5-111COM | 5-111COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - De Universiteit Gent onderzocht onlangs de recidive bij 407 Antwerpse delinquenten, van wie 25% jonger is dan 25 jaar en 75% jonger dan 35 jaar. Het resultaat van dat onderzoek is dat bij 34%, of bij een derde van die jonge delinquenten, recidive wordt vastgesteld.
Mijn hypothese is dat deze groep delinquenten goed is voor 5 tot 10% van alle delinquenten, maar verantwoordelijk voor 50% van de geregistreerde criminaliteit. De recidive is het grootst bij delinquenten met een zwaar belast verleden.
De probleemstelling is dat die recidivecijfers bewijzen dat de opvang van vooral jonge delinquenten in gevangenissen of in gesloten instellingen faalt. Het effect van deze kleine groep - 50% van de criminaliteit - smeekt om een fundamenteel andere aanpak. Het verleden van die jonge delinquenten speelt daarbij een doorslaggevende rol: hoe zwaarder hun dossier, hoe groter de kans op recidive.
Vindt de minister deze lang bekende situatie, die nu nogmaals met cijfers is onderbouwd, belangrijk genoeg om dringend werk te maken van een radicale verandering van de opvang, begeleiding en behandeling van jonge delinquenten, waarbij de jeugdrechtbanken, parketten en gemeenschappen samen een plan van aanpak moeten smeden om de neerwaartse spiraal van voorspelbare ellende waarin zowel de jonge daders als de samenleving zich bevinden, eindelijk te stoppen?
Ik heb het in deze commissie met haar voorganger onder meer vaak gehad over dit onderdeel van de hervorming van Justitie. Ik meen immers dat we duizenden jongeren aan het kwijtspelen zijn wegens een verkeerde aanpak van delinquentie. Welke mening heeft de minister daarover?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. - De cijfers die de heer Anciaux vermeldt, moeten worden genuanceerd. De onderzoekers geven in hun besluit zelf aan dat het een eerste aanzet is tot evaluatie van projecten, waarbij tevens wordt gepreciseerd dat niet alle projecten rechtstreeks gericht zijn op recidivebeperking. Zo zien de onderzoekers de GAS-bemiddeling en het ADAM-project niet als recidivebeperkende projecten. De doelstelling van de projecten moeten bij het interpreteren van de recidivecijfers mee in rekening worden genomen.
De belangrijkste verdienste van de studie is dat er een recidivemonitor is ontwikkeld die kan worden ingezet om recidivemetingen uit te voeren. Het is pas wanneer hier systematisch en op grote schaal, dus niet alleen in Antwerpen, gebruik van gemaakt wordt dat het beleid een gevolg kan geven aan de resultaten.
Uit onderzoek dat in 2007 werd uitgevoerd door Christiaens, Eliaerts en Enhus, bleek dat slechts weinig minderjarigen recidiveren. De onderzoekers kwamen tot de vaststelling dat 70% niet recidiveerde na de plaatsing. Het is inderdaad zo dat afstemming en samenwerking sleutelwoorden zijn voor succes, maar het is niet evident om in deze context een integraal en geïntegreerd beleid te voeren.
Bij de verdere overheveling van de jeugdbescherming naar de gemeenschappen zal dan ook niet alleen naar de wettelijke bepalingen moeten worden gekeken, maar zal ook moeten worden onderzocht hoe het preventiebeleid, het opsporings-, vervolgings- en uitvoeringsbeleid, die over de verschillende entiteiten zijn verdeeld, met elkaar kunnen sporen.
De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid pleegt systematisch en op structurele wijze overleg met de administratieve diensten van de gemeenschappen. De Vlaamse Unie van Jeugdmagistraten en een vertegenwoordiger van het College van Procureurs-Generaal zijn bij dit overleg altijd aanwezig.
In het federale regeerakkoord staat dat de deelstaten, voor zover het tot hun bevoegdheid behoort, met de federale Staat samenwerkingsakkoorden zullen sluiten voor het opstellen van richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid. Jeugddelinquentie is een complex probleem dat niet eenzijdig en eenvoudig is op te lossen. Een geïntegreerd beleid, waarbij verschillende accenten worden gelegd, met als doel meer overleg, een adequate vroegtijdige aanpak, minder uitsluiting en de juiste zorg bij de juiste persoon is een doel waar we gezamenlijk aan moeten werken.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik hoop dat de minister gelijk heeft en dat de cijfers waar ik naar verwees, moeten worden gerelativeerd. De minister antwoordt dat een er positieve evolutie is. Ik hoor andere geluiden. Ik geloof al lang niet meer dat een gevangenisstraf de structurele oplossing is om mensen opnieuw op het goede pad te krijgen. De gevangenis is integendeel de leerschool van de criminaliteit.
Het probleem rijst des te scherper bij jongeren die via het huidige systeem in contact komen met criminaliteit. Ik vrees dat we het nog meer dan eens over dat punt zullen moeten hebben.