5-1503/1

5-1503/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

28 FEBRUARI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen en de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, wat de aanvullende indicatoren voor de bepaling van het bbp betreft

(Ingediend door mevrouw Cécile Thibaut c.s.)


TOELICHTING


1. Uitdagingen in verband met de bepaling van het bbp

Vandaag wordt algemeen aanvaard dat het niet volstaat alleen het bbp te bepalen, maar dat het ook belangrijk is de aanvullende indicatoren in verband met dat bbp vast te leggen, en dat de besluitvorming en de bekendmaking van de cijfers terzake op hetzelfde niveau moeten plaatsvinden. Aangezien tegenwoordig nagenoeg iedereen het erover eens is dat de welvaart niet alleen in het teken mag staan van de economische groei (uitgedrukt door het bbp), moet bij het uitstippelen van de beleidslijnen ook rekening worden gehouden met ruimer opgevatte welzijnsdoelstellingen. Zoals andere landen al hebben gedaan, moet België die nieuwe belangrijke instrumenten zo snel mogelijk uitwerken.

De uitwerking van die aanvullende indicatoren houdt in dat ze eerst moeten worden geselecteerd en vervolgens berekend, waarna de resultaten ervan op grote schaal moeten worden bekendgemaakt. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de nadere regels in dat verband te bepalen.

2. Nieuwe methode voor de bepaling van het bbp

2.1. Keuze van de indicatoren

Met de aanvullende indicatoren in verband met het bbp worden de indicatoren bedoeld die, zoals het bbp zelf, synthetische indicatoren zijn, qua communicatie voldoende significant zijn en, als aanvulling op het bbp, bepaalde complementaire facetten van het bbp meten.

Daartoe worden twee synthetische indicatoren gekozen :

— een milieu-indicator, aan de hand waarvan zal worden gemeten of ons gebruik van de natuurlijke hulpbronnen het vermogen van die hulpbronnen om zichzelf te vernieuwen niet overstijgt. Deze synthetische indicator zal bestaan uit diverse milieugerelateerde kernindicatoren, zoals de ecologische voetafdruk en de uitstoot van gevaarlijke stoffen;

— een sociale indicator, aan de hand waarvan de ontwikkeling van het sociaal welzijn van de burgers, los van de evolutie van het bbp, zal worden gemeten. Deze synthetische indicator zal bestaan uit diverse sociale kernindicatoren.

Zoals de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling (FRDO) terecht heeft aangestipt, is de keuze van die indicatoren van belang voor alle burgers en alle betrokken actoren. Die keuze moet dan ook via participerend overleg tot stand komen.

De Programmatorische Federale Overheidsdienst (POD) Duurzame Ontwikkeling is de meest geschikte instantie om dat overleg in goede banen te leiden. Dit wetsvoorstel strekt ertoe die programmatorische overheidsdienst te belasten met een nieuwe taak inzake de uitwerking van de aanvullende indicatoren. De voornoemde POD zal, in samenwerking met diverse wetenschappelijke instellingen die in dat verband onderzoek hebben verricht, representatieve lagen van de bevolking bevragen en op basis daarvan een voorstel uitwerken, dat vervolgens in het Parlement verder kan worden behandeld.

2.2. Berekening van de indicatoren

Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) werd opgericht bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met het oog op de hervorming van het apparaat voor de statistiek en de economische vooruitzichten van de federale regering.

Het INR is een overheidsinstelling met rechtspersoonlijkheid en staat onder het gezag van de minister van Economie.

Het INR brengt de volgende drie bij wet aangewezen instellingen samen :

— de Nationale Bank van België (NBB);

— het Federaal Planbureau (FPB);

— de algemene directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie (voorheen het Nationaal Instituut voor de Statistiek, NIS).

Met medewerking van die verbonden instellingen maar onder eigen verantwoordelijkheid moet het Instituut thans voorzien in de opstelling van :

a) de reële nationale rekeningen;

b) de financiële nationale rekeningen;

c) de jaarlijkse en driemaandelijkse rekeningen van de openbare besturen;

d) de driemaandelijkse nationale rekeningen;

e) de regionale rekeningen;

f) de statistieken van de buitenlandse handel;

g) de economische vooruitzichten die vereist zijn voor het opstellen van de federale begroting, ook economische begroting genoemd;

h) de input-outputtabellen;

i) de prijsobservatie en -analyse.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe het INR een bijkomende taak op te dragen, met name de berekening van de aanvullende indicatoren, alsook de integratie daarvan in de publicaties met de gebruikelijke economische indicatoren.

Voorts strekt dit wetsvoorstel ertoe binnen het INR een « wetenschappelijk comité voor de aanvullende indicatoren » op te richten, dat met voornoemde taak zal worden belast.

In dat verband zal het INR, zoals altijd, een beroep doen op de respectieve knowhow van de voornoemde drie verbonden instellingen (NBB, FPB en ADSEI).

Cécile THIBAUT.
Zakia KHATTABI.
Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 108 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt aangevuld met een letter j), luidende :

« j) de berekening van aanvullende indicatoren alsook de integratie ervan in de publicaties met de gebruikelijke economische indicatoren. »

Art. 3

Artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :

« § 5. Het INR berekent die aanvullende indicatoren en integreert ze in de publicaties met de gebruikelijke economische indicatoren, als bedoeld in artikel 108, j), van deze wet. »

Art. 4

In artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1. in het eerste lid worden de woorden « drie wetenschappelijke comités » vervangen door de woorden « vier wetenschappelijke comités »;

2. in het vierde lid worden de woorden « de statistische tabellen, analyses en economische vooruitzichten bedoeld in artikel 108, a), e), g), h) en i), van deze wet » vervangen door de woorden « de statistische tabellen, analyses en economische vooruitzichten bedoeld in artikel 108 a), e), g), h), i) en j), van deze wet ».

Art. 5

In artikel 117 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt een paragraaf 2ter ingevoegd, luidende :

« § 2ter. Het wetenschappelijk comité voor de aanvullende indicatoren is bevoegd voor de taken bedoeld in artikel 108, j), van deze wet. Het comité bestaat uit de volgende door de Koning aangewezen leden, met inachtneming van de taalpariteit :

— een lid voorgedragen door de minister van Leefmilieu;

— een lid voorgedragen door de minister van Sociale Zaken;

— een lid voorgedragen door de minister van Volksgezondheid;

— een lid voorgedragen door de minister van Economie;

— een lid voorgedragen door de Nationale Bank van België;

— een lid voorgedragen door de algemene directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie;

— een lid voorgedragen door het Federaal Planbureau;

— een lid voorgedragen door de Centrale Raad voor het bedrijfsleven;

— vier vertegenwoordigers van de civiele organisaties die actief zijn op het vlak van duurzame ontwikkeling;

— vier academisch deskundigen, gezamenlijk voorgedragen door de respectieve ministers van Economie, Leefmilieu, Volksgezondheid en Sociale Zaken, omwille van hun deskundigheid op het gebied van aanvullende indicatoren in verband met het bbp. »

Art. 6

In de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling wordt een hoofdstuk V/2, dat artikel 19/4 omvat, ingevoegd, luidende :

« HOOFDSTUK V/2

Art. 19/4. De Dienst houdt een raadpleging bij de verschillende representatieve lagen van de bevolking, teneinde te voorzien in :

— een synthetische milieu-indicator, aan de hand waarvan zal worden gemeten of ons gebruik van de natuurlijke hulpbronnen het vermogen van die hulpbronnen om zichzelf te vernieuwen niet overstijgt;

— een synthetische sociale indicator, aan de hand waarvan de ontwikkeling van het sociaal welzijn van de burgers zal worden gemeten.

Het wetsontwerp dat de voornoemde indicatoren zal invoeren, zal in het Parlement worden ingediend uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Bij latere raadplegingen door de Dienst wordt het wetsontwerp door de betrokken ministers ingediend binnen tien maanden nadat de Dienst de in het eerste lid bedoelde indicatoren heeft bepaald. »

17 februari 2012.

Cécile THIBAUT.
Zakia KHATTABI.
Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.