5-145COM

5-145COM

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 24 APRIL 2012 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bart Tommelein aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee en aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de concurrentievervalsing van bepaalde mutualiteiten» (nr. 5-2111)

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Twee nationale ziekenfondsen hebben al vele jaren eigen optiekzaken. Wat begon als een dienst om de minder gegoede burger aan een bril te helpen, is nu tot een echte winkelketen uitgegroeid. Op zich is dat al een vreemde ontwikkeling, maar nu verneem ik van de sector van de opticiens dat de ziekenfondsen hun boekje te buiten gaan en actief hun eigen ketens bevoordelen.

Beide ziekenfondsen sturen rechtstreekse mailings naar hun leden om hun eigen optiekzaken te promoten. De mailings worden ook aangepast aan de doelgroep, op basis van de samenstelling van het gezin of de leeftijd. Helemaal zorgwekkend is dat de ziekenfondsen hun leden voorwenden dat de terugbetaling afhankelijk is van het feit of de aankoop geschiedde in de door hen gepromote optiekketen. Dat druist in tegen de vrije keuze van zorgverstrekker en vooral, het is niet waar. De terugbetaling hangt af van de RIZIV-reglementering. De concurrentievervalsing wordt op de spits gedreven doordat beide ziekenfondsen in hun aanvullende verzekering, die sinds 1 januari 2012 voor elke Belg verplicht is, aan hun leden kortingen geven van 20%, 30%, zelfs 40% op optische hulpmiddelen, maar enkel bij aankoop in de eigen optiekzaken. In de kantoren van de ziekenfondsen wordt ook promotie gevoerd voor de ketens met materiaal uit die winkels. Beide ziekenfondsen richten optiekzaken op dankzij de aanvullende verzekering die de eventuele tekorten van de optiekactiviteit opvangt. Deze praktijken zijn onaanvaardbaar.

Hoe reageert de minister op de verschillende aantijgingen van oneigenlijk gebruik van ledenbestanden, oneerlijke concurrentie, valselijk voorwenden van overheidsvoordelen en misbruik van machtspositie? Kan hij zijn reactie toelichten?

Is de minister bereid de ziekenfondsen terecht te wijzen en hen te vragen in hun communicatie niet langer te verwijzen naar de eigen optiekketens en hun mailbestanden niet meer te gebruiken voor de promotie van hun eigen ketens? Waarom wel of waarom niet?

Vindt de minister het kunnen dat een ziekenfonds in de communicatie met haar leden voorwendt dat die bepaalde voordelen van het Riziv enkel kunnen genieten als ze klant worden van de eigen winkelketen? En dat haar adviseurs, die door de leden als vertrouwenspersonen worden beschouwd die hun financieel belang inzake gezondheidsuitgaven behartigen, eveneens vaak naar de eigen optiekketens doorverwijzen?

Ik heb dezelfde vragen over het feit dat beide ziekenfondsen aan hun leden kortingen tot 40% toekennen op de aankoop van optische hulpmiddelen in het kader van de sinds kort verplichte aanvullende verzekering, doch enkel als ze bij de eigen optiekketen worden gekocht. Is dat geen flagrante concurrentievervalsing? Vindt de minister deze praktijken laakbaar?

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Ik heb deze zaak aan de algemene directie Mededinging voorgelegd, maar ik heb nog geen antwoord ontvangen.

Ook als de beschreven feiten juist zijn - en daar ga ik vanuit - dan nog is slechts op een deel ervan het mededingingsrecht van toepassing. Het is niet duidelijk of de bijkomende verzekeringsdiensten die de ziekenfondsen aanbieden, onder het mededingingsrecht vallen. Om dat te bepalen moeten we eerst vaststellen of een ziekenfonds een onderneming is en, zo ja, of het toekennen van korting onder bepaalde voorwaarden aan de leden met een bijkomende verzekering die een bril kopen, een restrictieve mededingingspraktijk is. Als we de zaak kijken vanuit het mededingingsrecht, ook Europees, dan moeten we ook nagaan of er sprake is van misbruik van machtspositie of van een overeenkomst die de mededinging beperkt.

Wanneer ziekenfondsen hun leden belangrijke kortingen geven wanneer ze hun bril bij de eigen winkels kopen, dan kan deze praktijk een misbruik van machtspositie inhouden. Volgens artikel 3 van de Belgische wet van 15 september 2006 tot bescherming van de economische mededinging en/of artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is dat verboden, indien de ziekenfondsen een machtspositie hebben op hun markt. Dat laatste is een essentieel gegeven.

Als de ziekenfondsen beschouwd worden als ondernemingen en ze hebben geen machtspositie, dan kunnen we de praktijken analyseren vanuit artikel 101 van het Europees Verdrag en/of artikel 2 van de Belgische wet op de economische mededinging en nagaan of de overeenkomst tussen de ziekenfondsen en hun partners-opticiens een mededingingbeperkende overeenkomst is. Artikel 101 van het Europees verdrag is van toepassing indien aan bepaalde cumulatieve voorwaarden is voldaan. De ondernemingen die een overeenkomst hebben of een feitelijk op elkaar afgestemd gedrag, moeten twee onafhankelijke entiteiten zijn - de ene mag dus geen dochteronderneming van de andere zijn - en het moet gaan om een overeenkomst die het beperken en/of vervalsen van de mededinging tot gevolg heeft. Als dat allemaal het geval is, dan kunnen we van een probleem spreken. De wetgeving inzake economische mededinging bevat daarvoor een aantal voorwaarden. Tot zover de vrij theoretische benadering.

Ik kom dan bij de concrete vragen.

Zoals gezegd heeft de algemene directie Mededinging nog niet bevestigd dat de aangebrachte feiten juist zijn. Maar als ze inderdaad kloppen, dan vallen ze niet onder mijn bevoegdheid, maar veeleer onder de bevoegdheid van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, die instaat voor de controle op communicatie, aanbod van producten en dergelijke meer, en dan zullen we de zaak daar ook melden.

Het antwoord op de eerste twee vragen geeft een antwoord op de vragen over de kortingen. Om na te gaan of het mededingingsrecht van toepassing is op de diensten van bijkomende verzekering, moet men eerst en vooral bepalen of de ziekenfondsen beschouwd worden als ondernemingen. Als dat inderdaad het geval is, dan kan de praktijk om kortingen toe te kennen bij de aankoop van een bril een misbruik van machtspositie inhouden of een mededingingbeperkende overeenkomst zijn.

Alleen dan is er een probleem. Afspraken tussen producenten, daar gaat het uiteindelijk over. Dat laatste is volgens mij niet het geval, omdat het om een eigen keten gaat. Blijven alleen nog de vragen over of het om misbruik van machtspositie gaat en of het om een onderneming gaat. Ik beantwoord deze vraag om uitleg met vragen omdat de analyse op dit moment niet rond is.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). - Ik heb begrepen dat voornamelijk de Raad van mededinging is die moet uitmaken of er effectief een probleem is.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee. - Ja, maar ik denk dat u veel beter bij de Controledienst voor de ziekenfondsen gaat aankloppen. Dat kunt u trouwens rechtstreeks doen.