5-59 | 5-59 |
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - De nieuwe wet op gezinshereniging is inmiddels iets langer dan zeven maanden van kracht. Sinds 22 september 2011 moet men aan de wettelijke voorwaarde van `stabiele en regelmatige bestaansmiddelen' voldoen om in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Met een inkomen op basis van artikel 60 komt men niet aan de wettelijke voorwaarde van 120% van het leefloon.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft recent een visumweigering geschorst die daarop was gebaseerd, met name arrest nummer 74 258 van 31 januari. Het ging in dit geval om een Marokkaanse man met een tijdelijk verblijfsrecht in België. De visumaanvraag gezinshereniging voor de overige familieleden, namelijk zijn vrouw en zijn ernstig zieke minderjarige dochter, werd geweigerd wegens gebrek aan stabiele inkomsten van de man. Hierdoor werd de man de facto uitgesloten van het recht op gezinshereniging.
De Raad is van oordeel dat de Dienst Vreemdelingenzaken in deze zaak volgens de wet heeft gehandeld, maar dat men uitsluitend rekening heeft gehouden met de nieuwe voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen. Er werd geen belangenafweging gemaakt rekening houdend met de gezinssituatie - artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, EVRM - en meer specifiek de gezondheidssituatie van het kind - art. 3 EVRM.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen schorste de visumweigering bij uiterst dringende noodzakelijkheid omdat volgens de Raad is aangetoond dat de uitvoering van de bestreden beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken een moeilijk te herstellen nadeel met zich meebrengt voor de gezinsleden. Het gaat weliswaar om een voorlopige uitspraak.
Uit eigen ervaring heb ik ondertussen weet van een aantal schrijnende situaties waarbij de eis van `stabiele en regelmatige bestaansmiddelen' niet hard kan gemaakt worden omdat het inkomen van de in ons land verblijvende partner te laag is door ziekte of zwangerschap, waardoor hij voorlopig niet herenigd kan worden met een gezinslid uit het buitenland. Ik ben er zeker van dat de wetgever niet de bedoeling had om een onrechtvaardigheid via de nieuwe wet te institutionaliseren.
Hoe evalueert de staatssecretaris het eerste halfjaar van de nieuwe wetgeving inzake gezinshereniging? Heeft de wet een effect op het aantal dossiers? In de media lees ik daar tegenstrijdige berichten over.
Maakt de Dienst Vreemdelingenzaken bij het nemen van een beslissing ook een belangenafweging, rekening houdend met de gezinssituatie en dan meer bepaald met artikel 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens, dat wijst op het recht op respect voor privé- en familieleven zoals aangehaald in de hierboven geschetste schorsing door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van een weigering van een visum voor gezinshereniging?
Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. - Ik kan mij niet uitspreken over een uiterst individueel dossier. Algemeen heeft de evaluatie van het eerste halfjaar van de nieuwe wetgeving nog niet plaatsgevonden wegens informaticaproblemen bij het Rijksregister. Daardoor is een achterstand van enkele maanden ontstaan. Om een globale en correcte evaluatie uit te voeren zoals voor eind maart, begin april was gepland, is het noodzakelijk over alle cijfers te beschikken.
Ik kan u wel al zeggen dat, met betrekking tot de visa gezinshereniging, de cijfers waarover wij wel beschikken, niettemin aantonen dat het aantal uitreikingen van visa afgenomen is.
Voor de periode van januari 2011 tot en met april 2012 zijn in totaal 13 982 visa toegekend en 10 436 visa geweigerd.
Ik heb eveneens mijn administratie gevraagd hun gegevens te verfijnen om zo over gegevens met betrekking tot de motieven van weigering van deze visa te kunnen beschikken. Ik beschik over deze uitsplitsing sinds april 2012.
Voor april 2012 heeft de dienst visum gezinshereniging 1 042 beslissingen tot weigering op een totaal van 1615 - 64,52% van de definitieve beslissingen - genomen, waaronder ongeveer 50% weigeringen wegens het niet respecteren van de voorwaarden met betrekking tot de bestaansmiddelen. Dat is wel de voornaamste oorzaak die wordt aangehaald.
De Dienst Vreemdelingenzaken behandelt de visa-aanvragen ingediend om gezinshereniging te bekomen op basis van artikelen 10, 10bis, 40bis en 40ter van de wet van 15 december 1980.
De wet van 8 juli 2011 heeft ondubbelzinnig nieuwe voorwaarden ingevoerd voor gezinshereniging, onder andere wat de eisen voor de bestaansmiddelen betreft.
De wetgever heeft dit zo gewild.
Deze wijziging raakt niet aan de hoofdzaak van het recht, maar wijzigt wel enkele voorwaarden om dit recht te laten gelden.
Als er humanitaire motieven bestaan, heeft de vreemdeling altijd de mogelijkheid een aanvraag in te dienen volgens artikel 9 van de wet van 15 december 1980.
Het feit dat men niet voldoet aan één van de voorwaarden voorzien in de wet van 8 juli 2011, wordt op zich niet beschouwd als een humanitair motief.
Mevrouw Fatma Pehlivan (sp.a). - Ik dank de staatssecretaris voor dit uitgebreide antwoord. Ik wacht op de volledige evaluatie. De minister heeft gezegd dat in vijftig procent van de gevallen een visum kan worden geweigerd als gevolg van een ontoereikend gezinsinkomen. Misschien beseffen de mensen nu dat ze een vast inkomen moeten hebben om hun partner uit het buitenland te laten overkomen. De minister zegt ook dat de DVZ geen rekening houdt met mensonwaardige situaties. Ik vraag om daar wel rekening mee te houden, zo niet zullen mensen die een negatief advies krijgen een advocaat raadplegen en op basis van artikel 9 een visum trachten te krijgen voor gezinshereniging.