5-59 | 5-59 |
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - De situatie in Afghanistan staat op dit moment weer volop in de aandacht, ten dele omdat de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie lieten weten dat België zal opteren om ook na 2014 te voorzien in een Belgische aanwezigheid. Ter zake werden nog geen concrete beslissingen genomen, al werd wel aangegeven dat militaire instructeurs tot de mogelijkheden behoren.
Intussen weten we dat de Verenigde Staten hun soldaten terugtrekken en dat ook Frankrijk heeft beslist te vertrekken. Als ik het goed heb, zijn ook Nederland en Duitsland al weg en andere landen weten eigenlijk niet goed wat ze daar nog te zoeken hebben. Daarom dring ik er namens onze fractie op aan dat de minister nog eens zou nadenken over de militaire aanwezigheid van België in Afghanistan.
Ook wij hebben in De Morgen van eergisteren het relaas gelezen van de sociale, culturele, economische en zelfs militaire situatie in Afghanistan en we vragen ons af waar we na elf jaar eigenlijk staan en wat we militair hebben bereikt. Hebben we daar voor vrede en stabiliteit gezorgd? De internationale media berichten dagelijks dat er daar eigenlijk niet veel is gebeurd. De Verenigde Staten wilden achter Osama bin Laden aan gaan, om hem te berechten of te doden. We weten allemaal wat er met hem is gebeurd. In verband met vrouwenrechten hoor ik president Karzai zeggen dat vrouwen bescheiden moeten zijn, niet moeten studeren of werken en niet zomaar buiten mogen komen. Ondersteunen we een president die zulke dingen zegt, terwijl onze minister in zijn buitenlands beleid altijd graag met de mensenrechten schermt en zeer vrouwvriendelijk is? Ik begrijp niet dat we president Karzai op een voetstuk blijven plaatsen.
Het tweede deel van mijn vraag gaat over democratisering in Afghanistan. In de kranten lezen we wat er in Kaboel gebeurt, maar eigenlijk weten we niet wie het politiek voor het zeggen heeft. Heeft Afghanistan een oppositie? Zijn dat de krijgsheren van weleer? Is dat een democratische oppositie? In een Engelse krant las ik dat de broer van generaal Massoud blijkbaar van plan is zich voor de presidentsverkiezingen van 2014 kandidaat te stellen. Kunnen we hem en zijn groep ondersteunen, temeer omdat hij de steun van de Afghaanse diaspora geniet? Afghanistan is een zeer moeilijk dossier, dat alleen maar over gedode soldaten, taliban en vrouwenrechten lijkt te gaan. Maar er is meer. Hoever staat het met het democratiseringsproces in Afghanistan en is er een parlementaire oppositie? Gaan wij met die mensen praten, ondersteunen we hen? Want naast het militaire is het ook zeer belangrijk te weten wat er in januari 2014 parlementair, presidentieel en vooral democratisch zal gebeuren.
De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. - Voor de internationale gemeenschap blijft de stabiliteit van Afghanistan een belangrijke doelstelling. Een terugkeer van de taliban zou een terugkeer zijn naar middeleeuwse barbarij in combinatie met onderdrukking van vrouwen en waarschijnlijk een burgeroorlog. Door zo een terugkeer zou het land alle hoop kunnen opgeven om uit het dal te klimmen. Voor de regio zou dat een nieuwe haard van instabiliteit betekenen, met onvoorspelbare gevolgen voor de buurlanden. Ons land zou ongetwijfeld worden geconfronteerd met een sterke stijging van vluchtelingen. De internationale gemeenschap levert al meer dan tien jaar inspanningen om een dergelijk scenario te vermijden.
De Afghaanse autoriteit kan veel worden verweten, maar een zaak is zeker: de huidige situatie is op alle vlakken te verkiezen boven de hel die de Afghaanse bevolking onder het regime van de taliban moest ondergaan. Niemand maakt zich illusies over de broosheid van het bereikte resultaat en over de moeilijkheden die gepaard gaan met de te volbrengen taak. De uiteenlopende taken die onze militairen daar vervullen, zijn lovenswaardig en worden unaniem gewaardeerd. De internationale gemeenschap kan alleen spijt hebben over de betrekkelijke voorzichtigheid die ze tijdens de eerste jaren na de omverwerping van de taliban aan de dag legde, en over het lange wachten op een echte strategie tegen de opstand. Lange tijd was de strategie van de ISAF-troepen overdreven defensief en statisch en bovenal ingegeven om verliezen zoveel mogelijk te beperken. De strategie die sinds 2009 wordt gevolgd, werpt ongetwijfeld vruchten af. De talibanstrijders kregen zware klappen. Ze hebben alleen nog geïmproviseerde explosieven die meer burgers dan militairen doden en plegen zelfmoordaanslagen om aan te tonen dat ze nog militair aanwezig zijn. Die wanhoopsdaden blijven beperkt, maar laten zich jammer genoeg voelen in de internationale gemeenschap, die aanzienlijke middelen moet inzetten om zich te beschermen. De opstandelingen verwachten dat een geslaagde, spectaculaire aanslag een paniekreactie bij de westerse beleidsmakers veroorzaakt. De realiteit op het terrein is echter zo dat de opstand tot enkele regio's beperkt is. De opstandelingen kunnen niet op de steun van de lokale bevolking rekenen en zijn in het defensief gedreven. De Afghaanse veiligheidstroepen hebben de jongste jaren spectaculaire vorderingen geboekt, maar de controle van de Afghaanse regering over bepaalde gebieden zoals de grensstreek met Pakistan blijft broos en dient verder te worden geconsolideerd. Als we willen vermijden dat de taliban terugkeren, is het belangrijk dat we onze strategie blijven volgen. Vanaf nu tot in 2014 zullen de internationale troepen hun operaties geleidelijk stopzetten en zich concentreren op de omkadering en de opleiding van de Afghan National Security Forces (ANSF). Die steun blijft nog jaren nodig, misschien wel een decennium. De internationale gemeenschap dient de ANSF tevens te financieren, omdat Afghanistan zelf niet over voldoende middelen beschikt. Het lijdt geen twijfel dat sommige bondgenoten met een grotere offensieve capaciteit ter plaatse willen blijven om de Afghaanse troepen in delicate operaties bij te staan. Door het intensief inzetten van moderne technologieën zal de beperkte aanwezigheid toch bijdragen tot efficiëntere Afghaanse troepen. Dit voornemen dient derhalve te worden aangemoedigd. Een eventuele rol voor de NAVO na ISAF moet nog worden bekeken. Waarschijnlijk zal die zich beperken tot opleiding en zelfverdediging, hoewel offensieve taken niet mogen worden uitgesloten.
Ik zal in Chicago pleiten voor een uitgebreid mandaat op het gebied van zelfverdediging, maar ook voor een zo klein mogelijke offensieve rol, om zo het risico om verstrikt te raken, te vermijden. Voor elke NAVO-aanwezigheid na 2014 is een internationaal mandaat nodig evenals de goedkeuring van de Afghaanse autoriteiten.
In verband met de rol van België na 2014 lijkt het me niet gepast om een onderscheid te maken tussen goede ontwikkelingshulp en slechte militaire bijstand. Zonder veiligheid is er geen ontwikkeling mogelijk en zonder economische en sociale ontwikkeling kan er geen duurzame stabiliteit zijn.
We dienen daarom in te zetten op zowel ontwikkelingshulp als militaire bijstand. De noden op die twee vlakken zijn enorm. Wij dienen bovendien realistisch te zijn over de efficiëntie van ontwikkelingssamenwerking, of het nu in Afghanistan dan wel in Afrika is. Ontwikkelingshulp is een instrument dat nuttig is als het goed wordt gebruikt, maar de ervaring van de laatste vijftig jaar leert ons dat de weerslag ervan op de economische ontwikkeling mager is. Om Afghanistan uit het dal te halen, moet er een economische activiteit ontstaan en moeten er investeerders worden aangetrokken. Daarvoor dient het land in de eerste plaats veilig te zijn. De eerste minister heeft aan de Amerikaanse minister Clinton gemeld dat ons land mee zou betalen voor de ANSF, wat mij onvermijdbaar lijkt als we solidair willen blijven met onze bondgenoten en coherent willen blijven met de transitieplannen van de ISAF die we zelf hebben goedgekeurd.
Ik onderstreep dat de ANSF, ondanks hun gebreken, tot de meest performante Afghaanse instellingen mogen worden gerekend, te meer daar ze door de bondgenoten sterk worden omkaderd en goed opgeleid. De bondgenoten brengen de Afghanen niet enkel militaire efficiëntie bij, maar leren hen ook lezen en schrijven en wijzen hen op de basisprincipes qua respect voor de mensenrechten. We dragen bij tot die inspanningen via het programma `Building Integrity'. Onze diverse inspanningen, ongeacht of die van burgerlijke dan wel van militaire aard zijn, moeten voorwaardelijk zijn, meer bepaald wat betreft de duur van ons engagement. Er mag geen sprake zijn van ondertekening van blanco cheques voor meerdere jaren: als we op een bepaald moment vaststellen dat de zaken zo evolueren dat een voortzetting van onze bijdrage geen zin meer heeft in het licht van onze doelstelling, namelijk de evolutie van Afghanistan naar een stabiel land dat aan zijn bevolking een perspectief van lotsverbetering biedt, dan zullen wij onze inspanningen staken.
Het komt er nu op aan te zoeken naar efficiëntie in het licht van onze langetermijndoelstelling. Het regeerakkoord is duidelijk en ik zal het strikt uitvoeren: de terugtrekking van de aan de ISAF-missie geleverde troepen begint dit jaar en zal op het einde van 2014 volledig zijn en dit volgens een met onze bondgenoten afgesproken planning. Together in, together out is een principe waar we ons aan houden. De regering engageert zich niet tot het sturen van instructeurs in het kader van een eventuele missie die ISAF zou opvolgen. Ik sluit niet uit dat ons land na 2014 nog instructeurs op het terrein zal hebben. Dat zal afhangen van de noden die we kunnen beantwoorden en van de situatie op het terrein, maar ik kan de toekomst niet voorspellen en ben derhalve niet in staat te zeggen of zoiets op het moment zelf al dan niet een verstandige optie zal zijn.
Ik weet dat de senatoren van mij verwachten dat ik het regeerakkoord correct uitvoer. Daarin staat zeer duidelijk dat België met andere partnerlanden de heropbouw van Afghanistan wil steunen. Dat houdt in dat we ook na 2014 op het terrein aanwezig kunnen zijn, met militairen voor het Afghaanse leger of politieagenten voor de politie, maar in beide gevallen duidelijk als instructeur. Afghanistan blijft voor ons in ieder geval ook na 2014 een belangrijke zaak: voor de veiligheid in het land zelf en in de regio en voor de strijd tegen het terrorisme. Dat is onlangs in Frankrijk opnieuw geïllustreerd met de zaak-Merah.
Overigens wijs ik mevrouw Talhaoui erop dat er in Afghanistan vijftien miljoen vrouwen leven en dat we die niet opnieuw aan de taliban kunnen overleveren. We verschillen daarover misschien van mening, maar ik ben ervan overtuigd dat we in dat land alleen al moeten blijven om een drama voor die vijftien miljoen vrouwen te voorkomen. Dat is mijn standpunt.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (sp.a). - We weten nu wat de Belgische strategie is. Ik hoop dat de minister me er niet van beschuldigt een schendster van vrouwenrechten te zijn! Ik heb alleen maar gezegd dat heel wat internationale rapporten berichten dat de situatie van vrouwen in Afghanistan er niet op verbeterd is, behalve dan misschien in Kaboel. Wat er buiten Kaboel gebeurt, weten we helemaal niet. Terrorisme en trainingskampen moeten buiten Kaboel worden gesitueerd, aan de grens met Pakistan, waar er helemaal geen controle is.
De taliban zijn bovendien nog niet uitgeroeid. President Karzai heeft een gentlemen's agreement met sommige talibanclans. De taliban zijn nog aanwezig naast de regering. Ze vormen nog een sterke fractie die de bevolking onderdrukt. Karzais leiderschap is niet helemaal legitiem. Hij wordt door de internationale gemeenschap ondersteund om Afghanistan te leiden, maar zijn leiderschap heeft niet de volle steun van de Afghaanse bevolking.
Wat doen we naast de militaire en politiële acties? Ik ben eveneens voorstander van ondersteuning en vorming. Wat gebeurt er met de democratie? Daar moet toch terzelfder tijd aan worden gewerkt? Zoals in Latijns-Amerika de democratie en het sociale weefsel stilletjes aan werden opgebouwd onder de militaire regimes, zo moet ook in Afghanistan worden gewerkt aan democratie. Laten we het democratische proces mee ondersteunen.