5-112COM | 5-112COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Uit cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering blijkt dat steeds meer gemeenten in ons land kampen met een toenemend en soms acuut tekort aan huisartsen, ondanks de financiële stimulansen. In vier op de tien gemeenten zijn er te weinig huisartsen. Van de 589 gemeenten in ons land noteren er 232 een tekort aan huisartsen: 111 in Vlaanderen, 111 in Wallonië en 10 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In de periode 2004-2010 zouden volgens recente cijfers 507 huisartsen minder afgestudeerd zijn dan toegestaan door de numerus clausus. Hiertegenover staat dat in dezelfde periode 700 artsen-specialisten te veel toetraden.
Ik ondervroeg de minister hierover al meerdere keren. Ik erken daarbij dat de minister de afgelopen jaren veel en goede initiatieven en maatregelen heeft genomen om het beroep van huisarts aantrekkelijker te maken. Deze inspanningen werden erg geapprecieerd, maar eigenlijk weten we niet goed in welke mate ze ook effectief zijn. Er ontbreken te veel basisgegevens, zoals een degelijk kadaster. De minister vertelde me eerder dat ongeveer 9 250 huisartsen actief waren, maar kon niet zeggen of die voltijds of deeltijds werken. Ook het Syndicaat van Vlaamse Huisartsen stelt grote vragen bij het huidige kadaster. Volgens hen is het onvolledig, onjuist en dus onbruikbaar.
In haar vorige antwoord stelde de minister dat ze aan de planningscommissie opdracht gaf om haar analyses ter zake te verdiepen, daarbij zeker het nut van de huidige numerus clausus te evalueren en na te denken over de vorm die de planning van de gezondheidswerkers in de volgende jaren moet aannemen. Het kadaster zou daarbij volgens de minister een zeer nuttig instrument zijn.
Begrijpt en deelt de minister mijn bezorgdheid en twijfels dat deze problematiek niet op voldoende urgente en daadkrachtige manier wordt aangepakt? Dringt zich hier geen breder en meer doordacht actieplan op, in hechte samenwerking met de gemeenschappen? Het gaat hier tenslotte om het voortbestaan van het laagdrempelige en uitstekende gezondheidssysteem, zoals we dat vandaag kennen en dat tot ver buiten België wordt geprezen.
Welke concrete opdrachten gaf de minister aan de planningscommissie? Wanneer kunnen we de eerste adviezen en voorstellen hieromtrent verwachten?
Hoe gaat men aan deze oefening beginnen, ermee rekening houdend dat er geen degelijke, maar weinig exacte en zelfs defecte instrumenten ter beschikking staan? Beaamt de minister dat het huidige kadaster tal van tekortkomingen vertoont? Deelt de minister mijn opvatting dat er zonder een degelijk kadaster geen doordacht beleid op maat mogelijk wordt? Wanneer zal de minister welke initiatieven ontplooien om de tekortkomingen in het kadaster weg te werken?
Gaf de minister ook een opdracht voor de herziening van het takenpakket van gezondheidswerkers? Deelt de minister mijn mening dat hierover een grondig debat moet worden gevoerd, vooral over de kerntaken en de delegatie naar assistenten en specialisten?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik ben het er absoluut mee eens dat een zo volledig mogelijke en bijgewerkte gegevensbank noodzakelijk is voor een efficiënte planning van de gezondheidszorgwerkers.
Voor de huisartsen bevat het kadaster op dit ogenblik de relevante informatie om de huisartsen te identificeren, zoals de burgerlijke staat, de visa, de behaalde diploma's, het beroep en het beroepsadres. Het kadaster bevat ook de erkenningsgegevens en informatie over hun sociaal statuut.
Het kadaster bevat geen gegevens over de activiteitsgraad of het RIZIV-profiel, maar de Planningscommissie heeft daar wel toegang toe. Wanneer de Commissie gegevens aan elkaar wil koppelen, moet ze conform de geldende regelgeving een voorafgaande toestemming krijgen van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en Gezondheid in de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Tot slot beschikt mijn bestuur over bepaalde bijkomende gegevens uit Medega - het geïnformatiseerde instrument dat ter beschikking staat van de huisartsenkringen met het oog op het organiseren van de wachtdiensten - maar ook hier kunnen die gegevens slechts gekoppeld worden mits het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid in de Commissie voor de bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer daarin toestemt.
De Planningscommissie beschikt vandaag dus al over alle nodige middelen om haar werk te doen, ook al kunnen we een versoepeling overwegen van de formaliteiten die vereist zijn om de gegevens van het kadaster, die in de FOD Volksgezondheid geactualiseerd worden, te koppelen aan die van het RIZIV. Daarbij zal uiteraard gewaakt moeten worden voor de naleving van de fundamentele waarborgen op het vlak van privacy.
Ik schenk bovendien veel aandacht aan de werkzaamheden van de Planningscommissie en aan de permanente verbetering van de gegevens die tot haar beschikking staan, waaronder die van het kadaster. Ook de verbetering van haar werkmethode blijft één van mijn hoofdbekommernissen.
Het tekort aan huisartsen in sommige gemeenten is een ingewikkeld verschijnsel, dat niet alleen te verklaren is door de daling van het aantal artsen dat voor de huisartsengeneeskunde kiest.
Huisartsen en andere gezondheidswerkers zijn in ons land, net als in de meeste Europese landen, erg ongelijk gevestigd. Zoals bekend, wordt de planning van het medische aanbod georganiseerd per gemeenschap en niet per provincie of per gemeente.
De vele wachtdiensten in dun bevolkte zones vormen een van de redenen waarom jonge artsen er zich niet installeren, en waarom anderen er soms zelfs een punt achter zetten. Daarom wil ik met de projecten Wachtdiensten en Dispatching 1733 op het hele grondgebied een homogene toegang tot de eerste lijn garanderen en de frequentie van de wachtdiensten verminderen.
Tegelijk probeert het Impulsfonds voor Huisartsengeneeskunde, waarvan ik de stuwende kracht ben, toekomstige huisartsen te overtuigen om zich te vestigen op die plaatsen waar er momenteel relatief weinig huisartsen actief zijn.
In het kader van dat Impulsfonds werden 949 financieringen toegekend tussen september 2006 en december 2010 - premies, leningen en bijkomende leningen - en vóór 31 maart 2012 moeten we beslissen of deze maatregelen uit het akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 21 november 2011 al dan niet worden voortgezet.
Anderzijds blijkt uit de gegevens van de Planningscommissie dat de maatregelen om het beroep van huisarts aantrekkelijker te maken vruchten beginnen af te werpen. In 2010 zijn er veel meer stageplannen voor huisartsengeneeskunde ingediend, vooral in Vlaanderen, waar liefst 93% van het quotum werd bereikt. In de Federatie Wallonië-Brussel bedraagt dat percentage meer dan 88%. Tegen dat tempo zal het in de periode 2004- 2010 gecumuleerde tekort aan beginnende huisartsen kunnen worden opgevangen tegen 2018, zoals de Planningscommissie had verwacht.
Ik vind dat de planning van de huisartsen ook in een meer globale evaluatie van de gezondheidszorgorganisatie moet passen, en misschien in een betere taakverdeling tussen de verschillende gezondheidszorgwerkers. Deze meer globale benadering zal ongetwijfeld een plaats krijgen in het werk van het Instituut voor de Toekomst dat volgens het regeerakkoord zal worden opgericht.
Het regeerakkoord bepaalt ook dat de bevoegdheid om in de planning de subquota vast te leggen naar de gemeenschappen verhuist en dat de federale overheid en de deelstaten hierover een samenwerkingsakkoord zullen sluiten.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Uit het uitgebreide antwoord van de minister blijkt opnieuw dat deze materie haar echt bezighoudt. Ik ben vooral blij te vernemen dat er in 2010 veel meer stageplannen voor huisartsen zijn ingediend. Ik hoop dat we over enkele maanden hetzelfde kunnen zeggen over 2011.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Ik heb al enkele cijfers voor 2011, die ik u graag wil bezorgen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Waarvoor dank. Ik ga ervan uit dat de vele maatregelen die u al hebt genomen, vruchten beginnen af te werpen. Mocht uit de cijfers van 2011 blijken dat die toch niet voldoen, dan moet de hele regering u steunen om extra maatregelen te nemen voor de huisartsen. Het gaat hier echt over de basis van ons gezondheidssysteem. Als daar hiaten in komen, kunnen de uitgaven voor gezondheidszorg alleen maar toenemen. Daarom moeten we het beroep van huisarts aantrekkelijk blijven maken. Ook de wachtdiensten, waarvoor u eveneens maatregelen hebt genomen, zijn daarin essentieel. Ik blijf er ook van overtuigd dat de vergoeding van de geleverde prestaties een belangrijk element is. Ik ken huisartsen die amper rondkomen, ook al hebben ze een grote praktijk.
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - Op dat vlak komt er een nieuwe maatregel tot verbetering van het Impulsfonds dat moet voorzien in een betere ondersteuning van de huisartsen.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Het verheugt me dat we ook hierover op dezelfde golflengte zitten.