5-44

5-44

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 JANVIER 2012 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Elke Sleurs à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la déclaration des avortements tardifs» (no 5-376)

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - De prenatale diagnostiek ligt me zeer na aan het hart. Een recente uitspraak van het Hof van Beroep te Gent in de zaak van een laattijdige prenatale diagnose heeft heel wat stof doen opwaaien. In die zaak werden artsen vervolgd omdat ze ouders niet hadden ingelicht over de mogelijkheid van een therapeutische abortus. Vorig jaar behandelde een Brusselse rechtbank een soortgelijke zaak.

Met zulke rechterlijke vonnissen verhoogt men niet alleen de medisch-legale druk op de prenatale echografie en diagnose, maar wordt ook de onduidelijke registratie van laattijdige zwangerschapsafbrekingen aan de kaak gesteld.

Tijdens een hoorzitting met de nationale evaluatiecommissie zwangerschapsafbreking heb ik erop gewezen dat heel wat artsen zwangerschapsafbrekingen uitgevoerd na het eerste trimester, niet melden aan de commissie. Het gaat volgens mij niet in om nalatigheid, kwade wil of tijdsdruk, maar om onwetendheid. Een aanzienlijk deel van de artsen weet eenvoudigweg niet dat laattijdige zwangerschapsafbrekingen melden niet alleen deel uitmaakt van de goede klinische praktijk, maar tevens verplicht is. Dat werd ook bevestigd door professor Nys in de commissie en ook in Panorama van donderdag jongstleden.

Ik pleit niet voor de registratie om de registratie; dat stadium zouden we al lang voorbij moeten zijn. Vanuit wetenschappelijk standpunt is beter cijfermateriaal immers absoluut noodzakelijk.

Van de minister had ik graag vernomen hoe zij denkt de absoluut noodzakelijke registratie van laattijdige zwangerschapsafbrekingen eenduidig te laten uitvoeren?

Zal zij op korte termijn overleg plegen met ziekenhuisdirecties en beroepsverenigingen om de huidige klinische praktijk inzake laattijdige abortussen gedetailleerd in kaart te kunnen brengen?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. - De wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking verplicht de registratie van elke vrijwillige zwangerschapsonderbreking.

Met toepassing van dezelfde wet moet de abortuscommissie onder andere voor die registratie instaan. Ik zal de commissie dan ook om meer informatie vragen.

Het is inderdaad belangrijk om de laattijdige medisch geïndiceerde zwangerschapsonderbrekingen beter te inventariseren. Ik zal de abortuscommissie vragen volgens welke modaliteiten en procedures we die inventaris kunnen opstellen.

Ik ben ervan overtuigd dat we in dialoog moeten treden met de beroepsverenigingen en ziekenhuisdirecties om een en ander in een stroomversnelling te brengen.

De jaarlijkse rapporten van de ethische commissies van de ziekenhuizen bevatten nu al wel gegevens over die zwangerschapsonderbrekingen. Daaruit blijkt onder andere dat de laattijdige zwangerschapsonderbrekingen pas verricht worden na intercollegiale consultatie en toetsing door het Ethisch Comité.

Ik zal u op de hoogte houden van de resultaten die mijn contacten met onder andere de abortuscommissie opleveren.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). - De abortuscommissie registreert inderdaad al, maar we weten dat ze onderregistreert. De geregistreerde aantallen stemmen niet overeen met de werkelijke cijfers. Professor Temmerman kan dat bevestigen. In het medisch korps bestaat daarover blijkbaar de grootste onwetendheid. De commissie zelf kan dat probleem niet oplossen. Daarom zou de informatie over de noodzaak aan een algemeen register via de beroepsverenigingen tot bij de artsen moeten doorstromen. Zo kunnen we hen wijzen op de meldingsplicht.