van de partijen worden bezorgd en er kan geen melding van worden gemaakt in een andere rechtspleging.

Het verslag wordt noch door de minderjarige, noch door zijn advocaat ondertekend. Indien de rechter tijdens het onderhoud vaststelt dat de minderjarige niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt, maakt hij hiervan melding in het verslag. »

Verantwoording

Om de toegang van minderjarigen tot het gerecht te vergemakkelijken, bevelen de Délégué aux droits de l'enfant en het Kinderrechtencommissariaat aan om de minderjarige de mogelijkheid te geven zich te laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Dit is een heel vaak voorkomende vraag van minderjarigen wanneer zij in contact komen met het gerecht.

Aangezien het verslag van het onderhoud bij het dossier wordt gevoegd, is het bovendien belangrijk dat de rechter in uitzonderlijke omstandigheden de mogelijkheid krijgt om geen letterlijk verslag van het onderhoud op te maken.

Ten slotte is het belangrijk als algemene regel te stellen dat het afschrift van het verslag van het onderhoud niet wordt openbaar gemaakt noch aan iemand anders wordt bezorgd dan aan de advocaat van de partijen.

Zakia KHATTABI.