5-125COM

5-125COM

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Annales

MERCREDI 15 FÉVRIER 2012 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Défense sur «le recrutement peu fructueux pour l'armée et l'annonce d'un nouveau statut» (no 5-1900)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Al eerder ondervroeg ik de minister over de weinig succesvolle rekruteringscampagnes van het Belgisch leger. Ze beperken zich, ondanks de ronkende namen, vooral tot stevig gedruis in de media. Wellicht raakte de minister in de ban van benamingen die van de verpakking van computergames lijken te komen, maar de concrete gevolgen bleken amper meetbaar te zijn. Recente cijfers illustreren duidelijk dat ons leger er niet in slaagt jonge mensen te rekruteren. In 2010 spendeerde Defensie 115 000 euro aan rekrutering via jongerenstages, waar 569 jongeren op afkwamen. Per capita is dat een kostprijs van 9600 euro, weliswaar te verminderen met de bijdrage die elke jongere zelf betaalt. De minister kan deze mislukkingen niet ontkennen en dat doet hij ook niet, want hij kondigt aan een aantrekkelijker statuut voor jonge militairen uit te werken.

Mijn vragen gaan echter niet over het verleden, maar veeleer over de toekomst.

Kan de minister verduidelijken wat hij concreet bedoelt met een `aantrekkelijker' statuut? Welke elementen van het huidige statuut beoordeelt hij als niet of niet voldoende aantrekkelijk? Welke aspecten wil hij aantrekkelijker maken of versterken? Ik ga ervan uit dat niet wordt geraakt aan het combattieve vermogen van de jonge militairen of aan hun fysieke en mentale krachten en weerbaarheid. Waar moeten we het dan wel zoeken? Gaat het over de vergoedingen of andere sociaalfiscale of sociaaljuridische boni?

Wanneer zal het aantrekkelijkere statuut operationeel worden en tegen welke kostprijs?

Zal de minister, rekening houdend met de miserabele scores en de hoge kostprijs, de campagnes in afwachting opschorten of laat hij ze voorlopig doorlopen?

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Ik heb net als de heer Anciaux de informatie gelezen. Er hebben in 2011 inderdaad 569 jongeren deelgenomen aan de jongerenstages paracommando, piloot, marine en nog enkele andere. Het ging daarbij om 16- tot 20-jarigen. De stages hebben Defensie 115 393 euro gekost. De jongeren zelf hebben met een beperkte inschrijvingsbijdrage, tussen 75 en 200 euro, in totaal 55 050 euro bijgedragen. Elke stage in 2011 heeft per jongere dus 106 euro gekost.

Wanneer we voor de jaren 2008 en 2010 berekenen hoeveel Defensie werkelijk heeft uitgegeven per deelnemer die uiteindelijk als achttienjarige bij Defensie solliciteert, dan komen we op plusminus 500 euro en niet op 9600 euro. Ik moet namelijk iets nuanceren. Aan de stages nemen veel 16-jarigen deel, maar aangezien je pas op 18 jaar bij Defensie aan de slag kunt, kunnen ze uiteraard niet meteen solliciteren en daar ligt een groot stuk van de verklaring. Ze kunnen pas echt solliciteren wanneer ze 18 zijn en dan hebben ze misschien al voor de derde keer een stage gevolgd.

Op het vlak van aanwervingen realiseert Defensie haar doelstellingen. In 2011 hadden we voor de 1200 vacatures bijna 9000 inschrijvingen of bijna 8 kandidaten per vacature. Alle vacatures zijn ingevuld. Dat betekent dat heel veel jonge mannen en vrouwen interesse hebben in een carrière bij Defensie.

Ik heb in mijn beleidsverklaring vermeld dat ik tijdens de huidige legislatuur enerzijds het personeelsstatuut verder wil actualiseren en anderzijds een nieuw statuut wil creëren door een militaire loopbaan van het korte type in te voeren. Dat lijkt me een goede optie om de leeftijdsstructuur gezond te maken en te houden en de operationaliteit van Defensie verder te waarborgen. Sommige jongeren zullen dus gerekruteerd worden om in het eerste deel van hun loopbaan binnen Defensie een functie te bekleden en nadien, met de competenties die ze in die periode hebben verworven, hun loopbaan buiten Defensie voort te zetten. Ik moedig dat systeem ook aan. De huidige schoolverlaters wensen zich immers niet a priori `voor het leven' aan eenzelfde werkgever te binden en zullen dus op deze manier de kans krijgen een deel van hun loopbaan te volbrengen in een actieve, boeiende en uitdagende baan bij Defensie. Veel aandacht zal daarbij ook gaan naar de externe mobiliteit, zodat de militair zich nadien in optimale omstandigheden op de arbeidsmarkt kan integreren.

Ik wil daar één licht negatieve kanttekening bij maken. Mensen die bij Defensie aan de slag willen, voelen zich over het algemeen aangetrokken tot een carrière in een gezagsdepartement, Defensie, Justitie of politie. Nu blijken de carrièrevoorwaarden op middellange termijn bij Justitie en de federale politie interessanter te zijn dan bij Defensie. Ik denk dan aan toeslagen, vergoedingen en bijzondere regelingen. Dat is een echt concurrentienadeel voor Defensie.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Mijn berekening klopt duidelijk niet, maar de minister was zo vriendelijk dat niet te zeggen.

Het is goed dat er naar een aantrekkelijker statuut wordt gezocht. Het aspect van de concurrentie met Justitie en politie is voor mij totaal nieuw.

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - We merken dat tijdens het exit interview dat iemand heeft wanneer hij of zij Defensie verlaat. Heel veel mensen die vertrekken en naar de privésector gaan, hebben een opleiding gekregen in een knelpuntberoep en de knelpuntberoepen bij Defensie zijn dezelfde als in de privésector. Wie in een gezagsdepartement wil blijven, gaat vooral naar de politie. Die is het meest aantrekkelijk.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het statuut is er duidelijk verbeterd door de politiehervormingen.

Ik ben tevreden met het antwoord, behalve waar het gaat over de concrete punten die het statuut aantrekkelijker kunnen maken en misschien de concurrentiepositie kunnen wegwerken.

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Ik ben bereid eens een aparte commissievergadering te wijden aan de carrière bij Defensie. Hoe werft men, hoe behoudt men mensen, hoe voorkomt men leegloop? Ik ga die onderwerpen zeker niet uit de weg.

M. Armand De Decker (MR). - Le ministre a parlé de la concurrence entre les recrutements de la police et ceux de l'armée. En tant que président d'une zone de police, je constate que beaucoup de jeunes policiers qui font simplement une année d'école de police, manquent d'un certain nombre de qualités, comme la maturité. Un stage à l'armée pourrait se révéler utile à cet égard.

Une négociation entre votre département et celui de l'Intérieur ne permettrait-elle pas de réfléchir à une façon de remédier à ce problème ?

M. Pieter De Crem, ministre de la Défense. - C'est la raison pour laquelle j'ai élaboré le statut à court terme qui fixe un cadre dans lequel des jeunes recrues peuvent être formées, pour passer ensuite dans un autre département d'autorité.

M. Armand De Decker (MR). - En avez-vous discuté avec votre collègue ?

M. Pieter De Crem, ministre de la Défense. - Oui, je la rencontre régulièrement.