5-129COM | 5-129COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Professor Liesbeth Stevens, docente seksueel strafrecht aan de KULeuven, becommentarieerde in de media het verslag over verkrachtingen wereldwijd, uitgebracht door de UNODC, de afdeling van de VN die zich bezighoudt met criminaliteit. Dit verslag biedt opvallend informatie over België, aangezien blijkt dat ons land zich wereldwijd op de zesde plaats bevindt qua aangifte van verkrachtingen per 100 000 inwoners. Om even dit feit te situeren: ons land volgt op landen als Lesotho, Trinidad, Tobago en Zweden. Deze hoge ranking wijst op een dubbel fenomeen; enerzijds de hoge incidentie, maar tegelijkertijd ook het hoog aantal aangiftes. De meeste verkrachtingen gebeuren in voor de vrouw bekende milieus en verkrachting binnen het huwelijk werd al geruime tijd strafbaar werd gemaakt.
Ondanks het hoge aantal aangiftes volgen er relatief bijzonder weinig veroordelingen. Het VN-rapport ter zake stelde vast dat het Europese gemiddelde op 14% veroordelingen na een aangifte ligt. België scoort erg laag met amper 4%. Het Vrouwen Overleg Komitee pleit daarom voor de aanstelling van een speciale magistraat voor seksueel geweld.
Hoe evalueert de minister deze opvallende cijfers en welke oorzaken koppelt zij aan de relatief hoge aangiftecijfers in ons land? Hoe verklaart de minister dat er in België, vergeleken met het Europese gemiddelde, zo weinig veroordelingen volgen op deze aangiftes? Deelt zij de hypothese dat onze justitie niet bij machte is deze aangiftes op een gepaste wijze te behandelen? Beaamt de minister de stelling van onder andere het Vrouwen Overleg Komitee, dat deze gevoelige dossiers de aanpak van gespecialiseerde magistraten vergen? Is de minister van plan hieromtrent bijzondere maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door gespecialiseerde magistraten ter beschikking te stellen? Koestert de minister nog andere plannen of beleidsmaatregelen hieromtrent?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Het hoge aantal aangiftes van verkrachtingen geeft een indicatie van het feit dat er een hoge aangiftebereidheid is met betrekking tot verkrachtingen in ons land, wat een goede zaak is. Slachtoffers stappen dus relatief snel naar de bevoegde autoriteiten om aangifte te doen van het misdrijf. Uit mijn ervaring als minister van Binnenlandse zaken weet ik dat echter dat er nog altijd te weinig aangiftes worden gedaan inzake gevallen van huiselijk geweld, verkrachtingen en andere persoonsgebonden misdrijven.
Het cijfer van het relatief lage aantal veroordelingen dat volgt op deze aangiftes, moet worden genuanceerd. Het aantal veroordelingen zal bovendien altijd kleiner zijn dan het aantal aangiftes omdat eenzelfde dader meer verkrachtingen kan plegen en de veroordeling zelden in het jaar van de klacht plaatsvindt. Daarenboven is het cijfer van 4% veroordelingen ten opzichte van de klachten gebaseerd op een steekproef uit een studie in verschillende Europese landen. We mogen ons daarop dan ook niet baseren om uitspraken te doen over het vervolgingsbeleid inzake verkrachtingen in België. De cijfers waarover we wel beschikken zijn afkomstig van het college van procureurs-generaal, die geen criminologische statistiek aanlevert en ook geen rekening houdt met het in kracht van gewijsde treden van de vonnissen of arresten. Rekening houdende met de vervolgingsstatistieken zou er sprake zijn van 20% veroordelingen medio de jaren 1990 en 13% in 2006. Dat is dus meer dan de 4% waarnaar hier verwezen werd.
De enige echte betrouwbare statistiek is echter de veroordelingstatistiek van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid. Deze statistieken worden opgesteld aan de hand van de gegevensbank van het Centraal strafregister, waarin alle veroordelingsberichten zijn opgenomen die worden aangeleverd door de griffies van de hoven en rechtbanken. Deze statistieken hangen bijgevolg af van de ontvangst en de registratie van de veroordelingsberichten in het Centraal strafregister en vervolgens van de anonimisering van en de extracties uit deze gegevensdatabank. Daardoor kunnen vooralsnog slechts tot 2005 betrouwbare en volledige jaarstatistieken worden aangeleverd. Momenteel wordt aan de veroordelingsstatistieken gewerkt. We hebben nood aan een correct meetsysteem. Alleen dan kan een aangepast beleid worden gevoerd.
Zoals in het regeerakkoord is afgesproken, neem ik de aanbevelingen van de bijzondere Kamercommissie seksueel misbruik zeer ter harte. In de kadernota Integrale Veiligheid, die momenteel wordt voorbereid, zal de strijd tegen seksueel misbruik één van de prioriteiten zijn. Betrouwbare databases en statistieken, alsook een versterkt opsporings- en vervolgingsbeleid en zowel aandacht voor het slachtoffer van seksueel misbruik als de opvolging van de dader, zal hierin de rode draad zijn.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ben uiteraard blij met het tweede deel van het antwoord omdat daar het voluntarisme van de minister blijkt. Voor het eerste deel van het antwoord baseert de minister zich op het antwoord dat ze van de diensten heeft gekregen. Ik vind dat die zichzelf een beetje goedpraten. De Verenigde Naties zijn voor mij niet zaligmakend ...
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - Dat klopt, maar de VN heeft statistieken gevraagd waarvan wij weten dat ze niet volledig zijn. De VN doen in elk land een beroep op dezelfde instantie. We verschuilen ons dus niet. We stellen enkel vast dat de cijfers waarop de VN zich voor ons land baseren niet de meest volledige zijn.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Is dat in andere landen dan wel het geval? Als de cijfers wel vergelijkbaar zijn, blijft de vaststelling dat de veroordelingsgraad in België laag is.
Ik heb nog één bedenking. De minister stelt in haar antwoord dat de veroordelingsgraad van 4% lager ligt dan het percentage van de aangiften omdat daders vaak meer dan één feit plegen. Zelfs als die verklaring klopt, zou het opvallend zijn dat in België het aantal veelplegers groter is dan in andere landen. Ik ga ervan uit dat de nuancering van de cijfers net is terug te vinden in de andere elementen die de minister heeft aangebracht.
Ik hoop dat de minister gelijk heeft. Het verheugt me alleszins dat de minister dit probleem zeer ernstig neemt en ter zake initiatieven zal nemen.