5-56 | 5-56 |
(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieure et de la Défense, voir document 5-1284/6.)
De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. - De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 6 december 2011, 31 januari, 13, 20 en 27 maart 2012.
De auteur van de resolutie, de heer De Bruyn, heeft een inleidende uiteenzetting gegeven.
Het conflict tussen Israël en de Palestijnen heeft een lange voorgeschiedenis. Relevant voor dit voorstel van resolutie zijn de gevolgen van de bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967. De vrijheid van beweging, expressie en vereniging zijn ernstig beperkt en hetzelfde geldt voor de mogelijkheden om een sociaaleconomisch beleid te voeren dat tegemoet komt aan de noden en behoeften van de Palestijnse bevolking. Er is ook een onrustwekkend hoog aantal Palestijnse gevangenen. Momenteel verblijven er zo'n 5000 Palestijnen in Israëlische gevangenissen en detentiecentra op Israëlisch grondgebied. Volgens de Vierde Conventie van Genève is een bezettende overheid verplicht om, indien wordt overgegaan tot arrestaties en dus vrijheidsberoving, personen te berechten op hun territorium en niet daarbuiten. Specifieke aandacht wordt gevraagd voor het stelsel van de administratieve detentie en de minderjarige gevangenen.
Verschillende mensenrechtenorganisaties maken melding van een systematische slechte behandeling, opsluitingsomstandigheden die geen rekening houden met de jonge leeftijd, afgedwongen bekentenissen en zelfs folteringen.
Op de hoorzitting van 6 december 2011 heeft de heer Issa Qaraqe, Palestijns minister voor Detentie en Gedetineerdenzaken, een uiteenzetting gegeven en de juridische raadgever van de organisatie Al Haq heeft eveneens een aantal essentiële zaken toegelicht.
Er heeft ook een eerste gedachtewisseling plaatsgehad, met uiteenzettingen van de heer De Bruyn, mevrouw Arena, de heer Anciaux en de heer Ceder. Er waren ook bijdragen van mevrouw Barghouti, Palestijns advocaat en lid van de Revolutionaire Raad van Fatah en van mevrouw Sahar Francis, advocaat en directrice van Addameer, een vereniging die gespecialiseerd is in de gevangenenproblematiek. Voorts waren er bijdragen van de heer Khaled Quzmar, juridisch adviseur van Defence for Children International - Palestine Section, van de heren Mahoux en Brotchi en van mevrouw Matz.
Op de hoorzitting van 31 januari 2012 werd een inleiding gegeven door de ambassadeur van Israël. Er is ook een uiteenzetting gegeven door de directeur van de afdeling Internationaal Recht bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Jeruzalem. Verder is nog een uiteenzetting gehouden door brigadier-generaal Avi Roif, hoofd van de Intelligence Division van de dienst gevangenissen in Israël, met eveneens een tweede gedachtewisseling tussen mevrouw Arena, de heer De Bruyn, de heer Brotchi, en antwoorden van de ambassadeur.
Dan was er nog een uiteenzetting door de heer Jean-Jules Docquir, coördinator van Israël-Bezette gebieden-Palestina bij Amnesty International Franstalig België, gevolgd door een aantal uiteenzettingen van de heer Miller, mevrouw Arena, de heer Brotchi.
Dan komen we bij de algemene bespreking van de resolutie. Mevrouw Arena beklemtoont de willekeur van de gevangenisstraf in het algemeen. Ze meent dat de Israëlische autoriteiten in hoge mate misbruik maken van de administratieve detentie, die daardoor politiek van aard wordt.
De heer Brotchi onderstreept dat er slechts één Israëlisch gevangene in de Palestijnse gevangenissen zat, die daar 5 jaar gebleven is en geen recht had op bezoek van het Rode Kruis. Volgens de heer De Bruyn moet men inderdaad komen tot een evenwichtige tekst.
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken merkt op dat er momenteel ongeveer 4300 Palestijnse gevangenen zijn - dus na de vrijlating van Gilad Shalit en de vrijlating van 1100 Palestijnse pioniers eind 2011 - en 309 Palestijnse administratief gedetineerden. Er zijn 132 minderjarige gedetineerden en 16 zijn jonger dan 16 jaar. Israël heeft het verdrag inzake de rechten van het kind geratificeerd.
Een hele reeks amendementen werden besproken die ik hier niet allemaal ga overlopen. Ze zijn wel uitgebreid besproken. Er waren amendementen van de heren Brotchi en De Decker, maar sommige daarvan zijn ingetrokken en sommige zijn opnieuw ingediend. Uiteindelijk kwam een gecoördineerde nieuwe versie van de tekst tot stand, die vandaag is rondgedeeld. Ook het dispositief werd aangepast.
Het geamendeerde voorstel van resolutie werd eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Deze besprekingen waren een uiting van de vaste wil om te komen tot een gemeenschappelijk gedragen tekst. Op een bepaald ogenblik leek dat zeer moeilijk, maar dankzij de goede wil van alle collega's is men het er toch eens over geworden. Ik dank de diensten voor het voortreffelijke verslag en de indieners voor deze stevige basis voor discussie.
Mme Marie Arena, corapporteuse. - Je remercie M. Anciaux pour son rapport. Comme il l'a indiqué, cette proposition a été adoptée à l'unanimité des dix membres présents. Le travail sur cette proposition a été long, souvent complexe ; les auditions nous ont apporté des arguments justifiant les modifications nécessaires à l'équilibre de la proposition. Nous avons pu finaliser ainsi un texte équilibré recueillant l'adhésion de tous.
Je remercie les collègues et les services du Sénat pour leur excellent travail.
Le texte se base sur des faits, va au fond des choses, ne fait aucun compromis et avance de vraies propositions. Nous rappelons en effet la détermination constante de la Belgique de soutenir concrètement et activement le processus d'élaboration d'un accord de paix équilibré et durable entre les Palestiniens et les Israéliens. Nous rappelons également notre appui aux mesures légitimes visant à garantir une sécurité maximale des populations locales. Il faut qu'Israël assume les obligations importantes qui lui incombent en tant que force d'occupation sur le plan du respect des principes de l'État de droit, y compris le principe qui consiste à traiter les prisonniers de manière conforme aux textes et conventions internationales ratifiés par l'État d'Israël.
M. Jacques Brotchi (MR). - La proposition de résolution qui nous occupe cet après-midi a fait l'objet de longs travaux au sein de notre commission. Sa première mise à l'ordre du jour date du 6 décembre de l'année passée et nous l'adoptons ce 19 avril.
Ce laps de temps est significatif : il démontre le sérieux de nos travaux, la difficulté et la sensibilité du thème traité et notre volonté commune d'arriver à un équilibre politique objectif sur ce texte. Équilibre politique objectif qui, je dois le souligner, n'existait pas au début de nos travaux, lors de la présentation de ce texte. M. Anciaux y a déjà fait allusion, tout en évoquant les discussions constructives qui se sont déroulées en commission.
Madame la présidente, je me suis investi clairement dans la discussion sur cette résolution pour deux raisons essentielles que je voudrais expliciter.
D'abord, je sais que la question des prisonniers est une thématique sensible au sein de la société palestinienne. Un homme sur trois aurait connu les prisons israéliennes et leur passage au sein du système carcéral israélien les ferait passer pour des héros. Or certains, un trop grand nombre à mes yeux, ont du sang sur les mains ; ils ont commis des actes particulièrement odieux contre des civils, ce qui ne correspond absolument pas à ma qualification de héros.
Israël a le droit de se défendre, l'État israélien a le droit de défendre la société israélienne contre des individus qui la menacent ou qui l'agressent.
Cependant, et c'est la deuxième raison de mon implication dans le travail sur cette résolution, je suis convaincu depuis de très nombreuses années que la paix est nécessaire dans cette région, que la paix doit se construire pas à pas entre les peuples israéliens et palestiniens.
À travers mes amitiés ou mon activité professionnelle, je fais partie de ceux qui rassemblent des personnes des deux rives du Jourdain, des personnes qui ont besoin pour se parler et se rencontrer, d'une aide spontanée. Depuis des années, j'ai oeuvré afin de bâtir des ponts entre des individus qui au nom de l'Histoire ou de la religion, usent leurs forces à s'opposer et à se combattre, oubliant ce qui les rassemble et ce qui leur permettrait de fonder un avenir de paix dans cette région du monde.
Modestement, j'ai pu mettre en contact des professionnels de la santé d'obédiences différentes afin qu'ensemble, ils se consacrent à leur talent, l'art de soigner, sans penser à leur origine nationale. Sauver des vies au lieu d'en briser ou d'en perdre : c'est un objectif qu'ils peuvent partager.
C'est avec ces fortes convictions que je viens d'exprimer que j'ai abordé ce texte. Avec les autres membres de la commission, dont les représentants de la majorité que je remercie, nous avons oeuvré à équilibrer et à objectiver une résolution qui ne l'était pas au départ.
Mardi dernier avait lieu la Journée des prisonniers : leurs conditions de détention en Israël sont plus enviables que dans les prisons palestiniennes, et c'est un euphémisme, mais les mesures de sécurité à leur égard et envers leurs familles sont contraignantes.
Il est en effet difficile pour les familles de Gaza d'entrer en territoire israélien pour visiter les prisonniers issus d'un territoire géré de manière absolue par le Hamas, mais tout le monde peut le comprendre.
Le mandat britannique a initié le système de la détention administrative pour gérer la situation volatile sur le terrain entre 1920 et 1948, et cette situation a perduré. Ce régime concerne actuellement 300 personnes qui ont des droits en matière de défense ; nous ne sommes pas dans l'arbitraire absolu. Ce n'est pas la procédure idéale, mais la situation sur le terrain est loin d'être idéale.
Chers collègues, la question des détenus palestiniens en territoire israélien trouvera une solution naturelle à travers la conclusion d'un accord de paix entre les deux parties. La sécurité apportée aux populations des deux pays par l'édification de deux États vivant pacifiquement côte à côte réglera la question de ces prisonniers palestiniens. Ils n'auront plus de justifications à leurs actions violentes ; les populations israélienne et palestinienne en bénéficieront toutes deux. Les deux États devront respecter l'ensemble des conventions internationales pertinentes, dont la Convention sur les droits de l'enfant et celle relative à la lutte contre la torture. Enfin, il faut apurer le passé en rendant les corps des détenus décédés à leurs familles respectives.
Pour conclure, cette proposition amendée constitue dorénavant un texte équilibré, un instrument de paix et non plus un réquisitoire contre l'un ou l'autre. Le meilleur exemple de la bonne volonté que montrent les divers groupes est l'amendement qui vient d'être déposé, puisque nous avons ensemble découvert une erreur dans le texte et nous avons voulu la corriger ensemble. Nous y reviendrons dans un moment.
Le groupe MR soutiendra donc cette résolution, qui traduit mieux ma philosophie, ma vision des relations entre Israël et ses voisins, mon désir de paix et de réconciliation entre deux peuples qui doivent vivre l'un à côté de l'autre pacifiquement, collaborant au dynamisme de toute une région qui aspire à la paix et à la concorde.
De heer Piet De Bruyn (N-VA). - Toen we de resolutie aangaande de situatie van de Palestijnse gevangenen in Israëlische detentiecentra indienden, wist ik dat we geen eenvoudige taak op ons namen. Ik wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om de uitgangspunten van de resolutie te behouden, maar ze wel via dialoog en debat om te zetten in een aanvaardbare, aangepaste versie. Elkaar in dialoog tegemoet treden om een voor iedereen aanvaardbaar resultaat te bereiken vormt immers de essentie van een democratie. Het thema van vrede in het Midden-Oosten en van het conflict tussen Israël en Palestina belangt ons allen aan. In alle fracties wordt het aandachtig gevolgd. Ik vond het aangenaam vast te stellen dat alle fracties bereid waren te zoeken naar nuances en naar een door iedereen aanvaarde en evenwichtige tekst uit te werken.
Het doel, het opzet en de reikwijdte van de resolutie is de Israëlische overheid te wijzen op haar verplichtingen aangaande gevangenen die ze volgens haar rechtsregels van hun vrijheid berooft. In de resolutie maken we melding van problemen in dat verband. We wijzen op het probleem van het onttrekken van gevangenen aan het grondgebied waar ze wonen, wat in strijd is met de vierde Conventie van Genève. We wijzen op het probleem van de administratieve detentie, waarbij gevangenen maar over beperkte mogelijkheden beschikken om te protesteren tegen hun vrijheidsberoving. We wijzen ook op de moeilijkheden die familieleden ondervinden om op de Westelijke Jordaanoever en zeker in Gaza gevangenen te bezoeken.
In de resolutie verwijzen we naar de standpunten van het Rode Kruis, een neutrale bemiddelaar waarvan we het oordeel ten zeerste waarderen, evenals naar de precaire situatie van minderjarigen. De opmerking van collega Brotchi ter zake is trouwens terecht en die fout zal middels een amendement later worden rechtgezet.
Daarnaast stipten we in de resolutie ook de problemen aan in detentie-inrichtingen van de Palestijnse Autoriteit, waarvoor we evenmin de ogen willen sluiten. Het is niet het hoofddoel van de resolutie, maar het is wel noodzakelijk met het oog op een evenwichtige tekst.
Ik sprak de Israëlische ambassadeur op de jaarlijkse IPU-receptie, die plaatsvond op de dag dat de resolutie in commissie werd goedgekeurd. Ik heb zijn openheid gewaardeerd: hij is helemaal niet blij met deze resolutie, ook al werd de tekst ervan aangepast en genuanceerd. Ik heb hem gezegd dat dit juist de bedoeling was. Onder vrienden die elkaar respecteren, moeten uitspraken kunnen worden gedaan die niet aangenaam zijn, maar die vanuit een diepe en oprechte bekommering worden gedaan, met als doel te evolueren naar vrede, veiligheid, wederzijds respect, erkenning, respect voor grondrechten en mensenrechten. Uit die bekommering, die we samen delen, hebben we de resolutie ingediend. Hopelijk wordt ze vandaag goedgekeurd.
We zijn, zoals het hoort, in alle vriendschap uit elkaar gegaan, maar dat de ambassadeur het nodig vond me te wijzen op zijn teleurstelling bevestigt mijn aanvoelen dat de tekst wel degelijk doet wat hij moet doen, namelijk wijzen op pijnpunten en punten van discussie en een aanzet tot oplossing suggereren.
Heel kort samengevat komt het neer op respect voor de internationale rechtsorde, respect voor regels die ook door de staat Israël worden onderschreven en in eigen regelgeving zijn omgezet. We weten dat de onderhandelingen, die zeer moeizaam verlopen, om niet te zeggen dat ze momenteel volledig stil liggen, niet morgen zullen leiden tot een tweestatenoplossing. Toch denken we dat we vanuit onze bescheiden positie op het wereldtoneel met deze resolutie een signaal geven dat de kwestie van de Palestijnse gevangenen in Israëlisch gevangenissen belangrijk is en moet worden uitgeklaard, indien men wil komen tot de onderhandelde tweestatenoplossing waar we allemaal van dromen.
Ik wil alle collega's bedanken die consequent en constructief hebben bijgedragen tot de discussie, die op momenten zeer pittig was, maar die in consensus is afgerond. Na de goedkeuring van de amendementen konden alle aanwezige leden aan de resolutie hun volle steun toezeggen. Ik ben dan ook optimistisch voor de stemming hier in plenaire vergadering. Het amendement dat collega Brotchi heeft ingediend, zullen we mee goedkeuren.
Mme la présidente. - M. Brotchi et consorts proposent l'amendement 37 (Doc. 5-1284/7).
M. Jacques Brotchi (MR). - Cet amendement ne concerne que le point K de la proposition, où étaient considérés comme adultes les jeunes dès l'âge de 16 ans, alors que l'âge correct était de 18 ans. Plutôt que corriger cet âge, ce qui aurait entraîné des conséquences, nous avons préféré supprimer tout le point K.
-La discussion est close.
-Le vote sur l'amendement est réservé.
-Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'amendement et sur l'ensemble de la proposition de résolution.