5-1601/1

5-1601/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

4 MEI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving om de gelijkheid van kansen tussen vrouwen en mannen bij verkiezingen te bevorderen

(Ingediend door mevrouw Zakia Khattabi c.s.)


TOELICHTING


Het stemrecht voor vrouwen, dat in 1948 verleend werd, heeft laattijdig een grote lacune in de ontwikkeling van de democratie in ons land aangevuld. Gedurende verscheidene decennia bleef die nieuwe gelijkheid de facto echter beperkt tot het recht om te stemmen, want in de democratische instellingen waren vrouwen veel minder talrijk aanwezig dan mannen.

De jongste jaren hebben we de vrouwelijke aanwezigheid in het politieke leven sterk zien toenemen. De ontwikkelingen zijn het spectaculairst bij de wetgevende macht, dankzij bindende wetten (1) .

Met de wet van 24 mei 1994 werd een eerste, schuchtere stap gezet naar meer vrouwelijke verkozenen. Sinds de verkiezingen van 1999 mocht het aantal kandidaten van eenzelfde geslacht niet meer bedragen dan twee derde van het totaal verkregen door de som van het aantal bij de verkiezing openstaande zetels en het maximumaantal toegelaten kandidaat-opvolgers. Het was echter niet voldoende een bepaald aantal vrouwen op de lijsten op te nemen. Ze moesten ook verkiesbare plaatsen innemen.

De wetten van 18 juli 2002 bepaalden dat de eerste twee plaatsen, zowel van de lijst van de kandidaten als van die van de plaatsvervangers moeten worden ingenomen door personen van een verschillend geslacht.

Sommige kieslijsten gaan verder dan de wet en leggen zichzelf op de hele lijst een strikte alternantie op. Dat is het ritsprincipe. Bij elke verkiezing kan men de impact van die praktijk op het resultaat nagaan in het licht van dat criterium. Het aandeel van elk geslacht ligt steeds rond 50 %.

De kwestie van de pariteit is er op een cruciaal moment gekomen. Voor het eerst kan men zien dat vrouwen de verantwoordelijkheid van de macht misschien anders, maar met evenveel kwaliteiten uitoefenen. Doordat vrouwen geleidelijk aan zowel openbare als private machtsfuncties gaan bekleden, komen er misschien andere politieke thema's aan bod, die op een andere manier worden aangepakt.

Die ontwikkeling moet worden versterkt en beide geslachten moeten de mogelijkheid krijgen tot de democratische gremia toe te treden. Los van de formele voorwaarden van pariteit, geeft de geladenheid van de genderattitudes en -gedragingen mannen en vrouwen nog ongelijke kansen. Hoewel er al een hele weg is afgelegd, blijft de organisatie van het politieke leven doordrongen van zeer mannelijke zeden, wat werkroosters en beschikbaarheid betreft. Uitvalsbasissen zoals verenigingen, sport- en folkloreclubs blijven leiden tot bekendheid en tot politiek engagement. Sommige daarvan blijven mannenbastions.

Nochtans twijfelt vandaag niemand nog aan de legitimiteit van de strijd die vrouwen voeren om op alle politieke niveaus de vertegenwoordiging te verkrijgen die rechtstreeks beantwoordt aan hun positie in de demografische realiteit.

Dit streven is legitiem om louter democratische redenen. Het is nu tijd om een paritaire vertegenwoordiging na te streven. De wetshervormingen van 2002 zijn efficiënt gebleken, terwijl deze kwestie overlaten aan de verantwoordelijkheid van de partijen te traag of zelfs helemaal niet tot resultaten leidt. Een wet staat er trouwen borg voor dat alle partijen die aan de verkiezingen deelnemen het erover eens zijn dat er gendergelijkheid moet zijn en dat ze die toepassen wanneer ze hun vertegenwoordigers aanwijzen.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.
Claudia NIESSEN.
Jacky MORAEL.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement wordt vervangen als volgt :

« Art. 21/1. Op elk van de lijsten van de kandidaatstellingen voor de verkiezing, moeten twee opeenvolgende kandidaten van een verschillend geslacht zijn. »

Art. 3

Artikel 117bis van het Kieswetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 117/1. Op elk van de lijsten moeten twee opeenvolgende kandidaten van een verschillend geslacht zijn. »

Art. 4

Artikel 22bis van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen wordt vervangen als volgt :

« Art. 22/1. Op elk van de lijsten moeten twee opeenvolgende kandidaten van een verschillend geslacht zijn. »

9 maart 2012.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.
Claudia NIESSEN.
Jacky MORAEL.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.

(1) Wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten van de kandidaturen voor de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wet van 13 december 2002 houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving (Belgisch Staatsblad van 28 augustus 2002). Zie ook de bijzondere wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten van de kandidaturen voor de verkiezingen van de Waalse Gewestraad, de Vlaamse Raad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de wet van 17 juni 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van het Europees Parlement.