5-146COM | 5-146COM |
Mevrouw Lieve Maes (N-VA). - Op 11 januari 2012 stelde ik al een vraag over dit onderwerp. Aangezien het antwoord helemaal naast de kwestie was, stel ik de vraag opnieuw, ditmaal zonder inleiding, zodat geen twijfel bestaat over wat ik precies wil weten.
Bij het opzoeken van achtergrondinformatie in het Sabenadossier, stuitte ik op het volgende. In oktober 2009 verscheen in de krant De Standaard dat onderzoeksrechter Patrick Van Aelst van het Brussels gerecht een onderzoek naar mogelijke valsheid in geschrifte in het Sabenadossier moest overdoen.
Volgens Sabenacurator Christian Van Buggenhout zou de Belgische Staat onterecht 10 miljoen euro hebben opgeëist uit het passief van Sabena. De Staat zou zich hebben gebaseerd op een valse brief van het Fonds Sluiting Ondernemingen.
Kan de minister een stand van zaken geven? Werd het bewuste onderzoek effectief overgedaan? Eist de Staat nog steeds de 10 miljoen euro op uit het passief van Sabena, gebaseerd op de valse brief van het Fonds Sluiting Ondernemingen?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - De Belgische Staat vordert nog steeds 10 990 789,07 euro terug van het failliete Sabena. Het betreft het bedrag dat het Fonds Sluiting Ondernemingen aan Sabena had voorgeschoten en dat Sabena wettelijk verplicht is terug te betalen.
Het hof van beroep te Brussel, zetelend in burgerlijke zaken, heeft bij arrest van 3 oktober 2006 de subrogatie van de Belgische Staat erkend in de rechten en voorrechten van het FSO, met betrekking tot zijn schuldvordering op Sabena in staat van faillissement. De voorziening in cassatie tegen dat arrest door de curatele van het faillissement Sabena werd door het Hof van Cassatie afgewezen bij arrest van 5 juni 2008.
Gelet op de wending in het burgerrechtelijke geschil, heeft de curatele van het faillissement Sabena op 20 maart 2007 klacht ingediend tegen onbekenden met burgerlijke partijstelling in handen van onderzoeksrechter Van Aelst te Brussel, uit hoofde van valsheid in geschrifte met betrekking tot een brief van 2 november 2002 van het FSO aan het ministerie van Financiën, dienst Thesaurie, met betrekking tot de subrogatie van deze laatste in de rechten van eerstgenoemde, voor het bedrag dat Sabena aan het FSO nog diende terug te betalen.
Aangezien de in het gerechtelijk onderzoek voorhanden zijnde gegevens geen aanwijzingen opleverden van enige onregelmatigheid, verzocht de curatele om aanvullende onderzoekshandelingen. De Kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel wees dit af bij arrest van 30 oktober 2008.
Op eensluidende vordering van de procureur des Konings verklaarde de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel bij beschikking van 10 februari 2009 dat er geen reden was tot vervolging. De curatele van Sabena tekende hoger beroep aan tegen deze beschikking tot buiten vervolgingstelling.
Ingevolge dat hoger beroep stelde de Kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel bij arrest van 29 september 2009 ditmaal vast dat het onderzoek niet voltooid was en dat niet kon worden overgegaan tot het regelen van de rechtspleging. Ze beval de onderzoeksrechter om bijkomende onderzoekshandelingen te laten uitvoeren.
Na uitvoering van deze opdracht door de onderzoeksrechter brachten deze aanvullende onderzoekshandelingen geen nieuwe bezwarende gegevens aan het licht tot staving van de aangeklaagde feiten. Op vordering van de procureur-generaal werd de Kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Brussel opnieuw gevat tot buiten vervolgingstelling van de in verdenking gestelde partijen.
Bij arrest van de Kamer van inbeschuldigingstelling, verleend op 22 december 2011, werd enerzijds de strafvordering ten laste van het FSO alsook ten laste van de Belgische Staat, administratie van de Thesaurie, onontvankelijk verklaard. De curatele werd veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingvergoeding ten gunste van het FSO.
Anderzijds, wat de in verdenking gestelde `X' betreft en voor zover deze zich zou kunnen identificeren met een of meerdere nog niet nader geïdentificeerde natuurlijke personen, werd met betrekking tot de vermeende valsheid in geschrifte aan de onderzoeksrechter opdracht gegeven om nog aanvullende onderzoekshandelingen te stellen, dit evenwel met verwerping van de door de curatele gevraagde onderzoekshandelingen die het hof als onverantwoord en buitensporig bestempelde. De uitvoering van deze aanvullende onderzoekshandelingen is nog aan de gang.